Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Genesis 6

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 6

Genesis 6:1.

AANKONDIGING VAN DE ZONDVLOED. BOUW VAN DE ARK.

I. Genesis 6:1-Genesis 6:8. Bij de vermeerdering van het Kaïnietische geslacht namen ook de goddeloosheid en gruwelen van allerlei aard op aarde de overhand. Zelfs de nakomelingen van Seth lieten zich door huwelijken met dochters uit dit geslacht in dat verderf intrekken. Nu kondigt God, eerst nog als van verre en een uitstel van 120 jaren tot bekering gevende, vervolgens duidelijk uitsprekende, een strafgericht aan hetwelk Hij allen, met uitzondering van een, die voor Hem genade gevonden heeft, van de aardbodem verdelgen zal.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 6

Genesis 6:1.

AANKONDIGING VAN DE ZONDVLOED. BOUW VAN DE ARK.

I. Genesis 6:1-Genesis 6:8. Bij de vermeerdering van het Kaïnietische geslacht namen ook de goddeloosheid en gruwelen van allerlei aard op aarde de overhand. Zelfs de nakomelingen van Seth lieten zich door huwelijken met dochters uit dit geslacht in dat verderf intrekken. Nu kondigt God, eerst nog als van verre en een uitstel van 120 jaren tot bekering gevende, vervolgens duidelijk uitsprekende, een strafgericht aan hetwelk Hij allen, met uitzondering van een, die voor Hem genade gevonden heeft, van de aardbodem verdelgen zal.

Vers 1

1. En het geschiedde, als de mensen, de aan de ontwikkeling van hun natuurlijk bestaan overgelatene mensen, de nakomelingen van Kaïn, en de hun in dit opzicht gelijkstaande overige afstammelingen van Adam, op de aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, wat te sneller geschiedde wegens de bij de Kaïnieten bestaande veelwijverij, en hun dochters geboren werden, die bijzonder door lichamelijke schoonheid zich onderscheidden, gelijk de in de geslachtstafel (Genesis 4:17, Genesis 4:18) vermelde namen Ada, Zilla en Naëma reeds op zulk een schoonheid doelden.

Vers 1

1. En het geschiedde, als de mensen, de aan de ontwikkeling van hun natuurlijk bestaan overgelatene mensen, de nakomelingen van Kaïn, en de hun in dit opzicht gelijkstaande overige afstammelingen van Adam, op de aardbodem begonnen te vermenigvuldigen, wat te sneller geschiedde wegens de bij de Kaïnieten bestaande veelwijverij, en hun dochters geboren werden, die bijzonder door lichamelijke schoonheid zich onderscheidden, gelijk de in de geslachtstafel (Genesis 4:17, Genesis 4:18) vermelde namen Ada, Zilla en Naëma reeds op zulk een schoonheid doelden.

Vers 2

2. Dat Gods zonen, de nakomelingen van Adam, uit de geslachtslijn van Seth (Genesis 5:1), aan wier hoofd (Genesis 5:1, Genesis 5:2) God zelf geplaatst werd, en wier lust tot hiertoe de kennis en verering van God geweest was (Deuteronomy 14:1, Deuteronomy 14:2), de dochters der mensen aanzagen (want de laatsten waren wegens de buitengewone vermeerdering naderbij komen wonen), dat zij schoon waren, 1)en zij namen zich vrouwen, uit allen die zij verkozen hadden; 2)zij vreesden niet uit dit van God vervreemd geslacht vrouwen naar hun welgevallen te nemen, en vraagden er niet naar of zij zich in hetzelfde verderf stortten.

1) God de Heere veroordeelt hier niet, dat de zonen Gods een oog hadden voor de schoonheid van de vrouwen, maar, dat in dat letten op de schoonheid de wellust en vleselijke begeerten hen geheel en al beheersten..

2) Met deze laatste woorden wordt te kennen gegeven, dat zij zich-en dat is juist hun grote zonde-geheel en al door hun verdorven hartstochten lieten leiden. Op deze eerste bladzijden van de Heilige Schrift waarschuwt de Heere God reeds tegen elk huwelijk, dat enkel uit wellust gesloten wordt, en veroordeelt eveneens elk huwelijk, gesloten tussen gelovigen en ongelovigen..

Als de mensen worden losgelaten, is dit een teken van naderende godsgerichten..

Vers 2

2. Dat Gods zonen, de nakomelingen van Adam, uit de geslachtslijn van Seth (Genesis 5:1), aan wier hoofd (Genesis 5:1, Genesis 5:2) God zelf geplaatst werd, en wier lust tot hiertoe de kennis en verering van God geweest was (Deuteronomy 14:1, Deuteronomy 14:2), de dochters der mensen aanzagen (want de laatsten waren wegens de buitengewone vermeerdering naderbij komen wonen), dat zij schoon waren, 1)en zij namen zich vrouwen, uit allen die zij verkozen hadden; 2)zij vreesden niet uit dit van God vervreemd geslacht vrouwen naar hun welgevallen te nemen, en vraagden er niet naar of zij zich in hetzelfde verderf stortten.

1) God de Heere veroordeelt hier niet, dat de zonen Gods een oog hadden voor de schoonheid van de vrouwen, maar, dat in dat letten op de schoonheid de wellust en vleselijke begeerten hen geheel en al beheersten..

2) Met deze laatste woorden wordt te kennen gegeven, dat zij zich-en dat is juist hun grote zonde-geheel en al door hun verdorven hartstochten lieten leiden. Op deze eerste bladzijden van de Heilige Schrift waarschuwt de Heere God reeds tegen elk huwelijk, dat enkel uit wellust gesloten wordt, en veroordeelt eveneens elk huwelijk, gesloten tussen gelovigen en ongelovigen..

Als de mensen worden losgelaten, is dit een teken van naderende godsgerichten..

Vers 3

3. Toen zei de HEERE bij zichzelf, Mijn Geest zal a) niet in eeuwigheid twisten met de mens, 1) omdat hij ook vlees is 2) John 3:6), het gehele geslacht der mensen is zo geheel in vleselijke lust verzonken, dat mijn Geest niet meer door hen opgemerkt wordt. Ik zal mij daarom ook niet langer tevergeefs met hen vermoeien, om ze te bestraffen, maar zijn dagen hem gegeven tot uitstel waarin hij zich nog kan bekeren, zullen zijn honderd en twintig jaar. 3) a) 1 Corinthians 3:14 2 Peter 2:5

1) De Heere, als het ware vermoeid van de hardnekkige zonde van de wereld, kondigt hiermee de straf welke Hij tot nu toe verschoven had, als ogenblikkelijk volgende aan..

2) Hiermee geeft God, de Heere, de reden aan, waarom Hij geen heil verwacht van dat twisten van zijn Geest met de mens. De Heere God spreekt hier hetzelfde uit als wat ook de Apostel Paulus zegt; de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, hij kan ze niet verstaan, want ze zijn hem een dwaasheid. "Vlees" staat hier voor de gehele natuurlijke, zinnelijke mens, niet alleen voor de zinnelijke begeerte in de mens. Calvijn tekent hierbij aan, dat de Heere God het bij wijze van verachtelijk spreken gebruikt, om daarmee te doen uitkomen: de tegenstelling tussen het heden en het in den beginne naar het beeld van God geschapen zijn. Hij noemt dezelfde mensen vlees, die Hij in den beginne naar Zijn beeld heeft geformeerd. Het is een klacht en tevens een verwijt. Dr. v. Ronkel vertaalt op het voetspoor van anderen: "ook hun zondig omdwalen is vlees." De betekenis zou dan zijn: "Omdat het vlees hen doet dwalen, of "in dat gedachteloos en in wellust afdwalen van de zonde, dat als van zelf geschiedt, openbaart zich juist de mens naar het vlees.".

3) Nog klonk de stem van de engel, "de voorspraak uit duizenden", bij God: "Heer! laat hem nog dit jaar!" God erbarmde zich. Het is waar: Hij kon de aan de wortel van de onvruchtbare boom gelegde bijl niet terugtrekken; de slag viel; maar hij spaarde een laatste spruit op de afgehouwen tronk. Hij verbood de verdervende invloed om allen te verderven: Hij behield een overblijfsel naar de verkiezing van de genade, waaruit nog een nieuw geslacht, als erfgenaam van de belofte van de eerste wereld, verrijzen kon. En evenals de top van de Arafat boven de wateren, verhief Noach het hoofd boven het verzonken geslacht van de aarde als de eersteling van een nieuwe wereld die met hem uit de golven verrees..

Hoe schittert hier de goedertierenheid Gods, hoe roemt ook hier nog de barmhartigheid tegen het oordeel! Meer dan een eeuw wordt de straf uitgesteld, opdat de mens nog tot bekering zou komen..

Vers 3

3. Toen zei de HEERE bij zichzelf, Mijn Geest zal a) niet in eeuwigheid twisten met de mens, 1) omdat hij ook vlees is 2) John 3:6), het gehele geslacht der mensen is zo geheel in vleselijke lust verzonken, dat mijn Geest niet meer door hen opgemerkt wordt. Ik zal mij daarom ook niet langer tevergeefs met hen vermoeien, om ze te bestraffen, maar zijn dagen hem gegeven tot uitstel waarin hij zich nog kan bekeren, zullen zijn honderd en twintig jaar. 3) a) 1 Corinthians 3:14 2 Peter 2:5

1) De Heere, als het ware vermoeid van de hardnekkige zonde van de wereld, kondigt hiermee de straf welke Hij tot nu toe verschoven had, als ogenblikkelijk volgende aan..

2) Hiermee geeft God, de Heere, de reden aan, waarom Hij geen heil verwacht van dat twisten van zijn Geest met de mens. De Heere God spreekt hier hetzelfde uit als wat ook de Apostel Paulus zegt; de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn, hij kan ze niet verstaan, want ze zijn hem een dwaasheid. "Vlees" staat hier voor de gehele natuurlijke, zinnelijke mens, niet alleen voor de zinnelijke begeerte in de mens. Calvijn tekent hierbij aan, dat de Heere God het bij wijze van verachtelijk spreken gebruikt, om daarmee te doen uitkomen: de tegenstelling tussen het heden en het in den beginne naar het beeld van God geschapen zijn. Hij noemt dezelfde mensen vlees, die Hij in den beginne naar Zijn beeld heeft geformeerd. Het is een klacht en tevens een verwijt. Dr. v. Ronkel vertaalt op het voetspoor van anderen: "ook hun zondig omdwalen is vlees." De betekenis zou dan zijn: "Omdat het vlees hen doet dwalen, of "in dat gedachteloos en in wellust afdwalen van de zonde, dat als van zelf geschiedt, openbaart zich juist de mens naar het vlees.".

3) Nog klonk de stem van de engel, "de voorspraak uit duizenden", bij God: "Heer! laat hem nog dit jaar!" God erbarmde zich. Het is waar: Hij kon de aan de wortel van de onvruchtbare boom gelegde bijl niet terugtrekken; de slag viel; maar hij spaarde een laatste spruit op de afgehouwen tronk. Hij verbood de verdervende invloed om allen te verderven: Hij behield een overblijfsel naar de verkiezing van de genade, waaruit nog een nieuw geslacht, als erfgenaam van de belofte van de eerste wereld, verrijzen kon. En evenals de top van de Arafat boven de wateren, verhief Noach het hoofd boven het verzonken geslacht van de aarde als de eersteling van een nieuwe wereld die met hem uit de golven verrees..

Hoe schittert hier de goedertierenheid Gods, hoe roemt ook hier nog de barmhartigheid tegen het oordeel! Meer dan een eeuw wordt de straf uitgesteld, opdat de mens nog tot bekering zou komen..

Vers 4

4. In die dagen waren er reuzen, mensen van buitengewone lichaamsgrootte of sterkte, op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochters van de mensen ingegaan waren, die zij uit zinnelijke lust door hun schoonheid zich tot vrouwen genomen hadden, en zich kinderen gewonnen hadden, zo kwamen uit zulk een vermenging eveneens reuzen voort, die onderdrukkers waren; deze zijn de geweldige, die van ouds geweest zijn, mannen van naam: vermaarde beroemde mannen, die naar het oordeel van de wereld grote dingen hadden uitgericht, gelijk daarentegen gesproken wordt van mensen zonder naam (Job 30:8).

Hoe meer er van die bozen zijn, hoe nauwer zij te samen leven, des te meer verpesten zij elkaar met hun adem, en zalven zij elkaar met hun ziekte; de een wordt de ander een werktuig tot grotere en fijnere boosheid. Alle grote rijken, instellingen, steden zijn daarvan nog treurige bewijzen,. 5. En de HEERE zag, dat de boosheid van de mensen veelvuldig was op de aarde, zulk een grote afmeting had verkregen dat zij als het ware heel de aarde overdekte, en a) al de gedachten van zijn hart te allen dage alleen zodat er niet het minste goed meer werd bedacht maar volkomen boos was, want in plaats van op die vermaningen te letten, leefden zij op de oude wijze voort (Matthew 24:37).

a) Genesis 8:21. Job 15:16. Proverbs 6:14. Jeremiah 17:9. Matthew 15:29. Romans 3:10,Romans 3:11,Romans 3:12; Romans 8:6.

Vers 4

4. In die dagen waren er reuzen, mensen van buitengewone lichaamsgrootte of sterkte, op de aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochters van de mensen ingegaan waren, die zij uit zinnelijke lust door hun schoonheid zich tot vrouwen genomen hadden, en zich kinderen gewonnen hadden, zo kwamen uit zulk een vermenging eveneens reuzen voort, die onderdrukkers waren; deze zijn de geweldige, die van ouds geweest zijn, mannen van naam: vermaarde beroemde mannen, die naar het oordeel van de wereld grote dingen hadden uitgericht, gelijk daarentegen gesproken wordt van mensen zonder naam (Job 30:8).

Hoe meer er van die bozen zijn, hoe nauwer zij te samen leven, des te meer verpesten zij elkaar met hun adem, en zalven zij elkaar met hun ziekte; de een wordt de ander een werktuig tot grotere en fijnere boosheid. Alle grote rijken, instellingen, steden zijn daarvan nog treurige bewijzen,. 5. En de HEERE zag, dat de boosheid van de mensen veelvuldig was op de aarde, zulk een grote afmeting had verkregen dat zij als het ware heel de aarde overdekte, en a) al de gedachten van zijn hart te allen dage alleen zodat er niet het minste goed meer werd bedacht maar volkomen boos was, want in plaats van op die vermaningen te letten, leefden zij op de oude wijze voort (Matthew 24:37).

a) Genesis 8:21. Job 15:16. Proverbs 6:14. Jeremiah 17:9. Matthew 15:29. Romans 3:10,Romans 3:11,Romans 3:12; Romans 8:6.

Vers 6

6. Toen berouwde 1) het de HEERE, wekte dit schouwspel een heilige afkeer bij God en een heilige droefheid vervulde Hem, zodat Hij er smarte van had, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan zijn hart, niet alsof Hij het voor een misslag hield, dat Hij de mens gemaakt had, maar Hij moest van dat geslacht zeggen: dat is het schepsel niet, dat Ik gemaakt heb, dit ontaarde wil Ik voor het Mijne niet erkennen.

1) Dit is een menselijke (anthropopathische) uitdrukking (1 Samuel 15:11, 1 Samuel 15:26) welke te kennen geeft, dat God krachtens zijn onveranderlijkheid een veranderde gezindheid had tegenover de veranderde mens, en dat Hij tegenover de verstokte, die zich met de zonde vereenzelvigd had, zich nu openbaarde, als de zondaar in de zonde, gelijk de zonde in de zondaar hatende. Dat echter Jehova niet gelijk de mensen haat, bewijst de volgende schone weer menselijke uitdrukking (anthropomorphisme): "het smartte Hem in Zijn hart.".

Berouw bij God betekent voorzeker niet enig gevoel van spijt uit zelfbeschuldiging, maar wel een leedgevoel uit ontferming geboren. Er ligt ook hier barmhartigheid in dat berouw Gods gelijk ook uit de toevoeging blijkt, dat het de Heere smartte aan het heilig hart..

Vers 6

6. Toen berouwde 1) het de HEERE, wekte dit schouwspel een heilige afkeer bij God en een heilige droefheid vervulde Hem, zodat Hij er smarte van had, dat Hij de mens op de aarde gemaakt had, en het smartte Hem aan zijn hart, niet alsof Hij het voor een misslag hield, dat Hij de mens gemaakt had, maar Hij moest van dat geslacht zeggen: dat is het schepsel niet, dat Ik gemaakt heb, dit ontaarde wil Ik voor het Mijne niet erkennen.

1) Dit is een menselijke (anthropopathische) uitdrukking (1 Samuel 15:11, 1 Samuel 15:26) welke te kennen geeft, dat God krachtens zijn onveranderlijkheid een veranderde gezindheid had tegenover de veranderde mens, en dat Hij tegenover de verstokte, die zich met de zonde vereenzelvigd had, zich nu openbaarde, als de zondaar in de zonde, gelijk de zonde in de zondaar hatende. Dat echter Jehova niet gelijk de mensen haat, bewijst de volgende schone weer menselijke uitdrukking (anthropomorphisme): "het smartte Hem in Zijn hart.".

Berouw bij God betekent voorzeker niet enig gevoel van spijt uit zelfbeschuldiging, maar wel een leedgevoel uit ontferming geboren. Er ligt ook hier barmhartigheid in dat berouw Gods gelijk ook uit de toevoeging blijkt, dat het de Heere smartte aan het heilig hart..

Vers 8

8. Maar Noach vond genade 1) in de ogen des HEEREN, hem alleen zonderde God van het besluit der algemene verdelging uit, deed hem, die tot hiertoe ongehuwd gebleven was, een vrouw nemen en schonk hem spoedig na elkaar drie zonen (Genesis 5:32); want uit hem en zijn huis wilde Hij het menselijk geslacht weer herstellen.

1) Met deze woorden wordt gezegd, dat God hem genegen en gunstig was. Want de Hebreeën zijn gewoon te zeggen: "Indien ik genade vind in uw ogen," wanneer zij bedoelen: "Indien ik U aangenaam ben of gij met uw welwillendheid en gunst mij wilt verwaardigen." Hetgeen wel degelijk is op te merken, omdat sommige ongeleerden met nutteloze, spitsvondigheid tot de gevolgtrekking komen, dat, indien de mensen bij God gunst verwerven, zij deze verkrijgen door hun eigen vlijt en verdiensten. Ik beken wel, dat hier verhaald wordt, dat Noach bij God aangenaam is geweest, omdat hij, vroom en heilig levende, als een rein man van de algemene schandelijkheden van de wereld afstand nam. Maar waarom die zuiverheid van wandel bij hem, indien hij niet reeds vroeger door God begenadigd was? De eerste gunst was derhalve genadig mededogen. Daarna, omdat God hem eenmaal had omvat met de armen van Zijn eeuwige liefde, hield Hij hem vast, opdat hij niet met de rest der wereld verloren zou gaan..

II. Genesis 6:9-Genesis 6:22. Nadat de bepaalde tijd van 120 jaar zo ver verlopen is, dat God nu de uitvoering van Zijn besluit voorbereiden moet, deelt Hij dit aan Noach mee, wijst hem aan een Ark te bouwen, op een bijzondere wijze ingericht en naar zekere afmetingen, en geeft hem nadere lering omtrent het doel van de Ark en verzekert hem van zijn redding in de Ark.

Vers 8

8. Maar Noach vond genade 1) in de ogen des HEEREN, hem alleen zonderde God van het besluit der algemene verdelging uit, deed hem, die tot hiertoe ongehuwd gebleven was, een vrouw nemen en schonk hem spoedig na elkaar drie zonen (Genesis 5:32); want uit hem en zijn huis wilde Hij het menselijk geslacht weer herstellen.

1) Met deze woorden wordt gezegd, dat God hem genegen en gunstig was. Want de Hebreeën zijn gewoon te zeggen: "Indien ik genade vind in uw ogen," wanneer zij bedoelen: "Indien ik U aangenaam ben of gij met uw welwillendheid en gunst mij wilt verwaardigen." Hetgeen wel degelijk is op te merken, omdat sommige ongeleerden met nutteloze, spitsvondigheid tot de gevolgtrekking komen, dat, indien de mensen bij God gunst verwerven, zij deze verkrijgen door hun eigen vlijt en verdiensten. Ik beken wel, dat hier verhaald wordt, dat Noach bij God aangenaam is geweest, omdat hij, vroom en heilig levende, als een rein man van de algemene schandelijkheden van de wereld afstand nam. Maar waarom die zuiverheid van wandel bij hem, indien hij niet reeds vroeger door God begenadigd was? De eerste gunst was derhalve genadig mededogen. Daarna, omdat God hem eenmaal had omvat met de armen van Zijn eeuwige liefde, hield Hij hem vast, opdat hij niet met de rest der wereld verloren zou gaan..

II. Genesis 6:9-Genesis 6:22. Nadat de bepaalde tijd van 120 jaar zo ver verlopen is, dat God nu de uitvoering van Zijn besluit voorbereiden moet, deelt Hij dit aan Noach mee, wijst hem aan een Ark te bouwen, op een bijzondere wijze ingericht en naar zekere afmetingen, en geeft hem nadere lering omtrent het doel van de Ark en verzekert hem van zijn redding in de Ark.

Vers 9

9. Dit zijn de geboorten van Noach, met wie Genesis 5:32 de geslachtslijn van Seth afbrak, en met wie de geschiedenis van het rijk Gods het van nu aan in het bijzonder te doen heeft. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslacht; te midden van die bedorven betrekkingen, nakomelingen van Seth, die mee waren gesleept door die schone vrouwen, was hij een gerechtvaardigde door het geloof in het beloofde zaad, en dit geloof heiligde zijn wandel, maakte hem waar, oprecht a) Noach wandelde gelijk een Henoch, met God.

a) Genesis 5:22

Vers 9

9. Dit zijn de geboorten van Noach, met wie Genesis 5:32 de geslachtslijn van Seth afbrak, en met wie de geschiedenis van het rijk Gods het van nu aan in het bijzonder te doen heeft. Noach was een rechtvaardig, oprecht man in zijn geslacht; te midden van die bedorven betrekkingen, nakomelingen van Seth, die mee waren gesleept door die schone vrouwen, was hij een gerechtvaardigde door het geloof in het beloofde zaad, en dit geloof heiligde zijn wandel, maakte hem waar, oprecht a) Noach wandelde gelijk een Henoch, met God.

a) Genesis 5:22

Vers 10

10. En Noach gewon, gelijk reeds is opgemerkt, drie zonen, Sem, Cham en Jafeth.

Vers 10

10. En Noach gewon, gelijk reeds is opgemerkt, drie zonen, Sem, Cham en Jafeth.

Vers 11

11. Maar de aarde was, gelijk ook reeds is verhaald, maar om de afschuwelijkheid van de toestand en het rechtvaardige van Gods oordeel aan te wijzen, weer verhaald wordt, verdorven voor Gods aangezicht, dat zo heilig is en geen gruwel kan aanschouwen; en van dit alles was de vrucht dat de aarde was vervuld met boosaardigheid, met geweldenarij. Noach scheen alzo als een licht te midden van een krom en verdraaid geslacht (Filp. 2:15).

Vers 11

11. Maar de aarde was, gelijk ook reeds is verhaald, maar om de afschuwelijkheid van de toestand en het rechtvaardige van Gods oordeel aan te wijzen, weer verhaald wordt, verdorven voor Gods aangezicht, dat zo heilig is en geen gruwel kan aanschouwen; en van dit alles was de vrucht dat de aarde was vervuld met boosaardigheid, met geweldenarij. Noach scheen alzo als een licht te midden van een krom en verdraaid geslacht (Filp. 2:15).

Vers 12

12. Toen zag God, als Hij tot uitvoering van Zijn besluit (Genesis 6:1, 7) zich gereed maakte, nog eens de aarde, of iemand verstandig was, of iemand God zocht (Psalms 14:2); Hij zag nog eens haar aan, want Hij heeft geen lust aan de dood des zondaars, en ziet zij was verdorven, want al het vlees 1) had zijnen weg verdorven op de aarde (Psalms 14:3).

1) Hier wordt "vlees" genomen in de zin van "de mensheid."

Vers 12

12. Toen zag God, als Hij tot uitvoering van Zijn besluit (Genesis 6:1, 7) zich gereed maakte, nog eens de aarde, of iemand verstandig was, of iemand God zocht (Psalms 14:2); Hij zag nog eens haar aan, want Hij heeft geen lust aan de dood des zondaars, en ziet zij was verdorven, want al het vlees 1) had zijnen weg verdorven op de aarde (Psalms 14:3).

1) Hier wordt "vlees" genomen in de zin van "de mensheid."

Vers 13

13. Daarom zei God tot Noach, die alleen genade in Zijn ogen vond: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; Mijn besluit is vast genomen, zodat het voor Mij, de Oneindige reeds tegenwoordig is; want de aarde is door hen vervuld met boosaardigheid; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven, en aan dat lange tijdvak van zonde een einde maken; Ik zal die aarde, die besmet is door de menselijke zonde in haar oppervlakte verderven en grote omkeringen op haar te weeg brengen, waarbij haar bewoners zullen omkomen.

Vers 13

13. Daarom zei God tot Noach, die alleen genade in Zijn ogen vond: Het einde van alle vlees is voor Mijn aangezicht gekomen; Mijn besluit is vast genomen, zodat het voor Mij, de Oneindige reeds tegenwoordig is; want de aarde is door hen vervuld met boosaardigheid; en zie, Ik zal hen met de aarde verderven, en aan dat lange tijdvak van zonde een einde maken; Ik zal die aarde, die besmet is door de menselijke zonde in haar oppervlakte verderven en grote omkeringen op haar te weeg brengen, waarbij haar bewoners zullen omkomen.

Vers 14

14. Maak u op een groot vlak als grondslag, een ark van gofer (cypressen) hout; met kamers, cellen of afdelingen, zult gij deze ark maken, en gij zult die bepekken van binnen en van buiten met pek, het zogenaamde jodenlijm, om het indringen van het water te voorkomen.

Vers 14

14. Maak u op een groot vlak als grondslag, een ark van gofer (cypressen) hout; met kamers, cellen of afdelingen, zult gij deze ark maken, en gij zult die bepekken van binnen en van buiten met pek, het zogenaamde jodenlijm, om het indringen van het water te voorkomen.

Vers 15

15. En aldus is het, dat gij haar maken zult: driehonderd el (naar eens mans elleboog, Deuteronomy 3:11 ) zij de lengte der ark, vijftig el haar breedte en dertig el haar hoogte, dus zes maal langer dan breed en tienmaal langer dan hoog.

De gehele inhoud bedroeg 450,000 kubieke el. Men heeft gevraagd of zulk een vormloos gevaarte op het water kon drijven en zich bewegen. Daarop hebben in de jaren 1604-1621 enige vrome Hollanders naar dezelfde verhouding, maar verkleind, enige vaartuigen gebouwd, waarover in het begin veel gespot werd. Doch de ervaring leerde, dat zulk een schip zich wel moeilijker bewoog dan een gewoon, maar ook het derde van de last meer kon bevatten..

Vers 15

15. En aldus is het, dat gij haar maken zult: driehonderd el (naar eens mans elleboog, Deuteronomy 3:11 ) zij de lengte der ark, vijftig el haar breedte en dertig el haar hoogte, dus zes maal langer dan breed en tienmaal langer dan hoog.

De gehele inhoud bedroeg 450,000 kubieke el. Men heeft gevraagd of zulk een vormloos gevaarte op het water kon drijven en zich bewegen. Daarop hebben in de jaren 1604-1621 enige vrome Hollanders naar dezelfde verhouding, maar verkleind, enige vaartuigen gebouwd, waarover in het begin veel gespot werd. Doch de ervaring leerde, dat zulk een schip zich wel moeilijker bewoog dan een gewoon, maar ook het derde van de last meer kon bevatten..

Vers 16

16. Gij zult een venster, luik of opening voor licht en lucht, rondom aan de ark maken en zult haar volmaken tot n el van boven; 1) gij zult het in elke verdieping bovenaan een volle el groot maken; en de deur van de ark, hoog en breed genoeg voor de grootste dieren, zult, gij, in haar zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde verdiepingen maken, 2)waarin gij de verschillende kamers (Genesis 6:14) zult aanbrengen.

1) Zo denkt de goede God om alles, waaraan geen mens, de belangrijkste zelfs niet, zou denken. Als God wil redden, laat Hij u niet in het donker zitten wachten. Er moesten vensters in de ark zijn..

2) Volgens Siberschlag waren in het onderste gedeelte de cellen voor grotere dieren, in het midden die voor kleinere dieren en de mensen, in het bovenste die voor de vogels. Elk gedeelte had tevens hooi- en stro-magazijnen. In het ruim onder het dak waren gereedschappen, vruchten en zaden gebracht. Men mag aannemen dat het geheel, dat men zich als een lange stal zich moet voorstellen, een spits toelopend dak gehad heeft, zodat de regen afstromen kon. De vorm van een lijkkist paste wel bij het ernstig karakter van de zondvloed. Maar, God lof! ook onze doodkisten verbergen, als de ark, iets onvernietigbaars tot de opstanding ten laatsten dage.

Vers 16

16. Gij zult een venster, luik of opening voor licht en lucht, rondom aan de ark maken en zult haar volmaken tot n el van boven; 1) gij zult het in elke verdieping bovenaan een volle el groot maken; en de deur van de ark, hoog en breed genoeg voor de grootste dieren, zult, gij, in haar zijde zetten; gij zult ze met onderste, tweede en derde verdiepingen maken, 2)waarin gij de verschillende kamers (Genesis 6:14) zult aanbrengen.

1) Zo denkt de goede God om alles, waaraan geen mens, de belangrijkste zelfs niet, zou denken. Als God wil redden, laat Hij u niet in het donker zitten wachten. Er moesten vensters in de ark zijn..

2) Volgens Siberschlag waren in het onderste gedeelte de cellen voor grotere dieren, in het midden die voor kleinere dieren en de mensen, in het bovenste die voor de vogels. Elk gedeelte had tevens hooi- en stro-magazijnen. In het ruim onder het dak waren gereedschappen, vruchten en zaden gebracht. Men mag aannemen dat het geheel, dat men zich als een lange stal zich moet voorstellen, een spits toelopend dak gehad heeft, zodat de regen afstromen kon. De vorm van een lijkkist paste wel bij het ernstig karakter van de zondvloed. Maar, God lof! ook onze doodkisten verbergen, als de ark, iets onvernietigbaars tot de opstanding ten laatsten dage.

Vers 17

17. Want Ik, zie, Ik, de hoge God, wiens hand niemand kan afslaan, wiens wegen waarheid en gerichten zijn; breng een watervloed (zondvloed, Sintvloed, dat is: grote vloed) over de aarde, om alle vlees, waarin een levende geest is, van onder de hemel te verderven: al wat op de aarde is, zal de geest geven, ook die geweldigen, die reuzen, die mannen van naam zullen omkomen.

De oude wereld zinkt in het watergraf, de tegenwoordige zinkt eens in het graf van vuur. (2 Petrus. 3:6, 7)

Vers 17

17. Want Ik, zie, Ik, de hoge God, wiens hand niemand kan afslaan, wiens wegen waarheid en gerichten zijn; breng een watervloed (zondvloed, Sintvloed, dat is: grote vloed) over de aarde, om alle vlees, waarin een levende geest is, van onder de hemel te verderven: al wat op de aarde is, zal de geest geven, ook die geweldigen, die reuzen, die mannen van naam zullen omkomen.

De oude wereld zinkt in het watergraf, de tegenwoordige zinkt eens in het graf van vuur. (2 Petrus. 3:6, 7)

Vers 18

18. Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten, Ik, de Getrouwe, wil uit enkel genade u redden en verbind Mij er toe, om u in het leven te houden, en gij zult alzo in de ark gaan, gij en uw zonen en uw vrouw en de vrouwen van uw zonen met u, tezamen acht zielen (1 Peter 3:20, 2 Peter 2:5).

Waren Noach's zonen, waarvan de beide oudste Jafeth en Sem minstens reeds negentig jaar telden, nog niet gehuwd, wat zeer waarschijnlijk is, zo zijn de laatste woorden, "en de vrouwen uwer zonen" een aanmaning voor Noach, dat hij nu aan hun huwelijk zou denken. Dit was tevens een middel om nog een paar zielen, die zich wilden laten redden, voor het algemeen verderf te bewaren, zoals later de aansporing aan Lots schoonzonen. (Genesis 19:12). Nadat God hem bevolen heeft de ark te bouwen, verzekert Hij hier aan Noach, dat Hij met hem zijn verbond zal oprichten, belooft hem het behouden worden van het algemeen verderf in en door de ark en wapent hem aldus tegen alle verschrikking van de dood, welke hem zou kunnen overvallen. Het bouwen van de ark moest dus in geloof geschieden. Het leven van Noach, gedurende die dagen, moest vooral een leven des geloofs zijn in de beloften van de Heere..

Vers 18

18. Maar met u zal Ik Mijn verbond oprichten, Ik, de Getrouwe, wil uit enkel genade u redden en verbind Mij er toe, om u in het leven te houden, en gij zult alzo in de ark gaan, gij en uw zonen en uw vrouw en de vrouwen van uw zonen met u, tezamen acht zielen (1 Peter 3:20, 2 Peter 2:5).

Waren Noach's zonen, waarvan de beide oudste Jafeth en Sem minstens reeds negentig jaar telden, nog niet gehuwd, wat zeer waarschijnlijk is, zo zijn de laatste woorden, "en de vrouwen uwer zonen" een aanmaning voor Noach, dat hij nu aan hun huwelijk zou denken. Dit was tevens een middel om nog een paar zielen, die zich wilden laten redden, voor het algemeen verderf te bewaren, zoals later de aansporing aan Lots schoonzonen. (Genesis 19:12). Nadat God hem bevolen heeft de ark te bouwen, verzekert Hij hier aan Noach, dat Hij met hem zijn verbond zal oprichten, belooft hem het behouden worden van het algemeen verderf in en door de ark en wapent hem aldus tegen alle verschrikking van de dood, welke hem zou kunnen overvallen. Het bouwen van de ark moest dus in geloof geschieden. Het leven van Noach, gedurende die dagen, moest vooral een leven des geloofs zijn in de beloften van de Heere..

Vers 19

19. En gij zult van al wat leeft, van alle vlees; van de verschillende soorten vee, vogels en kruipend gedierte, twee van elk, in de ark doen komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje 1) zullen zij zijn, opdat zij zich later weer zullen voortplanten, want na die eeuwen, dat de schepping was, zie Ik nog alles aan, als goed door Mij geschapen, zodat Ik geen nieuwe schepping behoef voort te brengen.

1)"Mannetje en wijfje" is de nadere verklaring van het "twee van elk." Hier is nog alleen sprake van geslacht. Straks zal de Heere God hem het getal van elk soort meedelen..

Vers 19

19. En gij zult van al wat leeft, van alle vlees; van de verschillende soorten vee, vogels en kruipend gedierte, twee van elk, in de ark doen komen, om met u in het leven te behouden: mannetje en wijfje 1) zullen zij zijn, opdat zij zich later weer zullen voortplanten, want na die eeuwen, dat de schepping was, zie Ik nog alles aan, als goed door Mij geschapen, zodat Ik geen nieuwe schepping behoef voort te brengen.

1)"Mannetje en wijfje" is de nadere verklaring van het "twee van elk." Hier is nog alleen sprake van geslacht. Straks zal de Heere God hem het getal van elk soort meedelen..

Vers 20

20. Van het gevogelte naar: zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipende gedierte van de aardbodem naar zijn aard; twee van elk, 1) zullen tot u komen om die in het leven te behouden.

1)Waterdieren, amphibieën enz. zijn uitgesloten, want zij konden vanzelf behouden worden; ook het wild gedierte wordt niet genoemd (Genesis 1:24, Genesis 1:25); ook zijn uit te zonderen de dieren, die door vermenging ontstaan, zoals muilezels..

Vers 20

20. Van het gevogelte naar: zijn aard, en van het vee naar zijn aard, van al het kruipende gedierte van de aardbodem naar zijn aard; twee van elk, 1) zullen tot u komen om die in het leven te behouden.

1)Waterdieren, amphibieën enz. zijn uitgesloten, want zij konden vanzelf behouden worden; ook het wild gedierte wordt niet genoemd (Genesis 1:24, Genesis 1:25); ook zijn uit te zonderen de dieren, die door vermenging ontstaan, zoals muilezels..

Vers 21

21. En gij, neem voor u van alle spijze, die gegeten wordt, en verzamel ze tot u, opdat zij u en hun tot spijze zij, gedurende al de tijd die gij in de ark zult moeten doorbrengen, dat is n jaar en tien dagen.

Volgens gedane berekeningen hadden, naar de eerder genoemde inrichting van de ark (Genesis 6:16), alle dieren van het beroemde Linneïsche stelsel, benevens de nodige voorraad voedsel, genoeg ruimte..

Vers 21

21. En gij, neem voor u van alle spijze, die gegeten wordt, en verzamel ze tot u, opdat zij u en hun tot spijze zij, gedurende al de tijd die gij in de ark zult moeten doorbrengen, dat is n jaar en tien dagen.

Volgens gedane berekeningen hadden, naar de eerder genoemde inrichting van de ark (Genesis 6:16), alle dieren van het beroemde Linneïsche stelsel, benevens de nodige voorraad voedsel, genoeg ruimte..

Vers 22

22. En Noach deed het; 1) naar a) al 2) wat God hem zo nauwkeurig geboden had, zo deed hij, in geloof (Hebrews 11:7) bouwde hij de ark en verzamelde de spijze; de mensen, die hem zonder twijfel daarbij voor loon hielpen, achtten het niet, hadden alleen bespotting en leefden in gerustheid voort (1 Peter 3:20) (Matthew 24:37vv.).

a) Genesis 7:5.

1) De grond van Noach's vroomheid was aan de zijde van God, Gods genade; die hij geenszins naar het voorgeven van de Roomsen door zijn kuisheid, door tot in zijn vijfhonderdste jaar ongehuwd te blijven, verworven heeft. De genade ging v r al zijn werken. Aan Noach's zijde was het geloof in de Messias, (in de God van de belofte en het Woord van Zijn belofte) de grond van zijn vroomheid. Hij betoonde die in vier stukken: 1. Dat hij met een heilige vrees vervuld werd, waardoor hij de dreiging van God met de zondvloed, hoewel zij nog ver was, voor waar hield; 2. Dat hij op Goddelijk bevel de ark gereed maakte, hoewel hij met de spotternijen van de Kaïnieten veel te strijden had, daar het gericht zo lang uitbleef; 3. Dat hij de gerechtigheid Gods aan anderen predikte (2 Peter 2:5) en 4. zelfs onstrafbaar wandelde.".

2) Mozes benadrukt, dat Noach niet slechts gedeeltelijk, maar volkomen in alle dingen de Heere gehoorzaam is geweest. Hetgeen onze aandacht volstrekt niet moet ontgaan, omdat daaruit in ons leven die verschrikkelijke verwarring ontstaat, dat wij niet zonder enig beding ons geheel aan de Heere kunnen onderwerpen; maar de een of andere taak verrichtende, onze eigen inzichten met Gods Woord vermengen. Doch de gehoorzaamheid wordt met name geprezen, omdat hij volkomen gehoorzaamde en niet slechts ten dele, zodat hij niets van hetgeen God bevolen had, naliet.

Vers 22

22. En Noach deed het; 1) naar a) al 2) wat God hem zo nauwkeurig geboden had, zo deed hij, in geloof (Hebrews 11:7) bouwde hij de ark en verzamelde de spijze; de mensen, die hem zonder twijfel daarbij voor loon hielpen, achtten het niet, hadden alleen bespotting en leefden in gerustheid voort (1 Peter 3:20) (Matthew 24:37vv.).

a) Genesis 7:5.

1) De grond van Noach's vroomheid was aan de zijde van God, Gods genade; die hij geenszins naar het voorgeven van de Roomsen door zijn kuisheid, door tot in zijn vijfhonderdste jaar ongehuwd te blijven, verworven heeft. De genade ging v r al zijn werken. Aan Noach's zijde was het geloof in de Messias, (in de God van de belofte en het Woord van Zijn belofte) de grond van zijn vroomheid. Hij betoonde die in vier stukken: 1. Dat hij met een heilige vrees vervuld werd, waardoor hij de dreiging van God met de zondvloed, hoewel zij nog ver was, voor waar hield; 2. Dat hij op Goddelijk bevel de ark gereed maakte, hoewel hij met de spotternijen van de Kaïnieten veel te strijden had, daar het gericht zo lang uitbleef; 3. Dat hij de gerechtigheid Gods aan anderen predikte (2 Peter 2:5) en 4. zelfs onstrafbaar wandelde.".

2) Mozes benadrukt, dat Noach niet slechts gedeeltelijk, maar volkomen in alle dingen de Heere gehoorzaam is geweest. Hetgeen onze aandacht volstrekt niet moet ontgaan, omdat daaruit in ons leven die verschrikkelijke verwarring ontstaat, dat wij niet zonder enig beding ons geheel aan de Heere kunnen onderwerpen; maar de een of andere taak verrichtende, onze eigen inzichten met Gods Woord vermengen. Doch de gehoorzaamheid wordt met name geprezen, omdat hij volkomen gehoorzaamde en niet slechts ten dele, zodat hij niets van hetgeen God bevolen had, naliet.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 6". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-6.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile