Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Genesis 25

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 25

Genesis 25:1.

ABRAHAMS TWEEDE HUWELIJK. ISMAELS EN ISAAK'S ZONEN.

I. Genesis 25:1-Genesis 25:11. Abraham neemt Ketra tot vrouw, verwekt zes zonen bij haar, die hij, als zij groot geworden zijn, met geschenken laat heengaan. Hij bereikt een ouderdom van 175 jaar, en wordt door Izaak en Ismaël in de spelonk van Machpla begraven.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 25

Genesis 25:1.

ABRAHAMS TWEEDE HUWELIJK. ISMAELS EN ISAAK'S ZONEN.

I. Genesis 25:1-Genesis 25:11. Abraham neemt Ketra tot vrouw, verwekt zes zonen bij haar, die hij, als zij groot geworden zijn, met geschenken laat heengaan. Hij bereikt een ouderdom van 175 jaar, en wordt door Izaak en Ismaël in de spelonk van Machpla begraven.

Vers 1

1. En Abraham voer voort, en nam, nadat hij voor Izaak gezorgd had (Genesis 24:1) om zijn dagen niet eenzaam te Hebron te moeten doorbrengen, een vrouw, 1) wier naam was Ketra (reukwerk).

1) Abraham heeft eerst na Sara's dood Ketra genomen; dus toen hij 137 jaar oud was; terwijl zij, hoewel de enige vrouw zijnde, nochtans slechts de rechten van een bijvrouw had. (Genesis 25:6). Of dit huwelijk is gesloten v r of na Isaak's huwelijk, is niet zeker. Wellicht wel v r die tijd, en dat Izaak daarom een eigen huishouden is begonnen. (Genesis 24:62).

Vers 1

1. En Abraham voer voort, en nam, nadat hij voor Izaak gezorgd had (Genesis 24:1) om zijn dagen niet eenzaam te Hebron te moeten doorbrengen, een vrouw, 1) wier naam was Ketra (reukwerk).

1) Abraham heeft eerst na Sara's dood Ketra genomen; dus toen hij 137 jaar oud was; terwijl zij, hoewel de enige vrouw zijnde, nochtans slechts de rechten van een bijvrouw had. (Genesis 25:6). Of dit huwelijk is gesloten v r of na Isaak's huwelijk, is niet zeker. Wellicht wel v r die tijd, en dat Izaak daarom een eigen huishouden is begonnen. (Genesis 24:62).

Vers 2

2. a) En zij baarde hem, die met nieuwe levenskracht begaafd was geworden (Genesis 17:17,Genesis 17:18), Zimran (beroemde), en Joksan (vogelaar) en Medan (twist) en Midian (strijd) en Jisbak (verlatene), en Suah (treurig).

a) 1 Chronicles 1:32

Vers 2

2. a) En zij baarde hem, die met nieuwe levenskracht begaafd was geworden (Genesis 17:17,Genesis 17:18), Zimran (beroemde), en Joksan (vogelaar) en Medan (twist) en Midian (strijd) en Jisbak (verlatene), en Suah (treurig).

a) 1 Chronicles 1:32

Vers 3

3. En Joksan gewon Scheba (mens), en Dedan (lage grond); en de zonen van Dedan waren de Assurieten (helden), en Letusieten (gesterkten), en Lemmieten (volken).

Vers 3

3. En Joksan gewon Scheba (mens), en Dedan (lage grond); en de zonen van Dedan waren de Assurieten (helden), en Letusieten (gesterkten), en Lemmieten (volken).

Vers 4

4. En de zonen van Midian waren Efa (duister), en Efer (offerkalf), en Henoch (ingewijd), en Abida (vader van de wijsheid); en Elda (die God geroepen heeft). Deze allen waren zonen en kleinkinderen van Ketra, allen vaders van Arabische volksstammen, die voor Israël en zijn geschiedenis van gewicht waren (Job 2:11, Isaiah 60:6 ), ons echter merendeels onbekend zijn. De meest bekende zijn de Midianieten (Genesis 25:2), ten oosten van de Elamietische Golf. Zij waren een handeldrijvend volk (Genesis 37:28) Later voerden zij meermalen oorlog met de Israëlieten. (Judges 8:1).

Vers 4

4. En de zonen van Midian waren Efa (duister), en Efer (offerkalf), en Henoch (ingewijd), en Abida (vader van de wijsheid); en Elda (die God geroepen heeft). Deze allen waren zonen en kleinkinderen van Ketra, allen vaders van Arabische volksstammen, die voor Israël en zijn geschiedenis van gewicht waren (Job 2:11, Isaiah 60:6 ), ons echter merendeels onbekend zijn. De meest bekende zijn de Midianieten (Genesis 25:2), ten oosten van de Elamietische Golf. Zij waren een handeldrijvend volk (Genesis 37:28) Later voerden zij meermalen oorlog met de Israëlieten. (Judges 8:1).

Vers 5

5. Doch a) Abraham gaf aan Izaak al, wat hij had.

a) Genesis 24:36

Vers 5

5. Doch a) Abraham gaf aan Izaak al, wat hij had.

a) Genesis 24:36

Vers 6

6. Maar aan de zonen van de bijvrouwen, Hagar en Ketra, die Abraham had, gaf Abraham geschenken; en zond hen weg 1) van zijn zoon Izaak, terwijl hij nog leefde, oostwaarts naar het land van het Oosten. 2)

1) Abraham leefde na Isaak's huwelijk nog 35 jaar. Daar de nieuwe echt van Abraham met Ketra en zijn vrucht niet boven het natuurlijke is, zo is hij onderscheiden van de verbintenis met Hagar, in welke Abraham het zaad Gods zocht, en van die met Sara, uit welke hem het zaad gegeven werd. Daarom zijn er voor Ketra's zonen geen beloften..

2) Nog heden heten de Arabieren Saracenen, dat is Oosterlingen.

Vers 6

6. Maar aan de zonen van de bijvrouwen, Hagar en Ketra, die Abraham had, gaf Abraham geschenken; en zond hen weg 1) van zijn zoon Izaak, terwijl hij nog leefde, oostwaarts naar het land van het Oosten. 2)

1) Abraham leefde na Isaak's huwelijk nog 35 jaar. Daar de nieuwe echt van Abraham met Ketra en zijn vrucht niet boven het natuurlijke is, zo is hij onderscheiden van de verbintenis met Hagar, in welke Abraham het zaad Gods zocht, en van die met Sara, uit welke hem het zaad gegeven werd. Daarom zijn er voor Ketra's zonen geen beloften..

2) Nog heden heten de Arabieren Saracenen, dat is Oosterlingen.

Vers 7

7. Dit nu zijn de dagen van de levensjaren van Abraham, welke hij geleefd heeft, honderd vijfenzeventig jaar. 1) Van 2008 tot 2183 na de wereldschepping.

1) Daar Abraham in het 100ste jaar van zijn leven Izaak, en Izaak in zijn 60ste Jakob gewon, moet Jakob bij het sterven van Abraham reeds 15 jaar oud geweest zijn..

Vers 7

7. Dit nu zijn de dagen van de levensjaren van Abraham, welke hij geleefd heeft, honderd vijfenzeventig jaar. 1) Van 2008 tot 2183 na de wereldschepping.

1) Daar Abraham in het 100ste jaar van zijn leven Izaak, en Izaak in zijn 60ste Jakob gewon, moet Jakob bij het sterven van Abraham reeds 15 jaar oud geweest zijn..

Vers 8

8. En Abraham gaf de geest en stierf, a) in goede ouderdom, oud, en het leven moe 1) en hij werd tot zijn volken verzameld, 2) in vrede:

a) Genesis 15:15

1) "En het leven moe", dat wil zeggen, dat hij volstrekt niet verlangde nog meer van het aardse leven te genieten. Hij was bereid om te sterven. Hij wenste ontbonden te worden..

2) Dat is een schone en liefelijke beschrijving van de onsterfelijkheid. Wij leven thans onder het ruwe volk van deze wereld, dat weinig naar God vraagt, ja, in het rijk van de duivel. Wanneer wij uit dat armzalig leven trekken, zullen wij zacht heengaan en tot ons volk verzameld worden, waar geen droefheid, geen nood, maar vrede en rust in de Heere zal zijn..

De woorden luiden, als ware Abraham van het ene volk tot het andere getrokken, van de ene stad naar de andere. Een voortreffelijke en merkwaardige getuigenis van de opstanding en van het eeuwige leven..

Wij verwachten dikwijls van bijzonder begenadigden een veel betekenend sterven met krachtige getuigenissen van het geloof. De uitkomst is dikwijls geheel anders. Abrahams sterven was zacht en stil. Wij vernemen niet eens van een aartsvaderlijke zegen. Dit roept iedere godvrezende toe, in de dagen van gezondheid te doen, wat misschien het sterfbed niet zal toelaten..

Vers 8

8. En Abraham gaf de geest en stierf, a) in goede ouderdom, oud, en het leven moe 1) en hij werd tot zijn volken verzameld, 2) in vrede:

a) Genesis 15:15

1) "En het leven moe", dat wil zeggen, dat hij volstrekt niet verlangde nog meer van het aardse leven te genieten. Hij was bereid om te sterven. Hij wenste ontbonden te worden..

2) Dat is een schone en liefelijke beschrijving van de onsterfelijkheid. Wij leven thans onder het ruwe volk van deze wereld, dat weinig naar God vraagt, ja, in het rijk van de duivel. Wanneer wij uit dat armzalig leven trekken, zullen wij zacht heengaan en tot ons volk verzameld worden, waar geen droefheid, geen nood, maar vrede en rust in de Heere zal zijn..

De woorden luiden, als ware Abraham van het ene volk tot het andere getrokken, van de ene stad naar de andere. Een voortreffelijke en merkwaardige getuigenis van de opstanding en van het eeuwige leven..

Wij verwachten dikwijls van bijzonder begenadigden een veel betekenend sterven met krachtige getuigenissen van het geloof. De uitkomst is dikwijls geheel anders. Abrahams sterven was zacht en stil. Wij vernemen niet eens van een aartsvaderlijke zegen. Dit roept iedere godvrezende toe, in de dagen van gezondheid te doen, wat misschien het sterfbed niet zal toelaten..

Vers 9

9. En Izaak en Ismaël, zijn zonen (zie "Genesis 21:14) begroeven hem in de spelonk van Machpla, 1) in de akker van Efron, de zoon van Zohar, de Hethiet, welke tegenover Mamre is.

1) Terwijl Abraham zich ter ruste legt, neemt hij in eigen persoon bezit van het beloofde land.

Ismaëls karakter vertoont zich hier in een gunstig licht, hij is niet verbitterd over zijn uitstoting, maar vervult zijn kinderlijke plicht..

Vers 9

9. En Izaak en Ismaël, zijn zonen (zie "Genesis 21:14) begroeven hem in de spelonk van Machpla, 1) in de akker van Efron, de zoon van Zohar, de Hethiet, welke tegenover Mamre is.

1) Terwijl Abraham zich ter ruste legt, neemt hij in eigen persoon bezit van het beloofde land.

Ismaëls karakter vertoont zich hier in een gunstig licht, hij is niet verbitterd over zijn uitstoting, maar vervult zijn kinderlijke plicht..

Vers 10

10. In de akker, die Abraham van de zonen van Heth gekocht had (Genesis 23:1), daar is Abraham begraven, en Sara, zijn vrouw. a) 1) a)Genesis 49:29-Genesis 49:32; Genesis 50:12,

1) In de grafspelonk van Machpla rust Abraham naast Sara. Die spelonk zal en mag alleen het gebeente bevatten van de vader van de gelovigen en zijn vrouw uit wie het heilig zaad is.

Vers 10

10. In de akker, die Abraham van de zonen van Heth gekocht had (Genesis 23:1), daar is Abraham begraven, en Sara, zijn vrouw. a) 1) a)Genesis 49:29-Genesis 49:32; Genesis 50:12,

1) In de grafspelonk van Machpla rust Abraham naast Sara. Die spelonk zal en mag alleen het gebeente bevatten van de vader van de gelovigen en zijn vrouw uit wie het heilig zaad is.

Vers 11

11. En het geschiedde na Abrahams dood, dat God Izaak, zijn zoon, zegende; 1) en Izaak woonde bij de put Lachai-Rï; 2) gelijk vroeger, zo woonde hij hier ook verder, daar stille afzondering zijn begeerte was, en hij daarom niet naar Hebron wilde gaan, omdat hij daar midden onder de Kananieten zou gewoond hebben.

1) De belofte wordt terstond na Abrahams dood aan de zoon van de belofte bevestigd..

2)Lachai-Rï, "bron van de levenden en zienden" zie Genesis 24:62. "Dat toont, dat Izaak naar de bron van het heil verlangd heeft, die ons in geen nood verlaten, maar steeds terechtwijzen, verkwikken en sterken zal.

Lag er in de keuze van deze plek als tijdelijk woonoord wellicht ook de bedoeling, om aldus de aanraking met zijn broeder Ismaël en diens zonen gemakkelijk te maken? Het gebeurt meer, dat men juist aan het graf het pijnlijke, dat er ligt in de verwijdering van broeders, dieper gaat gevoelen en, teruggekeerd van het graf, dit zoekt te veranderen. Twee zaken mogen wij veilig veronderstellen: n dat Isaak's vredelievend en stil karakter wel naar zo iets uitging, n dat de bron Lachai-Rï, zo vermaard door Hagar's wonderbare ontmoeting, daartoe een geschikte gelegenheid kon aanbieden. Want Hagar's afstammelingen zouden juist deze bron in ere houden en gewis menigmaal daarheen opkomen..

II. Genesis 25:12-Genesis 25:18. Tot besluit van Abrahams geschiedenis, wordt nog de vervulling van de belofte omtrent Ismaël (Genesis 17:20) aangewezen in de 12 van deze zoon afstammende vorsten.

Vers 11

11. En het geschiedde na Abrahams dood, dat God Izaak, zijn zoon, zegende; 1) en Izaak woonde bij de put Lachai-Rï; 2) gelijk vroeger, zo woonde hij hier ook verder, daar stille afzondering zijn begeerte was, en hij daarom niet naar Hebron wilde gaan, omdat hij daar midden onder de Kananieten zou gewoond hebben.

1) De belofte wordt terstond na Abrahams dood aan de zoon van de belofte bevestigd..

2)Lachai-Rï, "bron van de levenden en zienden" zie Genesis 24:62. "Dat toont, dat Izaak naar de bron van het heil verlangd heeft, die ons in geen nood verlaten, maar steeds terechtwijzen, verkwikken en sterken zal.

Lag er in de keuze van deze plek als tijdelijk woonoord wellicht ook de bedoeling, om aldus de aanraking met zijn broeder Ismaël en diens zonen gemakkelijk te maken? Het gebeurt meer, dat men juist aan het graf het pijnlijke, dat er ligt in de verwijdering van broeders, dieper gaat gevoelen en, teruggekeerd van het graf, dit zoekt te veranderen. Twee zaken mogen wij veilig veronderstellen: n dat Isaak's vredelievend en stil karakter wel naar zo iets uitging, n dat de bron Lachai-Rï, zo vermaard door Hagar's wonderbare ontmoeting, daartoe een geschikte gelegenheid kon aanbieden. Want Hagar's afstammelingen zouden juist deze bron in ere houden en gewis menigmaal daarheen opkomen..

II. Genesis 25:12-Genesis 25:18. Tot besluit van Abrahams geschiedenis, wordt nog de vervulling van de belofte omtrent Ismaël (Genesis 17:20) aangewezen in de 12 van deze zoon afstammende vorsten.

Vers 12

12. Dit nu zijn de geboorten van Ismaël, de zoon van Abraham, die Hagar, de Egyptische dienstmaagd van Sara, Abraham gebaard heeft.

Vers 12

12. Dit nu zijn de geboorten van Ismaël, de zoon van Abraham, die Hagar, de Egyptische dienstmaagd van Sara, Abraham gebaard heeft.

Vers 13

13. En dit zijn de namen van de zonen van Ismaël, met hun namen naar hun geboorten, met de namen van de volken, die van Ismaël afstammen en naar hun stamhoofden genoemd zijn. De eerstgeborene van Ismaël, Nebajoth (verhevene plaatsen), stamvader van de Nebahaeërs, in steenachtig Arabië, daarna Kedar (zwarte huid), stamvader van de Kedarenen, beroemd als boogschutters, en Adbeël (werk Gods) en Mibsam (liefelijke reuk), beiden onbekend.

Vers 13

13. En dit zijn de namen van de zonen van Ismaël, met hun namen naar hun geboorten, met de namen van de volken, die van Ismaël afstammen en naar hun stamhoofden genoemd zijn. De eerstgeborene van Ismaël, Nebajoth (verhevene plaatsen), stamvader van de Nebahaeërs, in steenachtig Arabië, daarna Kedar (zwarte huid), stamvader van de Kedarenen, beroemd als boogschutters, en Adbeël (werk Gods) en Mibsam (liefelijke reuk), beiden onbekend.

Vers 14

14. En Misma (het horen), en Duma (het zwijgen), en Massa (het dragen). 1)

1) Deze drie namen pleegden de Joden bij elkaar als een spreekwoord te bezigen, naar hun betekenis: "Hoor, zwijg en verdraag.".

Vers 14

14. En Misma (het horen), en Duma (het zwijgen), en Massa (het dragen). 1)

1) Deze drie namen pleegden de Joden bij elkaar als een spreekwoord te bezigen, naar hun betekenis: "Hoor, zwijg en verdraag.".

Vers 15

15. Hadar (tent), en Thema (onbebouwde plaats), Jetur 1) (onderzoek), Nafis (herstelling), en Kedma (naar het oosten). 1) Naar Jetur is waarschijnlijk de ten noordoosten van Palestina gelegen bergachtige landstreek Iturea genoemd..

Vers 15

15. Hadar (tent), en Thema (onbebouwde plaats), Jetur 1) (onderzoek), Nafis (herstelling), en Kedma (naar het oosten). 1) Naar Jetur is waarschijnlijk de ten noordoosten van Palestina gelegen bergachtige landstreek Iturea genoemd..

Vers 16

16. Deze zijn de zonen van Ismaël, en dit zijn hun namen, in hun dorpen, vaste woonplaatsen, en paleizen, Emirs-tenten, twaalf vorsten naar hun volken. 1)

1) Twaalf vorsten met even zoveel van hen afstammende volken, die in omsloten plaatsen of dorpen, ook wel in tenten, die in een kring waren opgeslagen, woonden..

Vers 16

16. Deze zijn de zonen van Ismaël, en dit zijn hun namen, in hun dorpen, vaste woonplaatsen, en paleizen, Emirs-tenten, twaalf vorsten naar hun volken. 1)

1) Twaalf vorsten met even zoveel van hen afstammende volken, die in omsloten plaatsen of dorpen, ook wel in tenten, die in een kring waren opgeslagen, woonden..

Vers 17

17. En dit zijn de levensjaren van Ismaël, honderd zevenendertig jaar: en hij gaf de geest, en stierf, en hij werd verzameld tot zijn volken.

Vers 17

17. En dit zijn de levensjaren van Ismaël, honderd zevenendertig jaar: en hij gaf de geest, en stierf, en hij werd verzameld tot zijn volken.

Vers 18

18. En zij woonden van Havila, aan de grens van steenachtig en gelukkig Arabië (Genesis 10:29) tot Sur toe, hetwelk tegenover, ten oosten van Egypte is, daar gij gaat naar Assur; van hier verbreidden zij zich noordoostelijk tot het gebied der Assyrische heerschappij, dat is tot aan de landen van de Eufraat; hij, Ismaël en zijn nakomelingen, heeft zich neergeslagen, hij zette zich neer, en, de voorspelling (Genesis 16:12) vervullende, hield hij zich met geweld van wapens staande, voor het aangezicht van al zijn broeders.

De twaalf zonen van Ismaël, die naar de voorspelling tot vorsten van gehele volksstammen geworden zijn, komen overeen met de twaalf stammen van Israël; de zegen van Ismaël, die ook Abrahams zaad is en goddelijke beloften ontvangen heeft, is een afschijnsel van Israël's zegen.. Vrgl. Genesis 21:13,Genesis 21:18

III. Genesis 25:19-Genesis 25:26. De onvruchtbare Rebekka wordt in het 20ste jaar van haar huwelijk op Isaak's voorbede zwanger; zij verkrijgt, bij een omstandigheid in haar zwangerschap, bekendmaking van het lot van de beide volken, die uit haar zullen voortkomen, en wordt van tweelingen verlost, van welke de een harig, de ander als hielhouder ter wereld komt, waarom men de eerste Ezau, de andere Jakob noemt.

Vers 18

18. En zij woonden van Havila, aan de grens van steenachtig en gelukkig Arabië (Genesis 10:29) tot Sur toe, hetwelk tegenover, ten oosten van Egypte is, daar gij gaat naar Assur; van hier verbreidden zij zich noordoostelijk tot het gebied der Assyrische heerschappij, dat is tot aan de landen van de Eufraat; hij, Ismaël en zijn nakomelingen, heeft zich neergeslagen, hij zette zich neer, en, de voorspelling (Genesis 16:12) vervullende, hield hij zich met geweld van wapens staande, voor het aangezicht van al zijn broeders.

De twaalf zonen van Ismaël, die naar de voorspelling tot vorsten van gehele volksstammen geworden zijn, komen overeen met de twaalf stammen van Israël; de zegen van Ismaël, die ook Abrahams zaad is en goddelijke beloften ontvangen heeft, is een afschijnsel van Israël's zegen.. Vrgl. Genesis 21:13,Genesis 21:18

III. Genesis 25:19-Genesis 25:26. De onvruchtbare Rebekka wordt in het 20ste jaar van haar huwelijk op Isaak's voorbede zwanger; zij verkrijgt, bij een omstandigheid in haar zwangerschap, bekendmaking van het lot van de beide volken, die uit haar zullen voortkomen, en wordt van tweelingen verlost, van welke de een harig, de ander als hielhouder ter wereld komt, waarom men de eerste Ezau, de andere Jakob noemt.

Vers 19

19. Dit nu zijn de geboorten van Izaak, de zoon van Abraham, die van nu aan de hoofdpersoon in de Heilige geschiedenis is; Abraham gewon Izaak uit Sara, zijn wettige vrouw, toen hij 100 jaar oud was. (Genesis 21:5).

Vers 19

19. Dit nu zijn de geboorten van Izaak, de zoon van Abraham, die van nu aan de hoofdpersoon in de Heilige geschiedenis is; Abraham gewon Izaak uit Sara, zijn wettige vrouw, toen hij 100 jaar oud was. (Genesis 21:5).

Vers 20

20. En Izaak, in wie God zijn verbond met Abraham verder tot vervulling wilde brengen (Genesis 17:19, Genesis 21:12 ), was veertig jaar oud, als hij Rebekka, de dochter van Bethuël, de Syriër, uit Paddan-Aram a) (hoge vlakte), (Mesopotamië), de zuster van Laban, de Syriër, zich tot vrouw nam. (Genesis 24:1).

a) Genesis 48:7

Vers 20

20. En Izaak, in wie God zijn verbond met Abraham verder tot vervulling wilde brengen (Genesis 17:19, Genesis 21:12 ), was veertig jaar oud, als hij Rebekka, de dochter van Bethuël, de Syriër, uit Paddan-Aram a) (hoge vlakte), (Mesopotamië), de zuster van Laban, de Syriër, zich tot vrouw nam. (Genesis 24:1).

a) Genesis 48:7

Vers 21

21. En Izaak, nadat hij negentien jaar lang zonder kinderen gebleven was, bad de HEERE zeer, in de tegenwoordigheid van zijn vrouw, 1) ieder ander middel, om een nakomelingschap te verkrijgen, in kuise en tedere liefde versmadende, en alzo hierin boven zijn vader verheven (Genesis 16:1-Genesis 16:4), hoezeer hij ook anders geneigd was diens voorbeeld na te volgen (Genesis 26:7); want zij was onvruchtbaar, 2)gelijk bij zo lange kinderloosheid gebleken was; alleen door goddelijke werking, evenals bij Sara, kon de kinderzegen haar deel worden. En de HEERE, die met wijsheid Rebekka toegesloten had, opdat beiden eerst in geloof en geduld geoefend zouden worden en dan hun kinderen als genadegiften van Hem zouden aannemen, liet zich van hem verbidden, 3) a) zodat Rebekka, zijn vrouw, van twee kinderen zwanger werd.

a) Romans 9:10

1) In het Hebreeuws Linceach Ishtho. Dit betekent niet "in gezelschap van zijn vrouw", maar "ten behoeve van zijn vrouw". Het woord "bidden" betekent hier "vurig bidden". Calvijn en vele anderen vertalen dan ook: met het oog op zijn vrouw. Onze Statenvertalers tekenen aan: "haar hebbende voor de gedachten." Izaak treedt hier op als voorbidder voor Rebekka..

2) Aan de geboorte van vele belangrijke personen gaat een langdurig tijdperk van onvruchtbaarheid vooraf. Dat is b.v. het geval bij de geboorte van Izaak, Simson, Samuël, Johannes. Daardoor moest niet slechts de jonggeborene de ouders bij uitnemendheid dierbaar zijn en al hun oplettendheid op zich vestigen; maar bovenal moesten zij hun kind als een bovennatuurlijk geschenk Gods leren beschouwen, en tevens moest het als een voorteken (type) worden van de Heiland, die van een maagd zou geboren worden..

Volgens Genesis 25:26 moest Izaak 20 jaar op nakomelingschap wachten. Een nieuwe beproeving voor hem, niet voor Abraham. Ook de zonen van Rebekka moeten afgebeden zonen zijn, kinderen van het geloof, voornamelijk Jakob. Het voorbeeld van Sara schijnt nog eens weer te keren; gelijke voorbeelden: Rachel, Hanna, Elizabeth. De onvruchtbaarheid was, ook afgezien van de Abrahamitische belofte, een zware beproeving in de Oosterse oudheid; des te meer hier. Onvruchtbaarheid was bij de aartsvaders een moeilijke zaak. Er ontstond soms twist (Genesis 30:12); zij stortten tranen (1 Samuel 1:7); zij achtten het voor een smaad (Luke 1:25); ja, zij hielden het voor een vloek..

Hier kon echter Abraham vertroosten met zijn ondervinding; hij overleefde de geboorte van de kinderen nog 15 jaar..

3) De voorbede van Izaak kon een grond vinden in Gods belofte en Abrahams ondervinding. Jehova verhoorde hem en wel met rijke gebedsverhoring. In plaats van n kind ontving hij er twee..

Dat is het werk van een vader: te bidden in tegenwoordigheid van de zijnen; hij behoort priester in zijn huis te zijn..

Vers 21

21. En Izaak, nadat hij negentien jaar lang zonder kinderen gebleven was, bad de HEERE zeer, in de tegenwoordigheid van zijn vrouw, 1) ieder ander middel, om een nakomelingschap te verkrijgen, in kuise en tedere liefde versmadende, en alzo hierin boven zijn vader verheven (Genesis 16:1-Genesis 16:4), hoezeer hij ook anders geneigd was diens voorbeeld na te volgen (Genesis 26:7); want zij was onvruchtbaar, 2)gelijk bij zo lange kinderloosheid gebleken was; alleen door goddelijke werking, evenals bij Sara, kon de kinderzegen haar deel worden. En de HEERE, die met wijsheid Rebekka toegesloten had, opdat beiden eerst in geloof en geduld geoefend zouden worden en dan hun kinderen als genadegiften van Hem zouden aannemen, liet zich van hem verbidden, 3) a) zodat Rebekka, zijn vrouw, van twee kinderen zwanger werd.

a) Romans 9:10

1) In het Hebreeuws Linceach Ishtho. Dit betekent niet "in gezelschap van zijn vrouw", maar "ten behoeve van zijn vrouw". Het woord "bidden" betekent hier "vurig bidden". Calvijn en vele anderen vertalen dan ook: met het oog op zijn vrouw. Onze Statenvertalers tekenen aan: "haar hebbende voor de gedachten." Izaak treedt hier op als voorbidder voor Rebekka..

2) Aan de geboorte van vele belangrijke personen gaat een langdurig tijdperk van onvruchtbaarheid vooraf. Dat is b.v. het geval bij de geboorte van Izaak, Simson, Samuël, Johannes. Daardoor moest niet slechts de jonggeborene de ouders bij uitnemendheid dierbaar zijn en al hun oplettendheid op zich vestigen; maar bovenal moesten zij hun kind als een bovennatuurlijk geschenk Gods leren beschouwen, en tevens moest het als een voorteken (type) worden van de Heiland, die van een maagd zou geboren worden..

Volgens Genesis 25:26 moest Izaak 20 jaar op nakomelingschap wachten. Een nieuwe beproeving voor hem, niet voor Abraham. Ook de zonen van Rebekka moeten afgebeden zonen zijn, kinderen van het geloof, voornamelijk Jakob. Het voorbeeld van Sara schijnt nog eens weer te keren; gelijke voorbeelden: Rachel, Hanna, Elizabeth. De onvruchtbaarheid was, ook afgezien van de Abrahamitische belofte, een zware beproeving in de Oosterse oudheid; des te meer hier. Onvruchtbaarheid was bij de aartsvaders een moeilijke zaak. Er ontstond soms twist (Genesis 30:12); zij stortten tranen (1 Samuel 1:7); zij achtten het voor een smaad (Luke 1:25); ja, zij hielden het voor een vloek..

Hier kon echter Abraham vertroosten met zijn ondervinding; hij overleefde de geboorte van de kinderen nog 15 jaar..

3) De voorbede van Izaak kon een grond vinden in Gods belofte en Abrahams ondervinding. Jehova verhoorde hem en wel met rijke gebedsverhoring. In plaats van n kind ontving hij er twee..

Dat is het werk van een vader: te bidden in tegenwoordigheid van de zijnen; hij behoort priester in zijn huis te zijn..

Vers 22

22. En de kinderen, nog voor dat zij voldragen waren, stieten zich samen in haar lichaam, hetgeen wel meermalen voorkomt, maar hier zonder twijfel vol van betekenis was. Toen zei zij, daardoor verontrust, daar zij het als een voorteken van smartelijke ondervindingen aanmerkte: Is het zo, dat ik ondervinden zal gelijk ik vrees? Waarom ben ik dus? Wat zal mij overkomen en waarom ben ik dan ten gevolge van gebedsverhoring bevrucht geworden? En zij ging, om de HEERE te vragen, om te onderzoeken wat die tekenen beduidden, naar een geheiligde plaats, waarschijnlijk naar de nabijgelegen put Lachai-Rï (Genesis 25:11), bij welke aan Hagar ook eens geopenbaard was, wat zij ondervinden zou van het kind, dat zij nog onder haar hart droeg. (Genesis 16:7-Genesis 16:14).

1) Op welk een wijze heeft Rebekka de Heere God om raad gevraagd? In het Hebreeuws staat Lidrosh Et-Jahweh). Het werkwoord Dorisch betekent "raadplegen", "nauwlettend onderzoeken" (1 Kings 14:5) Te verwerpen is het gevoelen, dat zij een profeet des Heren geraadpleegd heeft. Deze waren er toen niet, of het moet Abraham zijn geweest. Het meest voor de hand ligt, dat zij zich van haar huis heeft verwijderd, de eenzaamheid heeft opgezocht, daar zich in het gebed heeft begeven en gevraagd, dat de Heere God haar zou verklaren, wat het betekende hetwelk haar angstig maakte..

Vers 22

22. En de kinderen, nog voor dat zij voldragen waren, stieten zich samen in haar lichaam, hetgeen wel meermalen voorkomt, maar hier zonder twijfel vol van betekenis was. Toen zei zij, daardoor verontrust, daar zij het als een voorteken van smartelijke ondervindingen aanmerkte: Is het zo, dat ik ondervinden zal gelijk ik vrees? Waarom ben ik dus? Wat zal mij overkomen en waarom ben ik dan ten gevolge van gebedsverhoring bevrucht geworden? En zij ging, om de HEERE te vragen, om te onderzoeken wat die tekenen beduidden, naar een geheiligde plaats, waarschijnlijk naar de nabijgelegen put Lachai-Rï (Genesis 25:11), bij welke aan Hagar ook eens geopenbaard was, wat zij ondervinden zou van het kind, dat zij nog onder haar hart droeg. (Genesis 16:7-Genesis 16:14).

1) Op welk een wijze heeft Rebekka de Heere God om raad gevraagd? In het Hebreeuws staat Lidrosh Et-Jahweh). Het werkwoord Dorisch betekent "raadplegen", "nauwlettend onderzoeken" (1 Kings 14:5) Te verwerpen is het gevoelen, dat zij een profeet des Heren geraadpleegd heeft. Deze waren er toen niet, of het moet Abraham zijn geweest. Het meest voor de hand ligt, dat zij zich van haar huis heeft verwijderd, de eenzaamheid heeft opgezocht, daar zich in het gebed heeft begeven en gevraagd, dat de Heere God haar zou verklaren, wat het betekende hetwelk haar angstig maakte..

Vers 23

23. En de HEERE zei tot haar, door inwendige openbaring van de Geest: 1) Twee volken zijn, in hun stamvaders, in uw buik, 2) en twee natiën, onderscheiden in leefwijze en gezindheid, zullen zich uit uw ingewanden scheiden; de uit u voortkomende kinderen zullen zich verder in u van elkaar scheiden, en de volken, die uit hen zullen voortkomen, zullen daarna altijd meer beslist tegenover elkaar staan; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en, om het u nog meer bepaald te zeggen, de meerdere, de eerstgeborene, zal, in zijn nakomelingschap, de mindere, de later geborene dienen en onderworpen zijn.

1) In de grondtekst hebben de woorden een poëtische vorm. Profetie en poëzie zijn aan elkaar verwant; want de profetie leest de toekomst in het tegenwoordige, en geeft aan hetgeen zij aanschouwd heeft een dichterlijk kleed. De beide volken nu, van welke hier geprofeteerd wordt, zijn de van Ezau en Jakob afstammende Edomieten en Israëlieten. Evenals de stamvaders reeds in het lichaam van de moeder tegen elkaar stieten en daarna hoe langer hoe verder van elkaar zich verwijderden, en de jongste in geestelijk opzicht de voorrang boven de oudste verkreeg, zo bestond er later verschil in het volkskarakter en een onafgebroken strijd tussen Edom en Israël, totdat Edom ten ondergebracht was en zich geheel in Israël oploste (2 Samuel 8:14; 2 Kings 8:20; 2 Kings 14:7; 2 Kings 14:2 Makkabeeën 10:15,

2) De Heere verklaart haar hier de oorzaak en betekenis van dat geheimnisvol verschijnsel, maar onthult haar tevens de toekomst..

Ezau zou het in lichaamskracht verre winnen van Jakob, maar toch zou de jongste de oudste verre overtreffen wat het geestelijke betreft. God had het zwakke (Jakob) uitverkoren, opdat hij het sterke (Ezau) beschamen zou. Ook hier, gelijk als bij Noach en Abraham, toont de Heere het, dat Hij niet aanziet wat voor ogen is. In zijn uitverkiezende liefde, stelt Hij Jakob voor Ezau, opdat geen vlees voor Hem zou roemen. (Romans 9:12).

Vers 23

23. En de HEERE zei tot haar, door inwendige openbaring van de Geest: 1) Twee volken zijn, in hun stamvaders, in uw buik, 2) en twee natiën, onderscheiden in leefwijze en gezindheid, zullen zich uit uw ingewanden scheiden; de uit u voortkomende kinderen zullen zich verder in u van elkaar scheiden, en de volken, die uit hen zullen voortkomen, zullen daarna altijd meer beslist tegenover elkaar staan; en het ene volk zal sterker zijn dan het andere volk; en, om het u nog meer bepaald te zeggen, de meerdere, de eerstgeborene, zal, in zijn nakomelingschap, de mindere, de later geborene dienen en onderworpen zijn.

1) In de grondtekst hebben de woorden een poëtische vorm. Profetie en poëzie zijn aan elkaar verwant; want de profetie leest de toekomst in het tegenwoordige, en geeft aan hetgeen zij aanschouwd heeft een dichterlijk kleed. De beide volken nu, van welke hier geprofeteerd wordt, zijn de van Ezau en Jakob afstammende Edomieten en Israëlieten. Evenals de stamvaders reeds in het lichaam van de moeder tegen elkaar stieten en daarna hoe langer hoe verder van elkaar zich verwijderden, en de jongste in geestelijk opzicht de voorrang boven de oudste verkreeg, zo bestond er later verschil in het volkskarakter en een onafgebroken strijd tussen Edom en Israël, totdat Edom ten ondergebracht was en zich geheel in Israël oploste (2 Samuel 8:14; 2 Kings 8:20; 2 Kings 14:7; 2 Kings 14:2 Makkabeeën 10:15,

2) De Heere verklaart haar hier de oorzaak en betekenis van dat geheimnisvol verschijnsel, maar onthult haar tevens de toekomst..

Ezau zou het in lichaamskracht verre winnen van Jakob, maar toch zou de jongste de oudste verre overtreffen wat het geestelijke betreft. God had het zwakke (Jakob) uitverkoren, opdat hij het sterke (Ezau) beschamen zou. Ook hier, gelijk als bij Noach en Abraham, toont de Heere het, dat Hij niet aanziet wat voor ogen is. In zijn uitverkiezende liefde, stelt Hij Jakob voor Ezau, opdat geen vlees voor Hem zou roemen. (Romans 9:12).

Vers 24

24. Als nu haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen in haar buik, gelijk de moeder reeds tevoren wist (Genesis 25:23), maar de bij de geboorte tegenwoordige vrouwen eerst nu opmerkten. (Genesis 38:27). Mozes leert hier, dat de inwendige strijd tot de geboorte toe voortgeduurd heeft, daar Jakob, door de hiel van zijn broeder aan te grijpen, beproefd heeft, het eerst uit te komen. Door dit symbool getuigde de Heere, dat, zodra het gevolg van zijn uitverkiezing aanwezig was, de weg reeds, voordat nog het einde bereikt was, vol was van strijd en moeite..

Vers 24

24. Als nu haar dagen vervuld waren om te baren, ziet, zo waren tweelingen in haar buik, gelijk de moeder reeds tevoren wist (Genesis 25:23), maar de bij de geboorte tegenwoordige vrouwen eerst nu opmerkten. (Genesis 38:27). Mozes leert hier, dat de inwendige strijd tot de geboorte toe voortgeduurd heeft, daar Jakob, door de hiel van zijn broeder aan te grijpen, beproefd heeft, het eerst uit te komen. Door dit symbool getuigde de Heere, dat, zodra het gevolg van zijn uitverkiezing aanwezig was, de weg reeds, voordat nog het einde bereikt was, vol was van strijd en moeite..

Vers 25

25. En de eerste kwam uit, rossig (1 Samuel 16:12; 1 Samuel 17:42), van roodkleurige huidkleur; hij was geheel als een haren kleed, 1) op een, bij pasgeboren kinderen, ongewone wijze geheel met haar bedekt; daarom noemden zij, de aanwezige vrouwen, in overeenstemming met de moeder, zijn naam Ezau, de harige; en werkelijk zien wij later in hem zinnelijke lusten en een wild karakter.

1) Zulk een bijzondere harigheid noemt men "hypertrichosis", zij komt enkele malen bij pasgeborenen voor. "Wanneer het gemis van een bedeksel, hetwelk het dier heeft, de mens op een bovenzinnige wereld wijst, zo spreekt dat haarbedeksel van een bijzondere zinnelijke neiging."

Vers 25

25. En de eerste kwam uit, rossig (1 Samuel 16:12; 1 Samuel 17:42), van roodkleurige huidkleur; hij was geheel als een haren kleed, 1) op een, bij pasgeboren kinderen, ongewone wijze geheel met haar bedekt; daarom noemden zij, de aanwezige vrouwen, in overeenstemming met de moeder, zijn naam Ezau, de harige; en werkelijk zien wij later in hem zinnelijke lusten en een wild karakter.

1) Zulk een bijzondere harigheid noemt men "hypertrichosis", zij komt enkele malen bij pasgeborenen voor. "Wanneer het gemis van een bedeksel, hetwelk het dier heeft, de mens op een bovenzinnige wereld wijst, zo spreekt dat haarbedeksel van een bijzondere zinnelijke neiging."

Vers 26

26. En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's hiel vasthield, als wilde hij de broeder terughouden en zelf de eerstgeborene worden; daarom noemde men zijn naam Jakob; dat, is verzen of hielhouder, en werkelijk is later in zijn karakter sluwheid op te merken, die de tegenstander in de strijd gaarne aan het been houdt om hem onverwachts ten val te brengen (Genesis 27:36; Hosea 12:4). En Izaak was zestig jaar oud, toen hij hen gewon, dat is in het jaar 2168 na de wereldschepping, 1832 voor Christus' geboorte, 15 jaar voor Abrahams dood.

IV. Genesis 25:27-Genesis 25:34. Met het opgroeien van de knapen gaan zij reeds van elkaar; ieder kiest zich een beroep, overeenkomstig zijn aard. Ezau wordt een ronddwalend jager; Jakob is als herder binnen de tenten bezig. Maar ook in ander opzicht komt de voorspelling reeds tot vervulling; want Jakob weet een gunstig ogenblik zich ten nut te maken, om van zijn broeder het eerstgeboorterecht te kopen.

Vers 26

26. En daarna kwam zijn broeder uit, wiens hand Ezau's hiel vasthield, als wilde hij de broeder terughouden en zelf de eerstgeborene worden; daarom noemde men zijn naam Jakob; dat, is verzen of hielhouder, en werkelijk is later in zijn karakter sluwheid op te merken, die de tegenstander in de strijd gaarne aan het been houdt om hem onverwachts ten val te brengen (Genesis 27:36; Hosea 12:4). En Izaak was zestig jaar oud, toen hij hen gewon, dat is in het jaar 2168 na de wereldschepping, 1832 voor Christus' geboorte, 15 jaar voor Abrahams dood.

IV. Genesis 25:27-Genesis 25:34. Met het opgroeien van de knapen gaan zij reeds van elkaar; ieder kiest zich een beroep, overeenkomstig zijn aard. Ezau wordt een ronddwalend jager; Jakob is als herder binnen de tenten bezig. Maar ook in ander opzicht komt de voorspelling reeds tot vervulling; want Jakob weet een gunstig ogenblik zich ten nut te maken, om van zijn broeder het eerstgeboorterecht te kopen.

Vers 27

27. Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau, naar zijn natuur, die meer tot het wild omzwerven dan tot het stille herdersleven geschikt was, een man, verstandig op de jacht, gelijk vroeger Nimrod (Genesis 10:9) een veldman, 1) die niet veel te huis bleef, maarliever buiten in velden, op bergen en door bossen het wild opzocht; maar Jakob werd een oprecht 2) man, wonende in tenten, zorg dragende voor huishoudelijke zaken en bij het vee van zijn vader een stil leven leidende.

1) In het Hebreeuws Ish Sadh. Een man van het veld, in de zin van: "het veld, het vrije veld beminnende.".

2) In het Hebreeuws "Een man van zachte manieren." De Septuaginta vertaalt: "van bedrog afkerig." De tegenstelling is duidelijk. Ezau was een meer woest, ruw, onverschillig man. Jakob daarentegen een man van een zacht karakter, die meer van het huiselijke leven hield..

Vers 27

27. Als nu deze jongeren groot werden, werd Ezau, naar zijn natuur, die meer tot het wild omzwerven dan tot het stille herdersleven geschikt was, een man, verstandig op de jacht, gelijk vroeger Nimrod (Genesis 10:9) een veldman, 1) die niet veel te huis bleef, maarliever buiten in velden, op bergen en door bossen het wild opzocht; maar Jakob werd een oprecht 2) man, wonende in tenten, zorg dragende voor huishoudelijke zaken en bij het vee van zijn vader een stil leven leidende.

1) In het Hebreeuws Ish Sadh. Een man van het veld, in de zin van: "het veld, het vrije veld beminnende.".

2) In het Hebreeuws "Een man van zachte manieren." De Septuaginta vertaalt: "van bedrog afkerig." De tegenstelling is duidelijk. Ezau was een meer woest, ruw, onverschillig man. Jakob daarentegen een man van een zacht karakter, die meer van het huiselijke leven hield..

Vers 28

28. En Izaak had Ezau lief; 1) hij gevoelde, daar hij zelf voor uitwendige aangelegenheden minder geschikt was, zich zeer aangetrokken tot de moedige en ondernemende Ezau; bovendien werd die liefde nog opgewekt; want het wildbraad, dat Ezau voor hem jaagde, was naar zijn mond; maar Rebekka had Jakob lief. Zij trok zich deze aan, die door de vader achter geplaatst werd en meer als stil man zich in de nabijheid van zijn moeder bevond. De goddelijke belofte zal aan die voorliefde het haar hebben toegebracht, en zeker heeft zij door mededeling daarvan zijn hart met de gedachte vervuld, dat hij in het eerstgeboorterecht treden zou.

1)Voorliefde voor het ene of het andere kind kan natuurlijke oorzaken hebben en geheiligd worden; slechts zeldzaam blijft zij binnen de juiste grenzen..

De liefde van Izaak voor Ezau is psychologisch zeer te verklaren naar de bekende stelregel: dat de uitersten elkaar raken. Izaak had een zeer stil, meegaand karakter. Ezau een meer heftig, opbruisend. Bovendien kon Ezau zeer goed door zijn bedrijf voldoen aan het verlangen en aan de smaak van zijn vader. Bij al het zinnelijke en opbruisende had Ezau ook weer iets guls. Hij zag op geen kleinigheid. Straks verkoopt hij in grove onverschilligheid zelfs zijn eerstgeboorterecht voor een schotel linzenmoes..

Rebekka's karakter, zij heeft het van haar moeder geërfd, is niet vrij van heerszucht. Gelijk haar moeder, zo ook wil zij liefst de eerste zijn. En nu heeft Jakob de belofte, dat hij de meerdere zal zijn, dat Ezau, de meerdere, hem de mindere zal dienen. Dat is het vooral, wat haar in Jakob zo aantrekt. Daarom zal zij straks ook zelfs zondige maatregelen nemen, om Jakob in die staat te houden..

Vers 28

28. En Izaak had Ezau lief; 1) hij gevoelde, daar hij zelf voor uitwendige aangelegenheden minder geschikt was, zich zeer aangetrokken tot de moedige en ondernemende Ezau; bovendien werd die liefde nog opgewekt; want het wildbraad, dat Ezau voor hem jaagde, was naar zijn mond; maar Rebekka had Jakob lief. Zij trok zich deze aan, die door de vader achter geplaatst werd en meer als stil man zich in de nabijheid van zijn moeder bevond. De goddelijke belofte zal aan die voorliefde het haar hebben toegebracht, en zeker heeft zij door mededeling daarvan zijn hart met de gedachte vervuld, dat hij in het eerstgeboorterecht treden zou.

1)Voorliefde voor het ene of het andere kind kan natuurlijke oorzaken hebben en geheiligd worden; slechts zeldzaam blijft zij binnen de juiste grenzen..

De liefde van Izaak voor Ezau is psychologisch zeer te verklaren naar de bekende stelregel: dat de uitersten elkaar raken. Izaak had een zeer stil, meegaand karakter. Ezau een meer heftig, opbruisend. Bovendien kon Ezau zeer goed door zijn bedrijf voldoen aan het verlangen en aan de smaak van zijn vader. Bij al het zinnelijke en opbruisende had Ezau ook weer iets guls. Hij zag op geen kleinigheid. Straks verkoopt hij in grove onverschilligheid zelfs zijn eerstgeboorterecht voor een schotel linzenmoes..

Rebekka's karakter, zij heeft het van haar moeder geërfd, is niet vrij van heerszucht. Gelijk haar moeder, zo ook wil zij liefst de eerste zijn. En nu heeft Jakob de belofte, dat hij de meerdere zal zijn, dat Ezau, de meerdere, hem de mindere zal dienen. Dat is het vooral, wat haar in Jakob zo aantrekt. Daarom zal zij straks ook zelfs zondige maatregelen nemen, om Jakob in die staat te houden..

Vers 29

29. En Jakob, naar zijn gewoonte, om zich met huishoudelijke zaken te bemoeien, had een kooksel gekookt, van linzen (Genesis 25:34), een nog heden in Syrië en Egypte zeer geliefd voedsel; en Ezau kwam uit het veld en was moe van het lange omzwerven.

Vers 29

29. En Jakob, naar zijn gewoonte, om zich met huishoudelijke zaken te bemoeien, had een kooksel gekookt, van linzen (Genesis 25:34), een nog heden in Syrië en Egypte zeer geliefd voedsel; en Ezau kwam uit het veld en was moe van het lange omzwerven.

Vers 30

30. En Ezau zei tot Jakob, toen hij het kooksel gezien had: Laat mij toch drinken van dat rode, dat rode daar, 1) want ik ben te moe, om mij zelf iets gereed te maken; daarom, naar dit voor zijn toekomstig leven zo gewichtig ogenblik, toen hij zulk een begerigheid naar het rode aan de dag legde, heeft men zijn naam genoemd Edom 2) (Rode, Genesis 36:1,Genesis 36:19), terwijl die bijnaam reeds voorbereid was, doordat hij roodachtig ter wereld gekomen was. (Genesis 25:25).

1) Daar klinkt iets voornaams en hoogs in die achteloze woorden, die Jakob wel moesten zeer doen. "Laat mij toch drinken van dat rode, dat rode daar." De keuze van de woorden, de aanwijzing van de spijzen, de herhaling van hetzelfde woord, alles duidt aan, dat Ezau wil doen uitkomen, dat hij die spijze zelfs niet kent. Onder andere omstandigheden zou zij hem te gering zijn; maar voor deze enkele maal wil hij er genoegen mee nemen..

De herhaling is bewijs, dat hij zeer begerig was naar die spijze. De naam van de spijze noemt hij niet eens.

2) Nog altijd heeft bij de Arabieren de gewoonte plaats, niet alleen dat bijnamen worden gegeven, maar ook dat die bijnamen gebruikt worden in de plaats van de eigenlijke.. 31. Toen zei Jakob, verkoop mij op deze dag uw eerstgeboorte. 1)

1) Ten tweede male houdt hier Jakob zijn broeder bij de hiel. Zeer velen hebben in dat woord van Jakob een bewijs willen zien van een sluw karakter, alsof hij van de moede toestand van Ezau heeft willen gebruik maken, om het eerstgeboorterecht te verkrijgen. Dit is echter niet zo. Hoogstwaarschijnlijk is dit woord enigszins op half schertsende wijze en op half geraakte wijze gesproken. Ezau had toch niet de macht om zijn eerstgeboorterecht te verkopen. Die macht had alleen de vader. Later heeft Jakob zelf Juda gezet in de plaats van de eerstgeborene, Ruben. Al kon Jakob vermoeden, dat Ezau hem dat recht verkopen zou, en al kocht Jakob het, de eindbeslissing lag toch altijd bij Izaak, hun vader. Met die vraag, of met dat woord, heeft Jakob Ezau willen wijzen op zijn gemakkelijk leven dat hij leidde. Hij, de eerstgeborene, zwierf dag aan dag in het veld rond, terwijl Jakob het meer zwaardere leven leidde van in tenten te wonen. Als een eerstgeborene zo mag leven, als gij doet, dan wil ik ook wel eerstgeborene zijn; dit ligt in dit woord. In later tijden ontving de eerstgeborene een dubbel erfdeel. (Deuteronomy 21:17). Dat Jakob bij deze vraag reeds dacht om de zegeningen van de belofte, aan Abraham gegeven, kan men niet met zekerheid zeggen..

Vers 30

30. En Ezau zei tot Jakob, toen hij het kooksel gezien had: Laat mij toch drinken van dat rode, dat rode daar, 1) want ik ben te moe, om mij zelf iets gereed te maken; daarom, naar dit voor zijn toekomstig leven zo gewichtig ogenblik, toen hij zulk een begerigheid naar het rode aan de dag legde, heeft men zijn naam genoemd Edom 2) (Rode, Genesis 36:1,Genesis 36:19), terwijl die bijnaam reeds voorbereid was, doordat hij roodachtig ter wereld gekomen was. (Genesis 25:25).

1) Daar klinkt iets voornaams en hoogs in die achteloze woorden, die Jakob wel moesten zeer doen. "Laat mij toch drinken van dat rode, dat rode daar." De keuze van de woorden, de aanwijzing van de spijzen, de herhaling van hetzelfde woord, alles duidt aan, dat Ezau wil doen uitkomen, dat hij die spijze zelfs niet kent. Onder andere omstandigheden zou zij hem te gering zijn; maar voor deze enkele maal wil hij er genoegen mee nemen..

De herhaling is bewijs, dat hij zeer begerig was naar die spijze. De naam van de spijze noemt hij niet eens.

2) Nog altijd heeft bij de Arabieren de gewoonte plaats, niet alleen dat bijnamen worden gegeven, maar ook dat die bijnamen gebruikt worden in de plaats van de eigenlijke.. 31. Toen zei Jakob, verkoop mij op deze dag uw eerstgeboorte. 1)

1) Ten tweede male houdt hier Jakob zijn broeder bij de hiel. Zeer velen hebben in dat woord van Jakob een bewijs willen zien van een sluw karakter, alsof hij van de moede toestand van Ezau heeft willen gebruik maken, om het eerstgeboorterecht te verkrijgen. Dit is echter niet zo. Hoogstwaarschijnlijk is dit woord enigszins op half schertsende wijze en op half geraakte wijze gesproken. Ezau had toch niet de macht om zijn eerstgeboorterecht te verkopen. Die macht had alleen de vader. Later heeft Jakob zelf Juda gezet in de plaats van de eerstgeborene, Ruben. Al kon Jakob vermoeden, dat Ezau hem dat recht verkopen zou, en al kocht Jakob het, de eindbeslissing lag toch altijd bij Izaak, hun vader. Met die vraag, of met dat woord, heeft Jakob Ezau willen wijzen op zijn gemakkelijk leven dat hij leidde. Hij, de eerstgeborene, zwierf dag aan dag in het veld rond, terwijl Jakob het meer zwaardere leven leidde van in tenten te wonen. Als een eerstgeborene zo mag leven, als gij doet, dan wil ik ook wel eerstgeborene zijn; dit ligt in dit woord. In later tijden ontving de eerstgeborene een dubbel erfdeel. (Deuteronomy 21:17). Dat Jakob bij deze vraag reeds dacht om de zegeningen van de belofte, aan Abraham gegeven, kan men niet met zekerheid zeggen..

Vers 32

32. En Ezau, een mens, als degenen, die zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij 1 Corinthians 15:32; Isaiah 22:13 ), tot iedere prijs zijn begeerte willende bevredigen, zei: Zie, ik ga sterven, vroeg of laat, en ga mijn vader wellicht nog vooruit; en waartoe mij dan de eerstgeboorte, 1) ik kom dan toch niet in het bezit van die rechten.

1) Hoe hoog de eerstgeboorte bij de oude vaderen geacht werd, zo wilde toch Christus, (om aan te tonen, dat Hij de ware eerstgeborene was, die ons het recht van de eerstgeboorte bij God verwerven zou) van geen van de eerstgeborenen afstammen; niet van Kaïn, maar van Seth; niet van Jafeth, maar van Sem; niet van Nachor of Haran, maar van Abraham; niet van Ismaël, maar van Izaak; niet van Ezau, maar van Jakob; niet van een Isaïs oudste zonen, maar van David en van een van diens middelste zonen, Salomo..

Met deze woorden openbaart Ezau zijn onheilige begeerte, die geheel en al uitging naar hetgeen van deze aarde was en met de lusten van het vlees overeenkwam. Ezau wordt daarom dan ook "een onheilige" genoemd, omdat hij de zegen van het eerstgeboorterecht alleen tot deze aarde bepaalde. Dat met die zegen ook hogere voorrechten in verband stonden, zag hij niet in. Het had alleen belang voor hem, voor zover het met de aardse lusten en behoeften in verband stond. En daar hij wellicht op dat ogenblik door gedachten aan de naderende dood benauwd werd, gaf hij de zegen van dat recht prijs. Ezau is hier een waarschuwend voorbeeld voor allen, om de natuur niet als leidsman of gids te volgen..

Vers 32

32. En Ezau, een mens, als degenen, die zeggen: Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij 1 Corinthians 15:32; Isaiah 22:13 ), tot iedere prijs zijn begeerte willende bevredigen, zei: Zie, ik ga sterven, vroeg of laat, en ga mijn vader wellicht nog vooruit; en waartoe mij dan de eerstgeboorte, 1) ik kom dan toch niet in het bezit van die rechten.

1) Hoe hoog de eerstgeboorte bij de oude vaderen geacht werd, zo wilde toch Christus, (om aan te tonen, dat Hij de ware eerstgeborene was, die ons het recht van de eerstgeboorte bij God verwerven zou) van geen van de eerstgeborenen afstammen; niet van Kaïn, maar van Seth; niet van Jafeth, maar van Sem; niet van Nachor of Haran, maar van Abraham; niet van Ismaël, maar van Izaak; niet van Ezau, maar van Jakob; niet van een Isaïs oudste zonen, maar van David en van een van diens middelste zonen, Salomo..

Met deze woorden openbaart Ezau zijn onheilige begeerte, die geheel en al uitging naar hetgeen van deze aarde was en met de lusten van het vlees overeenkwam. Ezau wordt daarom dan ook "een onheilige" genoemd, omdat hij de zegen van het eerstgeboorterecht alleen tot deze aarde bepaalde. Dat met die zegen ook hogere voorrechten in verband stonden, zag hij niet in. Het had alleen belang voor hem, voor zover het met de aardse lusten en behoeften in verband stond. En daar hij wellicht op dat ogenblik door gedachten aan de naderende dood benauwd werd, gaf hij de zegen van dat recht prijs. Ezau is hier een waarschuwend voorbeeld voor allen, om de natuur niet als leidsman of gids te volgen..

Vers 33

33. Toen zei Jakob: Zweer 1) mij op deze dag en hier, dat gij uw eerstgeboorterecht op mij overdraagt en het nooit meer u toe-eigenen zult! En hij zwoer hem; en hij verkocht Jakob zijn eerstgeboorte. a)

a)Hebrews 12:16 Hebrews 12:1) Jakob handelt hier niet wreed met zijn broeder, daar hij hem niets ontrukt, maar slechts bevestiging door een eed verlangt, dat hij hem dit recht heeft afgestaan. Ondertussen moet men op de gevoelloosheid van Ezau letten, die niet aarzelt, onder aanroeping van de naam Gods, het eerstgeboorterecht te verkopen..

Maar Jakob, die verbaasd is over zo grote geringschatting van een bepaald voorrecht, bedroefd over zo grote miskenning van eigen verantwoordelijkheid, gaat de zaak nu eerst recht ernstig opnemen. Zo gaat het meer, dat men schertsend begint, om met de hoogsten ernst te eindigen. Toen zei Jakob: "Zweer mij op deze dag!" Welnu, moet het ernst zijn, dan zij het ernst; aldus dacht wellicht Ezau met de voorname lichtzinnigheid van een groot heer, die soms zijn moed zal bewijzen door te tonen, hoe weinig hij gewichtige zaken telt; en hij zwoer hem en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorte. De zaak was ernst geworden en men had wederkerig van een zaak van God en een recht van de vader eigenwillig koopmanschap gemaakt..

Vers 33

33. Toen zei Jakob: Zweer 1) mij op deze dag en hier, dat gij uw eerstgeboorterecht op mij overdraagt en het nooit meer u toe-eigenen zult! En hij zwoer hem; en hij verkocht Jakob zijn eerstgeboorte. a)

a)Hebrews 12:16 Hebrews 12:1) Jakob handelt hier niet wreed met zijn broeder, daar hij hem niets ontrukt, maar slechts bevestiging door een eed verlangt, dat hij hem dit recht heeft afgestaan. Ondertussen moet men op de gevoelloosheid van Ezau letten, die niet aarzelt, onder aanroeping van de naam Gods, het eerstgeboorterecht te verkopen..

Maar Jakob, die verbaasd is over zo grote geringschatting van een bepaald voorrecht, bedroefd over zo grote miskenning van eigen verantwoordelijkheid, gaat de zaak nu eerst recht ernstig opnemen. Zo gaat het meer, dat men schertsend begint, om met de hoogsten ernst te eindigen. Toen zei Jakob: "Zweer mij op deze dag!" Welnu, moet het ernst zijn, dan zij het ernst; aldus dacht wellicht Ezau met de voorname lichtzinnigheid van een groot heer, die soms zijn moed zal bewijzen door te tonen, hoe weinig hij gewichtige zaken telt; en hij zwoer hem en hij verkocht aan Jakob zijn eerstgeboorte. De zaak was ernst geworden en men had wederkerig van een zaak van God en een recht van de vader eigenwillig koopmanschap gemaakt..

Vers 34

34. En Jakob, zijn maal, waarnaar Ezau begerig was, overgevende om hetgeen hem liever was dan een ogenblik van genot, gaf aan Ezau brood en het linzenkooksel, en hij, bij wie daarentegen zijn buik zijn God was, at en dronk zonder gewetensbezwaar, en hij stond op, nadat hij zich verzadigd had, en ging heen, alsof er niets bijzonders voorgevallen was; alzo verachtte Ezau in aardsgezindheid, die niets beters kent dan ogenblikkelijk levensgenot, de eerstgeboorte. 1)

Ofschoon bij de eerste aanblik de beschrijving koud en onverschillig schijnt, toch is zij van grote betekenis. Vooreerst toch meldt zij ons de vroomheid van de heilige Jakob, daar hij zijn zinnen richtende op het hemelse leven, van het gebruik van aardse spijs afstand kon doen. Het was toch niet uit winstbejag. Door de spijs te bereiden, waarmee hij de honger had willen stillen, had hij de maag geprikkeld. Waarom hij, om het vasten uit te houden, zichzelf noodwendig geweld moest aandoen. Om het vlees op die wijze te beheersen, zou voor hem niet mogelijk zijn geweest, indien niet een geestelijk verlangen naar hoger leven in zijn boezem geschuild had..

1) Gelijk Ismaël geen deel heeft aan de zegen, omdat hij uit vleselijke lust verwekt is, zo verliest Ezau de zegen, omdat hij vleselijk gezind is. Hij is een beeld van allen, die de goederen van het eeuwige leven prijsgeven voor zingenot; Jakob daarentegen moet voor hetgeen hij tegen zijn broeder deed, daar hij in de raad Gods wilde ingrijpen, voor zijn zondige listen later in de school van het lijden zwaar boeten. "De Heilige Geest wil, dat wij deze twee broeders steeds voor ogen zullen hebben en een dagelijks spreekwoord van hen maken, want te allen tijde zijn wij of Ezauïeten of Jakobieten.".

Hoe nauwkeurig wordt hier de roekeloze en onheilige daad van Ezau beschreven. Hij at en dronk. Hij stond op en ging heen. Ontegenzeglijk, om daardoor te doen uitkomen, dat Ezau dit alles met zijn volle bewustzijn heeft gedaan..

Gelijk het in het karakter van Ezau niet aan voordelen een deugden ontbreekt, die hem voor de wereld beminnenswaardig maken (hij was een rechte, ronde wereldburger, vrolijk, hups, maar zonder zin voor het hogere, zonder verlangen naar het genot van de genade), zo ontbreekt het bij Jakob niet aan zwakheden en lakenswaardige eigenschappen: onopenhartigheid, list, bedrieglijkheid; en nochtans had God hem, in weerwil van al deze gebreken, tot een vat van genade uitverkoren, draagt hem met lankmoedigheid en voedt hem door allerlei proefwegen voor Zijn rijk op. Jakob deed wel daarin goed, dat hij de beste gave begeerde, maar verkeerd, dat hij partij trok van de nood van zijn broeder..

Vers 34

34. En Jakob, zijn maal, waarnaar Ezau begerig was, overgevende om hetgeen hem liever was dan een ogenblik van genot, gaf aan Ezau brood en het linzenkooksel, en hij, bij wie daarentegen zijn buik zijn God was, at en dronk zonder gewetensbezwaar, en hij stond op, nadat hij zich verzadigd had, en ging heen, alsof er niets bijzonders voorgevallen was; alzo verachtte Ezau in aardsgezindheid, die niets beters kent dan ogenblikkelijk levensgenot, de eerstgeboorte. 1)

Ofschoon bij de eerste aanblik de beschrijving koud en onverschillig schijnt, toch is zij van grote betekenis. Vooreerst toch meldt zij ons de vroomheid van de heilige Jakob, daar hij zijn zinnen richtende op het hemelse leven, van het gebruik van aardse spijs afstand kon doen. Het was toch niet uit winstbejag. Door de spijs te bereiden, waarmee hij de honger had willen stillen, had hij de maag geprikkeld. Waarom hij, om het vasten uit te houden, zichzelf noodwendig geweld moest aandoen. Om het vlees op die wijze te beheersen, zou voor hem niet mogelijk zijn geweest, indien niet een geestelijk verlangen naar hoger leven in zijn boezem geschuild had..

1) Gelijk Ismaël geen deel heeft aan de zegen, omdat hij uit vleselijke lust verwekt is, zo verliest Ezau de zegen, omdat hij vleselijk gezind is. Hij is een beeld van allen, die de goederen van het eeuwige leven prijsgeven voor zingenot; Jakob daarentegen moet voor hetgeen hij tegen zijn broeder deed, daar hij in de raad Gods wilde ingrijpen, voor zijn zondige listen later in de school van het lijden zwaar boeten. "De Heilige Geest wil, dat wij deze twee broeders steeds voor ogen zullen hebben en een dagelijks spreekwoord van hen maken, want te allen tijde zijn wij of Ezauïeten of Jakobieten.".

Hoe nauwkeurig wordt hier de roekeloze en onheilige daad van Ezau beschreven. Hij at en dronk. Hij stond op en ging heen. Ontegenzeglijk, om daardoor te doen uitkomen, dat Ezau dit alles met zijn volle bewustzijn heeft gedaan..

Gelijk het in het karakter van Ezau niet aan voordelen een deugden ontbreekt, die hem voor de wereld beminnenswaardig maken (hij was een rechte, ronde wereldburger, vrolijk, hups, maar zonder zin voor het hogere, zonder verlangen naar het genot van de genade), zo ontbreekt het bij Jakob niet aan zwakheden en lakenswaardige eigenschappen: onopenhartigheid, list, bedrieglijkheid; en nochtans had God hem, in weerwil van al deze gebreken, tot een vat van genade uitverkoren, draagt hem met lankmoedigheid en voedt hem door allerlei proefwegen voor Zijn rijk op. Jakob deed wel daarin goed, dat hij de beste gave begeerde, maar verkeerd, dat hij partij trok van de nood van zijn broeder..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 25". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-25.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile