Lectionary Calendar
Friday, May 31st, 2024
the Week of Proper 3 / Ordinary 8
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Genesis 9

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 9

Genesis 9:1.

GOD BEVESTIGT ZIJN VERBOND DOOR DE REGENBOOG.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 9

Genesis 9:1.

GOD BEVESTIGT ZIJN VERBOND DOOR DE REGENBOOG.

Vers 1

1. En God, daar Hij de aarde volgens Zijn raadsbesluit opnieuw wilde overgeven aan het, als een brandhout uit het vuur geredde (Amos. 4:11) hoopje, zegende Noach en zijn zonen, bijna met dezelfde woorden, waarmee Hij te voren de eerste mens gezegend had (hoofdstuk. 1:28-30), en Hij zei tot hen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde! 1)

1) Ook na de zondvloed spreekt God, de Heere, het duidelijk uit, dat niet een gedeelte van de aarde, maar zij in haar geheel bestemd is tot verblijfplaats van de mens. De landverhuizing is met dit woord voor ogen, niet af te keuren..

Vers 1

1. En God, daar Hij de aarde volgens Zijn raadsbesluit opnieuw wilde overgeven aan het, als een brandhout uit het vuur geredde (Amos. 4:11) hoopje, zegende Noach en zijn zonen, bijna met dezelfde woorden, waarmee Hij te voren de eerste mens gezegend had (hoofdstuk. 1:28-30), en Hij zei tot hen: Zijt vruchtbaar en vermenigvuldigt en vervult de aarde! 1)

1) Ook na de zondvloed spreekt God, de Heere, het duidelijk uit, dat niet een gedeelte van de aarde, maar zij in haar geheel bestemd is tot verblijfplaats van de mens. De landverhuizing is met dit woord voor ogen, niet af te keuren..

Vers 2

2. En hoewel niet meer op de oorspronkelijk zo liefelijke wijze, als de eerste mensen, daar uw verhouding tot het schepsel veranderd is, zult gij toch weer heer zijn over de gehele schepping. En uw vrees en uw verschrikking, 1) vrees en schrik voor u, zij over al het gedierte der aarde, en over al het gevogelte des hemels; in al wat zich op de aardbodem roert, en in alle vissen der zee: zij zijn in uw hand overgegeven.

1) Hiermee wordt ook aan de tweede stamvader, en aan zijn nakomelingschap de heerschappij over al het gedierte gegeven. Die heerschappij was nodig, wilde de wereld in stand blijven.

Vers 2

2. En hoewel niet meer op de oorspronkelijk zo liefelijke wijze, als de eerste mensen, daar uw verhouding tot het schepsel veranderd is, zult gij toch weer heer zijn over de gehele schepping. En uw vrees en uw verschrikking, 1) vrees en schrik voor u, zij over al het gedierte der aarde, en over al het gevogelte des hemels; in al wat zich op de aardbodem roert, en in alle vissen der zee: zij zijn in uw hand overgegeven.

1) Hiermee wordt ook aan de tweede stamvader, en aan zijn nakomelingschap de heerschappij over al het gedierte gegeven. Die heerschappij was nodig, wilde de wereld in stand blijven.

Vers 3

3. Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze. 1) Ik heb het u al gegeven, gelijk het groene kruid, dat eertijds wellicht de enige spijze was, maar nu voor een zo veel zwakker geslacht, dat krachtiger voedsel, dat vleesspijs behoeft, slechts als toespijs dienen zal.

1) Volgens veler gevoelen werd voor de zondvloed het vlees van de dieren niet gegeten. Calvijn tekent op deze plaats aan, dat de bewijsvoering hem niet vast genoeg is. "Want," zegt hij, "daar de offeranden aan God gewijd geslacht werden, en het vrij stond de wilde beesten te doden uit wier huiden zij, voor zich klederen en tenten maakten, zie ik niet in, welke godsdienstplicht hen verhinderde van het vlees gebruik te maken. Maar" zegt hij "omdat het van weinig belang is, wie gelijk heeft, stel ik ook niets vast.".

Vers 3

3. Al wat zich roert, dat levend is, zij u tot spijze. 1) Ik heb het u al gegeven, gelijk het groene kruid, dat eertijds wellicht de enige spijze was, maar nu voor een zo veel zwakker geslacht, dat krachtiger voedsel, dat vleesspijs behoeft, slechts als toespijs dienen zal.

1) Volgens veler gevoelen werd voor de zondvloed het vlees van de dieren niet gegeten. Calvijn tekent op deze plaats aan, dat de bewijsvoering hem niet vast genoeg is. "Want," zegt hij, "daar de offeranden aan God gewijd geslacht werden, en het vrij stond de wilde beesten te doden uit wier huiden zij, voor zich klederen en tenten maakten, zie ik niet in, welke godsdienstplicht hen verhinderde van het vlees gebruik te maken. Maar" zegt hij "omdat het van weinig belang is, wie gelijk heeft, stel ik ook niets vast.".

Vers 4

4. Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten, geen dier, waarin nog leven was en niet op gewone wijze geslacht, mocht gegeten worden maar ook het bloed zelf niet. (Acts 15:20, Leviticus 3:17 ).

Vers 4

4. Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten, geen dier, waarin nog leven was en niet op gewone wijze geslacht, mocht gegeten worden maar ook het bloed zelf niet. (Acts 15:20, Leviticus 3:17 ).

Vers 5

5. En, hoewel Ik alles wat leeft en zich beweegt, u ten spijze gegeven heb, mag toch het vlees eten niet in bloeddorst en barbaarsheid 1) ontaarden; gij zultachting voor het leven van een dier hebben, en het leven is in het bloed. (Leviticus 17:11,Leviticus 17:14) 2) Daarom wil Ik ook omgekeerd uw leven tegen de dieren beschermen. Voorwaar, ik zal uw bloed, het bloed van uw zielen, of beter vertaald: het bloed naar uw zielen, het bloed, waarin uw leven is, eisen, wreken, van de hand van alle gedierte zal ik het eisen, terwijl Ik hiermee bepaal, dat wanneer een dier een mens doodt, dat gedood zal worden (Exodus 21:28, Exodus 21:29)) ook van de hand van de mensen, en nog veel meer van de hand van een zijns broeders gelijke, zo hij die gedood heeft, die niet alleen zijn, medeschepsel, maar zijn broeder is, en voor wiens leven hij alzo nog grotere achting moet hebben, zal Ik de ziel van de mens eisen, gelijk Ik eens van Kaïns hand zijn broeder Abel geëist heb.

1) Volgens een afschuwelijke gewoonte in de oudheid, welke nog in Abyssinië bestaat, werden van levende dieren stukken afgesneden en door vuur verteerd; dit was misschien ook v r de zondvloed (Genesis 6:4) in zwang..

2) Op deze plaats is tegelijk een ander, nog dieper liggende grond aangegeven, waarom de mens van het bloed zich onthouden moet: "het bloed is de verzoening voor het leven.".

3) Volgens deze plaats mogen wij doden of uitroeien de dieren, die voor ons leven, of in andere opzichten ons schadelijk zijn..

Vers 5

5. En, hoewel Ik alles wat leeft en zich beweegt, u ten spijze gegeven heb, mag toch het vlees eten niet in bloeddorst en barbaarsheid 1) ontaarden; gij zultachting voor het leven van een dier hebben, en het leven is in het bloed. (Leviticus 17:11,Leviticus 17:14) 2) Daarom wil Ik ook omgekeerd uw leven tegen de dieren beschermen. Voorwaar, ik zal uw bloed, het bloed van uw zielen, of beter vertaald: het bloed naar uw zielen, het bloed, waarin uw leven is, eisen, wreken, van de hand van alle gedierte zal ik het eisen, terwijl Ik hiermee bepaal, dat wanneer een dier een mens doodt, dat gedood zal worden (Exodus 21:28, Exodus 21:29)) ook van de hand van de mensen, en nog veel meer van de hand van een zijns broeders gelijke, zo hij die gedood heeft, die niet alleen zijn, medeschepsel, maar zijn broeder is, en voor wiens leven hij alzo nog grotere achting moet hebben, zal Ik de ziel van de mens eisen, gelijk Ik eens van Kaïns hand zijn broeder Abel geëist heb.

1) Volgens een afschuwelijke gewoonte in de oudheid, welke nog in Abyssinië bestaat, werden van levende dieren stukken afgesneden en door vuur verteerd; dit was misschien ook v r de zondvloed (Genesis 6:4) in zwang..

2) Op deze plaats is tegelijk een ander, nog dieper liggende grond aangegeven, waarom de mens van het bloed zich onthouden moet: "het bloed is de verzoening voor het leven.".

3) Volgens deze plaats mogen wij doden of uitroeien de dieren, die voor ons leven, of in andere opzichten ons schadelijk zijn..

Vers 6

6. a) Wie het bloed van mensen vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden, 1) en wel door de in mijn plaats staande Overheid, die Ik van nu aan aanstellen zal, en door welke Ik een dam opwerp tegen het toenemen van het kwaad, temeer daar van Mijn hand geen algemeen verdelgingsgericht meer komen zal (Romans 13:1) want God heeft de mens, b) oorspronkelijk naar Zijn beeld gemaakt; 2) zulk een vergrijp aan een mens is daarom een vergrijp aan de goddelijke Majesteit.

a) Klaagt. 4:13 Matthew 26:52 Revelation 13:10 b) Genesis 1:27

1) God heeft de doodstraf bevolen en nimmer dit bevel ingetrokken. Elke wetgeving, welke met dit bevel niet rekent, moet door ware gelovigen bestreden worden..

Men heeft uit deze schriftplaats willen bewijzen, dat het beeld Gods door de zonde geenszins in de mens is verloren gegaan. In geen enkel geval is er recht tot de laatste gevolgtrekking, daar de waarde van de mens toch altijd beoordeeld moet worden naar zijn oorspronkelijke staat en toestand, gelijk die was in de nog niet gevallen Adam. Ook in Psalms 8:1 wordt de mens in de staat der rechtheid als type van de komende Christus bezongen..

2) De mens heeft zijn gehele natuur verdorven, waardoor hij zich schuldig gemaakt heeft tot de lichamelijke en geestelijke dood. En in al zijn wegen goddeloos, verkeerd en verdorven geworden zijnde, heeft hij verloren al zijn uitnemende gaven, die hij van God ontvangen heeft en heeft niets overgehouden, dan kleine overblijfselen, welke voldoende zijn, om hem alle onschuld te ontnemen.

De in deze verzen voorkomende geboden worden "de Noachitische geboden" genoemd. Ook al zijn gevolg en wezen of vorm van het beeld Gods door de zonde in de mens verloren gegaan, de grondslag van dat beeld of de geestelijke aard van de mens, die onsterfelijk en met redelijke en zedelijke vermogens toegerust is, kan niet ophouden te bestaan, zonder dat de mens ophoudt mens te zijn, of wel zijn gemoedswezen prijs geeft, d.i. ophoudt als mens te bestaan. In de menselijke natuur ligt de voortreffelijkheid van de mensen boven het dier; ook daardoor is hij van het dier onderscheiden, en juist die menselijke natuur is, in bredere en meer algemene zin, naar Gods beeld geschapen. Deze natuur is onvernietigbaar, zij vertegenwoordigde op aarde het geestelijk karakter van de God in de hemel en maakt ons "de kleine overblijfselen" duidelijk, waarvan onze belijdenis spreekt..

Nooit mag uit deze woorden worden afgeleid, dat het beeld Gods niet verloren is door de val. God spreekt hier over de mens alsof hij nog in de staat der rechtheid verkeerde. In de eerste plaats stelt de Heere zich de oorspronkelijke toestand voor ogen. Dat is Zijn Soeverein recht. En in de tweede plaats heeft Hij de mens voor ogen, die diep gevallen is, maar toch nog de sporen toont van dat heerlijk Goddelijk beeld, in de kleine overblijfsels van die kostbare schat, welke voor de val zijn eigendom was.

Vers 6

6. a) Wie het bloed van mensen vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden, 1) en wel door de in mijn plaats staande Overheid, die Ik van nu aan aanstellen zal, en door welke Ik een dam opwerp tegen het toenemen van het kwaad, temeer daar van Mijn hand geen algemeen verdelgingsgericht meer komen zal (Romans 13:1) want God heeft de mens, b) oorspronkelijk naar Zijn beeld gemaakt; 2) zulk een vergrijp aan een mens is daarom een vergrijp aan de goddelijke Majesteit.

a) Klaagt. 4:13 Matthew 26:52 Revelation 13:10 b) Genesis 1:27

1) God heeft de doodstraf bevolen en nimmer dit bevel ingetrokken. Elke wetgeving, welke met dit bevel niet rekent, moet door ware gelovigen bestreden worden..

Men heeft uit deze schriftplaats willen bewijzen, dat het beeld Gods door de zonde geenszins in de mens is verloren gegaan. In geen enkel geval is er recht tot de laatste gevolgtrekking, daar de waarde van de mens toch altijd beoordeeld moet worden naar zijn oorspronkelijke staat en toestand, gelijk die was in de nog niet gevallen Adam. Ook in Psalms 8:1 wordt de mens in de staat der rechtheid als type van de komende Christus bezongen..

2) De mens heeft zijn gehele natuur verdorven, waardoor hij zich schuldig gemaakt heeft tot de lichamelijke en geestelijke dood. En in al zijn wegen goddeloos, verkeerd en verdorven geworden zijnde, heeft hij verloren al zijn uitnemende gaven, die hij van God ontvangen heeft en heeft niets overgehouden, dan kleine overblijfselen, welke voldoende zijn, om hem alle onschuld te ontnemen.

De in deze verzen voorkomende geboden worden "de Noachitische geboden" genoemd. Ook al zijn gevolg en wezen of vorm van het beeld Gods door de zonde in de mens verloren gegaan, de grondslag van dat beeld of de geestelijke aard van de mens, die onsterfelijk en met redelijke en zedelijke vermogens toegerust is, kan niet ophouden te bestaan, zonder dat de mens ophoudt mens te zijn, of wel zijn gemoedswezen prijs geeft, d.i. ophoudt als mens te bestaan. In de menselijke natuur ligt de voortreffelijkheid van de mensen boven het dier; ook daardoor is hij van het dier onderscheiden, en juist die menselijke natuur is, in bredere en meer algemene zin, naar Gods beeld geschapen. Deze natuur is onvernietigbaar, zij vertegenwoordigde op aarde het geestelijk karakter van de God in de hemel en maakt ons "de kleine overblijfselen" duidelijk, waarvan onze belijdenis spreekt..

Nooit mag uit deze woorden worden afgeleid, dat het beeld Gods niet verloren is door de val. God spreekt hier over de mens alsof hij nog in de staat der rechtheid verkeerde. In de eerste plaats stelt de Heere zich de oorspronkelijke toestand voor ogen. Dat is Zijn Soeverein recht. En in de tweede plaats heeft Hij de mens voor ogen, die diep gevallen is, maar toch nog de sporen toont van dat heerlijk Goddelijk beeld, in de kleine overblijfsels van die kostbare schat, welke voor de val zijn eigendom was.

Vers 7

7. Maar a) gijlieden, in plaats van te doden en tot straf gedood te worden, weest vruchtbaar en vermenigvuldigt; teelt overvloedig voort 1) op de aarde en vermenigvuldigt op deze.

a) Genesis 1:28, Genesis 8:17

1) Hij (de Heere) spreekt nu weer tot Noach en zijn zonen om hen aan te zetten tot de neiging, om het geslacht van de mensen voort te planten. Hij wil als het ware zeggen: Gij ziet, dat Ik zorgvuldig het menselijk geslacht heb bewaard en beschermd, besteed gij nu voor mij uw moeite in de voortplanting ervan. Aan hen de instandhouding van het geslacht bevelende, houdt Hij hen tevens terug van moord en onverstandige wreedheden. Het voornaamste doel is echter geweest, zoals boven is aangemerkt, opdat Hij hun vreesachtige gemoederen tot bedaren zou brengen..

Gelijk God, de Heere, de heilige huwelijkse staat in het Paradijs had ingesteld, zo bevestigt hij die instelling ook na de zondvloed. Tegenover de goddeloosheden van de oude wereld die in het bijzonder in tegennatuurlijke ontucht, in hoererij en brasserij hadden bestaan, stelt de Heere, met deze woorden, de heiligheid van het huwelijksleven.

Vers 7

7. Maar a) gijlieden, in plaats van te doden en tot straf gedood te worden, weest vruchtbaar en vermenigvuldigt; teelt overvloedig voort 1) op de aarde en vermenigvuldigt op deze.

a) Genesis 1:28, Genesis 8:17

1) Hij (de Heere) spreekt nu weer tot Noach en zijn zonen om hen aan te zetten tot de neiging, om het geslacht van de mensen voort te planten. Hij wil als het ware zeggen: Gij ziet, dat Ik zorgvuldig het menselijk geslacht heb bewaard en beschermd, besteed gij nu voor mij uw moeite in de voortplanting ervan. Aan hen de instandhouding van het geslacht bevelende, houdt Hij hen tevens terug van moord en onverstandige wreedheden. Het voornaamste doel is echter geweest, zoals boven is aangemerkt, opdat Hij hun vreesachtige gemoederen tot bedaren zou brengen..

Gelijk God, de Heere, de heilige huwelijkse staat in het Paradijs had ingesteld, zo bevestigt hij die instelling ook na de zondvloed. Tegenover de goddeloosheden van de oude wereld die in het bijzonder in tegennatuurlijke ontucht, in hoererij en brasserij hadden bestaan, stelt de Heere, met deze woorden, de heiligheid van het huwelijksleven.

Vers 8

8. Voorts zei God tot Noach opdat hij niet weer beangst zou zijn voor een tweede zondvloed, indien de hemel andermaal met wolken zou bedekt worden, en niet alleen tot hem, maar ook tot zijn zonen met hem 1) als de nieuwe stamvaders van alle volken: daar Hij hun Zijn besluit (Genesis 8:21, Genesis 8:22) wilde laten weten en tegelijk door een plechtige gelofte tot vertrouwen op Zijn genade wilde opwekken, zeggende:

1) In Noach en zijn zonen richt God dit verbond met de gehele mensheid op. De mensheid heeft daardoor de belofte, dat de wereld niet weer door een zondvloed zal vergaan. De gemeente van de levende God kan daarom gerust zijn, en niettegenstaande de goddeloosheid van de mensen en de verschrikkelijke afvalligheid van de dagen, met vertrouwen afwachten de dag, wanneer de Heere nieuwe hemelen scheppen zal en een nieuwe aarde, nadat de oude zal zijn vergaan, door vuur gezuiverd..

Vers 8

8. Voorts zei God tot Noach opdat hij niet weer beangst zou zijn voor een tweede zondvloed, indien de hemel andermaal met wolken zou bedekt worden, en niet alleen tot hem, maar ook tot zijn zonen met hem 1) als de nieuwe stamvaders van alle volken: daar Hij hun Zijn besluit (Genesis 8:21, Genesis 8:22) wilde laten weten en tegelijk door een plechtige gelofte tot vertrouwen op Zijn genade wilde opwekken, zeggende:

1) In Noach en zijn zonen richt God dit verbond met de gehele mensheid op. De mensheid heeft daardoor de belofte, dat de wereld niet weer door een zondvloed zal vergaan. De gemeente van de levende God kan daarom gerust zijn, en niettegenstaande de goddeloosheid van de mensen en de verschrikkelijke afvalligheid van de dagen, met vertrouwen afwachten de dag, wanneer de Heere nieuwe hemelen scheppen zal en een nieuwe aarde, nadat de oude zal zijn vergaan, door vuur gezuiverd..

Vers 9

9. Maar Ik, a)ziet Ik, de Getrouwe wil u genadig zijn en, richt mijn verbond, het verbond, dat Ik in mijn ontferming gemaakt heb, op met u en met uw zaad na u. a) Isaiah 54:9

Vers 9

9. Maar Ik, a)ziet Ik, de Getrouwe wil u genadig zijn en, richt mijn verbond, het verbond, dat Ik in mijn ontferming gemaakt heb, op met u en met uw zaad na u. a) Isaiah 54:9

Vers 10

10. En met alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte, van het vee en van alle gedierte der aarde met u; van allen, die uit de ark gegaan zijn, tot al het gedierte der aarde toe. 1)

1) Drie graden zijn hier op te merken. Want God sluit als het ware thans een verbond met Noach en zijn zonen, opdat zij niet weer voor een zondvloed zouden vrezen. Vervolgens strekt Hij dat verbond uit tot de nakomelingen, niet slechts, opdat de voortdurende zegeningen ervan andere geslachten ten goede zouden komen, maar opdat ook zij, die naderhand zouden geboren worden, door het geloof, die getuigenis zouden verstaan en hetzelfde zich zouden toe-eigenen, wat aan de zonen van Noach beloofd was. Ten derde verzekert Hij, dat Hij ook het stomme dier genadig zou zijn, maar zo, dat het gevolg zich alleen uitstrekte tot het beschermen van het leven zonder dat zij er gevoel en begrip van hadden..

Vers 10

10. En met alle levende ziel, die met u is, van het gevogelte, van het vee en van alle gedierte der aarde met u; van allen, die uit de ark gegaan zijn, tot al het gedierte der aarde toe. 1)

1) Drie graden zijn hier op te merken. Want God sluit als het ware thans een verbond met Noach en zijn zonen, opdat zij niet weer voor een zondvloed zouden vrezen. Vervolgens strekt Hij dat verbond uit tot de nakomelingen, niet slechts, opdat de voortdurende zegeningen ervan andere geslachten ten goede zouden komen, maar opdat ook zij, die naderhand zouden geboren worden, door het geloof, die getuigenis zouden verstaan en hetzelfde zich zouden toe-eigenen, wat aan de zonen van Noach beloofd was. Ten derde verzekert Hij, dat Hij ook het stomme dier genadig zou zijn, maar zo, dat het gevolg zich alleen uitstrekte tot het beschermen van het leven zonder dat zij er gevoel en begrip van hadden..

Vers 11

11. En Ik richt Mijn verbond op met u algemeen, dat niet meer alle vlees door de wateren van de vloed zal worden uitgeroeid; en dat er geen vloed meer zijn zal, om de aarde te verderven.

Vers 11

11. En Ik richt Mijn verbond op met u algemeen, dat niet meer alle vlees door de wateren van de vloed zal worden uitgeroeid; en dat er geen vloed meer zijn zal, om de aarde te verderven.

Vers 12

12. En God, kennende de mens in zijn zwakheid en in zijn geloof, maar ook daarom geen zwarigheid makende, om het geloof met zulke hulpmiddelen te bevestigen, zei: Dit is het teken, 1) het zichtbaar bewijs en onderpand van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en tussen ulieden, en tussen alle levende ziel die met u is, tot eeuwige geslachten (Hebreeën geslachten der eeuwigheid d.i. zo lang de wereld staan zal).

1) Gelijk straks voor Abraham en zijn geslacht de besnijdenis een teken, een symbool wordt van het Verbond, zo ontvangt ook hier Noach een teken, een symbool van de belofte aan hem en zijn geslacht geschonken.

Vers 12

12. En God, kennende de mens in zijn zwakheid en in zijn geloof, maar ook daarom geen zwarigheid makende, om het geloof met zulke hulpmiddelen te bevestigen, zei: Dit is het teken, 1) het zichtbaar bewijs en onderpand van het verbond, dat Ik geef tussen Mij en tussen ulieden, en tussen alle levende ziel die met u is, tot eeuwige geslachten (Hebreeën geslachten der eeuwigheid d.i. zo lang de wereld staan zal).

1) Gelijk straks voor Abraham en zijn geslacht de besnijdenis een teken, een symbool wordt van het Verbond, zo ontvangt ook hier Noach een teken, een symbool van de belofte aan hem en zijn geslacht geschonken.

Vers 13

13. Mijn boog, 1) de zevenkleurige regenboog, heb Ik gegeven 2) in de wolken; deze zal van nu aan daar zijn, die zal zijn tot een teken des verbonds tussen Mij en tussen de aarde met al haar bewoners.

1) Wel is de Heere God werkmeester van het geloof en volmaakt het, maar in de keuze van de middelen, waardoor Hij zulks doet is Hij volkomen vrij. Hier bevestigt Hij het geloof aan Zijn verbondstrouw door het teken van de regenboog.

2) Uit dit "heb Ik gegeven" is volstrekt niet af te leiden dat de regenboog er vroeger niet is geweest, gelijk sommigen menen. De regenboog was er ook vroeger, maar wordt nu tot een teken en een onderpand van het verbond door God geheiligd. Door deze woorden, zijn enige voorname godgeleerden verleid geworden, om te beweren, dat de regenboog er voor de zondvloed niet is geweest; wat belachelijk is. Want deze woorden van Mozes betekenen niet dat de boog is gemaakt, alsof hij er vroeger niet was, maar dat hij tot teken is gesteld, waardoor God Zijn goddelijke genade aan de mensen betekende. Het behaagt God de aardse dingen te gebruiken als voertuigen, om de gemoederen van de mensen omhoog te heffen. Zo gebruikt Hij hier de hemelse boog die er natuurlijk vroeger geweest is, om hem tot een teken en onderpand te wijden en aldus aan hem een nieuwe plicht op te dragen, om een teken te zijn van een op zichzelf veeleer tegenstrijdige zaak, omdat hij niet met een langdurige regen dreigt..

Ontstaan uit de werking van de zon op de donkere wolken, is de regenboog een zichtbaar teken van de gewilligheid van onze God, om het aardse te zegenen; uitgespannen tussen hemel en aarde, verkondigt hij vrede tussen God en mensen; de kring van ons gezicht overspannende, predikt hij dat Gods genadeverbond allen omvat..

De regenboog is de veelkleurige glans van de doorbrekende zon op de wegtrekkende wolkennacht; de triomf van de zon over de wateren; zonnenglans, lichtglans, ingebrand in de regenwolken als teken van haar onderwerping, als teken van bescherming van al wat leeft door de macht van de zon of veelmeer door Gods ontferming..

Zeven kleuren in de regenboog, zeven Geesten voor Gods troon.

Ook hier blijkt weer de vrijmacht van God. De regenboog overigens teken van regen, wordt nu onderpand, dat de aarde niet meer door de regenvloeden zal verwoest worden. Het dwaze Gods is wijzer dan de mensen.

Op het donkere van de wolk vestigt God Zijn verbondsteken. Dat donkere herinnert aan de zonde van de mens (Genesis 8:21); de regenboog aan het kruis. De genade schittert te midden van de duisternis. "Alle beloften van God rusten op een donkere grond."

Vers 13

13. Mijn boog, 1) de zevenkleurige regenboog, heb Ik gegeven 2) in de wolken; deze zal van nu aan daar zijn, die zal zijn tot een teken des verbonds tussen Mij en tussen de aarde met al haar bewoners.

1) Wel is de Heere God werkmeester van het geloof en volmaakt het, maar in de keuze van de middelen, waardoor Hij zulks doet is Hij volkomen vrij. Hier bevestigt Hij het geloof aan Zijn verbondstrouw door het teken van de regenboog.

2) Uit dit "heb Ik gegeven" is volstrekt niet af te leiden dat de regenboog er vroeger niet is geweest, gelijk sommigen menen. De regenboog was er ook vroeger, maar wordt nu tot een teken en een onderpand van het verbond door God geheiligd. Door deze woorden, zijn enige voorname godgeleerden verleid geworden, om te beweren, dat de regenboog er voor de zondvloed niet is geweest; wat belachelijk is. Want deze woorden van Mozes betekenen niet dat de boog is gemaakt, alsof hij er vroeger niet was, maar dat hij tot teken is gesteld, waardoor God Zijn goddelijke genade aan de mensen betekende. Het behaagt God de aardse dingen te gebruiken als voertuigen, om de gemoederen van de mensen omhoog te heffen. Zo gebruikt Hij hier de hemelse boog die er natuurlijk vroeger geweest is, om hem tot een teken en onderpand te wijden en aldus aan hem een nieuwe plicht op te dragen, om een teken te zijn van een op zichzelf veeleer tegenstrijdige zaak, omdat hij niet met een langdurige regen dreigt..

Ontstaan uit de werking van de zon op de donkere wolken, is de regenboog een zichtbaar teken van de gewilligheid van onze God, om het aardse te zegenen; uitgespannen tussen hemel en aarde, verkondigt hij vrede tussen God en mensen; de kring van ons gezicht overspannende, predikt hij dat Gods genadeverbond allen omvat..

De regenboog is de veelkleurige glans van de doorbrekende zon op de wegtrekkende wolkennacht; de triomf van de zon over de wateren; zonnenglans, lichtglans, ingebrand in de regenwolken als teken van haar onderwerping, als teken van bescherming van al wat leeft door de macht van de zon of veelmeer door Gods ontferming..

Zeven kleuren in de regenboog, zeven Geesten voor Gods troon.

Ook hier blijkt weer de vrijmacht van God. De regenboog overigens teken van regen, wordt nu onderpand, dat de aarde niet meer door de regenvloeden zal verwoest worden. Het dwaze Gods is wijzer dan de mensen.

Op het donkere van de wolk vestigt God Zijn verbondsteken. Dat donkere herinnert aan de zonde van de mens (Genesis 8:21); de regenboog aan het kruis. De genade schittert te midden van de duisternis. "Alle beloften van God rusten op een donkere grond."

Vers 14

14. En bij dit teken zullen uw en mijn ogen, uw en mijn gedachten op n punt tezamen zijn, namelijk, het zal geschieden, als Ik wolken over de aarde breng dat deze boog zal gezien worden in de wolken, en men daarbij aan Mijn verbondsgelofte zal gedenken en zich daarmee vertroosten.

Vers 14

14. En bij dit teken zullen uw en mijn ogen, uw en mijn gedachten op n punt tezamen zijn, namelijk, het zal geschieden, als Ik wolken over de aarde breng dat deze boog zal gezien worden in de wolken, en men daarbij aan Mijn verbondsgelofte zal gedenken en zich daarmee vertroosten.

Vers 15

15. Dan zal ook Ik mijn boog aanzien, als Mijn onderpand voor de gegevene toezegging, en gedenken aan Mijn verbond, 1) hetwelk is tussen Mij en tussen u, en tussen alle levende ziel van alle vlees; en de wateren zullen niet meer wezen tot een vloed, om alle vlees te verderven.

1) Op menselijke wijze wordt God hier sprekend ingevoerd, maar de Heere schikt zich in zijn spreekwijzen geheel naar de mens, opdat het geloof zou worden versterkt. Zo dikwijls de mens de boog zou zien, zou hij er verzekerd van kunnen zijn, dat de Heere Zijn Verbond gedachtig was..

Vers 15

15. Dan zal ook Ik mijn boog aanzien, als Mijn onderpand voor de gegevene toezegging, en gedenken aan Mijn verbond, 1) hetwelk is tussen Mij en tussen u, en tussen alle levende ziel van alle vlees; en de wateren zullen niet meer wezen tot een vloed, om alle vlees te verderven.

1) Op menselijke wijze wordt God hier sprekend ingevoerd, maar de Heere schikt zich in zijn spreekwijzen geheel naar de mens, opdat het geloof zou worden versterkt. Zo dikwijls de mens de boog zou zien, zou hij er verzekerd van kunnen zijn, dat de Heere Zijn Verbond gedachtig was..

Vers 16

16. Als deze boog in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien, om te gedenken 1) aan het eeuwig verbond tussen God, die geen mens is, dat Hij zou liegen, noch een mensenkind, dat Hem iets zou berouwen Numbers 23:19, en tussen alle levende ziel, van alle vlees, dat op de aarde is. 1) God stelt bij Zijn verbond de mensen geen voorwaarde; maar verbindt Zichzelf alleen, om de mens door zoveel genade tot aanbidding en liefde te bewegen..

Dat heet in de Schrift het gedenken Gods, als wij gevoelen en gewaar worden dat Hij gedenkt, namelijk wanneer daar tekenen zijn, die ons doen opmerken, hoe Hij gedenkt. Alzo toont alles aan, dat gelijk ik mij tegenover God plaats, Hij Zich alzo tegenover mij geplaatst heeft..

Vers 16

16. Als deze boog in de wolken zal zijn, zo zal Ik hem aanzien, om te gedenken 1) aan het eeuwig verbond tussen God, die geen mens is, dat Hij zou liegen, noch een mensenkind, dat Hem iets zou berouwen Numbers 23:19, en tussen alle levende ziel, van alle vlees, dat op de aarde is. 1) God stelt bij Zijn verbond de mensen geen voorwaarde; maar verbindt Zichzelf alleen, om de mens door zoveel genade tot aanbidding en liefde te bewegen..

Dat heet in de Schrift het gedenken Gods, als wij gevoelen en gewaar worden dat Hij gedenkt, namelijk wanneer daar tekenen zijn, die ons doen opmerken, hoe Hij gedenkt. Alzo toont alles aan, dat gelijk ik mij tegenover God plaats, Hij Zich alzo tegenover mij geplaatst heeft..

Vers 17

17. Zo zei dan God tot Noach voor de derde maal: Dit is het teken 1) van het verbond, dat Ik opgericht heb tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is.

1) Een teken is datgene, dat door de zinnen begrepen, maakt dat wij tot kennis van iets anders komen..

God toont hier op velerlei wijze Zijn goedheid, en stort Zijn barmhartigheid met bijzondere vreugde uit, zoals een moeder, die aan haar verdrietig kind vele goede woorden geeft en liefelijk ermee schertst, totdat het eindelijk het huilen vergeten is en weer lachen moet.".

Het Noach's verbond is Elohiem-verbond, een verbond met de hele natuur en wordt daarom ook natuurverbond genoemd..

V. Genesis 9:18-Genesis 9:22. Ten slotte wordt uit de latere levenstijd van Noach nog een gebeurtenis meegedeeld, waardoor de grondtrekken van zijn zonen, zoals deze verder in de uit hen voortkomende geslachten zich ontwikkelden, openlijk te voorschijn treden. In profetische geest spreekt daarbij de grijze vader zegen en vloek uit over zijn zonen, ieder naar zijn gedrag, zoals de geschiedenis van de volgende volkeren tot op onze tijd leert, werd beide, zegen en vloek, als vervulling aangebracht.

Vers 17

17. Zo zei dan God tot Noach voor de derde maal: Dit is het teken 1) van het verbond, dat Ik opgericht heb tussen Mij en tussen alle vlees, dat op de aarde is.

1) Een teken is datgene, dat door de zinnen begrepen, maakt dat wij tot kennis van iets anders komen..

God toont hier op velerlei wijze Zijn goedheid, en stort Zijn barmhartigheid met bijzondere vreugde uit, zoals een moeder, die aan haar verdrietig kind vele goede woorden geeft en liefelijk ermee schertst, totdat het eindelijk het huilen vergeten is en weer lachen moet.".

Het Noach's verbond is Elohiem-verbond, een verbond met de hele natuur en wordt daarom ook natuurverbond genoemd..

V. Genesis 9:18-Genesis 9:22. Ten slotte wordt uit de latere levenstijd van Noach nog een gebeurtenis meegedeeld, waardoor de grondtrekken van zijn zonen, zoals deze verder in de uit hen voortkomende geslachten zich ontwikkelden, openlijk te voorschijn treden. In profetische geest spreekt daarbij de grijze vader zegen en vloek uit over zijn zonen, ieder naar zijn gedrag, zoals de geschiedenis van de volgende volkeren tot op onze tijd leert, werd beide, zegen en vloek, als vervulling aangebracht.

Vers 18

18. En de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren a) Sem, en Cham en Jafeth, 1) en Cham is de vader van Kanan, die in de latere geschiedenis van bijzondergewicht geworden is.

a) Genesis 6:10

1) Dat nog eens de namen van Noach en zijn drie zonen vermeld worden is niet alleen, omdat daarmee een overgang wordt gevormd van de geschiedenis van de zondvloed tot die van de volgende tijd, maar bovenal, omdat de Heere God op nadrukkelijke wijze wil te kennen geven dat uit dat gezin de wereld is gebouwd, alle navolgende geslachten zijn voortgekomen. Uit n bloed (Adam) voor de zondvloed, uit n bloed (Noach) na de zondvloed. Altijd wordt Sem eerst genoemd, hoewel hij niet de oudste was, omdat uit hem dat volk is voortgekomen, waaruit de Christus is, zo veel het vlees aangaat..

Vers 18

18. En de zonen van Noach, die uit de ark gingen, waren a) Sem, en Cham en Jafeth, 1) en Cham is de vader van Kanan, die in de latere geschiedenis van bijzondergewicht geworden is.

a) Genesis 6:10

1) Dat nog eens de namen van Noach en zijn drie zonen vermeld worden is niet alleen, omdat daarmee een overgang wordt gevormd van de geschiedenis van de zondvloed tot die van de volgende tijd, maar bovenal, omdat de Heere God op nadrukkelijke wijze wil te kennen geven dat uit dat gezin de wereld is gebouwd, alle navolgende geslachten zijn voortgekomen. Uit n bloed (Adam) voor de zondvloed, uit n bloed (Noach) na de zondvloed. Altijd wordt Sem eerst genoemd, hoewel hij niet de oudste was, omdat uit hem dat volk is voortgekomen, waaruit de Christus is, zo veel het vlees aangaat..

Vers 19

19. Deze drie waren de zonen van Noach; en van deze is, gelijk Genesis 10:1 nader wordt aangewezen, na de zondvloed de gehele aarde overspreid. 1) 1) Sem (naam) is de stamvader van de volkeren in West-Azië, die nu nog Semieten genoemd worden, en van wie velen vasthielden aan de kennis van de waarachtige God; Cham (hitte) de stamvader van de volkeren van de verzengde luchtstreek in Afrika en Zuid-Azië; Jafeth (uitbreiding) de stamvader van het grootste deel van het menselijk geslacht, met name van de noordelijke en westelijke Keltische, Perzische, Griekse en Germaanse stammen..

Vers 19

19. Deze drie waren de zonen van Noach; en van deze is, gelijk Genesis 10:1 nader wordt aangewezen, na de zondvloed de gehele aarde overspreid. 1) 1) Sem (naam) is de stamvader van de volkeren in West-Azië, die nu nog Semieten genoemd worden, en van wie velen vasthielden aan de kennis van de waarachtige God; Cham (hitte) de stamvader van de volkeren van de verzengde luchtstreek in Afrika en Zuid-Azië; Jafeth (uitbreiding) de stamvader van het grootste deel van het menselijk geslacht, met name van de noordelijke en westelijke Keltische, Perzische, Griekse en Germaanse stammen..

Vers 20

20. En Noach begon 1) na de zondvloed, als het ware, weer van voren aan, een akkerman te zijn, en hij plantte behalve koren en andere vruchten nu ook een wijngaard. 2)

1) Hiertoe was het oord, waar hij zich neerzette, bijzonder geschikt; nog heden levert Armenië goede wijn op zelfs op een hoogte van 4000 voet boven de oppervlakte van de zee worden wijnstokken gevonden..

2) Hieruit is niet af te leiden, dat hij zich vroeger met een ander bedrijf had bezig gehouden, maar dit betekent, dat, hoewel hij reeds een grijsaard was, zich toch op de akkerbouw toelegde gelijk weleer, en zich daarmee de nu volgende jaren bezighield, terwijl zijn gezin, of liever, dat van zijn zonen vermeerderde en aan Jafeth zeven, aan Sem vijf en aan Cham vier zonen werd geboren. Hoeveel tijd er verliep tussen dat planten van de wijngaard en het persen van de druiven, wordt ons niet gemeld. Daar Kanan na de zondvloed is geboren en hij reeds meer dan een kind was, toen Noach zich te buiten ging aan de wijn, zo kan men daaruit opmaken, dat er verscheidene jaren tussen verlopen zijn..

Vers 20

20. En Noach begon 1) na de zondvloed, als het ware, weer van voren aan, een akkerman te zijn, en hij plantte behalve koren en andere vruchten nu ook een wijngaard. 2)

1) Hiertoe was het oord, waar hij zich neerzette, bijzonder geschikt; nog heden levert Armenië goede wijn op zelfs op een hoogte van 4000 voet boven de oppervlakte van de zee worden wijnstokken gevonden..

2) Hieruit is niet af te leiden, dat hij zich vroeger met een ander bedrijf had bezig gehouden, maar dit betekent, dat, hoewel hij reeds een grijsaard was, zich toch op de akkerbouw toelegde gelijk weleer, en zich daarmee de nu volgende jaren bezighield, terwijl zijn gezin, of liever, dat van zijn zonen vermeerderde en aan Jafeth zeven, aan Sem vijf en aan Cham vier zonen werd geboren. Hoeveel tijd er verliep tussen dat planten van de wijngaard en het persen van de druiven, wordt ons niet gemeld. Daar Kanan na de zondvloed is geboren en hij reeds meer dan een kind was, toen Noach zich te buiten ging aan de wijn, zo kan men daaruit opmaken, dat er verscheidene jaren tussen verlopen zijn..

Vers 21

21. En hij dronk van die wijn en werd, deels nog wel onbekend met de bedwelmende kracht van de nieuwe drank, maar ook bij vergevorderde ouderdom aan het gevaar van bedwelming lichter blootstaande, dronken, 1) en in zijn dronkenschap niet wetende wat hij deed ontblootte zich 2) in het midden van zijn tent.

1) Noach en Adam; de wijnstok een beproevingsboom als de boom van de kennis van goed en kwaad; Noach als Adam gevallen. Het kruis is gewoonlijk beter dan de vreugde, om ons bij God te houden. "Die in de wateren van de grote vloed standhield, bezwijkt voor de wijn. De Schrift verzwijgt en bemantelt niet, zij vertelt de zonden ook van de allergrootste heiligen, ons tot troost maar ook tot waarschuwing"

Die de aartsvader te zeer verontschuldigen, werpen vrijwillig die troost van zich, welke de Heilige Geest heeft nodig geacht aan de kerk te schenken, namelijk, dat ook de allergrootste heiligen soms struikelen en vallen..

Dat de zonden van die vromen meegedeeld zijn, is wel een bewijs, dat wij niet een verdichting voor ons hebben maar waarheid. Jammer dat zo menigmaal misbruik daarvan gemaakt, wordt en menigeen zijn zonden met die van de bijbelheiligen zoekt te verschonen; dat is het: "er staat geschreven" in mond van de duivel; niet het bedekken, maar het betreuren van de zonde zal ons genade doen vinden; zij zijn ons beschreven, opdat wij waakzaam zijn, ziende de zwakheid van de mensen, en wanneer wij gevallen zijn, niet wanhopig worden maar weten zouden, dat er vergeving is. Vergeet bij de wijn, het teken van Christus, bloed, het kruis van Jezus niet. In oude tijden zag men het kruisteken op de bodem van de drinkkannen.. Onvoorzichtigheid is hier de eerste oorzaak van de zonde. Onbekend met de kracht van de wijn ging de man, die overigens zulk een uitnemend kind van God was en v r de zondvloed zich vrij had gehouden, door Gods genade, van de uitgietingen van de ongerechtigheid van de toen levende mensen, zich te buiten..

2)Dronkenschap leidt in de regel tot onzedelijkheid. Bij de dronkaard is zo dikwijls alle gevoel van schaamte en zedigheid verdwenen (zie de geschiedenis van Lot)

Vers 21

21. En hij dronk van die wijn en werd, deels nog wel onbekend met de bedwelmende kracht van de nieuwe drank, maar ook bij vergevorderde ouderdom aan het gevaar van bedwelming lichter blootstaande, dronken, 1) en in zijn dronkenschap niet wetende wat hij deed ontblootte zich 2) in het midden van zijn tent.

1) Noach en Adam; de wijnstok een beproevingsboom als de boom van de kennis van goed en kwaad; Noach als Adam gevallen. Het kruis is gewoonlijk beter dan de vreugde, om ons bij God te houden. "Die in de wateren van de grote vloed standhield, bezwijkt voor de wijn. De Schrift verzwijgt en bemantelt niet, zij vertelt de zonden ook van de allergrootste heiligen, ons tot troost maar ook tot waarschuwing"

Die de aartsvader te zeer verontschuldigen, werpen vrijwillig die troost van zich, welke de Heilige Geest heeft nodig geacht aan de kerk te schenken, namelijk, dat ook de allergrootste heiligen soms struikelen en vallen..

Dat de zonden van die vromen meegedeeld zijn, is wel een bewijs, dat wij niet een verdichting voor ons hebben maar waarheid. Jammer dat zo menigmaal misbruik daarvan gemaakt, wordt en menigeen zijn zonden met die van de bijbelheiligen zoekt te verschonen; dat is het: "er staat geschreven" in mond van de duivel; niet het bedekken, maar het betreuren van de zonde zal ons genade doen vinden; zij zijn ons beschreven, opdat wij waakzaam zijn, ziende de zwakheid van de mensen, en wanneer wij gevallen zijn, niet wanhopig worden maar weten zouden, dat er vergeving is. Vergeet bij de wijn, het teken van Christus, bloed, het kruis van Jezus niet. In oude tijden zag men het kruisteken op de bodem van de drinkkannen.. Onvoorzichtigheid is hier de eerste oorzaak van de zonde. Onbekend met de kracht van de wijn ging de man, die overigens zulk een uitnemend kind van God was en v r de zondvloed zich vrij had gehouden, door Gods genade, van de uitgietingen van de ongerechtigheid van de toen levende mensen, zich te buiten..

2)Dronkenschap leidt in de regel tot onzedelijkheid. Bij de dronkaard is zo dikwijls alle gevoel van schaamte en zedigheid verdwenen (zie de geschiedenis van Lot)

Vers 22

22. En Cham, Kanans vader, waarschijnlijk door zijn jongste zoon, die de grootvader het eerst in die dronken toestand zag, erbij geroepen; zag zijn vaders naaktheid, en in plaats van zijn oog af te wenden, of de vader te bedekken, verheugde hij zich in die verkeerdheid, en hij gaf het zijn beide broeders daarbuiten te kennen, 1) opdat zij met hem zouden gaan en de vader bespotten.

1)Lichtzinnigheid loert op het aanschouwen van naaktheid, en spaart zelfs, waar zij het toppunt bereikte, de ouders niet. Zonde verheugt zich in zonde: de wereld ziet met welgevallen naar de razernij, waarin de drinker vervallen is. De boze heeft een lust om de boosheid te verbreiden: maar de godvrezende wendt het oog van de ijdelheden af; genade wordt verontwaardigd en bidt, de liefde bedekt alle dingen. Wellicht was Cham, de ontuchtige, reeds meermalen door zijn vader bestraft: nu juicht hij dat hij de priester Gods in zonde ziet. Zo is het een feest van de hel, waar de vrome struikelt..

Acht zielen had de Heer zich uitverkoren als een heilig en gereinigd zaad tot vernieuwing van Zijn gemeente; maar Noach's zonde toont, hoe noodzakelijk het is, dat God de mensen, hoe voortreffelijk zij mogen zijn in toom houdt. De goddeloosheid van Cham bewijst, hoe diep bij de mensen de wortel van het kwaad zit, die onafgebroken uitbot, tenzij daar, waar de kracht van de Geest sterker is. Bij allen die in het heilig toevluchtsoord Gods onder zo weinige n duivel bewaard is, laten wij er ons dan niet over verwonderen, dat in de Kerk, waarin de hoeveelheid mensen veel groter is, de kwaden met de goeden vermengd zijn. Het is niet twijfelachtig, of de gemoederen van Sem en Jafeth, toen zij in hun broeder zodanig een monster van spotternij zagen, en aan de andere zijde de vader op de grond liggende, op schandelijke wijze zich ontbloot hebbende, zeer geroerd waren. Zulk een schrikkelijke verbijstering van het verstand bij het hoofd van de nieuwe wereld en de heilige Patriarch van de Kerk, kon hen niet minder in beroering brengen, dan wanneer zij hadden gezien, dat de ark gebroken, aan stukken gescheurd en uiteengeslagen was. Deze ergernis hebben zij echter met niet minder grootheid van ziel overwonnen als met zelfbeheersing bedekt..

In Kaïn, Cham en Judas zien wij in het bijzonder, hoe het Heilige niet met zich laat spotten, dat het f vertedert f verhardt, hoe het op bijzondere wijze f tot een zegen f tot een vloek wordt. De zonde van Cham was daarom des te groter en zwaarder, omdat hij gedeeld had in de bijzondere ontferming des Heren en met de anderen op goddelijke wijze bewaard was van de algehele ondergang van de wereld. Daarom, omdat de zonde zoveel zwaarder was, wordt straks de vloek van zo grote betekenis en van zo verreikende gevolgen.. 23. Toen namen Sem en Jafeth een kleed, in plaats van zich door Cham te laten verleiden, en zij legden het op hun beide schouders, en gingen achterwaarts 1) en bedekten de naaktheid van hun vader; en hun aangezichten waren achterwaarts gekeerd, zodat zij de naaktheid van hun vader niet zagen:

1) Dit achterwaarts gaan, hun ogen afwendende van hun vader, toont genoegzaam, dat het hun heilige begeerte is, dat van de Majesteit van hun vader niet het minste verloren ging, maar deze voor hen onverzwakt bleef. De achting voor hun vader wensen zij niet te verliezen..

Wat al lichtzinnigheid wekt gij op, vrouwen! die uzelf niet behoorlijk bedekt. Van wat voor zonden zijt gij de oorzaak, mannen, die niet eerbaar handelt!.

Vers 22

22. En Cham, Kanans vader, waarschijnlijk door zijn jongste zoon, die de grootvader het eerst in die dronken toestand zag, erbij geroepen; zag zijn vaders naaktheid, en in plaats van zijn oog af te wenden, of de vader te bedekken, verheugde hij zich in die verkeerdheid, en hij gaf het zijn beide broeders daarbuiten te kennen, 1) opdat zij met hem zouden gaan en de vader bespotten.

1)Lichtzinnigheid loert op het aanschouwen van naaktheid, en spaart zelfs, waar zij het toppunt bereikte, de ouders niet. Zonde verheugt zich in zonde: de wereld ziet met welgevallen naar de razernij, waarin de drinker vervallen is. De boze heeft een lust om de boosheid te verbreiden: maar de godvrezende wendt het oog van de ijdelheden af; genade wordt verontwaardigd en bidt, de liefde bedekt alle dingen. Wellicht was Cham, de ontuchtige, reeds meermalen door zijn vader bestraft: nu juicht hij dat hij de priester Gods in zonde ziet. Zo is het een feest van de hel, waar de vrome struikelt..

Acht zielen had de Heer zich uitverkoren als een heilig en gereinigd zaad tot vernieuwing van Zijn gemeente; maar Noach's zonde toont, hoe noodzakelijk het is, dat God de mensen, hoe voortreffelijk zij mogen zijn in toom houdt. De goddeloosheid van Cham bewijst, hoe diep bij de mensen de wortel van het kwaad zit, die onafgebroken uitbot, tenzij daar, waar de kracht van de Geest sterker is. Bij allen die in het heilig toevluchtsoord Gods onder zo weinige n duivel bewaard is, laten wij er ons dan niet over verwonderen, dat in de Kerk, waarin de hoeveelheid mensen veel groter is, de kwaden met de goeden vermengd zijn. Het is niet twijfelachtig, of de gemoederen van Sem en Jafeth, toen zij in hun broeder zodanig een monster van spotternij zagen, en aan de andere zijde de vader op de grond liggende, op schandelijke wijze zich ontbloot hebbende, zeer geroerd waren. Zulk een schrikkelijke verbijstering van het verstand bij het hoofd van de nieuwe wereld en de heilige Patriarch van de Kerk, kon hen niet minder in beroering brengen, dan wanneer zij hadden gezien, dat de ark gebroken, aan stukken gescheurd en uiteengeslagen was. Deze ergernis hebben zij echter met niet minder grootheid van ziel overwonnen als met zelfbeheersing bedekt..

In Kaïn, Cham en Judas zien wij in het bijzonder, hoe het Heilige niet met zich laat spotten, dat het f vertedert f verhardt, hoe het op bijzondere wijze f tot een zegen f tot een vloek wordt. De zonde van Cham was daarom des te groter en zwaarder, omdat hij gedeeld had in de bijzondere ontferming des Heren en met de anderen op goddelijke wijze bewaard was van de algehele ondergang van de wereld. Daarom, omdat de zonde zoveel zwaarder was, wordt straks de vloek van zo grote betekenis en van zo verreikende gevolgen.. 23. Toen namen Sem en Jafeth een kleed, in plaats van zich door Cham te laten verleiden, en zij legden het op hun beide schouders, en gingen achterwaarts 1) en bedekten de naaktheid van hun vader; en hun aangezichten waren achterwaarts gekeerd, zodat zij de naaktheid van hun vader niet zagen:

1) Dit achterwaarts gaan, hun ogen afwendende van hun vader, toont genoegzaam, dat het hun heilige begeerte is, dat van de Majesteit van hun vader niet het minste verloren ging, maar deze voor hen onverzwakt bleef. De achting voor hun vader wensen zij niet te verliezen..

Wat al lichtzinnigheid wekt gij op, vrouwen! die uzelf niet behoorlijk bedekt. Van wat voor zonden zijt gij de oorzaak, mannen, die niet eerbaar handelt!.

Vers 24

24. En Noach ontwaakte van zijn wijn, zag de over hem uitgespreide mantel, vernam, wat er met hem geschied was, en hij merkte, hij doorzag de snoodheid van wat zijn kleinste (jongste) zoon hem gedaan had.

Vers 24

24. En Noach ontwaakte van zijn wijn, zag de over hem uitgespreide mantel, vernam, wat er met hem geschied was, en hij merkte, hij doorzag de snoodheid van wat zijn kleinste (jongste) zoon hem gedaan had.

Vers 25

25. En hij zei, 1) vol van profetische geest, in de vorm van een lied, zodat niet hij, maar God door hem sprak: Vervloekt zij Kanan, 2) een knecht van de knechten zij hij voor zijn broeders! Met al zijn nakomelingen zij Cham tot de ellendigste dienstbaarheid onder de anderen, die zich niet hebben laten verleiden, veroordeeld.

1) Noach treedt hier niet in de eerste plaats op als de diep beledigde vader, maar als de van God aangestelde Overheid. Het vervloeken, dat hij doet horen, is niet de straf alleen voor het beledigen van de vader, maar ook voor het in de vader aangetaste Soevereine recht van God. En dat, na zulk een bewijs, van Gods geduchte straffen. In Noach had Cham het Majesteitsrecht van God aangetast..

2) Tot Kanan, Chams zoon, richt Noach zich, niet omdat hij wellicht slechter was dan de anderen; evenmin omdat hij, als Cham, de jongste zoon was, maar omdat de vloek het gehele geslacht van Cham zou treffen. Van Cham, de vader, tot Kanan, de jongste zoon..

Vers 25

25. En hij zei, 1) vol van profetische geest, in de vorm van een lied, zodat niet hij, maar God door hem sprak: Vervloekt zij Kanan, 2) een knecht van de knechten zij hij voor zijn broeders! Met al zijn nakomelingen zij Cham tot de ellendigste dienstbaarheid onder de anderen, die zich niet hebben laten verleiden, veroordeeld.

1) Noach treedt hier niet in de eerste plaats op als de diep beledigde vader, maar als de van God aangestelde Overheid. Het vervloeken, dat hij doet horen, is niet de straf alleen voor het beledigen van de vader, maar ook voor het in de vader aangetaste Soevereine recht van God. En dat, na zulk een bewijs, van Gods geduchte straffen. In Noach had Cham het Majesteitsrecht van God aangetast..

2) Tot Kanan, Chams zoon, richt Noach zich, niet omdat hij wellicht slechter was dan de anderen; evenmin omdat hij, als Cham, de jongste zoon was, maar omdat de vloek het gehele geslacht van Cham zou treffen. Van Cham, de vader, tot Kanan, de jongste zoon..

Vers 26

26. Voorts zei hij, van Cham zijn profetenblik op de beide anderen richtende, en in plaats van vloek nu zegen verkondigende, Gezegend zij de HEERE, de God van Sem, 1)geloofd zij die God, die Sem's geslacht eens tot Heer, tot zijn verbonds- en volksgod hebben zal, want er is geen ander God dan Hij! en Kanan zij hem of hun een knecht. 2)

1) Wanneer Jehova Sem's God wordt, wordt Sem erfgenaam van alle heilsgoederen, welke God, als Jehova, aan de mensheid geeft..

Het eerste Evangelie verkondigt een toekomstig heil in het vrouwenzaad; onze profetie verbindt het aan de Godsnaam, (Sem -naam) welke aan Sem wordt gegeven..

Als Noach zijn zoon Sem de hoogste eer van eerstgeborene te zijn schenkt, aan wie de grootste en heerlijkste heilsgoederen zullen worden geschonken dan brengt hij daarvoor alle eer en lof toe, niet aan Sem zelf, maar aan de God van Sem, Die deze daartoe waardig heeft geacht. Hoe blijkt ook hier weer de vrijmacht Gods. Want niet Jafeth, de oudste, maar Sem, de tweede, wordt hier aangewezen als degene, die op bijzondere wijze gezegend zal worden. Zo ook straks in het huis van Abraham niet Ismaël, maar Izaak; in het huis van Izaak niet Ezau, maar Jacob, en in het huis van Jacob niet Ruben, de eerstgeborene, maar de vierde, Juda. Overal en te allen tijde toont Hij het, dat Zijn Raad zal bestaan en dat Hij al Zijn welbehagen doet. Niet het door de wereld als het eerste geprezene ziet de Heere aan, maar dikwijls wat bij de wereld veracht is of minder in aanzien..

2) In de uitroeiing van de Kananieten onder Jozua, en de inbezitneming van hun land door Israël is deze profetie, waarmee de laatste woorden van de vloek over Kanan: "van zijn broeders", bepaald op Sem worden gebracht, geschiedkundig vervuld..

Vers 26

26. Voorts zei hij, van Cham zijn profetenblik op de beide anderen richtende, en in plaats van vloek nu zegen verkondigende, Gezegend zij de HEERE, de God van Sem, 1)geloofd zij die God, die Sem's geslacht eens tot Heer, tot zijn verbonds- en volksgod hebben zal, want er is geen ander God dan Hij! en Kanan zij hem of hun een knecht. 2)

1) Wanneer Jehova Sem's God wordt, wordt Sem erfgenaam van alle heilsgoederen, welke God, als Jehova, aan de mensheid geeft..

Het eerste Evangelie verkondigt een toekomstig heil in het vrouwenzaad; onze profetie verbindt het aan de Godsnaam, (Sem -naam) welke aan Sem wordt gegeven..

Als Noach zijn zoon Sem de hoogste eer van eerstgeborene te zijn schenkt, aan wie de grootste en heerlijkste heilsgoederen zullen worden geschonken dan brengt hij daarvoor alle eer en lof toe, niet aan Sem zelf, maar aan de God van Sem, Die deze daartoe waardig heeft geacht. Hoe blijkt ook hier weer de vrijmacht Gods. Want niet Jafeth, de oudste, maar Sem, de tweede, wordt hier aangewezen als degene, die op bijzondere wijze gezegend zal worden. Zo ook straks in het huis van Abraham niet Ismaël, maar Izaak; in het huis van Izaak niet Ezau, maar Jacob, en in het huis van Jacob niet Ruben, de eerstgeborene, maar de vierde, Juda. Overal en te allen tijde toont Hij het, dat Zijn Raad zal bestaan en dat Hij al Zijn welbehagen doet. Niet het door de wereld als het eerste geprezene ziet de Heere aan, maar dikwijls wat bij de wereld veracht is of minder in aanzien..

2) In de uitroeiing van de Kananieten onder Jozua, en de inbezitneming van hun land door Israël is deze profetie, waarmee de laatste woorden van de vloek over Kanan: "van zijn broeders", bepaald op Sem worden gebracht, geschiedkundig vervuld..

Vers 27

27. God, 1)breide Jafeth uit. 2) Uitbreiding geve God aan de uitbreider (= Jafeth). Hij mijn eerstgeborene heeft zich niet aan de zijde van de goddelozen Cham, maar aan die van zijn vrome broeder geplaatst, en die bij zijn werk van kinderlijke getrouwheid geholpen; God zegene hem met bijzondere aardse zegen, door zijn geslacht machtig en talrijk te doen worden op aarde. Hij leide hem ook in de geestelijke zegen, die Sem boven hem vooruit heeft, en hij 3) nl. Jafeth wone in Sem's tenten, 4) kome eens met zijn nakomelingen de zegeningen van het rijk Gods, dat in Sem's land en volk, in Israël, zal voorbereid en opgericht worden John 10:16) en Kanan zij hem of hun een knecht. 5)

1)"God" (Elohiem), omdat Jehova, de Verbondsgod, aan de Jafethieten onbekend zou zijn.

2) In het Hebreeuws jafet lejfet, d.i. Hij, nl. God, make Jafeth wijd, in de zin van: Hij geve Jafeth uitgestrekte landen, maar ook een talrijke nakomelingschap.

3) Hij, nl. Jafeth, niet de Heere, zoals sommige uitleggers menen. Dan moest toch noodzakelijk het woord "de Heere" zijn ingevoegd, omdat God (Elohiem) als "de Heere" (Jahweh) in Sem's tenten woonde. Aan Jafeth wordt hier beloofd, dat er een tijd zal aanbreken, dat ook hij zal delen in het verbond, dat God hier met Sem's nakomelingschap opricht..

4) Tegenover het knecht zijn van Cham en zijn nakomelingschap stelt God hier het lieflijk samenwonen van Sem en Jafeth. De vloek, over Cham uitgesproken komt te meer uit door de tegenstelling van de zegen aan Jafeth geschonken..

5) In de onderwerping van de Feniciërs door de Grieken, van de Carthagers door de Romeinen, van de Egyptenaren en Marokkanen door de Turken, en in het misbruiken van negers tot slaven door de Europeanen, is deze vloek vervuld. "Terwijl anders een slaaf slechts in het bezit van n heer is, zal Kanan de knecht van twee heren zijn, alzo dubbel knecht. Door Sem zal hij tot Gods kennis, door Jafeth tot beschaving moeten opgeleid worden..

Vers 27

27. God, 1)breide Jafeth uit. 2) Uitbreiding geve God aan de uitbreider (= Jafeth). Hij mijn eerstgeborene heeft zich niet aan de zijde van de goddelozen Cham, maar aan die van zijn vrome broeder geplaatst, en die bij zijn werk van kinderlijke getrouwheid geholpen; God zegene hem met bijzondere aardse zegen, door zijn geslacht machtig en talrijk te doen worden op aarde. Hij leide hem ook in de geestelijke zegen, die Sem boven hem vooruit heeft, en hij 3) nl. Jafeth wone in Sem's tenten, 4) kome eens met zijn nakomelingen de zegeningen van het rijk Gods, dat in Sem's land en volk, in Israël, zal voorbereid en opgericht worden John 10:16) en Kanan zij hem of hun een knecht. 5)

1)"God" (Elohiem), omdat Jehova, de Verbondsgod, aan de Jafethieten onbekend zou zijn.

2) In het Hebreeuws jafet lejfet, d.i. Hij, nl. God, make Jafeth wijd, in de zin van: Hij geve Jafeth uitgestrekte landen, maar ook een talrijke nakomelingschap.

3) Hij, nl. Jafeth, niet de Heere, zoals sommige uitleggers menen. Dan moest toch noodzakelijk het woord "de Heere" zijn ingevoegd, omdat God (Elohiem) als "de Heere" (Jahweh) in Sem's tenten woonde. Aan Jafeth wordt hier beloofd, dat er een tijd zal aanbreken, dat ook hij zal delen in het verbond, dat God hier met Sem's nakomelingschap opricht..

4) Tegenover het knecht zijn van Cham en zijn nakomelingschap stelt God hier het lieflijk samenwonen van Sem en Jafeth. De vloek, over Cham uitgesproken komt te meer uit door de tegenstelling van de zegen aan Jafeth geschonken..

5) In de onderwerping van de Feniciërs door de Grieken, van de Carthagers door de Romeinen, van de Egyptenaren en Marokkanen door de Turken, en in het misbruiken van negers tot slaven door de Europeanen, is deze vloek vervuld. "Terwijl anders een slaaf slechts in het bezit van n heer is, zal Kanan de knecht van twee heren zijn, alzo dubbel knecht. Door Sem zal hij tot Gods kennis, door Jafeth tot beschaving moeten opgeleid worden..

Vers 28

28. En Noach leefde na de vloed driehonderd en vijftig jaar, dus tot 2006 na de wereldschepping, het jaar van de zondvloed meegerekend. 29. Zo waren al de dagen van Noach negenhonderd en vijftig jaar; hij is de laatste die een zo hoge ouderdom bereikte, en hij stierf toen Abram bijna vijftig jaar oud was. Hij leefde zo lang, om de vroegere geschiedenis en die van zichzelf aan de geslachten na de zondvloed te kunnen overgeven.

Vers 28

28. En Noach leefde na de vloed driehonderd en vijftig jaar, dus tot 2006 na de wereldschepping, het jaar van de zondvloed meegerekend. 29. Zo waren al de dagen van Noach negenhonderd en vijftig jaar; hij is de laatste die een zo hoge ouderdom bereikte, en hij stierf toen Abram bijna vijftig jaar oud was. Hij leefde zo lang, om de vroegere geschiedenis en die van zichzelf aan de geslachten na de zondvloed te kunnen overgeven.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 9". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-9.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile