Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Genesis 7

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 7

Genesis 7:1.

DE ZONDVLOED KOMT.

I. Genesis 7:1-Genesis 7:16. Te rechter tijd ontvangt Noach de aanwijzing van God, om in de Ark te gaan; hij volgt het bevel en de vloed begint, als hij reeds met alles wat uitverkoren was, om gered te worden, een veilige plaats en onder goddelijke bewaring zich bevindt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 7

Genesis 7:1.

DE ZONDVLOED KOMT.

I. Genesis 7:1-Genesis 7:16. Te rechter tijd ontvangt Noach de aanwijzing van God, om in de Ark te gaan; hij volgt het bevel en de vloed begint, als hij reeds met alles wat uitverkoren was, om gered te worden, een veilige plaats en onder goddelijke bewaring zich bevindt.

Vers 1

1. Daarna zei de HEERE, Jehova, de verbondsgod, nadat Hij aan het einde van de 120 jaar Methsalach en vijf jaar eerder Lamech door een zalige dood uit deze wereld had geroepen, tot Noach: Ga gij nu en uw gehele huis in de ark; want 1) u heb Ik gezien rechtvaardig a) voor mijn aangezicht in dit geslacht, rechtvaardig te midden van zo veel goddelozen; Ik zal u redden en uit u een nieuw geslacht doen voortkomen.

a) Genesis 6:9

1) Zo geeft God genade voor genade. John 1:16).

Vers 1

1. Daarna zei de HEERE, Jehova, de verbondsgod, nadat Hij aan het einde van de 120 jaar Methsalach en vijf jaar eerder Lamech door een zalige dood uit deze wereld had geroepen, tot Noach: Ga gij nu en uw gehele huis in de ark; want 1) u heb Ik gezien rechtvaardig a) voor mijn aangezicht in dit geslacht, rechtvaardig te midden van zo veel goddelozen; Ik zal u redden en uit u een nieuw geslacht doen voortkomen.

a) Genesis 6:9

1) Zo geeft God genade voor genade. John 1:16).

Vers 2

2. a) Van al het reine, ten offer geschikt, vee zult gij tot u nemen zeven en zeven, het mannetje en zijn wijfje 1) drie paren en n bovendien, opdat deze zich spoediger zullen kunnen vermeerderen en tot spijs en offeranden dienen; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje. a)

a) Leviticus 11:1

1) Onze Staten-Overzetters tekenen aan: "van elke soort drie paar en n extra tot offerande na de zondvloed." Ook Calvijn is van dit zelfde gevoelen en vestigt tevens de aandacht op de vaderlijke goedheid jegens ons. Anderen zijn van mening, dat hier bedoeld wordt zeven paren. De Hebreeuwse uitdrukking "zeven en zeven" geeft echter niet anders te verstaan dan "zeven te gelijk." Waarschijnlijk was het zevende dier een mannetje, als het meest geschikt voor offerdier. In de ark, de bewaarplaats van het leven, zou de dood niet intreden. God zou die paren bewaren tot latere voortplanting..

Vers 2

2. a) Van al het reine, ten offer geschikt, vee zult gij tot u nemen zeven en zeven, het mannetje en zijn wijfje 1) drie paren en n bovendien, opdat deze zich spoediger zullen kunnen vermeerderen en tot spijs en offeranden dienen; maar van het vee, dat niet rein is, twee, het mannetje en zijn wijfje. a)

a) Leviticus 11:1

1) Onze Staten-Overzetters tekenen aan: "van elke soort drie paar en n extra tot offerande na de zondvloed." Ook Calvijn is van dit zelfde gevoelen en vestigt tevens de aandacht op de vaderlijke goedheid jegens ons. Anderen zijn van mening, dat hier bedoeld wordt zeven paren. De Hebreeuwse uitdrukking "zeven en zeven" geeft echter niet anders te verstaan dan "zeven te gelijk." Waarschijnlijk was het zevende dier een mannetje, als het meest geschikt voor offerdier. In de ark, de bewaarplaats van het leven, zou de dood niet intreden. God zou die paren bewaren tot latere voortplanting..

Vers 3

3. Ook van het gevogelte des hemels zeven en zeven, namelijk van de reine vogels, van de onreine elk n paar, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde. 1)

1) Het is alsof God dit laatste er met opzet bijvoegt, opdat Noach bij het zo aanstonds vernemen van de straf, gesterkt zou worden door de zekerheid, dat ook aan dit oordeel een einde zou komen; dat straks weer op Gods tijd de aarde bewoonbaar zou zijn voor mens en vee, en de bewaring in de ark in waarheid een veilige en zekere bewaring was..

Vers 3

3. Ook van het gevogelte des hemels zeven en zeven, namelijk van de reine vogels, van de onreine elk n paar, het mannetje en het wijfje, om zaad levend te houden op de ganse aarde. 1)

1) Het is alsof God dit laatste er met opzet bijvoegt, opdat Noach bij het zo aanstonds vernemen van de straf, gesterkt zou worden door de zekerheid, dat ook aan dit oordeel een einde zou komen; dat straks weer op Gods tijd de aarde bewoonbaar zou zijn voor mens en vee, en de bewaring in de ark in waarheid een veilige en zekere bewaring was..

Vers 4

4. Want opdat Noach zich des te meer zou haasten, nu de dag der genade bijna voorbij was, over nog zeven dagen zal Ik het doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten, en Ik zal van de aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb. 5. En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden had, terwijl God met hem was, om de ontelbare en velerlei dieren naar de ark te brengen, misschien door een inwendige trekking in hen te leggen gelijk aan het instinct, dat bijvoorbeeld de das leert, naarmate van de koude, die `s winters komen zal, zijn hol dieper te graven, of de trekvogels, om te rechter tijd een warmere luchtstreek te zoeken of hetgeen het dier bij naderend gevaar drijft, om hulp en bescherming bij de mens te zoeken.

Vers 4

4. Want opdat Noach zich des te meer zou haasten, nu de dag der genade bijna voorbij was, over nog zeven dagen zal Ik het doen regenen op de aarde veertig dagen, en veertig nachten, en Ik zal van de aardbodem verdelgen al wat bestaat, dat Ik gemaakt heb. 5. En Noach deed, naar al wat de HEERE hem geboden had, terwijl God met hem was, om de ontelbare en velerlei dieren naar de ark te brengen, misschien door een inwendige trekking in hen te leggen gelijk aan het instinct, dat bijvoorbeeld de das leert, naarmate van de koude, die `s winters komen zal, zijn hol dieper te graven, of de trekvogels, om te rechter tijd een warmere luchtstreek te zoeken of hetgeen het dier bij naderend gevaar drijft, om hulp en bescherming bij de mens te zoeken.

Vers 6

6. Noach nu was zeshonderd 1) jaar oud, toen de vloed der wateren op de aarde was. (1656 jaar na de wereldschepping).

1) Omdat Noach vijfhonderd jaar oud was, toen God hem verscheen en hem beloofde, dat Hij nog honderd twintig jaren zou geven tot bekering, en hier meegedeeld wordt, dat Noach zeshonderd jaar oud was toen hij in de ark ging, menen sommigen, dat de Heere de 120 jaren tot 100 heeft ingekort vanwege de goddeloosheid van de mensen. Dit is echter niet juist. En in Genesis 5:32 en hier wordt, wat dikwijls in de Heilige Schrift geschiedt, een rond getal genoemd, zonder daarmee te bedoelen, dat dit nu ook precies het juiste getal is.

Vers 6

6. Noach nu was zeshonderd 1) jaar oud, toen de vloed der wateren op de aarde was. (1656 jaar na de wereldschepping).

1) Omdat Noach vijfhonderd jaar oud was, toen God hem verscheen en hem beloofde, dat Hij nog honderd twintig jaren zou geven tot bekering, en hier meegedeeld wordt, dat Noach zeshonderd jaar oud was toen hij in de ark ging, menen sommigen, dat de Heere de 120 jaren tot 100 heeft ingekort vanwege de goddeloosheid van de mensen. Dit is echter niet juist. En in Genesis 5:32 en hier wordt, wat dikwijls in de Heilige Schrift geschiedt, een rond getal genoemd, zonder daarmee te bedoelen, dat dit nu ook precies het juiste getal is.

Vers 7

7. Zo a) gingen Noach en zijn zonen en zijn vrouw, en de vrouwen van zijn zonen met hem in de ark, vanwege de wateren van de vloed, die naar de woorden van God op de aarde komen zouden:

a) Matthew 24:38 Luke 17:27 1 Peter 3:20

Vers 7

7. Zo a) gingen Noach en zijn zonen en zijn vrouw, en de vrouwen van zijn zonen met hem in de ark, vanwege de wateren van de vloed, die naar de woorden van God op de aarde komen zouden:

a) Matthew 24:38 Luke 17:27 1 Peter 3:20

Vers 8

8. Van het reine vee en van het vee, dat niet rein was, en van het gevogelte, en al wat op de aardbodem kruipt,

Vers 8

8. Van het reine vee en van het vee, dat niet rein was, en van het gevogelte, en al wat op de aardbodem kruipt,

Vers 9

9. Kwamen er twee aan twee, paarsgewijs, tot Noach in de ark, het mannetje en het wijfje, gelijk als God Noach geboden had. 1) (Genesis 6:19).

1) God had Noach het gebod gegeven, krachtens hetgeen de Heere bevelen kon aan de mens, die macht en heerschappij had ontvangen over al het gedierte (Genesis 1:26). Was het aan Noach, die ook een zondig mens was, onmogelijk dit te doen, de Heere zelf deed het voor hem, die genade in Zijn ogen gevonden had. God gebiedt alsof het mensdom was als v r de val en Hij zelf volbrengt het voor de Zijnen..

Mozes houdt het verhaal van het bergen in de ark zo lang mogelijk vast, om de voorzorg, de liefde van God te midden van de toorn voor te stellen; het is hem blijkbaar moeilijk om daarvan af te gaan en in heilige bewondering zet hij zijn schreden langzaam op de weg van de geschiedenis..

Vers 9

9. Kwamen er twee aan twee, paarsgewijs, tot Noach in de ark, het mannetje en het wijfje, gelijk als God Noach geboden had. 1) (Genesis 6:19).

1) God had Noach het gebod gegeven, krachtens hetgeen de Heere bevelen kon aan de mens, die macht en heerschappij had ontvangen over al het gedierte (Genesis 1:26). Was het aan Noach, die ook een zondig mens was, onmogelijk dit te doen, de Heere zelf deed het voor hem, die genade in Zijn ogen gevonden had. God gebiedt alsof het mensdom was als v r de val en Hij zelf volbrengt het voor de Zijnen..

Mozes houdt het verhaal van het bergen in de ark zo lang mogelijk vast, om de voorzorg, de liefde van God te midden van de toorn voor te stellen; het is hem blijkbaar moeilijk om daarvan af te gaan en in heilige bewondering zet hij zijn schreden langzaam op de weg van de geschiedenis..

Vers 10

10. En het geschiedde na die zeven dagen, (Genesis 7:4), die er nodig geweest waren, om alles in de ark te verzamelen, tegen het aanbreken van de avond, dat de wateren van de vloed op de aarde waren. 11. In het zeshonderdste jaar van het de leven van Noach (Genesis 7:6) in de tweede maand, op de zeventiende dag van de maand 1) dat is, daar het burgerlijk jaar van de Bijbel met de herfst-, dag- en nachtevening begint, op de zevende november, op deze zelfde dag zijn alle fonteinen van de grote afgrond opengebroken, 2) de inwendig in de aarde opgesloten wateren, braken door het geweld van het vuur te voorschijn, en vulden zeeën en rivieren op zulk een wijze, dat zij ver buiten hun oevers traden en de sluizen van de hemel werden geopend, de wateren, die aan de hemel zijn, werden niet meer opgehouden, om slechts in regendruppels neer te vallen, maar vielen met geweldige stromen naar beneden.

1) Heel nauwkeurig, bijna op uur en ogenblik, is het tijdstip aangegeven, waarop de zondvloed over de aarde kwam. Een week was juist ten einde, een maand reeds over de helft, het jaar nog niet lang ingetreden, toen de zondvloed vernietigend over de aarde kwam..

2) Het Hebreeuwse woord duidt op geweldige veranderingen in de diepte van de zee en in het hart van de aarde, Job 38:6 Proverbs 8:28. "Dat hij zegt: de fonteinen zijn opengebroken en de sluizen geopend, zijn overdrachtelijke spreekwijzen, waarmee hij uitdrukt, dat de wateren niet op een gewone wijze gevloeid hebben, noch de regen op een gewone wijze uit de hemel is gevallen..

Vers 10

10. En het geschiedde na die zeven dagen, (Genesis 7:4), die er nodig geweest waren, om alles in de ark te verzamelen, tegen het aanbreken van de avond, dat de wateren van de vloed op de aarde waren. 11. In het zeshonderdste jaar van het de leven van Noach (Genesis 7:6) in de tweede maand, op de zeventiende dag van de maand 1) dat is, daar het burgerlijk jaar van de Bijbel met de herfst-, dag- en nachtevening begint, op de zevende november, op deze zelfde dag zijn alle fonteinen van de grote afgrond opengebroken, 2) de inwendig in de aarde opgesloten wateren, braken door het geweld van het vuur te voorschijn, en vulden zeeën en rivieren op zulk een wijze, dat zij ver buiten hun oevers traden en de sluizen van de hemel werden geopend, de wateren, die aan de hemel zijn, werden niet meer opgehouden, om slechts in regendruppels neer te vallen, maar vielen met geweldige stromen naar beneden.

1) Heel nauwkeurig, bijna op uur en ogenblik, is het tijdstip aangegeven, waarop de zondvloed over de aarde kwam. Een week was juist ten einde, een maand reeds over de helft, het jaar nog niet lang ingetreden, toen de zondvloed vernietigend over de aarde kwam..

2) Het Hebreeuwse woord duidt op geweldige veranderingen in de diepte van de zee en in het hart van de aarde, Job 38:6 Proverbs 8:28. "Dat hij zegt: de fonteinen zijn opengebroken en de sluizen geopend, zijn overdrachtelijke spreekwijzen, waarmee hij uitdrukt, dat de wateren niet op een gewone wijze gevloeid hebben, noch de regen op een gewone wijze uit de hemel is gevallen..

Vers 12

12. En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.

Versteende korenaren en herfstinsecten, die men in de diepte der aarde vindt, wijzen nog thans aan, dat de vloed werkelijk om deze tijd, die bovendien de gewone storm- en regentijd is, begonnen is..

Vers 12

12. En een plasregen was op de aarde veertig dagen en veertig nachten.

Versteende korenaren en herfstinsecten, die men in de diepte der aarde vindt, wijzen nog thans aan, dat de vloed werkelijk om deze tijd, die bovendien de gewone storm- en regentijd is, begonnen is..

Vers 13

13. Even op diezelfde dag, waarop het water `s avonds kwam, ging Noach en Sem en Cham en Jafeth, Noach's zonen, evenals Noach's vrouw en de drie vrouwen van zijn zonen met hem in de ark.

Zoals de dreigingen van God zeker zijn, zo zijn ook Zijn beloften zeker; als de nood op het hoogst is, is de hulp nabij; als de zonde machtig is geworden en de straf daar is, is Gods genade en Zijn wondermacht tot redding nog heerlijker. Niet n van de goddelozen kwam mee in de ark; niet n van Noach's gezin kwam om..

Vers 13

13. Even op diezelfde dag, waarop het water `s avonds kwam, ging Noach en Sem en Cham en Jafeth, Noach's zonen, evenals Noach's vrouw en de drie vrouwen van zijn zonen met hem in de ark.

Zoals de dreigingen van God zeker zijn, zo zijn ook Zijn beloften zeker; als de nood op het hoogst is, is de hulp nabij; als de zonde machtig is geworden en de straf daar is, is Gods genade en Zijn wondermacht tot redding nog heerlijker. Niet n van de goddelozen kwam mee in de ark; niet n van Noach's gezin kwam om..

Vers 14

14. Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.

Vers 14

14. Zij, en al het gedierte naar zijn aard, en al het vee naar zijn aard, en al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, naar zijn aard, en al het gevogelte naar zijn aard, alle vogeltjes van allerlei vleugel.

Vers 15

15. En van alle vlees, waarin een levende geest was, kwamen er twee en twee paarsgewijs tot Noach in de ark.

Vers 15

15. En van alle vlees, waarin een levende geest was, kwamen er twee en twee paarsgewijs tot Noach in de ark.

Vers 16

16. En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE (Jehova, de Verbondsgod) sloot achter hem toe; 1) toen het getal van de tot redding verkorenen in de reddende ark was, nam de Heere zelf het ambt van wachter op zich, opdat door de mensen daarbuiten geen storm op Noach's vesting zou gewaagd worden (Genesis 19:9-Genesis 19:11). Ook moest God verhoeden, dat het water niet door de deuren van de ark binnendrong. Mensenhanden hadden deze niet genoeg kunnen sluiten, daar de ark daarna 15 el diep onder water ging (Genesis 7:20) en wel meer dan 110 dagenlang (Genesis 7:24).

1) De ark als zodanig is evenmin voorafbeelding van de Christelijke doop als van diens Insteller, onze Heere Jezus Christus. Zij is voorafbeelding van de strijdende en lijdende Kerk op aarde, die te midden van bruisende stromen van ongeloof en diepe kolken van ongerechtigheid over de duistere afgronden van de oordelen Gods heen, door `s Heren genade wordt drijvende gehouden..

Welk een heerlijk bewijs van de trouw van God, van Zijn heilige zorg voor de Zijnen. Dat toesluiten van de ark, hoe moest het Noach zijn tot een troostvolle bemoediging en bij hem het vertrouwen bevestigen, dat hij in de ark veilig was voor de wateren van de zondvloed!

O Jezus! mijn trouwe Heiland, ik ga in mijn slaapkamertje; ik wil mij ter ruste neerleggen, sluit Gij Zelf de deur achter mij.

II. Genesis 7:17-Genesis 7:24. Op schilderachtige wijze wordt de vloed nader beschreven, hoe de wateren steeds hoger en hoger stijgen, totdat zij ten laatste 15 el boven alle hoge bergen der aarde staan; zij dragen de ark zo hoog over de bergen, dat zij nergens kan vast blijven zitten en verdelgen alle wezens, die op het land leven, van de aarde.

Vers 16

16. En die er kwamen, die kwamen mannetje en wijfje van alle vlees, gelijk als hem God bevolen had. En de HEERE (Jehova, de Verbondsgod) sloot achter hem toe; 1) toen het getal van de tot redding verkorenen in de reddende ark was, nam de Heere zelf het ambt van wachter op zich, opdat door de mensen daarbuiten geen storm op Noach's vesting zou gewaagd worden (Genesis 19:9-Genesis 19:11). Ook moest God verhoeden, dat het water niet door de deuren van de ark binnendrong. Mensenhanden hadden deze niet genoeg kunnen sluiten, daar de ark daarna 15 el diep onder water ging (Genesis 7:20) en wel meer dan 110 dagenlang (Genesis 7:24).

1) De ark als zodanig is evenmin voorafbeelding van de Christelijke doop als van diens Insteller, onze Heere Jezus Christus. Zij is voorafbeelding van de strijdende en lijdende Kerk op aarde, die te midden van bruisende stromen van ongeloof en diepe kolken van ongerechtigheid over de duistere afgronden van de oordelen Gods heen, door `s Heren genade wordt drijvende gehouden..

Welk een heerlijk bewijs van de trouw van God, van Zijn heilige zorg voor de Zijnen. Dat toesluiten van de ark, hoe moest het Noach zijn tot een troostvolle bemoediging en bij hem het vertrouwen bevestigen, dat hij in de ark veilig was voor de wateren van de zondvloed!

O Jezus! mijn trouwe Heiland, ik ga in mijn slaapkamertje; ik wil mij ter ruste neerleggen, sluit Gij Zelf de deur achter mij.

II. Genesis 7:17-Genesis 7:24. Op schilderachtige wijze wordt de vloed nader beschreven, hoe de wateren steeds hoger en hoger stijgen, totdat zij ten laatste 15 el boven alle hoge bergen der aarde staan; zij dragen de ark zo hoog over de bergen, dat zij nergens kan vast blijven zitten en verdelgen alle wezens, die op het land leven, van de aarde.

Vers 17

17. En die vloed was veertig dagen op de aarde, nadat de Heere achter Noach toegesloten had, en de wateren vermeerderden en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde; in die eerste dagen werd de ark vlot gemaakt, zonder dat hij toch wegens zijn zwaarte zich voortbewoog.

Vers 17

17. En die vloed was veertig dagen op de aarde, nadat de Heere achter Noach toegesloten had, en de wateren vermeerderden en hieven de ark op, zodat zij oprees boven de aarde; in die eerste dagen werd de ark vlot gemaakt, zonder dat hij toch wegens zijn zwaarte zich voortbewoog.

Vers 18

18. En de wateren namen de overhand en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren; nu bewoog zij zich langzaam voort naar het Noorden.

Vers 18

18. En de wateren namen de overhand en vermeerderden zeer op de aarde; en de ark ging op de wateren; nu bewoog zij zich langzaam voort naar het Noorden.

Vers 19

19. En de wateren namen in hun geheel zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder de hele hemel zijn, bedekt werden, tot hiertoe had Noach uit de drijvende ark nog de toppen van de bergen zien uitsteken, misschien opgevuld met mensen, die daar in angst en radeloosheid heen gevlucht, nog naar de ark keken, die zij bespot hadden, maar nu te laat hun dwaasheiderkenden; ook de toppen werden steeds kleiner, totdat zij geheel en al verdwenen waren.

Vers 19

19. En de wateren namen in hun geheel zeer de overhand op de aarde, zodat alle hoge bergen, die onder de hele hemel zijn, bedekt werden, tot hiertoe had Noach uit de drijvende ark nog de toppen van de bergen zien uitsteken, misschien opgevuld met mensen, die daar in angst en radeloosheid heen gevlucht, nog naar de ark keken, die zij bespot hadden, maar nu te laat hun dwaasheiderkenden; ook de toppen werden steeds kleiner, totdat zij geheel en al verdwenen waren.

Vers 20

20. Vijftien el omhoog namen de wateren ten laatste de overhand, en de bergen werden bedekt.

Is die vloed over de gehele aarde geweest en van waar dan al dat water? Het ontstaan van de zondvloed herinnert ons aan de scheppingsdagen. De wateren, die daar door het uitspansel gescheiden werden, verenigen zich weer. Ook de natuurkunde neemt op verschillende gronden aan, dat waarschijnlijk op enige diepte grote watermassa's aanwezig zijn. Volgens Genesis 7:19, bedekte de vloed alle hoge bergen, die onder de gehele hemel zijn; hij was dus algemeen, omdat alle mensen bedorven waren, en ook hier; gelijk bij de zondeval, de gehele aarde medesleepten in hun ondergang. Hoewel lange tijd bestreden, wordt thans het geschiedkundig bericht van een grote vloed vrij algemeen door de natuurkundigen voor waar gehouden Men beroept zich daarbij niet zozeer op het oude bewijs dat op de toppen van de hoogste bergen zeeschelpen en versteningen van water- en landdieren, die v r de zondvloed leefden, gevonden werden (Webb vond er op de Himalaja ter hoogte van 16.000 voet) daar natuurkundigen beweren, dat ook uit een verheffing van de aardkorst, door het inwendig vuur verklaard kan worden. Merkwaardig is echter vooral, dat in sommige gedeelten van de aarde nog verschijnselen worden waargenomen, die slechts uit een algemene geweldige overstroming verklaard kunnen worden, en dat de overleveringen van de volken het aannemen van een grote vloed gebieden. Men heeft Indische, Chaldeeuwse, Griekse, Chinese overleveringen omtrent een dergelijke gebeurtenis, waarin dikwijls zelfs de naam Noach met enige verandering voorkomt (de sage van de Mexicanen en de bewoners van Cuba komt, tot in de geschiedenis van de raaf en de duif, met het Bijbels verhaal overeen en zelfs wilde volksstammen in Amerika, en op de Zuidzee-eilanden; geven verbasterd de inhoud daarvan terug). Men kan ook niet, gelijk sommigen, het verhaal van de Bijbel aannemen en toch stellen dat slechts een gedeelte van de aarde overstroomd is, tenzij men tevens meent, dat het water, dat zich dan toch vijftien el boven de 16:254 voet hoge Arafat verhief, niet vloeibaar zou zin geweest en zich daarom niet verspreiden kon..

Krachtig spreekt van de natuur zelf. Gij wandelt op de aarde: weet gij, waarover gij gaat? Over een grond, die door het bezinken van een algemene geweldige vloed gevormd is: de zondvloed. Gij graaft in de ingewanden van de aarde; waarop stoot eensklaps uw spade? Op overblijfselen uit een vroeger levenstijdperk van de aarde, uit een ander klimaat, kennelijk door een vloed daarheen overgebracht: de zondvloed. Gij staat aan de voet der Cordilleraas: zestien duizend voet diep storten van de Himalaja sneeuwlawines neerwaarts: wat ontdekt gij in die lawines? Beenderen van gedierten, blijkbaar aldaar bij de alles overstijgende vloed in het ijs bevroren; de zondvloed. Gij bezoekt in de geest de polen van de aarde, wat aanschouwt gij? Eeuwig ijs alom, zoals ginds alleen op de toppen der bergen ligt. Vanwaar dat ijs? Er zijn, die u zeggen zullen, dat het hier niet altijd zo was, maar een vloed heeft de keerkringswarmte, die hier heerste, door poolkoude vervangen: de zondvloed!.

Vers 20

20. Vijftien el omhoog namen de wateren ten laatste de overhand, en de bergen werden bedekt.

Is die vloed over de gehele aarde geweest en van waar dan al dat water? Het ontstaan van de zondvloed herinnert ons aan de scheppingsdagen. De wateren, die daar door het uitspansel gescheiden werden, verenigen zich weer. Ook de natuurkunde neemt op verschillende gronden aan, dat waarschijnlijk op enige diepte grote watermassa's aanwezig zijn. Volgens Genesis 7:19, bedekte de vloed alle hoge bergen, die onder de gehele hemel zijn; hij was dus algemeen, omdat alle mensen bedorven waren, en ook hier; gelijk bij de zondeval, de gehele aarde medesleepten in hun ondergang. Hoewel lange tijd bestreden, wordt thans het geschiedkundig bericht van een grote vloed vrij algemeen door de natuurkundigen voor waar gehouden Men beroept zich daarbij niet zozeer op het oude bewijs dat op de toppen van de hoogste bergen zeeschelpen en versteningen van water- en landdieren, die v r de zondvloed leefden, gevonden werden (Webb vond er op de Himalaja ter hoogte van 16.000 voet) daar natuurkundigen beweren, dat ook uit een verheffing van de aardkorst, door het inwendig vuur verklaard kan worden. Merkwaardig is echter vooral, dat in sommige gedeelten van de aarde nog verschijnselen worden waargenomen, die slechts uit een algemene geweldige overstroming verklaard kunnen worden, en dat de overleveringen van de volken het aannemen van een grote vloed gebieden. Men heeft Indische, Chaldeeuwse, Griekse, Chinese overleveringen omtrent een dergelijke gebeurtenis, waarin dikwijls zelfs de naam Noach met enige verandering voorkomt (de sage van de Mexicanen en de bewoners van Cuba komt, tot in de geschiedenis van de raaf en de duif, met het Bijbels verhaal overeen en zelfs wilde volksstammen in Amerika, en op de Zuidzee-eilanden; geven verbasterd de inhoud daarvan terug). Men kan ook niet, gelijk sommigen, het verhaal van de Bijbel aannemen en toch stellen dat slechts een gedeelte van de aarde overstroomd is, tenzij men tevens meent, dat het water, dat zich dan toch vijftien el boven de 16:254 voet hoge Arafat verhief, niet vloeibaar zou zin geweest en zich daarom niet verspreiden kon..

Krachtig spreekt van de natuur zelf. Gij wandelt op de aarde: weet gij, waarover gij gaat? Over een grond, die door het bezinken van een algemene geweldige vloed gevormd is: de zondvloed. Gij graaft in de ingewanden van de aarde; waarop stoot eensklaps uw spade? Op overblijfselen uit een vroeger levenstijdperk van de aarde, uit een ander klimaat, kennelijk door een vloed daarheen overgebracht: de zondvloed. Gij staat aan de voet der Cordilleraas: zestien duizend voet diep storten van de Himalaja sneeuwlawines neerwaarts: wat ontdekt gij in die lawines? Beenderen van gedierten, blijkbaar aldaar bij de alles overstijgende vloed in het ijs bevroren; de zondvloed. Gij bezoekt in de geest de polen van de aarde, wat aanschouwt gij? Eeuwig ijs alom, zoals ginds alleen op de toppen der bergen ligt. Vanwaar dat ijs? Er zijn, die u zeggen zullen, dat het hier niet altijd zo was, maar een vloed heeft de keerkringswarmte, die hier heerste, door poolkoude vervangen: de zondvloed!.

Vers 21

21. En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf de geest, van het gevogelte, dat te vergeefs zich op de vleugelen lang boven de wateren zocht te verheffen, maar eindelijk uitgeput in het watergraf neerviel, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipende gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens; de hoogste berg had geen veilige plaats gegeven.

Vers 21

21. En alle vlees, dat zich op de aarde roerde, gaf de geest, van het gevogelte, dat te vergeefs zich op de vleugelen lang boven de wateren zocht te verheffen, maar eindelijk uitgeput in het watergraf neerviel, en van het vee, en van het wild gedierte, en van al het kruipende gedierte, dat op de aarde kroop, en alle mens; de hoogste berg had geen veilige plaats gegeven.

Vers 22

22. Al wat een adem van een levende geest in zijn neusgaten had, van alles, wat op het droge was, is gestorven.

Wat een eenvoudige voorstelling van een omstandig verhaal en toch tegelijk wat een beperking, om enig gevoel of wanhoop te beschrijven, die bij een dergelijke verschrikkelijke gebeurtenis zeker tot de verbeelding moet hebben gesproken! De ootmoed waagt niet in het goddelijk gericht te spreken; noch bij de geweldig verwoestende gerechtigheid Gods het voorbijgaand menselijk gevoel te vermengen. Zo verenigt zich in de voorstelling van de gebeurtenis, eerbied voor de rechter met ootmoedige kinderlijke eenvoud; het is alsof een vrome vader de geschiedenis aan zijn kinderen vertelde.

Wat een tafereel van ellende wordt ons geschetst met die weinige woorden! Hoe sober is ook hier weer de mededeling van de Heilige Schrift, omtrent n van de gewichtigste gebeurtenissen in deze wereld! En toch wordt ons hier niets minder bericht, dan de openbaring van de straf eisende gerechtigheid van God, dan het oordeel Gods, dat ging over de oude wereld. Met weinig woorden wordt getekend hoe God, de Heere, de oude wereld verliet, haar prijs gaf aan dood en verderf, omdat zij Hem, haar Schepper en Onderhouder verlaten had, en de dienst van de Schepper van hemel en aarde had veranderd in ontuchtigheid en het dienen van het schepsel. Die mededeling in zo weinig woorden is weer een onweerlegbaar bewijs voor de onweersprekelijke waarheid van de Heilige Schrift.

Wie schetst de ramp? Ouden van dagen, eeuwenheugende grijsaards. Vrouwen, hun rillende dochtertjes aan de borst drukkende. Mannen in de fierheid van een nooit gebogen kracht, maar onmachtig tegen een vijand als de woedende elementen onmachtig. Jongelingen en jonge dochters, in het midden van een dartele en onbezonnen jeugd, met vooruitzichten op minstens nog een eeuwenlang leven. Kinderen, arme onschuldige kindertjes, nog geen onderscheid kennende tussen goed en kwaad. Allen tezamen huilend, gillend, de handen wringend, kermend om gena, of God lasterend vanwege de plaag, allen tezamen, tot de laatste toe, door de woedende vloed verzwolgen. En als na enige dagen door de zwarte wolkgordijnen heen een eerste flauwe, gele, weemoedige zonnestraal doorbreekt, is het om in de plaats van een fraaie, bevolkte, vrolijke aarde een uitgestrekte, onafzienbare zee te beschijnen, waarin het gehele mensdom zonder onderscheid van wie ook, allen gelijk hun graf hebben gevonden.

Vers 22

22. Al wat een adem van een levende geest in zijn neusgaten had, van alles, wat op het droge was, is gestorven.

Wat een eenvoudige voorstelling van een omstandig verhaal en toch tegelijk wat een beperking, om enig gevoel of wanhoop te beschrijven, die bij een dergelijke verschrikkelijke gebeurtenis zeker tot de verbeelding moet hebben gesproken! De ootmoed waagt niet in het goddelijk gericht te spreken; noch bij de geweldig verwoestende gerechtigheid Gods het voorbijgaand menselijk gevoel te vermengen. Zo verenigt zich in de voorstelling van de gebeurtenis, eerbied voor de rechter met ootmoedige kinderlijke eenvoud; het is alsof een vrome vader de geschiedenis aan zijn kinderen vertelde.

Wat een tafereel van ellende wordt ons geschetst met die weinige woorden! Hoe sober is ook hier weer de mededeling van de Heilige Schrift, omtrent n van de gewichtigste gebeurtenissen in deze wereld! En toch wordt ons hier niets minder bericht, dan de openbaring van de straf eisende gerechtigheid van God, dan het oordeel Gods, dat ging over de oude wereld. Met weinig woorden wordt getekend hoe God, de Heere, de oude wereld verliet, haar prijs gaf aan dood en verderf, omdat zij Hem, haar Schepper en Onderhouder verlaten had, en de dienst van de Schepper van hemel en aarde had veranderd in ontuchtigheid en het dienen van het schepsel. Die mededeling in zo weinig woorden is weer een onweerlegbaar bewijs voor de onweersprekelijke waarheid van de Heilige Schrift.

Wie schetst de ramp? Ouden van dagen, eeuwenheugende grijsaards. Vrouwen, hun rillende dochtertjes aan de borst drukkende. Mannen in de fierheid van een nooit gebogen kracht, maar onmachtig tegen een vijand als de woedende elementen onmachtig. Jongelingen en jonge dochters, in het midden van een dartele en onbezonnen jeugd, met vooruitzichten op minstens nog een eeuwenlang leven. Kinderen, arme onschuldige kindertjes, nog geen onderscheid kennende tussen goed en kwaad. Allen tezamen huilend, gillend, de handen wringend, kermend om gena, of God lasterend vanwege de plaag, allen tezamen, tot de laatste toe, door de woedende vloed verzwolgen. En als na enige dagen door de zwarte wolkgordijnen heen een eerste flauwe, gele, weemoedige zonnestraal doorbreekt, is het om in de plaats van een fraaie, bevolkte, vrolijke aarde een uitgestrekte, onafzienbare zee te beschijnen, waarin het gehele mensdom zonder onderscheid van wie ook, allen gelijk hun graf hebben gevonden.

Vers 23

23. Alzo werd, gelijk God zich voorgenomen had, verdelgd, al wat bestond, dat op de aardbodem was, van de mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; 1) doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark, het voorbeeld van de kerk, die uit de wereld en het verderf redt, (1 Peter 3:20 vv.) was.

1) Vele van de schepselen v r de zondvloed zijn sedert geheel van de aarde verdwenen; de aarde zelf is nu met een aardlaag bedekt, die zich slechts door een algemene en geweldige vloed kan gevormd hebben, en daarom diluviaalland (diluvium = zondvloed)

Vers 23

23. Alzo werd, gelijk God zich voorgenomen had, verdelgd, al wat bestond, dat op de aardbodem was, van de mens aan tot het vee, tot het kruipend gedierte en tot het gevogelte des hemels, en zij werden verdelgd van de aarde; 1) doch Noach alleen bleef over, en wat met hem in de ark, het voorbeeld van de kerk, die uit de wereld en het verderf redt, (1 Peter 3:20 vv.) was.

1) Vele van de schepselen v r de zondvloed zijn sedert geheel van de aarde verdwenen; de aarde zelf is nu met een aardlaag bedekt, die zich slechts door een algemene en geweldige vloed kan gevormd hebben, en daarom diluviaalland (diluvium = zondvloed)

Vers 24

24. En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen. 1)

1) Veertig dagen steeg de vloed al hoger en hoger, totdat het hoogste bewoonbare punt was bereikt en alle redding voor mens en dier, die niet in de ark waren, was afgesneden. Toen zakten de wateren langzamerhand, maar hadden nog 110 dagen nodig, om de aarde weer in een bewoonbare toestand te brengen.

Vers 24

24. En de wateren hadden de overhand boven de aarde, honderd en vijftig dagen. 1)

1) Veertig dagen steeg de vloed al hoger en hoger, totdat het hoogste bewoonbare punt was bereikt en alle redding voor mens en dier, die niet in de ark waren, was afgesneden. Toen zakten de wateren langzamerhand, maar hadden nog 110 dagen nodig, om de aarde weer in een bewoonbare toestand te brengen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-7.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile