Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Genesis 8

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 8

Genesis 8:1.

DE ZONDVLOED NEEMT EEN EINDE.

III. Genesis 8:1-Genesis 8:14. Even schilderachtig als te voren het stijgen der wateren, wordt nu het allengs afnemen beschreven, totdat de gehele aarde droog is geworden. Het dagboek van Noach, die alles nauwkeurig bijgehouden heeft, ligt als opengeslagen voor ons.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, GENESIS 8

Genesis 8:1.

DE ZONDVLOED NEEMT EEN EINDE.

III. Genesis 8:1-Genesis 8:14. Even schilderachtig als te voren het stijgen der wateren, wordt nu het allengs afnemen beschreven, totdat de gehele aarde droog is geworden. Het dagboek van Noach, die alles nauwkeurig bijgehouden heeft, ligt als opengeslagen voor ons.

Vers 1

1. En God gedacht, 1) na verloop van 40 dagen, waarin de wateren nog altijd gezwollen waren, (Genesis 7:17) aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was, 2) wendde zich nu met zijn zorg in het bijzonder tot hem en tot alles wat in de ark was; en God deed een wind 3) over de aarde doorgaan, dat deze de wolken weer ophield, de wateren terugdrong en een uitdamping van het water bewerkte; en de wateren werden stil, hielden op met zich te verheffen.

1) Dit wil niet zeggen, dat de Heere God niet aan Noach had gedacht, gedurende de dagen, toen het regende op de aarde. Ook toen was hij het bijzondere voorwerp van Gods bijzondere zorg. Maar dat, daar de tijd van de bezoeking voorbij was en alle vlees de geest gegeven had, voor Noach de tijd weer zou aanbreken, dat hij uit de ark kon gaan..

2) Van niet weinig gewicht is de bijvoeging, dat God ook aan de dieren dacht. Want, indien Hij Zijn gunst, wegens de redding aan de mensen beloofd, ook uitstrekt tot het stomme vee en de wilde dieren, hoe grote gunst mogen wij dan niet verwachten voor zijn kinderen, waar Hij zich zo vrijgevig en nauwgezet verbindt..

3) Gelijk de Geest Gods over de wateren in het begin van de schepping zweefde, zo gaat de wind hier als zinnebeeld van de Geest van God, reddende over de wateren van de zondvloed. Een levenswind, een lentewind van de nieuwe aarde..

Vers 1

1. En God gedacht, 1) na verloop van 40 dagen, waarin de wateren nog altijd gezwollen waren, (Genesis 7:17) aan Noach, en aan al het gedierte, en aan al het vee, dat met hem in de ark was, 2) wendde zich nu met zijn zorg in het bijzonder tot hem en tot alles wat in de ark was; en God deed een wind 3) over de aarde doorgaan, dat deze de wolken weer ophield, de wateren terugdrong en een uitdamping van het water bewerkte; en de wateren werden stil, hielden op met zich te verheffen.

1) Dit wil niet zeggen, dat de Heere God niet aan Noach had gedacht, gedurende de dagen, toen het regende op de aarde. Ook toen was hij het bijzondere voorwerp van Gods bijzondere zorg. Maar dat, daar de tijd van de bezoeking voorbij was en alle vlees de geest gegeven had, voor Noach de tijd weer zou aanbreken, dat hij uit de ark kon gaan..

2) Van niet weinig gewicht is de bijvoeging, dat God ook aan de dieren dacht. Want, indien Hij Zijn gunst, wegens de redding aan de mensen beloofd, ook uitstrekt tot het stomme vee en de wilde dieren, hoe grote gunst mogen wij dan niet verwachten voor zijn kinderen, waar Hij zich zo vrijgevig en nauwgezet verbindt..

3) Gelijk de Geest Gods over de wateren in het begin van de schepping zweefde, zo gaat de wind hier als zinnebeeld van de Geest van God, reddende over de wateren van de zondvloed. Een levenswind, een lentewind van de nieuwe aarde..

Vers 2

2. Ook werden de fonteinen van de afgrond en de sluizen van de hemel gesloten, zodat zij de watermassa niet verder konden vermeerderen en de plasregen van de hemel werd opgehouden.

Vers 2

2. Ook werden de fonteinen van de afgrond en de sluizen van de hemel gesloten, zodat zij de watermassa niet verder konden vermeerderen en de plasregen van de hemel werd opgehouden.

Vers 3

3. Daartoe keerden de wateren weer van boven, de aarde, heen en weer vloeiende; en werden door de diepten der aarde opgenomen; en de wateren namen aanmerkelijk af, na honderd en vijftig dagen.

Vers 3

3. Daartoe keerden de wateren weer van boven, de aarde, heen en weer vloeiende; en werden door de diepten der aarde opgenomen; en de wateren namen aanmerkelijk af, na honderd en vijftig dagen.

Vers 4

4. En de ark, die tot hiertoe op het water gedreven had, rustte in de zevende maand, op de zeventiende dag van die maand (6 april) op de bergen van Arafat, 1)in Armenië, ongeveer 5150 meter hoog. Van hier als van een wachttoren beschouwde Noach het verder afnemen van het water.

1) Ons eerste geboorteland, de hoogste is die van het paradijs, ons tweede geboorteland zijn de reddingsbergen van Arafat en ons derde, Golgotha, ons eeuwig vaderland de hoge hemel.. De Arafat ligt bijna in het midden, iets verwijderd van de woestijnen, die door Azië en Afrika loopt, maar ook van de waterlijn, die evenwijdig met de woestijn van Gibraltar naar het meer Bacil voortloopt; tevens bevindt hij zich in het midden van de langste lijn van de Kaukasische rassen, alsook van de Indo-Germaanse stammen; eindelijk was hij het middelpunt van de landlijn van de oude wereld tussen de Kaap de Goede Hoop en de Beringstraat. Ik maak geen gevolgtrekkingen; mocht echter het gezegde toereikend zijn, om de ernstige lezer te laten voelen, dat geen toeval, maar de wijsheid, die de rechtvaardige op de wateren bestuurde, met welbedachte raad deze tweede stamvader met zijn ark op de berg Arafat landen liet..

Paraat, de eerste, die de Arafat beklom, in 1830, vond op de top van die berg een effen vlak van twee honderd schreden in doorsnede. Hij merkte op, hoe treffend deze uitkomst overeenkwam met de opgave van de lengte en breedte van de ark, waaraan de spits van de Arafat rust en steunpunt gaf. Ook de toppen van de bergen, waarop in meer dan veertig eeuwen geen menselijk geluid vernomen werd, openen in onze dagen de mond, om de mond van het ongeloof te stoppen, en het luid te verkondigen: De heilige geschiedenis, de geschiedenis van de openbaring Gods aan het mensdom is een feit..

Vers 4

4. En de ark, die tot hiertoe op het water gedreven had, rustte in de zevende maand, op de zeventiende dag van die maand (6 april) op de bergen van Arafat, 1)in Armenië, ongeveer 5150 meter hoog. Van hier als van een wachttoren beschouwde Noach het verder afnemen van het water.

1) Ons eerste geboorteland, de hoogste is die van het paradijs, ons tweede geboorteland zijn de reddingsbergen van Arafat en ons derde, Golgotha, ons eeuwig vaderland de hoge hemel.. De Arafat ligt bijna in het midden, iets verwijderd van de woestijnen, die door Azië en Afrika loopt, maar ook van de waterlijn, die evenwijdig met de woestijn van Gibraltar naar het meer Bacil voortloopt; tevens bevindt hij zich in het midden van de langste lijn van de Kaukasische rassen, alsook van de Indo-Germaanse stammen; eindelijk was hij het middelpunt van de landlijn van de oude wereld tussen de Kaap de Goede Hoop en de Beringstraat. Ik maak geen gevolgtrekkingen; mocht echter het gezegde toereikend zijn, om de ernstige lezer te laten voelen, dat geen toeval, maar de wijsheid, die de rechtvaardige op de wateren bestuurde, met welbedachte raad deze tweede stamvader met zijn ark op de berg Arafat landen liet..

Paraat, de eerste, die de Arafat beklom, in 1830, vond op de top van die berg een effen vlak van twee honderd schreden in doorsnede. Hij merkte op, hoe treffend deze uitkomst overeenkwam met de opgave van de lengte en breedte van de ark, waaraan de spits van de Arafat rust en steunpunt gaf. Ook de toppen van de bergen, waarop in meer dan veertig eeuwen geen menselijk geluid vernomen werd, openen in onze dagen de mond, om de mond van het ongeloof te stoppen, en het luid te verkondigen: De heilige geschiedenis, de geschiedenis van de openbaring Gods aan het mensdom is een feit..

Vers 5

5. En de wateren waren gaande en afnemende tot de tiende van de maand; in de tiende maand, op de eerste van de maand (19 juni) werden de toppen van de bergen door Noach van de Arafat gezien, terwijl nu ook de ark niet meer in het water op de bergtop stond, maar op het droge.

Vers 5

5. En de wateren waren gaande en afnemende tot de tiende van de maand; in de tiende maand, op de eerste van de maand (19 juni) werden de toppen van de bergen door Noach van de Arafat gezien, terwijl nu ook de ark niet meer in het water op de bergtop stond, maar op het droge.

Vers 6

6. En het geschiedde na veertig dagen (28 juli), dat Noach het venster van de ark, die hij gemaakt had, open deed, de opening, die hij volgens Genesis 6:16 vervaardigd had, voor licht en lucht in zijn woning.

Vers 6

6. En het geschiedde na veertig dagen (28 juli), dat Noach het venster van de ark, die hij gemaakt had, open deed, de opening, die hij volgens Genesis 6:16 vervaardigd had, voor licht en lucht in zijn woning.

Vers 7

7. En hij liet een raaf 1) uit, die dikwijls heen en weer ging; (letterlijk: en zij vloog uit, uit- en invliegende); Hij vond in het aas, dat op het water dreef, zo rijk voedsel, dat hij niet meer in de ark kwam; toch kon hij nog nergens een vaste plaats vinden om zich neer te zetten, en kwam telkens weer terug; daarmee ging hij voort, totdat de wateren van boven de aarde verdroogd waren, de oppervlakte van de aarde opgedroogd was; Noach had hierdoor dus geen zekerheid kunnen verkrijgen.

1) "De zwartheid van de raaf is een teken van treurigheid en zijn stem is onaangenaam. Zo zijn alle wetpredikers; die gerechtigheid door de werken leren; het zijn dienaars van de dood en van de zonde, zoals Paulus het ambt der wet noemt 2 Corinthians 3:6, Romans 7:10) Toch wordt Mozes met deze leer uitgezonden, gelijk Noach de raaf uitlaat. En toch zijn dergelijke leraars niet anders dan raven, die om de ark heen vliegen en geen zeker teken aanbrengen, dat God verzoend is. Wat echter Mozes van de duif zegt, is een zeer liefelijk beeld van het Evangelie.".

Ook de rechtvaardige kent het leven van zijn dieren, daarom voor de eerste maal geen ander dier, maar een raaf, die zich voedt met het aas.. 8. Daarna liet hij, na zeven dagen (Genesis 8:10) een duif van zich uit, om te zien of de wateren gelicht waren van boven de aardbodem; want de duif ontvlucht onreine en modderige plaatsen; als zij dus niet terugkwam was het een teken, dat er reeds droge plaatsen waren.

Vers 7

7. En hij liet een raaf 1) uit, die dikwijls heen en weer ging; (letterlijk: en zij vloog uit, uit- en invliegende); Hij vond in het aas, dat op het water dreef, zo rijk voedsel, dat hij niet meer in de ark kwam; toch kon hij nog nergens een vaste plaats vinden om zich neer te zetten, en kwam telkens weer terug; daarmee ging hij voort, totdat de wateren van boven de aarde verdroogd waren, de oppervlakte van de aarde opgedroogd was; Noach had hierdoor dus geen zekerheid kunnen verkrijgen.

1) "De zwartheid van de raaf is een teken van treurigheid en zijn stem is onaangenaam. Zo zijn alle wetpredikers; die gerechtigheid door de werken leren; het zijn dienaars van de dood en van de zonde, zoals Paulus het ambt der wet noemt 2 Corinthians 3:6, Romans 7:10) Toch wordt Mozes met deze leer uitgezonden, gelijk Noach de raaf uitlaat. En toch zijn dergelijke leraars niet anders dan raven, die om de ark heen vliegen en geen zeker teken aanbrengen, dat God verzoend is. Wat echter Mozes van de duif zegt, is een zeer liefelijk beeld van het Evangelie.".

Ook de rechtvaardige kent het leven van zijn dieren, daarom voor de eerste maal geen ander dier, maar een raaf, die zich voedt met het aas.. 8. Daarna liet hij, na zeven dagen (Genesis 8:10) een duif van zich uit, om te zien of de wateren gelicht waren van boven de aardbodem; want de duif ontvlucht onreine en modderige plaatsen; als zij dus niet terugkwam was het een teken, dat er reeds droge plaatsen waren.

Vers 9

9. Maar de duif vond geen rust voor het hol van haar voet, zij vond nog geen plekje op de aarde, waar zij zich kon neerzetten, zo keerde zij weer tot hem in de ark; want de wateren waren op de gehele aarde, en hij stak zijn hand uit en nam haar en bracht haar tot zich in de ark. 1)

1) Het koninkrijk der hemelen is de enige rustplaats. Waarheen de mens ook dwaalt, hij vindt de vrede niet. Verloren zoon! keer weer, de hand van de Zoon van God is uitgestoken om u terug te brengen in het huis van God..

Vers 9

9. Maar de duif vond geen rust voor het hol van haar voet, zij vond nog geen plekje op de aarde, waar zij zich kon neerzetten, zo keerde zij weer tot hem in de ark; want de wateren waren op de gehele aarde, en hij stak zijn hand uit en nam haar en bracht haar tot zich in de ark. 1)

1) Het koninkrijk der hemelen is de enige rustplaats. Waarheen de mens ook dwaalt, hij vindt de vrede niet. Verloren zoon! keer weer, de hand van de Zoon van God is uitgestoken om u terug te brengen in het huis van God..

Vers 10

10. En hij wachtte nog zeven andere dagen, toen liet hij de duif 1) wederom uit de ark.

1) Men zou kunnen vragen, waarom Noach de dieren nu niet heeft laten gaan, aangezien toch de hoogten van Arafat reeds droog waren. Noach handelde verstandig dat hij de rustig samenlevende dieren niet door hun vrijheid te geven, opwekte en in beroering bracht..

Vers 10

10. En hij wachtte nog zeven andere dagen, toen liet hij de duif 1) wederom uit de ark.

1) Men zou kunnen vragen, waarom Noach de dieren nu niet heeft laten gaan, aangezien toch de hoogten van Arafat reeds droog waren. Noach handelde verstandig dat hij de rustig samenlevende dieren niet door hun vrijheid te geven, opwekte en in beroering bracht..

Vers 11

11. En de duif kwam tot hem tegen de avondtijd; nadat zij de dag op de toppen van de bomen, die boven het water waren, had doorgebracht; en ziet, een afgebroken olijfblad 1) was in haar bek; zo merkte Noach dat de wateren van boven de aarde gelicht waren; want de olijfboom groeit slechts in de lagergelegen plaatsen, en is zelf geen hoge boom; de wateren moesten alzo reeds aanmerkelijk gevallen zijn.

1) De olijfboom groeit ook onder het water en daaruit kan verklaard worden, dat de duif juist van deze boom een fris blad meebracht, terwijl alle andere bomen, nadat zij negen maanden onder water gestaan hebben, reeds lang verdorven waren. Toch zullen wij het er niet voor houden, dat zij het uit scherpzinnigheid gedaan heeft, maar dat God het zo heeft bestuurd, omdat Hij aan Noach duidelijk heeft willen tonen; dat Hij aan hem dacht; want de vrucht van de olijfboom is geen spijs voor duiven. Sedert deze gebeurtenis geldt de olijftak voor een beeld van de vrede..

Vers 11

11. En de duif kwam tot hem tegen de avondtijd; nadat zij de dag op de toppen van de bomen, die boven het water waren, had doorgebracht; en ziet, een afgebroken olijfblad 1) was in haar bek; zo merkte Noach dat de wateren van boven de aarde gelicht waren; want de olijfboom groeit slechts in de lagergelegen plaatsen, en is zelf geen hoge boom; de wateren moesten alzo reeds aanmerkelijk gevallen zijn.

1) De olijfboom groeit ook onder het water en daaruit kan verklaard worden, dat de duif juist van deze boom een fris blad meebracht, terwijl alle andere bomen, nadat zij negen maanden onder water gestaan hebben, reeds lang verdorven waren. Toch zullen wij het er niet voor houden, dat zij het uit scherpzinnigheid gedaan heeft, maar dat God het zo heeft bestuurd, omdat Hij aan Noach duidelijk heeft willen tonen; dat Hij aan hem dacht; want de vrucht van de olijfboom is geen spijs voor duiven. Sedert deze gebeurtenis geldt de olijftak voor een beeld van de vrede..

Vers 12

12. Toen vertoefde hij, omdat de aarde nog op verre na niet geheel droog was, gelijk uit het terugkeren van de duif gebleken was, nog zeven andere dagen; en hij liet ten derde male de duif uit, maar zij keerde niet meer terug tot hem; zij moest dus ergens verblijf en voedsel gevonden hebben. Toch wachtte Noach ook thans nog ongeveer vijf weken totdat de aarde zo verre opgedroogd zou zijn, dat het water geheel geweken was; hij wachtte totdat de God, die hem bevolen had in de ark te gaan, gebood haar te verlaten.

Vers 12

12. Toen vertoefde hij, omdat de aarde nog op verre na niet geheel droog was, gelijk uit het terugkeren van de duif gebleken was, nog zeven andere dagen; en hij liet ten derde male de duif uit, maar zij keerde niet meer terug tot hem; zij moest dus ergens verblijf en voedsel gevonden hebben. Toch wachtte Noach ook thans nog ongeveer vijf weken totdat de aarde zo verre opgedroogd zou zijn, dat het water geheel geweken was; hij wachtte totdat de God, die hem bevolen had in de ark te gaan, gebood haar te verlaten.

Vers 13

13. En het geschiedde in het zeshonderd en eerste jaar van Noach's leven, in de eerste maand, op de eerste dag van deze maand (22 september), dat de wateren droogden vanboven de aarde; dat de aarde eindelijk geheel vrij van water was, toen deed Noach het deksel van de ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem was gedroogd. 1) Ondertussen waren er nog ruim acht weken nodig voordat het achtergebleven slijk uitgedroogd en de aarde weer vruchtbaar was. 1) Wat mag Noach bewogen hebben, nu hij het deksel van de ark had opengemaakt en de aarde opgedroogd had gezien, nog in de ark te blijven? De Heere had hem geleerd, geduld te oefenen en te kunnen wachten op de wenk en het woord des Heren. Dat was voor hem de eerste vrucht geweest van de tucht van de oordelen Gods, die hem rakelings voorbijgingen, dat hij alle voorbarigheid aflegde, wijze bedachtzaamheid kon leren en, door wachten geoefend, ook kon wachten..

Vers 13

13. En het geschiedde in het zeshonderd en eerste jaar van Noach's leven, in de eerste maand, op de eerste dag van deze maand (22 september), dat de wateren droogden vanboven de aarde; dat de aarde eindelijk geheel vrij van water was, toen deed Noach het deksel van de ark af, en zag toe, en ziet, de aardbodem was gedroogd. 1) Ondertussen waren er nog ruim acht weken nodig voordat het achtergebleven slijk uitgedroogd en de aarde weer vruchtbaar was. 1) Wat mag Noach bewogen hebben, nu hij het deksel van de ark had opengemaakt en de aarde opgedroogd had gezien, nog in de ark te blijven? De Heere had hem geleerd, geduld te oefenen en te kunnen wachten op de wenk en het woord des Heren. Dat was voor hem de eerste vrucht geweest van de tucht van de oordelen Gods, die hem rakelings voorbijgingen, dat hij alle voorbarigheid aflegde, wijze bedachtzaamheid kon leren en, door wachten geoefend, ook kon wachten..

Vers 14

14. En in de tweede maand op de zevenentwintigste dag van de maand, was de aarde opgedroogd (op 17 november 1657 na de wereldschepping).

Gaan wij uit van het menselijk geslacht en de aarde als een geheel, dan is de vloed de scheiding tussen het oude en het nieuwe. De oude aarde met de vleesgeworden mens wordt verdelgd; maar deze verdelging is de redding van de rechtvaardige, van Noach, terwijl hij van de verderfelijke gemeenschap van het vlees verlost wordt. Daarom lezen wij in 1 Petrus 3:20: acht zielen werden gered door het water, en wordt in Genesis 8:21, de vloed als een voorbeeld van de doop genoemd. Het water van de vloed is daarom de doop van de aarde, die het oude verdrinken doet en het nieuwe behoudt en levend maakt..

IV. Genesis 8:15-Genesis 8:9:17. Nu Noach lang genoeg in zijn ark heeft gewacht, ontvangt hij bevel haar te verlaten. Hij doet het, brengt de Heere een offer, en Deze zegent de aarde en het menselijk geslacht opnieuw en richt met alle levenden Zijn verbond op, opdat er voortaan geen zondvloed meer komen zal, om de aarde te verderven.

Vers 14

14. En in de tweede maand op de zevenentwintigste dag van de maand, was de aarde opgedroogd (op 17 november 1657 na de wereldschepping).

Gaan wij uit van het menselijk geslacht en de aarde als een geheel, dan is de vloed de scheiding tussen het oude en het nieuwe. De oude aarde met de vleesgeworden mens wordt verdelgd; maar deze verdelging is de redding van de rechtvaardige, van Noach, terwijl hij van de verderfelijke gemeenschap van het vlees verlost wordt. Daarom lezen wij in 1 Petrus 3:20: acht zielen werden gered door het water, en wordt in Genesis 8:21, de vloed als een voorbeeld van de doop genoemd. Het water van de vloed is daarom de doop van de aarde, die het oude verdrinken doet en het nieuwe behoudt en levend maakt..

IV. Genesis 8:15-Genesis 8:9:17. Nu Noach lang genoeg in zijn ark heeft gewacht, ontvangt hij bevel haar te verlaten. Hij doet het, brengt de Heere een offer, en Deze zegent de aarde en het menselijk geslacht opnieuw en richt met alle levenden Zijn verbond op, opdat er voortaan geen zondvloed meer komen zal, om de aarde te verderven.

Vers 15

15. Toen sprak God tot Noach, die nu een jaar en tien dagen in de ark geweest was, maar deze toch niet eer verlaten mocht, noch wilde, voordat hij het uitdrukkelijkbevel daartoe ontvangen had, zeggende:

Had God Noach de juiste tijd gewezen om in de ark te gaan, Hij wijst hem nu ook weer de juiste tijd aan, om de ark te verlaten. Zo moest Noach blijven leren te letten op de wenken van de Allerhoogste.

Wacht op de Heere, maar uitziende, biddende; op de Heere vooruitlopen brengt altijd schade..

Vers 15

15. Toen sprak God tot Noach, die nu een jaar en tien dagen in de ark geweest was, maar deze toch niet eer verlaten mocht, noch wilde, voordat hij het uitdrukkelijkbevel daartoe ontvangen had, zeggende:

Had God Noach de juiste tijd gewezen om in de ark te gaan, Hij wijst hem nu ook weer de juiste tijd aan, om de ark te verlaten. Zo moest Noach blijven leren te letten op de wenken van de Allerhoogste.

Wacht op de Heere, maar uitziende, biddende; op de Heere vooruitlopen brengt altijd schade..

Vers 16

16. Ga uit de ark, gij, en uw vrouw, en uw zonen, en de vrouwen van uw zonen met u.

Vers 16

16. Ga uit de ark, gij, en uw vrouw, en uw zonen, en de vrouwen van uw zonen met u.

Vers 17

17. Al het gedierte, dat met u is, van alle vlees, aan gevogelte en aan vee, en aan al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, doe alles met u uitgaan, zodat er niets in overblijft; en dat zij overvloedig voorttelen op de aarde en vruchtbaar zijn en vermenigvuldigen op de aarde 1) (Genesis 1:22, Genesis 1:28). Ik trek mijn zegen na de vorige zonden en na mijn strafgerichten niet terug; Ik bevestig ze u weer en geef aan al het gedierte vruchtbaarheid.

1) In deze laatste bijvoeging ontvangt Noach reeds weer terstond de verzekering, dat het oordeel heeft opgehouden. Straks zal God het hem nader bevestigen door het teken van de regenboog. 18. Toen ging Noach, die in vol vertrouwen op Hem en in gehoorzaamheid geen ogenblik meer toefde, uit en zijn zonen en zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem.

Vers 17

17. Al het gedierte, dat met u is, van alle vlees, aan gevogelte en aan vee, en aan al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, doe alles met u uitgaan, zodat er niets in overblijft; en dat zij overvloedig voorttelen op de aarde en vruchtbaar zijn en vermenigvuldigen op de aarde 1) (Genesis 1:22, Genesis 1:28). Ik trek mijn zegen na de vorige zonden en na mijn strafgerichten niet terug; Ik bevestig ze u weer en geef aan al het gedierte vruchtbaarheid.

1) In deze laatste bijvoeging ontvangt Noach reeds weer terstond de verzekering, dat het oordeel heeft opgehouden. Straks zal God het hem nader bevestigen door het teken van de regenboog. 18. Toen ging Noach, die in vol vertrouwen op Hem en in gehoorzaamheid geen ogenblik meer toefde, uit en zijn zonen en zijn vrouw en de vrouwen van zijn zonen met hem.

Vers 19

19. Al het gedierte, al het kruipende, en al het gevogelte, al wat zich op de aarde roert naar hun geslachten, soort na soort, gingen uit de ark.

Zonder twijfel daalde hij spoedig met zijn klein leger van de Arafat af. De aarde was zeer veranderd. Nieuwe bergen waren ontstaan, nieuwe dalen, nieuwe meren, zeeën en stromen; of tenminste de loop van de vorige stromen was veranderd. Wanneer hij of zijn nakomelingen de plaats zochten, waar het Paradijs gelegen had, dan vonden zij het niet meer, want de vier rivieren, welke het bevochtigd hadden, en uit een grote stroom uitvloeiden (hoofdstuk. 2:10-14), hadden vier verschillende bronnen en een andere loop verkregen..

Vers 19

19. Al het gedierte, al het kruipende, en al het gevogelte, al wat zich op de aarde roert naar hun geslachten, soort na soort, gingen uit de ark.

Zonder twijfel daalde hij spoedig met zijn klein leger van de Arafat af. De aarde was zeer veranderd. Nieuwe bergen waren ontstaan, nieuwe dalen, nieuwe meren, zeeën en stromen; of tenminste de loop van de vorige stromen was veranderd. Wanneer hij of zijn nakomelingen de plaats zochten, waar het Paradijs gelegen had, dan vonden zij het niet meer, want de vier rivieren, welke het bevochtigd hadden, en uit een grote stroom uitvloeiden (hoofdstuk. 2:10-14), hadden vier verschillende bronnen en een andere loop verkregen..

Vers 20

20. En Noach, om zowel de Heere te danken voor zijn redding en die van de zijnen als ook om Gods genade en gemeenschap opnieuw af te smeken, bouwde nog v r hij de Arafat verliet, de HEERE 1) een altaar; 2) en hij nam van al het reine vee, en van al het rein gevogelte, waarvan er zeven bij hem in de ark geweest waren, en offerde brandoffers 3) op dat altaar, liet de offerdieren geheel door het op het altaar aangestoken vuur verteren, om ze zo geheel en zonder voorbehoud de Heere te wijden.

1) Heere, Jehova, Verbondsgod, omdat hier niet het bestuur en het bevel, van de Almachtige gebiedende God wordt verhaald, maar de gemeenschap van liefde van de geredde mens en de genade van de trouwe Heer..

2) Zoals Noach door vele bewijzen zijn gehoorzaamheid had getoond, zo geeft hij nu ook een voorbeeld van zijn dankbaarheid. Deze plaats leert, dat de offeranden van het begin af tot dit doel zijn ingesteld, opdat de mensen door zulke oefeningen zouden er gewend aan zouden raken, de goedheid des Heren te prijzen, en te danken. Want hoewel alleen belijden met de mond al voldoende zou zijn, ja zelfs stilzwijgende erkentenis van het hart, toch weten wij, dat onze traagheid veel prikkels nodig heeft. Dus toen eertijds de heilige vaderen hun eerbied jegens God door offeranden beleden, was dit volstrekt een overbodig werk. Daarbij komt nog, dat zij nog altijd de schaduwbeelden voor ogen hadden, waardoor zij eraan herinnerd werden, dat zij zonder Middelaar niet met God te doen konden hebben..

Voor de eerste maal in de heilige geschiedenis wordt hier een altaar vermeld. Het eerste wat bij een altaar in het oog valt, is dat het een verhoging van de aarde naar de hemel, een verheffing van de aarde boven haar gewone oppervlakte vertoont. Sinds de Heere niet meer, zoals voor de zondeval, in voortdurend verkeer met de mens op aarde wandelt; sinds met de zondvloed het paradijs is verdwenen en hemel en aarde gescheiden en tegenover elkaar gesteld zijn; sindsdien richt zich de blik niet meer naar de oostzijde van het Paradijs, maar naar de hemel; sindsdien is ook de vlakte van de aarde niet meer geschikt, dat de mens onmiddellijk van haar af God zijn gaven kan aanbieden, zij moet voortaan uit de vloek, tot een altaar verhoogd worden.. Hoewel hier voor de eerste maal een altaar wordt vermeld, toch mag men daaruit niet besluiten, dat, voor de zondvloed, de kinderen Gods voor de Heere geen altaar hadden gebouwd. Eerder pleit alles ervoor, dat, waar men sinds Enos' dagen de naam des Heren gemeenschappelijk aanriep, dit plaats vond bij het altaar..

3) (Hebreeën Olah, = opgebrachte, aangebodene). Bij deze werd alles verbrand, wat bruikbaar was, en een deel door priester of offeraar, gelijk bij andere offers, gegeten. Het doel van die offers was, een verzoening teweeg te brengen. Daarom leidde de offeraar de hand op de kop van het dier, en bracht daarmee zinnebeeldig zijn zonde erop over, waaraan alsdan de verdiende doodstraf werd voltrokken. Het onderscheidt zich daardoor van de schuld- en zoenoffers, dat deze voor enkele overtredingen werden gebracht, terwijl in het brandoffer de algemene bekentenis van zonde en schuld lag uitgedrukt. Het brandoffer, als de meest algemene soort, bevatte tevens de overige in zich, waarom het tevens dankoffer was, ofschoon dit er menigmaal nog aan toegevoegd werd (Exodus 20:8, Joshua 8:31, Zich. 20:26, 1 Samuel 10:8, 1 Samuel 10:1 Koningen 3:15 enz.) De betekenis van Noach's brandoffer was deze: het gaf te kennen, dat hij en de zijnen niet om hun gerechtigheid, maar door God uit genade gered waren, en dat hun schuld verzoening voor God nodig had; het drukte het geloof uit, dat God hun schuld verder genadig vergeven zou, en getuigde, op grond van deze belijdenis van zonde en van dat geloof, van de dankbaarheid voor hun redding,.

Niet een "minchah," gelijk Kaïn de Heere geofferd had, maar een "Olah".

Vers 20

20. En Noach, om zowel de Heere te danken voor zijn redding en die van de zijnen als ook om Gods genade en gemeenschap opnieuw af te smeken, bouwde nog v r hij de Arafat verliet, de HEERE 1) een altaar; 2) en hij nam van al het reine vee, en van al het rein gevogelte, waarvan er zeven bij hem in de ark geweest waren, en offerde brandoffers 3) op dat altaar, liet de offerdieren geheel door het op het altaar aangestoken vuur verteren, om ze zo geheel en zonder voorbehoud de Heere te wijden.

1) Heere, Jehova, Verbondsgod, omdat hier niet het bestuur en het bevel, van de Almachtige gebiedende God wordt verhaald, maar de gemeenschap van liefde van de geredde mens en de genade van de trouwe Heer..

2) Zoals Noach door vele bewijzen zijn gehoorzaamheid had getoond, zo geeft hij nu ook een voorbeeld van zijn dankbaarheid. Deze plaats leert, dat de offeranden van het begin af tot dit doel zijn ingesteld, opdat de mensen door zulke oefeningen zouden er gewend aan zouden raken, de goedheid des Heren te prijzen, en te danken. Want hoewel alleen belijden met de mond al voldoende zou zijn, ja zelfs stilzwijgende erkentenis van het hart, toch weten wij, dat onze traagheid veel prikkels nodig heeft. Dus toen eertijds de heilige vaderen hun eerbied jegens God door offeranden beleden, was dit volstrekt een overbodig werk. Daarbij komt nog, dat zij nog altijd de schaduwbeelden voor ogen hadden, waardoor zij eraan herinnerd werden, dat zij zonder Middelaar niet met God te doen konden hebben..

Voor de eerste maal in de heilige geschiedenis wordt hier een altaar vermeld. Het eerste wat bij een altaar in het oog valt, is dat het een verhoging van de aarde naar de hemel, een verheffing van de aarde boven haar gewone oppervlakte vertoont. Sinds de Heere niet meer, zoals voor de zondeval, in voortdurend verkeer met de mens op aarde wandelt; sinds met de zondvloed het paradijs is verdwenen en hemel en aarde gescheiden en tegenover elkaar gesteld zijn; sindsdien richt zich de blik niet meer naar de oostzijde van het Paradijs, maar naar de hemel; sindsdien is ook de vlakte van de aarde niet meer geschikt, dat de mens onmiddellijk van haar af God zijn gaven kan aanbieden, zij moet voortaan uit de vloek, tot een altaar verhoogd worden.. Hoewel hier voor de eerste maal een altaar wordt vermeld, toch mag men daaruit niet besluiten, dat, voor de zondvloed, de kinderen Gods voor de Heere geen altaar hadden gebouwd. Eerder pleit alles ervoor, dat, waar men sinds Enos' dagen de naam des Heren gemeenschappelijk aanriep, dit plaats vond bij het altaar..

3) (Hebreeën Olah, = opgebrachte, aangebodene). Bij deze werd alles verbrand, wat bruikbaar was, en een deel door priester of offeraar, gelijk bij andere offers, gegeten. Het doel van die offers was, een verzoening teweeg te brengen. Daarom leidde de offeraar de hand op de kop van het dier, en bracht daarmee zinnebeeldig zijn zonde erop over, waaraan alsdan de verdiende doodstraf werd voltrokken. Het onderscheidt zich daardoor van de schuld- en zoenoffers, dat deze voor enkele overtredingen werden gebracht, terwijl in het brandoffer de algemene bekentenis van zonde en schuld lag uitgedrukt. Het brandoffer, als de meest algemene soort, bevatte tevens de overige in zich, waarom het tevens dankoffer was, ofschoon dit er menigmaal nog aan toegevoegd werd (Exodus 20:8, Joshua 8:31, Zich. 20:26, 1 Samuel 10:8, 1 Samuel 10:1 Koningen 3:15 enz.) De betekenis van Noach's brandoffer was deze: het gaf te kennen, dat hij en de zijnen niet om hun gerechtigheid, maar door God uit genade gered waren, en dat hun schuld verzoening voor God nodig had; het drukte het geloof uit, dat God hun schuld verder genadig vergeven zou, en getuigde, op grond van deze belijdenis van zonde en van dat geloof, van de dankbaarheid voor hun redding,.

Niet een "minchah," gelijk Kaïn de Heere geofferd had, maar een "Olah".

Vers 21

21. En de HEERE rook die liefelijke reuk; de ten hemel opstijgende reuk, die om de gezindheid, welke zich in het offer uitsprak, Hem liefelijk was, werd door de Heere opgemerkt, gelijk geen enkel gebed door Hem wordt vergeten; en de HEERE zei in Zijn hart, 1) nam bij Zich zelf het besluit van de goddelijke liefde: Ik zal voortaan de aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, gelijk Ik eens gedaan heb (Genesis 3:17). Ik deed het naar recht, want het gedichtsel van `s mensenhart is boos van zijn jeugd aan, 2) en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb; eens heb Ik het moeten doen, om die rechtvaardigen vloek, om aan de wereld een voorbeeld te geven van Mijn vuurijver, die de tegenstanders verteren kan (Hebrews 10:27), en haar een dreigend voorbeeld van mijn laatste gericht voor ogen te stellen (2 Peter 3:5-2 Peter 3:7); maar van nu aan wil Ik de menselijke zondigheid, als iets dat door uitwendige strafgerichten niet kan weggenomen worden in aanmerking nemen en de mens langmoedig zijn, totdat de verlossing komt, die inwendig heelt. (Romans 3:25).

1) Het spreken Gods in Zijn hart weerklinkt in het inwendige van de harten van de gelovigen..

2) "Van zijn jeugd aan." Hiermee leert de Heere God, dat de mensen als zondaars geboren worden.

Vers 21

21. En de HEERE rook die liefelijke reuk; de ten hemel opstijgende reuk, die om de gezindheid, welke zich in het offer uitsprak, Hem liefelijk was, werd door de Heere opgemerkt, gelijk geen enkel gebed door Hem wordt vergeten; en de HEERE zei in Zijn hart, 1) nam bij Zich zelf het besluit van de goddelijke liefde: Ik zal voortaan de aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, gelijk Ik eens gedaan heb (Genesis 3:17). Ik deed het naar recht, want het gedichtsel van `s mensenhart is boos van zijn jeugd aan, 2) en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb; eens heb Ik het moeten doen, om die rechtvaardigen vloek, om aan de wereld een voorbeeld te geven van Mijn vuurijver, die de tegenstanders verteren kan (Hebrews 10:27), en haar een dreigend voorbeeld van mijn laatste gericht voor ogen te stellen (2 Peter 3:5-2 Peter 3:7); maar van nu aan wil Ik de menselijke zondigheid, als iets dat door uitwendige strafgerichten niet kan weggenomen worden in aanmerking nemen en de mens langmoedig zijn, totdat de verlossing komt, die inwendig heelt. (Romans 3:25).

1) Het spreken Gods in Zijn hart weerklinkt in het inwendige van de harten van de gelovigen..

2) "Van zijn jeugd aan." Hiermee leert de Heere God, dat de mensen als zondaars geboren worden.

Vers 22

22. Voortaan al de dagen van de aarde zullen zaaitijd en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht niet ophouden, 1) maar een regelmatige afwisseling van vruchtbaarheid en daartoe van luchtgesteldheid; van jaargetijden en dagen plaats vinden. 2) 1) Dat zijn de gedachten van de liefde Gods, die Hij aan Noach als antwoord op zijn offer laat vernemen, zoals nog heden ieder gelovig bidder het antwoord op zijn gebed uit het hart van God innerlijk mag ontvangen..

Hiermee wordt de wereld weer in de vorige toestand teruggebracht. Want zo groot was de verwarring en zodanig was de aarde misvormd, dat er enige vernieuwing nodig was. Waarom Petrus dan ook zegt van de oude wereld, dat zij door de zondvloed is vergaan. De zondvloed toch was een verstoring geweest van de orde van de natuur. De wisseling van zon en maan was opgehouden; er was geen onderscheid tussen winter en zomer. Daarom verzekert de Heere, dat het Hem behaagde, alles weer in haar glans te herstellen, en weer waar te nemen, hetgeen hun was opgedragen..

2) En toch vrezen wij zo dikwijls bij langdurige droogte of regen of kou. De afwisseling moet komen, waarom dan zo ongelovig? Wij vrezen voor honger, en God, de Getrouwe, heeft reeds duizenden jaren naar dit woord de aarde genoegzaam laten voortbrengen. Kleingelovigen, zijn de woorden Gods, zo vele eeuwen reeds bevestigd, van zo kleine betekenis, van zo weinig kracht voor u?.

Vers 22

22. Voortaan al de dagen van de aarde zullen zaaitijd en oogst, en koude en hitte, en zomer en winter, en dag en nacht niet ophouden, 1) maar een regelmatige afwisseling van vruchtbaarheid en daartoe van luchtgesteldheid; van jaargetijden en dagen plaats vinden. 2) 1) Dat zijn de gedachten van de liefde Gods, die Hij aan Noach als antwoord op zijn offer laat vernemen, zoals nog heden ieder gelovig bidder het antwoord op zijn gebed uit het hart van God innerlijk mag ontvangen..

Hiermee wordt de wereld weer in de vorige toestand teruggebracht. Want zo groot was de verwarring en zodanig was de aarde misvormd, dat er enige vernieuwing nodig was. Waarom Petrus dan ook zegt van de oude wereld, dat zij door de zondvloed is vergaan. De zondvloed toch was een verstoring geweest van de orde van de natuur. De wisseling van zon en maan was opgehouden; er was geen onderscheid tussen winter en zomer. Daarom verzekert de Heere, dat het Hem behaagde, alles weer in haar glans te herstellen, en weer waar te nemen, hetgeen hun was opgedragen..

2) En toch vrezen wij zo dikwijls bij langdurige droogte of regen of kou. De afwisseling moet komen, waarom dan zo ongelovig? Wij vrezen voor honger, en God, de Getrouwe, heeft reeds duizenden jaren naar dit woord de aarde genoegzaam laten voortbrengen. Kleingelovigen, zijn de woorden Gods, zo vele eeuwen reeds bevestigd, van zo kleine betekenis, van zo weinig kracht voor u?.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Genesis 8". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/genesis-8.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile