Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Ezechiël 42

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EZECHIËL 42

Ezekiel 42:1.

OVER DE NEVENGEBOUWEN DES TEMPELS.

V. Ezekiel 42:1-Ezekiel 42:20. Aan beide zijden van de in `t vorige hoofdstuk vermelde afgescheidene plaats achter het tempelgebouw bevindt zich een gebouw van kamertjes, die zich in het voorhof des volks uitstrekken. Dit is voor de priesters bestemd. Eens wordt dat naar het Noorden (Ezekiel 42:1-Ezekiel 42:9) vervolgens dat naar het Zuiden gelegen is (Ezekiel 42:10-Ezekiel 42:12) beschreven, en daarop het doel der beide gebouwen genoemd (Ezekiel 42:13, Ezekiel 42:14). Nadat zo de gehele heilige tempelomtrek gemeten is, breidt het zich uit in de breedte en wordt hier nog een grensmuur van 500 meetroeden aan elke zijde voorgesteld, welke reeds in de verte gezien wordt, als scheidende den grond van den tempel van den gewonen grond der stad en des lands (Ezekiel 42:15-Ezekiel 42:20).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EZECHIËL 42

Ezekiel 42:1.

OVER DE NEVENGEBOUWEN DES TEMPELS.

V. Ezekiel 42:1-Ezekiel 42:20. Aan beide zijden van de in `t vorige hoofdstuk vermelde afgescheidene plaats achter het tempelgebouw bevindt zich een gebouw van kamertjes, die zich in het voorhof des volks uitstrekken. Dit is voor de priesters bestemd. Eens wordt dat naar het Noorden (Ezekiel 42:1-Ezekiel 42:9) vervolgens dat naar het Zuiden gelegen is (Ezekiel 42:10-Ezekiel 42:12) beschreven, en daarop het doel der beide gebouwen genoemd (Ezekiel 42:13, Ezekiel 42:14). Nadat zo de gehele heilige tempelomtrek gemeten is, breidt het zich uit in de breedte en wordt hier nog een grensmuur van 500 meetroeden aan elke zijde voorgesteld, welke reeds in de verte gezien wordt, als scheidende den grond van den tempel van den gewonen grond der stad en des lands (Ezekiel 42:15-Ezekiel 42:20).

Vers 1

1. Daarna bracht hij, de Engel (Ezekiel 40:3) mij uit tot het buitenste voorhof, den weg (gelegen) naar den weg van het noorden; en hij bracht mij tot de kameren, die tegenover de afgesnedene plaats, en die tegenover het gebouw tegen het noorden waren:

Vers 1

1. Daarna bracht hij, de Engel (Ezekiel 40:3) mij uit tot het buitenste voorhof, den weg (gelegen) naar den weg van het noorden; en hij bracht mij tot de kameren, die tegenover de afgesnedene plaats, en die tegenover het gebouw tegen het noorden waren:

Vers 2

2. Voor aan de voorzijde der kameren had de lengte van de honderd ellen, die de afgesnedene plaats (Ezekiel 41:12) had, naar de deur van het noorden, van de plaats, waar de priesters kookten (Ezekiel 46:19 v.) en de breedte van het gebouw was vijftig ellen.

Vers 2

2. Voor aan de voorzijde der kameren had de lengte van de honderd ellen, die de afgesnedene plaats (Ezekiel 41:12) had, naar de deur van het noorden, van de plaats, waar de priesters kookten (Ezekiel 46:19 v.) en de breedte van het gebouw was vijftig ellen.

Vers 3

3. Het lag wat de zuidzijde aangaat tegenover de twintig ellen, die het binnenste voorhof had, van welke in Ezekiel 41:10 sprake was, en wat de noordzijde aangaat tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof (Ezekiel 40:17 v.)had, was galerij tegen galerij, in drie rijen of verdiepingen (Ezekiel 42:5 v.).

Vers 3

3. Het lag wat de zuidzijde aangaat tegenover de twintig ellen, die het binnenste voorhof had, van welke in Ezekiel 41:10 sprake was, en wat de noordzijde aangaat tegenover het plaveisel, dat het buitenste voorhof (Ezekiel 40:17 v.)had, was galerij tegen galerij, in drie rijen of verdiepingen (Ezekiel 42:5 v.).

Vers 4

4. En voor de kameren was ene wandeling 1), ene plaats, die naar het binnenste voerde, van tien ellen de breedte, naar binnen toe, en een weg van ne el, en de deuren van dezelve waren tegen het noorden.

1) Hier ziet men dat er voor deze kameren galerijen of wandelplaatsen waren van vijf ellen breed, waarin zij, die hun verblijf in die kameren hadden, elkaar konden ontmoeten en met elkaar verkeren, konden wandelen en spreken met elkaar tot onderlinge stichting, hun kennis en bevinding aan elkaar vertellen. Want wij moeten al onzen tijd niet doorbrengen in de kerk en in de kamer, hoewel een groot deel tijds tot zeer goede einden in beide mag besteed worden, maar de mens is tot maatschappij geschapen, en de Christenen tot gemeenschap der heiligen; en van de plichten dezer gemeenschap moeten wij een geweten maken, en van de voorrechten en vermaken dezer gemeenschap moeten wij de vertroosting nemen.

Vers 4

4. En voor de kameren was ene wandeling 1), ene plaats, die naar het binnenste voerde, van tien ellen de breedte, naar binnen toe, en een weg van ne el, en de deuren van dezelve waren tegen het noorden.

1) Hier ziet men dat er voor deze kameren galerijen of wandelplaatsen waren van vijf ellen breed, waarin zij, die hun verblijf in die kameren hadden, elkaar konden ontmoeten en met elkaar verkeren, konden wandelen en spreken met elkaar tot onderlinge stichting, hun kennis en bevinding aan elkaar vertellen. Want wij moeten al onzen tijd niet doorbrengen in de kerk en in de kamer, hoewel een groot deel tijds tot zeer goede einden in beide mag besteed worden, maar de mens is tot maatschappij geschapen, en de Christenen tot gemeenschap der heiligen; en van de plichten dezer gemeenschap moeten wij een geweten maken, en van de voorrechten en vermaken dezer gemeenschap moeten wij de vertroosting nemen.

Vers 5

5. De bovenste kameren nu waren nauwer, terwijl de middelste weer nauwer waren dan de onderste (omdat de galerijen hoger waren den dezelve); daarom waren zij benauwder (niet zo groot) dan de onderste en dan de middelste des gebouws. Door de bij iedere verdieping aangebrachte galerijen werd iets van de breedte weggenomen, zodat de hoger gelegene iets achteruit sprongen, en er zich alzo ene soort van terras vormde. 6. Want zij waren wel van drie rijen, maar hadden gene pilaren gelijk de pilaren der voorhoven, hoewel dit hij de beschrijving in Ezekiel 40:1 niet uitdrukkelijke gemeld, daarom waren zij benauwder, enger dan de onderste en dan de middelste van de aarde af.

Vers 5

5. De bovenste kameren nu waren nauwer, terwijl de middelste weer nauwer waren dan de onderste (omdat de galerijen hoger waren den dezelve); daarom waren zij benauwder (niet zo groot) dan de onderste en dan de middelste des gebouws. Door de bij iedere verdieping aangebrachte galerijen werd iets van de breedte weggenomen, zodat de hoger gelegene iets achteruit sprongen, en er zich alzo ene soort van terras vormde. 6. Want zij waren wel van drie rijen, maar hadden gene pilaren gelijk de pilaren der voorhoven, hoewel dit hij de beschrijving in Ezekiel 40:1 niet uitdrukkelijke gemeld, daarom waren zij benauwder, enger dan de onderste en dan de middelste van de aarde af.

Vers 7

7. De muur nu, die naar buiten tegenover de kameren was, den weg naar het buitenste voorhof, voor aan de kameren, om hetgeen volgens Ezekiel 44:17-Ezekiel 44:19 daarin plaats had aan de blikken van buiten te onttrekken, de lengte van dien van het noorden naar het zuiden was vijftig ellen.

Vers 7

7. De muur nu, die naar buiten tegenover de kameren was, den weg naar het buitenste voorhof, voor aan de kameren, om hetgeen volgens Ezekiel 44:17-Ezekiel 44:19 daarin plaats had aan de blikken van buiten te onttrekken, de lengte van dien van het noorden naar het zuiden was vijftig ellen.

Vers 8

8. Want de lengte der kameren, die het buitenste voorhof had, was vijftig ellen overeenkomstig de in Ezekiel 42:2 genoemde breedte van het gehele gebouw: en ziet voor aan den tempel in het noorden waren honderd ellen (Ezekiel 42:2).

Vers 8

8. Want de lengte der kameren, die het buitenste voorhof had, was vijftig ellen overeenkomstig de in Ezekiel 42:2 genoemde breedte van het gehele gebouw: en ziet voor aan den tempel in het noorden waren honderd ellen (Ezekiel 42:2).

Vers 9

9. Van onder deze kameren nu was de ingang van het oosten, ene plaats van ingang door Aan muur, welke in hoogte boven de kameren uitstak, als iemand tot dezelve kameren ingaat uit het buitenste voorhof.

De beschrijving volgens den grondtekst geeft ook hier vele moeilijkheden. Wij weten niet of de juiste zin steeds is aangegeven, doch het komt op de bouworde niet al te zeer aan, het is vooral om de symbolische betekenis te doen, en zelfs deze zal voor ons in vele bijzondere punten verborgen blijven, totdat de vervulling het rechte licht werpt op het begrijpen der woorden, zowel als op het verstaan der zinnebeeldig daardoor uitgedrukte gedachten. Wij stellen ons tevreden met enkele vingerwijzingen.

Terwijl het in `t vorige hoofdstuk (Ezekiel 42:7) naar boven breder werd, wordt het hier (Ezekiel 42:5) steeds nauwer. De voortgaande wasdom in de genade is een zich uitbreidend bewustzijn van Christus, daarentegen een steeds nauwer wordend zelfbewustzijn. (1 Corinthians 15:9) .

Er in drieërlei ouderdom: jeugd, manlijke leeftijd en grijsheid: de laatste is de nauwste van alle.

Die zich gaarne heilig willen bewaren voor de bevlekking des vleses en der wereld, voor die weet God ook muren te trekken en ze te bewaren in het uur van aanvechting en verzoeking. In een Evangelisch bediend ambt en priesterschap ligt een beschutting naar buiten.

Vers 9

9. Van onder deze kameren nu was de ingang van het oosten, ene plaats van ingang door Aan muur, welke in hoogte boven de kameren uitstak, als iemand tot dezelve kameren ingaat uit het buitenste voorhof.

De beschrijving volgens den grondtekst geeft ook hier vele moeilijkheden. Wij weten niet of de juiste zin steeds is aangegeven, doch het komt op de bouworde niet al te zeer aan, het is vooral om de symbolische betekenis te doen, en zelfs deze zal voor ons in vele bijzondere punten verborgen blijven, totdat de vervulling het rechte licht werpt op het begrijpen der woorden, zowel als op het verstaan der zinnebeeldig daardoor uitgedrukte gedachten. Wij stellen ons tevreden met enkele vingerwijzingen.

Terwijl het in `t vorige hoofdstuk (Ezekiel 42:7) naar boven breder werd, wordt het hier (Ezekiel 42:5) steeds nauwer. De voortgaande wasdom in de genade is een zich uitbreidend bewustzijn van Christus, daarentegen een steeds nauwer wordend zelfbewustzijn. (1 Corinthians 15:9) .

Er in drieërlei ouderdom: jeugd, manlijke leeftijd en grijsheid: de laatste is de nauwste van alle.

Die zich gaarne heilig willen bewaren voor de bevlekking des vleses en der wereld, voor die weet God ook muren te trekken en ze te bewaren in het uur van aanvechting en verzoeking. In een Evangelisch bediend ambt en priesterschap ligt een beschutting naar buiten.

Vers 10

10. Aan de breedte van den muur des voorhofs, den weg naar het oosten voor aan de afgesnedene plaats, en voor aan het gebouw, waren kameren.

Alzo zou zich aan de Oostzijde van het voorhof der priesteren ook zulk een gebouw van kamers bevinden als het in Ezekiel 42:1-Ezekiel 42:9 beschrevene. In Ezekiel 42:12 volgt dan een derde, dat nog juister met het laatste overeenkomt, aan de zuidzijde der Gisra en van het tempelgebouw. Daartegen zijn verschillende bedenkingen: 1) komen de woorden "voor de afgesnedene plaats en voor aan het gebouw" voor, als voor de Oostzijde niet passende, maar veel meer voor de Zuidzijde; 2) komt voor den voorhof der priesteren, waar van de 100 ellen lengte 25 ellen door het poortgebouw zijn afgenomen, voor elke der beide zijden noordelijk en zuidelijk van dit poortgebouw nog slechts ene vrije ruimte van 37 en een half el van elke zijde voor. Er moet dus een dubbel gebouw van kamers worden aangenomen, waarvan de lengte in eens was gerekend, maar dat in werkelijkheid niet zo kon geweest zijn, dat gezegd kon worden dat alles naar dezelfde lengte en breedte was (Ezekiel 42:11, Ezekiel 42:13). Om deze moeilijkheden op te lossen, heeft men voorgeslagen in Ezekiel 42:10 in plaats van Mydqh te lezen Mwrdh (in plaats van Oosten-Zuiden), zo dat dadelijk en niet eerst in Ezekiel 42:12 van de zuidzijde sprake zou zijn en van de oostzijde geheel gezwegen. De overeenkomst der woorden in het Hebreeuws maakte een schrijffout gemakkelijk.

Vers 10

10. Aan de breedte van den muur des voorhofs, den weg naar het oosten voor aan de afgesnedene plaats, en voor aan het gebouw, waren kameren.

Alzo zou zich aan de Oostzijde van het voorhof der priesteren ook zulk een gebouw van kamers bevinden als het in Ezekiel 42:1-Ezekiel 42:9 beschrevene. In Ezekiel 42:12 volgt dan een derde, dat nog juister met het laatste overeenkomt, aan de zuidzijde der Gisra en van het tempelgebouw. Daartegen zijn verschillende bedenkingen: 1) komen de woorden "voor de afgesnedene plaats en voor aan het gebouw" voor, als voor de Oostzijde niet passende, maar veel meer voor de Zuidzijde; 2) komt voor den voorhof der priesteren, waar van de 100 ellen lengte 25 ellen door het poortgebouw zijn afgenomen, voor elke der beide zijden noordelijk en zuidelijk van dit poortgebouw nog slechts ene vrije ruimte van 37 en een half el van elke zijde voor. Er moet dus een dubbel gebouw van kamers worden aangenomen, waarvan de lengte in eens was gerekend, maar dat in werkelijkheid niet zo kon geweest zijn, dat gezegd kon worden dat alles naar dezelfde lengte en breedte was (Ezekiel 42:11, Ezekiel 42:13). Om deze moeilijkheden op te lossen, heeft men voorgeslagen in Ezekiel 42:10 in plaats van Mydqh te lezen Mwrdh (in plaats van Oosten-Zuiden), zo dat dadelijk en niet eerst in Ezekiel 42:12 van de zuidzijde sprake zou zijn en van de oostzijde geheel gezwegen. De overeenkomst der woorden in het Hebreeuws maakte een schrijffout gemakkelijk.

Vers 11

11. En de weg voor dezelve henen was als de gedaante der kameren, die den weg naar het noorden waren, naar derzelver lengte, alzo naar derzelver breedte, en al hare uitgangen waren ook naar dezelver wijzen, naar hun inrichtingen en naar derzelver deuren 1).

1) Het is beter: En naar hun deuren, te voegen bij het volgende vers, en dus te vertalen: En gelijk hun deuren, zo was ook de deur der kameren, die tegen het zuiden lagen, er was een deur aan het hoofd van den weg, van den weg tegenover den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daarheen gaat.

Vers 11

11. En de weg voor dezelve henen was als de gedaante der kameren, die den weg naar het noorden waren, naar derzelver lengte, alzo naar derzelver breedte, en al hare uitgangen waren ook naar dezelver wijzen, naar hun inrichtingen en naar derzelver deuren 1).

1) Het is beter: En naar hun deuren, te voegen bij het volgende vers, en dus te vertalen: En gelijk hun deuren, zo was ook de deur der kameren, die tegen het zuiden lagen, er was een deur aan het hoofd van den weg, van den weg tegenover den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daarheen gaat.

Vers 12

12. En gelijk de deuren der kameren, die den weg naar het zuiden waren, was er ene deur in of aan het hoofd van den weg voor aan den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daarin gaat.

Vers 12

12. En gelijk de deuren der kameren, die den weg naar het zuiden waren, was er ene deur in of aan het hoofd van den weg voor aan den rechten muur, den weg naar het oosten, als men daarin gaat.

Vers 13

13. Toen zei hij, de Engel (Ezekiel 42:1)tot mij: De kameren van het noorden, en de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesnedene plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE naderen, de allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen, wat de offeranden als de allerheiligste is aangewezen (Leviticus 2:3, Leviticus 2:10 en 6:16, 7:6 v. 19:12), henen leggen, en (namelijk) het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, om het daar neer te leggen totdat het bereid is voor het gebruik; want de plaats, de gehele lokaliteit dezer kamers, is heilig.

Vers 13

13. Toen zei hij, de Engel (Ezekiel 42:1)tot mij: De kameren van het noorden, en de kameren van het zuiden, die voor aan de afgesnedene plaats zijn, dat zijn heilige kameren, waarin de priesters, die tot den HEERE naderen, de allerheiligste dingen zullen eten; aldaar zullen zij de allerheiligste dingen, wat de offeranden als de allerheiligste is aangewezen (Leviticus 2:3, Leviticus 2:10 en 6:16, 7:6 v. 19:12), henen leggen, en (namelijk) het spijsoffer, en het zondoffer, en het schuldoffer, om het daar neer te leggen totdat het bereid is voor het gebruik; want de plaats, de gehele lokaliteit dezer kamers, is heilig.

Vers 14

14. Als de priesters ingegaan zullen zijn (liever: komen, namelijk van hun ambtsverrichtingen aan het brandofferaltaar, of in het heilige des tempels, zo zullen zij uit het heiligdom niet weer uitgaan in het buitenste voorhof, en zich daar onder het volk vermengen, maar op den afgezonderden gang voor het gebouw der kamers zich naar deze terugtrekken, en aldaar hun klederen henen leggen, in dewelke zij gediend hebben, want die zijn ene heiligheid; en zij zullen andere klederen aantrekken, en naderen tot hetgeen voor het volk is, en dan eerst onder het volk komen.

Volgens Ezekiel 42:13 moeten in de kamers de aandelen der priesters aan de offergaven worden gebracht, opdat zij daar in de Ezekiel 46:19 v. vermelde priesterkeukens toebereid en vervolgens gegeten worden.

Het "allerheiligste" (Exodus 40:10) is de algemene soort, "spijsoffer" enz. de verschillende soorten. Nu worden de spijsoffers en de zond- en schuldoffers genoemd, niet de slachtoffers, omdat alleen bij de eerste de delen, welke den priesters toevielen hoogheilig waren, en als zodanig door de priesters alleen in hun functie mochten worden gegeten, terwijl bij de brandoffers het aandeel der priesters door hen met hun gehele familie ook door de vrouwelijke leden worden gegeten.

Van het eten is het deponeren der hoogheilige offerdelen onderscheiden, omdat noch het met olie gemengde meel van het spijsoffer, noch het vlees van het zoen- en schuldoffer dadelijk na het aanbieden van het offer door priesters kon worden verteerd, waar het eerste vooraf gebakken, het andere eerst gekookt moest worden, en tot op dien tijd op enige plaats moest worden neergelegd. Op enige heilige plaats moest volgens Ezekiel 42:14 ook het aandoen en afleggen als ook het bewaren der heilige ambtsklederen plaats vinden.

Deze beide verzen zijn een geschikte tekst voor ene bevestigingsrede. Men moet in enen Evangelischen prediker v r andere dingen, boven alle wetenschap, kennis, beschaving enz. dit kunnen zien, dat hij in het genot van het offer van Christus is, profane dienaars profaneren het heiligdom. In `t bijzonder kan men uit Ezekiel 42:14 veel pastoraal wijsheid leren; maar niet, hoe men den mantel of steek of toga een poos kan wegleggen, of aan den kapstok hangen, om zich met de wereld vrolijk te maken. " Het geestelijk kleed maakt zeker geen geestelijk man, maar het is toch ene vermaning.

Vers 14

14. Als de priesters ingegaan zullen zijn (liever: komen, namelijk van hun ambtsverrichtingen aan het brandofferaltaar, of in het heilige des tempels, zo zullen zij uit het heiligdom niet weer uitgaan in het buitenste voorhof, en zich daar onder het volk vermengen, maar op den afgezonderden gang voor het gebouw der kamers zich naar deze terugtrekken, en aldaar hun klederen henen leggen, in dewelke zij gediend hebben, want die zijn ene heiligheid; en zij zullen andere klederen aantrekken, en naderen tot hetgeen voor het volk is, en dan eerst onder het volk komen.

Volgens Ezekiel 42:13 moeten in de kamers de aandelen der priesters aan de offergaven worden gebracht, opdat zij daar in de Ezekiel 46:19 v. vermelde priesterkeukens toebereid en vervolgens gegeten worden.

Het "allerheiligste" (Exodus 40:10) is de algemene soort, "spijsoffer" enz. de verschillende soorten. Nu worden de spijsoffers en de zond- en schuldoffers genoemd, niet de slachtoffers, omdat alleen bij de eerste de delen, welke den priesters toevielen hoogheilig waren, en als zodanig door de priesters alleen in hun functie mochten worden gegeten, terwijl bij de brandoffers het aandeel der priesters door hen met hun gehele familie ook door de vrouwelijke leden worden gegeten.

Van het eten is het deponeren der hoogheilige offerdelen onderscheiden, omdat noch het met olie gemengde meel van het spijsoffer, noch het vlees van het zoen- en schuldoffer dadelijk na het aanbieden van het offer door priesters kon worden verteerd, waar het eerste vooraf gebakken, het andere eerst gekookt moest worden, en tot op dien tijd op enige plaats moest worden neergelegd. Op enige heilige plaats moest volgens Ezekiel 42:14 ook het aandoen en afleggen als ook het bewaren der heilige ambtsklederen plaats vinden.

Deze beide verzen zijn een geschikte tekst voor ene bevestigingsrede. Men moet in enen Evangelischen prediker v r andere dingen, boven alle wetenschap, kennis, beschaving enz. dit kunnen zien, dat hij in het genot van het offer van Christus is, profane dienaars profaneren het heiligdom. In `t bijzonder kan men uit Ezekiel 42:14 veel pastoraal wijsheid leren; maar niet, hoe men den mantel of steek of toga een poos kan wegleggen, of aan den kapstok hangen, om zich met de wereld vrolijk te maken. " Het geestelijk kleed maakt zeker geen geestelijk man, maar het is toch ene vermaning.

Vers 15

15. Als hij, de Engel (Ezekiel 42:1, Ezekiel 42:13), nu de maten van het binnenste huis geëindigd had, niet alleen het tempelgebouw zelf, maar ook alles, wat in het binnenste en buitenste voorhof van de gebouwen aanwezig was, zo bracht hij mij uit, den weg naar de poort, die den weg naar het oosten zag, en hij mat ze op verren afstand van den tempelomtrek rondom henen, want daar was nog een tweede muur, welke nu ene tussenruimte van 1250 ellen om den gehelen tempelomtrek getrokken werd.

Vers 15

15. Als hij, de Engel (Ezekiel 42:1, Ezekiel 42:13), nu de maten van het binnenste huis geëindigd had, niet alleen het tempelgebouw zelf, maar ook alles, wat in het binnenste en buitenste voorhof van de gebouwen aanwezig was, zo bracht hij mij uit, den weg naar de poort, die den weg naar het oosten zag, en hij mat ze op verren afstand van den tempelomtrek rondom henen, want daar was nog een tweede muur, welke nu ene tussenruimte van 1250 ellen om den gehelen tempelomtrek getrokken werd.

Vers 16

16. Hij mat de oostzijde met het meetriet; vijfhonderd rieten met het meetriet, rondom, van het ene tot het andere einde.

Vers 16

16. Hij mat de oostzijde met het meetriet; vijfhonderd rieten met het meetriet, rondom, van het ene tot het andere einde.

Vers 17

17. Hij mat de noorderzijde, vijf honderd rieten, met het meetriet, rondom.

Vers 17

17. Hij mat de noorderzijde, vijf honderd rieten, met het meetriet, rondom.

Vers 18

18. De zuidzijde mat hij, vijfhonderd rieten, met het meetriet.

Vers 18

18. De zuidzijde mat hij, vijfhonderd rieten, met het meetriet.

Vers 19

19. Hij ging om naar de westzijde, en hij mat vijf honderd rieten met het meetriet.

Vers 19

19. Hij ging om naar de westzijde, en hij mat vijf honderd rieten met het meetriet.

Vers 20

20. Hij mat het aan de vier zijden; het had enen muur rondom henen, de lengte was vijf honderd rieten, en de breedte vijf honderd, 1) om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige, rondom den muur zelf was nog ene vrijplaats van 50 ellen breedte. (Ezekiel 45:2).

1) Wat in dit gedeelte besproken wordt is niet, zoals reeds de Septuaginta, en na haar vele oudere en nieuwere verklaarders hebben gemeend, de in Ezekiel 40:5 vermelde buitenste muur der voorhoving toch volgens de opmerkingen bij Ezekiel 41:12 op 2. 000 ellen werd berekend, terwijl hier van 4 ml. 500 = 2. 000 meetroeden sprake is. Van den ringmuur van het buitenste voorhof is nog een verder daarvan gelegen scheidsmuur te onderscheiden, welke zesmaal zo groot is, dus 12. 000 ellen bedraagt en het gehele heilige tempelbouw van het gewone land of het heilige van het onheilige afscheidt.

Deze sterke scheiding, schrijft Keil, is eigenaardig aan den tempel van Ezechiël, en dient, even als vele andere inrichtingen van het nieuwe heiligdom en van den eredienst, om de onontwijdbare heiligheid van dezen tempel voor te stellen. Bij den tempel van Salomo grensde de buitenste voorhof onmiddellijk aan den gewonen grond van stad en land, zodat de verontreiniging, door de zonde des volks te weeggebracht, aanstonds in de heilige ruimte van het voorhof konde indringen. Daaraan moet in het heiligdom der toekomst worden perk gesteld door de afgezonderde ruimte rondom, ter afscheiding van het heilige van het gewone. Daarop wijst dan ook het woord des Heeren in Ezekiel 43:7 v. Niet zonder symbolische betekenis is zeker de aangegevene maat van 4 ml. 507 meetroeden, welke tot ellen teruggebracht het getal 12. 000 geeft. Volgens onze vroegere opvatting zouden wij hier aan de bijzondere leden der toekomstige Zionsgemeente moeten denken, en werkelijk bedraagt in Openbaring :4 v. het getal der verzegelden uit ieder der 12 stammen twaalf duizend. Daar wordt het getal uitdrukkelijk bij elken stam herhaald, hetgeen zonder twijfel de bijzondere betekenis daarvan moet doen in `t oog vallen. Zo is het symbool der verzegeling; en nu heeft toch onze Profeet in Ezekiel 20:38 v. eveneens op ene verkiezing uit Israël gewezen, welke alleen het Israël der toekomst, het volk der toekomstige gemeente zal uitmaken. "

Vers 20

20. Hij mat het aan de vier zijden; het had enen muur rondom henen, de lengte was vijf honderd rieten, en de breedte vijf honderd, 1) om onderscheid te maken tussen het heilige en onheilige, rondom den muur zelf was nog ene vrijplaats van 50 ellen breedte. (Ezekiel 45:2).

1) Wat in dit gedeelte besproken wordt is niet, zoals reeds de Septuaginta, en na haar vele oudere en nieuwere verklaarders hebben gemeend, de in Ezekiel 40:5 vermelde buitenste muur der voorhoving toch volgens de opmerkingen bij Ezekiel 41:12 op 2. 000 ellen werd berekend, terwijl hier van 4 ml. 500 = 2. 000 meetroeden sprake is. Van den ringmuur van het buitenste voorhof is nog een verder daarvan gelegen scheidsmuur te onderscheiden, welke zesmaal zo groot is, dus 12. 000 ellen bedraagt en het gehele heilige tempelbouw van het gewone land of het heilige van het onheilige afscheidt.

Deze sterke scheiding, schrijft Keil, is eigenaardig aan den tempel van Ezechiël, en dient, even als vele andere inrichtingen van het nieuwe heiligdom en van den eredienst, om de onontwijdbare heiligheid van dezen tempel voor te stellen. Bij den tempel van Salomo grensde de buitenste voorhof onmiddellijk aan den gewonen grond van stad en land, zodat de verontreiniging, door de zonde des volks te weeggebracht, aanstonds in de heilige ruimte van het voorhof konde indringen. Daaraan moet in het heiligdom der toekomst worden perk gesteld door de afgezonderde ruimte rondom, ter afscheiding van het heilige van het gewone. Daarop wijst dan ook het woord des Heeren in Ezekiel 43:7 v. Niet zonder symbolische betekenis is zeker de aangegevene maat van 4 ml. 507 meetroeden, welke tot ellen teruggebracht het getal 12. 000 geeft. Volgens onze vroegere opvatting zouden wij hier aan de bijzondere leden der toekomstige Zionsgemeente moeten denken, en werkelijk bedraagt in Openbaring :4 v. het getal der verzegelden uit ieder der 12 stammen twaalf duizend. Daar wordt het getal uitdrukkelijk bij elken stam herhaald, hetgeen zonder twijfel de bijzondere betekenis daarvan moet doen in `t oog vallen. Zo is het symbool der verzegeling; en nu heeft toch onze Profeet in Ezekiel 20:38 v. eveneens op ene verkiezing uit Israël gewezen, welke alleen het Israël der toekomst, het volk der toekomstige gemeente zal uitmaken. "

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Ezekiel 42". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/ezekiel-42.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile