Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Ezechiël 45

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EZECHIËL 45

Ezekiel 45:1.

VERDELING VAN NET LAND, RECHT DER VORSTEN. WET DER OFFERANDEN.

II. Ezekiel 45:1-Ezekiel 45:17. Op de bepaling omtrent het levensonderhoud der Priesters volgt nog de verkiezing, hoe Jehova hun erfdeel en hun bezitting zak zijn (Ezekiel 44:28), of hoe Hij den Priesters en Levieten het voor hun woning nodige deel aan landbezit zal toewijzen. Dit zal namelijk zo geschieden, dat Hij bij de verdeling des lands onder de twaalf stammen voor het heiligdom en zijne dienaren en voor de hoofdstad een bepaald gebied laat afzonderen (Ezekiel 45:4-Ezekiel 45:6). Aan beide zijden van dit gebied zal ook de vorst een eigendom in land verkrijgen, om alle afpersingen der vorsten voor het vervolg te voorkomen. In `t algemeen zal alle ongerechtigheid ophouden, en juiste maat en gewicht worden gehouden (Ezekiel 45:7-Ezekiel 45:12 - ), maar tot bekostiging der offeranden, die den vorst zijn opgedragen, zal het volk bepaalde hefoffers opbrengen (Ezekiel 45:13-Ezekiel 45:17).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, EZECHIËL 45

Ezekiel 45:1.

VERDELING VAN NET LAND, RECHT DER VORSTEN. WET DER OFFERANDEN.

II. Ezekiel 45:1-Ezekiel 45:17. Op de bepaling omtrent het levensonderhoud der Priesters volgt nog de verkiezing, hoe Jehova hun erfdeel en hun bezitting zak zijn (Ezekiel 44:28), of hoe Hij den Priesters en Levieten het voor hun woning nodige deel aan landbezit zal toewijzen. Dit zal namelijk zo geschieden, dat Hij bij de verdeling des lands onder de twaalf stammen voor het heiligdom en zijne dienaren en voor de hoofdstad een bepaald gebied laat afzonderen (Ezekiel 45:4-Ezekiel 45:6). Aan beide zijden van dit gebied zal ook de vorst een eigendom in land verkrijgen, om alle afpersingen der vorsten voor het vervolg te voorkomen. In `t algemeen zal alle ongerechtigheid ophouden, en juiste maat en gewicht worden gehouden (Ezekiel 45:7-Ezekiel 45:12 - ), maar tot bekostiging der offeranden, die den vorst zijn opgedragen, zal het volk bepaalde hefoffers opbrengen (Ezekiel 45:13-Ezekiel 45:17).

Vers 1

1. Als gijlieden nu, waarvan in Ezekiel 47:13-Ezekiel 48:29 uitvoeriger zal worden gesproken, het land zult doen vallen in erfenis, het land verdeelt, zo zult gij een hefoffer (Exodus 25:2) den HEERE offeren, tot ene heilige plaats, van het land, gij zult een gedeelte van het land voor den Heere afzonderen, en wel tussen Juda en Benjamin (Ezekiel 48:8-Ezekiel 48:22); de lengte zal zijn de lengte van vijf en twintig duizend meetrieten, in de richting van het oosten naar het westen, en de breedte tien (volgens betere lezing twintig) duizend van het noorden naar het zuiden; dat zal in zijne gehele grenzen rondom, zo ver het reikt, heilig, van het gewone land afgezonderd zijn.

Vers 1

1. Als gijlieden nu, waarvan in Ezekiel 47:13-Ezekiel 48:29 uitvoeriger zal worden gesproken, het land zult doen vallen in erfenis, het land verdeelt, zo zult gij een hefoffer (Exodus 25:2) den HEERE offeren, tot ene heilige plaats, van het land, gij zult een gedeelte van het land voor den Heere afzonderen, en wel tussen Juda en Benjamin (Ezekiel 48:8-Ezekiel 48:22); de lengte zal zijn de lengte van vijf en twintig duizend meetrieten, in de richting van het oosten naar het westen, en de breedte tien (volgens betere lezing twintig) duizend van het noorden naar het zuiden; dat zal in zijne gehele grenzen rondom, zo ver het reikt, heilig, van het gewone land afgezonderd zijn.

Vers 2

2. Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijf honderd met vijfhonderd meetroeden, vierkant rondom, volgens hetgeen reeds in Ezekiel 42:15-Ezekiel 42:20 is gezegd; en het zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim rondom den daar beschreven muur.

Vers 2

2. Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijf honderd met vijfhonderd meetroeden, vierkant rondom, volgens hetgeen reeds in Ezekiel 42:15-Ezekiel 42:20 is gezegd; en het zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim rondom den daar beschreven muur.

Vers 3

3. Alzo zult gij meten van deze maat de lengte van vijf en twintig duizend meetroeden, en de breedte van tien (liever: twintig)duizend, en daarin zal, om dit nogmaals te herhalen, het heiligdom zijn met het heilige der heiligen, het heiligdom met zijn gehelen omtrek, die in Ezekiel 43:12 als allerheilig is voorgesteld.

Vers 3

3. Alzo zult gij meten van deze maat de lengte van vijf en twintig duizend meetroeden, en de breedte van tien (liever: twintig)duizend, en daarin zal, om dit nogmaals te herhalen, het heiligdom zijn met het heilige der heiligen, het heiligdom met zijn gehelen omtrek, die in Ezekiel 43:12 als allerheilig is voorgesteld.

Vers 4

4. Dat stuk, waarop de tempel staat, het middenstuk, waarvan noordelijk het Levietenland en zuidelijk het gebied der stad ligt, zal ene heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor de priesteren, die het heiligdom bedienen, die naderen om den HEERE te dienen (Ezekiel 44:15 vv.); en het zal hun ene plaats zijn tot huizen, en ene heilige plaats voor het heiligdom, hoewel niet, gelijk de tempelplaats met zijn omtrek allerheilig (Ezekiel 45:2).

Vers 4

4. Dat stuk, waarop de tempel staat, het middenstuk, waarvan noordelijk het Levietenland en zuidelijk het gebied der stad ligt, zal ene heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor de priesteren, die het heiligdom bedienen, die naderen om den HEERE te dienen (Ezekiel 44:15 vv.); en het zal hun ene plaats zijn tot huizen, en ene heilige plaats voor het heiligdom, hoewel niet, gelijk de tempelplaats met zijn omtrek allerheilig (Ezekiel 45:2).

Vers 5

5. Voorts zullen de Levieten, de dienaars des huizes(Ezekiel 44:10-Ezekiel 44:14). ook volgens de voor het heiligdom en de priesters afgezonderde ruimte (Ezekiel 45:2-Ezekiel 45:4)de lengte hebben van vijf en twintig duizend meetroeden, en de breedte van tienduizend, hunlieden tot ene bezitting, voor twintig kameren, poorten of steden ter bewoning. 6. En tot bezitting van de stad, van welke in Ezekiel 48:32-Ezekiel 48:35 sprake zal zijn, zult gij geven de breedte van vijf duizend, en de lengte van vijf en twintig duizendmeetroeden, tegenover het heilig hefoffer, tegenover de plaats van het heiligdom en de priesters (Ezekiel 45:3) ten zuiden daarvan; voor het ganse huis Israëls zal het zijn, waartoe de stad behoort, zodat geen enkele stam ze in zijn gebied zal hebben.

Vers 5

5. Voorts zullen de Levieten, de dienaars des huizes(Ezekiel 44:10-Ezekiel 44:14). ook volgens de voor het heiligdom en de priesters afgezonderde ruimte (Ezekiel 45:2-Ezekiel 45:4)de lengte hebben van vijf en twintig duizend meetroeden, en de breedte van tienduizend, hunlieden tot ene bezitting, voor twintig kameren, poorten of steden ter bewoning. 6. En tot bezitting van de stad, van welke in Ezekiel 48:32-Ezekiel 48:35 sprake zal zijn, zult gij geven de breedte van vijf duizend, en de lengte van vijf en twintig duizendmeetroeden, tegenover het heilig hefoffer, tegenover de plaats van het heiligdom en de priesters (Ezekiel 45:3) ten zuiden daarvan; voor het ganse huis Israëls zal het zijn, waartoe de stad behoort, zodat geen enkele stam ze in zijn gebied zal hebben.

Vers 7

7. De vorst nu, van wien in Ezekiel 44:3 sprake was, zal zijn deel hebben van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers de plaats der Levieten en priesters (Ezekiel 45:4, Ezekiel 45:5) die 20. 000 meetroeden breed is (vs 1), en der bezitting der stad, die 5. 000 roeden breed is (Ezekiel 45:6) voor aan het heilig hefoffer en voor aan de bezitting der stad, dus aan beide zijden van het heilige land, dat een vierkant van 25. 000 roeden vormt (Ezekiel 45:1, Ezekiel 45:5), het ene stuk, van den westerhoek westwaarts, en het andere stuk van den oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe; de beide stukken zullen even lang zijn, zich uitstrekkende van het noorden naar het zuiden.

Vers 7

7. De vorst nu, van wien in Ezekiel 44:3 sprake was, zal zijn deel hebben van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers de plaats der Levieten en priesters (Ezekiel 45:4, Ezekiel 45:5) die 20. 000 meetroeden breed is (vs 1), en der bezitting der stad, die 5. 000 roeden breed is (Ezekiel 45:6) voor aan het heilig hefoffer en voor aan de bezitting der stad, dus aan beide zijden van het heilige land, dat een vierkant van 25. 000 roeden vormt (Ezekiel 45:1, Ezekiel 45:5), het ene stuk, van den westerhoek westwaarts, en het andere stuk van den oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe; de beide stukken zullen even lang zijn, zich uitstrekkende van het noorden naar het zuiden.

Vers 8

8. Dit land van den vorst aangaande, het zal hem tot ene bezitting zijn in Israël; en Mijne vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, gelijk vroeger toen zij geen eigen land als domein of kroongoed bezaten, maar zij zullen den huize Israëls het land laten naar hun stammen (Ezekiel 46:18). Zij zullen, terwijl Mijn heiligdom met zijne dienaren en de heilige stad met haar gebied omgeven, hun roeping kennen, om kerk en staat eveneens te beschermen en voor te staan.

Over het hefoffer van het land zijn hier slechts hoofdbepalingen gegeven, die in de afdeling over de verdeling des lands (nr. 6, 7) nog uitvoeriger worden voorgesteld.

Het hefoffer is op onze plaats slechts vermeld in zamenhang met het loon, dat de dienaars van den Heere en van Zijn heiligdom genieten zullen. Daarbij behoort ook in zeker opzicht het eigendom, dat den vorsten wordt toegewezen als aan het hoofd des volks, aan wien het brengen der offeranden voor het volk plicht is, en die, afgezien daarvan, ook voor zijn deel een hem bijzonder toekomend aandeel in land tot zijn onderhoud nodig heeft.

De verdeling des lands staat in omgekeerde verhouding tot die onder Jozua. Toen verkreeg alleen het volk, en wel iedere stam in `t bijzonder, zijn aandeel, en eerst later werd aan Jehova een vaste zetel in `t land gegeven; hier verkrijgt Jehova het allereerst ene heilige gave. Verder moet de heilige stad voortaan niet het heiligdom ontsluiten, maar ter zijde daarvan liggen. Geen ijverzucht om haar bezit zal dan de stammen meer verdelen, maar even als het heiligdom zelf, zal zij ene algemene bezitting zijn.

Vers 8

8. Dit land van den vorst aangaande, het zal hem tot ene bezitting zijn in Israël; en Mijne vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, gelijk vroeger toen zij geen eigen land als domein of kroongoed bezaten, maar zij zullen den huize Israëls het land laten naar hun stammen (Ezekiel 46:18). Zij zullen, terwijl Mijn heiligdom met zijne dienaren en de heilige stad met haar gebied omgeven, hun roeping kennen, om kerk en staat eveneens te beschermen en voor te staan.

Over het hefoffer van het land zijn hier slechts hoofdbepalingen gegeven, die in de afdeling over de verdeling des lands (nr. 6, 7) nog uitvoeriger worden voorgesteld.

Het hefoffer is op onze plaats slechts vermeld in zamenhang met het loon, dat de dienaars van den Heere en van Zijn heiligdom genieten zullen. Daarbij behoort ook in zeker opzicht het eigendom, dat den vorsten wordt toegewezen als aan het hoofd des volks, aan wien het brengen der offeranden voor het volk plicht is, en die, afgezien daarvan, ook voor zijn deel een hem bijzonder toekomend aandeel in land tot zijn onderhoud nodig heeft.

De verdeling des lands staat in omgekeerde verhouding tot die onder Jozua. Toen verkreeg alleen het volk, en wel iedere stam in `t bijzonder, zijn aandeel, en eerst later werd aan Jehova een vaste zetel in `t land gegeven; hier verkrijgt Jehova het allereerst ene heilige gave. Verder moet de heilige stad voortaan niet het heiligdom ontsluiten, maar ter zijde daarvan liggen. Geen ijverzucht om haar bezit zal dan de stammen meer verdelen, maar even als het heiligdom zelf, zal zij ene algemene bezitting zijn.

Vers 9

9. Alzo tot de Heere HEERE: Het is te veel voor u met uwe verdrukkingen geweest, gij vorsten Israëls! doet geweld en verdrukking weg, en doet recht en gerechtigheid; neemt uwe uitstotingen op van Mijn volk, berooft Mijn volk niet meer van zijne bezittingen, zo als gij ze vroeger uit hun bezittingen verdreeft, spreekt de Heere HEERE.

Vers 9

9. Alzo tot de Heere HEERE: Het is te veel voor u met uwe verdrukkingen geweest, gij vorsten Israëls! doet geweld en verdrukking weg, en doet recht en gerechtigheid; neemt uwe uitstotingen op van Mijn volk, berooft Mijn volk niet meer van zijne bezittingen, zo als gij ze vroeger uit hun bezittingen verdreeft, spreekt de Heere HEERE.

Vers 10

10. Ene rechte waag, en ene rechte efa, en ene rechte bath zult gijlieden in `t bijzonder hebben (Leviticus 19:36. Deuteronomy 25:13). 11. Ene efa voor droge, en een bath voor natte waren (Isaiah 5:10) zullen van enerlei mate zijn, dat een bath het tiende deel van ene homer houde; ook ene efa het tiende deel van enen homer; de mate daarvan zal zijn naar den homer (Exodus 16:36, Exodus 29:40).

Vers 10

10. Ene rechte waag, en ene rechte efa, en ene rechte bath zult gijlieden in `t bijzonder hebben (Leviticus 19:36. Deuteronomy 25:13). 11. Ene efa voor droge, en een bath voor natte waren (Isaiah 5:10) zullen van enerlei mate zijn, dat een bath het tiende deel van ene homer houde; ook ene efa het tiende deel van enen homer; de mate daarvan zal zijn naar den homer (Exodus 16:36, Exodus 29:40).

Vers 12

12. En de sikkel zal zijn van twintig gera (Exodus 30:13. Leviticus 27:16. Numbers 3:47); twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen, en vijftien sikkelen zal ulieden een pond zijn (vgl. Leviticus 19:37).

Twintig, vijf en twintig en vijftien maken te zamen zestig sikkelen, en dit moest de inhoud van de mine of het pond zijn. De reden der deling van dit hele in drie gebroken getallen, wordt daarin gezocht, dat er drie onderscheiden zilveren stukken in omloop waren.

Recht en gerechtigheid is den koningen ten plicht gesteld, hetzelfde wordt echter ook van het volk geëist. In de zamenleving der toekomst zal alles naar absolute gerechtigheid gaan. Tevens zijn daardoor de maatregelen vastgesteld, volgens welke de later te bepalen opgaven aan het heiligdom gegeven, en de offers moeten gemeten worden.

Hier wordt van het geestelijk Israël geleerd eerlijk en rechtvaardig te zijn in al wat het doet. Het wordt bevolen om ieder het zijne te geven, zich niet te neigen tot onrecht, opdat het zich betone als het volk van een heilig, en rechtvaardig God.

Vers 12

12. En de sikkel zal zijn van twintig gera (Exodus 30:13. Leviticus 27:16. Numbers 3:47); twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen, en vijftien sikkelen zal ulieden een pond zijn (vgl. Leviticus 19:37).

Twintig, vijf en twintig en vijftien maken te zamen zestig sikkelen, en dit moest de inhoud van de mine of het pond zijn. De reden der deling van dit hele in drie gebroken getallen, wordt daarin gezocht, dat er drie onderscheiden zilveren stukken in omloop waren.

Recht en gerechtigheid is den koningen ten plicht gesteld, hetzelfde wordt echter ook van het volk geëist. In de zamenleving der toekomst zal alles naar absolute gerechtigheid gaan. Tevens zijn daardoor de maatregelen vastgesteld, volgens welke de later te bepalen opgaven aan het heiligdom gegeven, en de offers moeten gemeten worden.

Hier wordt van het geestelijk Israël geleerd eerlijk en rechtvaardig te zijn in al wat het doet. Het wordt bevolen om ieder het zijne te geven, zich niet te neigen tot onrecht, opdat het zich betone als het volk van een heilig, en rechtvaardig God.

Vers 13

13. Dit is het hefoffer, dat gijlieden offeren zult: het zesde deel van enen efa van enen homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van ene efa geven van enen homer gerst of met andere woorden: het zestigste deel.

Vers 13

13. Dit is het hefoffer, dat gijlieden offeren zult: het zesde deel van enen efa van enen homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van ene efa geven van enen homer gerst of met andere woorden: het zestigste deel.

Vers 14

14. Aangaande de inzetting van olie, van een bath olie, hetwelk de maat is voor vloeistoffen (Exodus 29:40); gij zult offeren het tiende deel van een bath uit een kor, hetwelk is een homer van tien bath, want tien bath zijn een homer, dus van de gehele opbrengst 1 procent.

Vers 14

14. Aangaande de inzetting van olie, van een bath olie, hetwelk de maat is voor vloeistoffen (Exodus 29:40); gij zult offeren het tiende deel van een bath uit een kor, hetwelk is een homer van tien bath, want tien bath zijn een homer, dus van de gehele opbrengst 1 procent.

Vers 15

15. Voorts een lam uit de kudde, uit de twee honderd, uit het waterrijke land van Israël, want zulk een bodem, als voorheen de vlakte van den Jordaan (Genesis 13:10), is het heilige land nu weer geworden. Gij zult dat geven tot spijsoffer, en tot brandoffer, en tot dankofferen, om verzoening over hen te doen, spreekt de Heere HEERE.

De Mozaïsche wet kent als gaven aan het huis des Heeren alleen de eerstgeborene, eerstelingen en tienden, die echter ook met geld konden worden betaald. Bovendien kwam het dikwijls voor, dat Mozes of koningen bij sommige aanleidingen tot het brengen, van een algemeen hefoffer opriepen, maar zulk een hefoffer was dan niets buitengewoons, en wat het bedrag aangaat, vrijwillig, ene regelmatige heffing van een bepaald bedrag kent de oude wet niet. Tegenover deze nu maakt de nieuwe wet hier, terwijl die van de eerstelingen en tienden zwijgt, juist het hefoffer regelmatig en bepaald, zonder daarbij de aflossing toe te laten. In dien toekomstigen tijd zal een gave der vrije liefde jegens Jehova en Zijn huis zo regelmatig zijn, dat deze de gedwongene gaven overbodig maakt.

Vers 15

15. Voorts een lam uit de kudde, uit de twee honderd, uit het waterrijke land van Israël, want zulk een bodem, als voorheen de vlakte van den Jordaan (Genesis 13:10), is het heilige land nu weer geworden. Gij zult dat geven tot spijsoffer, en tot brandoffer, en tot dankofferen, om verzoening over hen te doen, spreekt de Heere HEERE.

De Mozaïsche wet kent als gaven aan het huis des Heeren alleen de eerstgeborene, eerstelingen en tienden, die echter ook met geld konden worden betaald. Bovendien kwam het dikwijls voor, dat Mozes of koningen bij sommige aanleidingen tot het brengen, van een algemeen hefoffer opriepen, maar zulk een hefoffer was dan niets buitengewoons, en wat het bedrag aangaat, vrijwillig, ene regelmatige heffing van een bepaald bedrag kent de oude wet niet. Tegenover deze nu maakt de nieuwe wet hier, terwijl die van de eerstelingen en tienden zwijgt, juist het hefoffer regelmatig en bepaald, zonder daarbij de aflossing toe te laten. In dien toekomstigen tijd zal een gave der vrije liefde jegens Jehova en Zijn huis zo regelmatig zijn, dat deze de gedwongene gaven overbodig maakt.

Vers 16

16. Al het volk des lands zal in dit hefoffer zijn, voor den vorst in Israël. 17. En het zal den vorst opleggen, opgedragen zijn te offeren de brandofferen, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; aan hem zal de zorg voor deze offeranden zijn opgedragen, hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffers en de dankofferen doen, om verzoening te doen voor het huis Israëls.

Die opbrengst zal niet willekeurig worden besteed, maar ter ere van Jehova dienen. De gaven zijn bestemd voor de offeranden tot verzoening van Israël, welke aan de zorg van den vorst zijn opgedragen. Zo ontstaat een schone tegenstelling tot den vroegeren toestand. In de plaats van gewelddadige afpersingen komt eens geregelde orde van zaken. De vorst komt voor als de theokratische Overheid, die waarlijk voor het welzijn en heil van Israël zorgt, voor niemand bezwaarlijk, voor allen heilzaam, de nauwe gemeenschap des volks met zijnen God op het levendigst onderhoudende en op het krachtigst bevorderende.

III. Ezekiel 45:18-Hoofdst 46:15. Aan de laatste bepalingen der vorige afdeling sluiten zich de verordeningen aan over de offers, die op de feesten moeten worden gebracht. en wel zijn dat: a) zoenoffers in de eerste maand (Ezekiel 45:18-Ezekiel 45:20); b) de offeranden op Pasen en Loofhuttenfeest (Ezekiel 45:21-Ezekiel 45:25); hierop wordt den vorst alsmede het volk weg en standplaats in den tempel bij het brengen der offers aangewezen (Ezekiel 46:1-Ezekiel 46:3); daarop volgen c) de brandoffers op de sabbatten en de nieuwe maanden (46:4-9), waarmee een voorschrift wordt verbonden over in- en uitgaan bij het verschijnen van den vorst en van het volk in den tempel op de jaarlijkse feesten (46:8-10); d) de spijsoffers op de feesttijden benevens bepaling ten opzichte der vrijwillige offers van den vorst (46:11, 12); e) het dagelijks te brengen brand- en spijsoffer (46:13-15 - ).

Vers 16

16. Al het volk des lands zal in dit hefoffer zijn, voor den vorst in Israël. 17. En het zal den vorst opleggen, opgedragen zijn te offeren de brandofferen, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; aan hem zal de zorg voor deze offeranden zijn opgedragen, hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffers en de dankofferen doen, om verzoening te doen voor het huis Israëls.

Die opbrengst zal niet willekeurig worden besteed, maar ter ere van Jehova dienen. De gaven zijn bestemd voor de offeranden tot verzoening van Israël, welke aan de zorg van den vorst zijn opgedragen. Zo ontstaat een schone tegenstelling tot den vroegeren toestand. In de plaats van gewelddadige afpersingen komt eens geregelde orde van zaken. De vorst komt voor als de theokratische Overheid, die waarlijk voor het welzijn en heil van Israël zorgt, voor niemand bezwaarlijk, voor allen heilzaam, de nauwe gemeenschap des volks met zijnen God op het levendigst onderhoudende en op het krachtigst bevorderende.

III. Ezekiel 45:18-Hoofdst 46:15. Aan de laatste bepalingen der vorige afdeling sluiten zich de verordeningen aan over de offers, die op de feesten moeten worden gebracht. en wel zijn dat: a) zoenoffers in de eerste maand (Ezekiel 45:18-Ezekiel 45:20); b) de offeranden op Pasen en Loofhuttenfeest (Ezekiel 45:21-Ezekiel 45:25); hierop wordt den vorst alsmede het volk weg en standplaats in den tempel bij het brengen der offers aangewezen (Ezekiel 46:1-Ezekiel 46:3); daarop volgen c) de brandoffers op de sabbatten en de nieuwe maanden (46:4-9), waarmee een voorschrift wordt verbonden over in- en uitgaan bij het verschijnen van den vorst en van het volk in den tempel op de jaarlijkse feesten (46:8-10); d) de spijsoffers op de feesttijden benevens bepaling ten opzichte der vrijwillige offers van den vorst (46:11, 12); e) het dagelijks te brengen brand- en spijsoffer (46:13-15 - ).

Vers 18

18. Alzo zegt de Heers HEERE: In de eerste maand Abib of Nisan, met welke het kerkelijk jaar zijn aanvang, neemt (Exodus 12:2), op den eersten der maand, zult gij een volkomen var, een jong rund, nemen: en gij zult het heiligdom ontzondigen.

Vers 18

18. Alzo zegt de Heers HEERE: In de eerste maand Abib of Nisan, met welke het kerkelijk jaar zijn aanvang, neemt (Exodus 12:2), op den eersten der maand, zult gij een volkomen var, een jong rund, nemen: en gij zult het heiligdom ontzondigen.

Vers 19

19. En de Priester zal van het bloed des zondoffers nemen, en doen het aan de posten des huizes tussen het heilige en allerheilige (Ezekiel 41:21), en aan de vier hoeken van het afzetsel des altaars in het priestervoorhof (Ezekiel 43:14), en aan de posten der poorten, aan ieder der drie poortenvan het binnenste voorhof (Ezekiel 46:2).

Vers 19

19. En de Priester zal van het bloed des zondoffers nemen, en doen het aan de posten des huizes tussen het heilige en allerheilige (Ezekiel 41:21), en aan de vier hoeken van het afzetsel des altaars in het priestervoorhof (Ezekiel 43:14), en aan de posten der poorten, aan ieder der drie poortenvan het binnenste voorhof (Ezekiel 46:2).

Vers 20

20. Alzo zult gij ook doen op den zevenden in die zelfde maand, in welke de viering van Pasen valt, met het oog op al de gevallen in het afgelopen jaar van wege den afdwalende uit zwakheid, en van wege den slechte door onwetendheid en gebrekkige kennis: alzo zult gijlieden het huis verzoenen (Leviticus 4:2. Numbers 15:23).

Daar het zoenbloed op deze drie hoofdplaatsen van het heiligdom gebracht wordt, is daarmee tegelijk het gehele heiligdom inwendig en uitwendig besprengd.

Het jaar, door zulk een begin op nieuw gewijd, moet als een heilig jaar voorkomen; tevens is dit de voorbereiding tot het Paasfeest (Ezekiel 45:21) . Omtrent den zevenden dag der maand herinneren wij aan de geschiedenis in Matthew 20:29-Matthew 20:34, en hare betekenis voor Israël, zo als die in de inleiding tot die afdeling is voorgesteld.

Vers 20

20. Alzo zult gij ook doen op den zevenden in die zelfde maand, in welke de viering van Pasen valt, met het oog op al de gevallen in het afgelopen jaar van wege den afdwalende uit zwakheid, en van wege den slechte door onwetendheid en gebrekkige kennis: alzo zult gijlieden het huis verzoenen (Leviticus 4:2. Numbers 15:23).

Daar het zoenbloed op deze drie hoofdplaatsen van het heiligdom gebracht wordt, is daarmee tegelijk het gehele heiligdom inwendig en uitwendig besprengd.

Het jaar, door zulk een begin op nieuw gewijd, moet als een heilig jaar voorkomen; tevens is dit de voorbereiding tot het Paasfeest (Ezekiel 45:21) . Omtrent den zevenden dag der maand herinneren wij aan de geschiedenis in Matthew 20:29-Matthew 20:34, en hare betekenis voor Israël, zo als die in de inleiding tot die afdeling is voorgesteld.

Vers 21

21. a) In de eerste maand, op den veertienden dag der maand zal ulieden het Pascha zijn; een feest van zeven dagen, ongezuurde broden zal men eten (Leviticus 23:5 v. Numbers 18:17).

a) Exodus 12:3; Exodus 23:15. Numbers 9:3. Deuteronomy 16:1.

Vers 21

21. a) In de eerste maand, op den veertienden dag der maand zal ulieden het Pascha zijn; een feest van zeven dagen, ongezuurde broden zal men eten (Leviticus 23:5 v. Numbers 18:17).

a) Exodus 12:3; Exodus 23:15. Numbers 9:3. Deuteronomy 16:1.

Vers 22

22. En de vorst zal op denzelven dag, op welken het Pascha wordt gehouden, voor zichzelven, en voor al het volk des lands bereiden enen var des zondoffers.

Vers 22

22. En de vorst zal op denzelven dag, op welken het Pascha wordt gehouden, voor zichzelven, en voor al het volk des lands bereiden enen var des zondoffers.

Vers 23

23. En de zeven dagen van het feest, van den 15den tot den 21sten der maand zal hij, anders dan in den tijd des Ouden Verbonds (Numbers 28:19-Numbers 28:22) een brandoffer den HEERE bereiden van zeven varren en zeven rammen, die volkomen zijn, dagelijks, de zeven dagen lang, en een zondoffer van enen geitebok dagelijks.

Vers 23

23. En de zeven dagen van het feest, van den 15den tot den 21sten der maand zal hij, anders dan in den tijd des Ouden Verbonds (Numbers 28:19-Numbers 28:22) een brandoffer den HEERE bereiden van zeven varren en zeven rammen, die volkomen zijn, dagelijks, de zeven dagen lang, en een zondoffer van enen geitebok dagelijks.

Vers 24

24. Ook zal hij een spijsoffer bereiden, ene efa tot enen var, en ene efa tot enen ram: en ene hin (Exodus 29:40) olie tot ene efa.

Bij het Paasfeest is de opklimming der offergaven zeer duidelijk, hetgeen daaruit moet worden verklaard, dat juist de door het feest verzegelde genade der verlossing door de gebeurtenissen der toekomst een zo rijken aanwas verkreeg. Dit feest wordt in Ezekiel 45:21, volgens hetgeen eigenlijk in den grondtekst staat, "het feest der zevende (Daniel 9:24) van dagen, " genoemd, omdat het, zo dikwijls het plaats had, telkens 7 dagen duurde. Er staat niet, als bij Mozes: "een feest van zeven dagen, " omdat de viering moet worden voorgesteld als ene onafgebrokene.

Bij deze verklaring van de uitdrukking valt de meervoudige vorm "zevenden of zeventallen" in `t oog, terwijl alleen van een zevental van dagen zou worden gehandeld. Men heeft dan ook de andere verklaring voorgesteld, volgens welke de gehele tijd van zeven weken tussen Pasen en Pinksteren (Leviticus 23:15 v. Deuteronomy 16:9 v.) mede bij het Pascha wordt gerekend, en een 7 weken lang durende Paastijd zou zijn vastgesteld. Opmerkelijk is, dat voor den 1sten, 7den en 14den dag der eerste maand (Ezekiel 45:18, Ezekiel 45:20, Ezekiel 45:21 v.), een en hetzelfde zoenoffer wordt voorgeschreven; voor de dagen van 15-21 daarentegen vormt de geitebok het zoenoffer; des te meer zijn de brand- en spijsoffers toegenomen, en nu wordt bij het eten der ongezuurde broden nog den gehelen tijd van zeven weken tot aan Pinksteren bijgevoegd.

Vers 24

24. Ook zal hij een spijsoffer bereiden, ene efa tot enen var, en ene efa tot enen ram: en ene hin (Exodus 29:40) olie tot ene efa.

Bij het Paasfeest is de opklimming der offergaven zeer duidelijk, hetgeen daaruit moet worden verklaard, dat juist de door het feest verzegelde genade der verlossing door de gebeurtenissen der toekomst een zo rijken aanwas verkreeg. Dit feest wordt in Ezekiel 45:21, volgens hetgeen eigenlijk in den grondtekst staat, "het feest der zevende (Daniel 9:24) van dagen, " genoemd, omdat het, zo dikwijls het plaats had, telkens 7 dagen duurde. Er staat niet, als bij Mozes: "een feest van zeven dagen, " omdat de viering moet worden voorgesteld als ene onafgebrokene.

Bij deze verklaring van de uitdrukking valt de meervoudige vorm "zevenden of zeventallen" in `t oog, terwijl alleen van een zevental van dagen zou worden gehandeld. Men heeft dan ook de andere verklaring voorgesteld, volgens welke de gehele tijd van zeven weken tussen Pasen en Pinksteren (Leviticus 23:15 v. Deuteronomy 16:9 v.) mede bij het Pascha wordt gerekend, en een 7 weken lang durende Paastijd zou zijn vastgesteld. Opmerkelijk is, dat voor den 1sten, 7den en 14den dag der eerste maand (Ezekiel 45:18, Ezekiel 45:20, Ezekiel 45:21 v.), een en hetzelfde zoenoffer wordt voorgeschreven; voor de dagen van 15-21 daarentegen vormt de geitebok het zoenoffer; des te meer zijn de brand- en spijsoffers toegenomen, en nu wordt bij het eten der ongezuurde broden nog den gehelen tijd van zeven weken tot aan Pinksteren bijgevoegd.

Vers 25

25. In de zevende maand Tisri (Exodus 12:2), op den vijftienden dag der maand, den tijd van het oude Loofhuttenfeest (Leviticus 23:34, Leviticus 23:39) zal hij op het feest desgelijks doen, zeven dagen lang (Ezekiel 45:23 v.)gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en gelijk het spijsoffer, en gelijk de olie.

1) Hoewel het zoenoffer eens voor al is opgeofferd, nochthans moeten de offerande van erkentenis, als daar is die van een gebroken hart, die van een dankbaar hart, dagelijks geofferd worden, die geestelijke offeranden, welke Gode aangenaam zijn, door Christus Jezus. Wij moeten gelijk hier, vallen in een leerwijze van heilige plichten en daarbij bleven.

Niet alleen de voorbereiding van het feest door den trompettendag op den eersten der maand (Leviticus 23:23) en het grote verzoeningsfeest op den tienden (Leviticus 23:26) ontbreekt, maar ook de plechtige eindvergadering op den 8sten dag van het Loofhuttenfeest zelf (Leviticus 23:36); evenzo omstreeks het dagelijks afnemen van het bloedige offer (Numbers 29:13) In plaats daarvan wordt geheel dezelfde offerinstelling even als voor het paasfeest bepaald, en deze weer sluit zich aan die bij de inwijding des altaars in Ezekiel 43:18-Ezekiel 43:26 aan. Heeft nu die laatste bijzonder betrekking op het offer van Christus, dan heeft de gehele verordening omtrent het offer alleen de betekenis van een groot herinneringsfeest aan dat offer en van ene steeds vernieuwde toeëigening daarvan. In elk geval zijn het Christelijke gedachten, die in alle deze voorschriften van den Profeet worden uitgedrukt, maar in vlees en bloed van den Oud-Testamentischen cultus gekleed, zo als dat ten tijde van Ezechiël nog niet anders kon zijn, en zo als het ook ten opzichte van de geschiedenis van Gods koninkrijk van grote betekenis is. Israël heeft den Christus verworpen en gemeend een goddelijk recht te hebben tot die verwerping, omdat zij het er voor hielden, dat Hij de wet ontbond; na zijne bekering zal het erkennen dat Hij die integendeel heeft vervuld (Matthew 5:17), en zal het door zijne gehele burgerlijke en kerkelijke inrichting en zijn godsdienstig leven zelf Hem tegen dat verkeerde verwijt rechtvaardigen.

Vers 25

25. In de zevende maand Tisri (Exodus 12:2), op den vijftienden dag der maand, den tijd van het oude Loofhuttenfeest (Leviticus 23:34, Leviticus 23:39) zal hij op het feest desgelijks doen, zeven dagen lang (Ezekiel 45:23 v.)gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en gelijk het spijsoffer, en gelijk de olie.

1) Hoewel het zoenoffer eens voor al is opgeofferd, nochthans moeten de offerande van erkentenis, als daar is die van een gebroken hart, die van een dankbaar hart, dagelijks geofferd worden, die geestelijke offeranden, welke Gode aangenaam zijn, door Christus Jezus. Wij moeten gelijk hier, vallen in een leerwijze van heilige plichten en daarbij bleven.

Niet alleen de voorbereiding van het feest door den trompettendag op den eersten der maand (Leviticus 23:23) en het grote verzoeningsfeest op den tienden (Leviticus 23:26) ontbreekt, maar ook de plechtige eindvergadering op den 8sten dag van het Loofhuttenfeest zelf (Leviticus 23:36); evenzo omstreeks het dagelijks afnemen van het bloedige offer (Numbers 29:13) In plaats daarvan wordt geheel dezelfde offerinstelling even als voor het paasfeest bepaald, en deze weer sluit zich aan die bij de inwijding des altaars in Ezekiel 43:18-Ezekiel 43:26 aan. Heeft nu die laatste bijzonder betrekking op het offer van Christus, dan heeft de gehele verordening omtrent het offer alleen de betekenis van een groot herinneringsfeest aan dat offer en van ene steeds vernieuwde toeëigening daarvan. In elk geval zijn het Christelijke gedachten, die in alle deze voorschriften van den Profeet worden uitgedrukt, maar in vlees en bloed van den Oud-Testamentischen cultus gekleed, zo als dat ten tijde van Ezechiël nog niet anders kon zijn, en zo als het ook ten opzichte van de geschiedenis van Gods koninkrijk van grote betekenis is. Israël heeft den Christus verworpen en gemeend een goddelijk recht te hebben tot die verwerping, omdat zij het er voor hielden, dat Hij de wet ontbond; na zijne bekering zal het erkennen dat Hij die integendeel heeft vervuld (Matthew 5:17), en zal het door zijne gehele burgerlijke en kerkelijke inrichting en zijn godsdienstig leven zelf Hem tegen dat verkeerde verwijt rechtvaardigen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Ezekiel 45". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/ezekiel-45.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile