Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Job 8

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 8

Job 8:1.

JOB WORDT DOOR BILDAD VAN HUICHELARIJ BESCHULDIGD.

De vrienden van Job hadden gemeend, dat Job zich op de uitspraken van Elifaz (Job 4:1 en 6), aanstonds voor overwonnen zou verklaren (Job 5:27). Hierin zien zij zich bedrogen. Nu treedt Bildad op, die onder hen meer voorzichtig, maar ook de armste aan woorden is. Hij zoekt de gerechtigheid Gods, die door Job in zijne laatste woorden (Job 7:17-Job 7:2) aangerand is, de gerechtigheid Gods, die steeds den goddeloze straft en den rechtvaardige beschermt, te verdedigen; hij zoekt dit te doen deels met zijne eigene schijnbaar verschonende, maar in waarheid diep krenkende woorden, deels en hoofdzakelijk met wijze uitspraken uit den vorigen tijd. In het algemeen ontwikkelt hij de gedachten van Elifaz verder, en doelt er meer openlijk op, dat Job ene zware zonde zou hebben begaan, waarvoor hij nu de straf ondervindt.

I. Job 8:1-Job 8:7. Hoe lang wilt gij in zo hevige en toch onbezonnene woorden God van ongerechtigheid beschuldigen? Toch hebt gij in den dood uwer kinderen voor ogen, hoe rechtvaardig Hij recht. Dat moest u veeleer een waarschuwend voorbeeld zijn. opdat gij u nog bij tijds tot Hem bekeert, eer het ook voor u te laat is. Zo gij u echter met een hart vol berouw en ootmoed weer tot God wendt, zo zult gij ook zeker weer tot geluk, zelfs tot veel groter geluk komen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, JOB 8

Job 8:1.

JOB WORDT DOOR BILDAD VAN HUICHELARIJ BESCHULDIGD.

De vrienden van Job hadden gemeend, dat Job zich op de uitspraken van Elifaz (Job 4:1 en 6), aanstonds voor overwonnen zou verklaren (Job 5:27). Hierin zien zij zich bedrogen. Nu treedt Bildad op, die onder hen meer voorzichtig, maar ook de armste aan woorden is. Hij zoekt de gerechtigheid Gods, die door Job in zijne laatste woorden (Job 7:17-Job 7:2) aangerand is, de gerechtigheid Gods, die steeds den goddeloze straft en den rechtvaardige beschermt, te verdedigen; hij zoekt dit te doen deels met zijne eigene schijnbaar verschonende, maar in waarheid diep krenkende woorden, deels en hoofdzakelijk met wijze uitspraken uit den vorigen tijd. In het algemeen ontwikkelt hij de gedachten van Elifaz verder, en doelt er meer openlijk op, dat Job ene zware zonde zou hebben begaan, waarvoor hij nu de straf ondervindt.

I. Job 8:1-Job 8:7. Hoe lang wilt gij in zo hevige en toch onbezonnene woorden God van ongerechtigheid beschuldigen? Toch hebt gij in den dood uwer kinderen voor ogen, hoe rechtvaardig Hij recht. Dat moest u veeleer een waarschuwend voorbeeld zijn. opdat gij u nog bij tijds tot Hem bekeert, eer het ook voor u te laat is. Zo gij u echter met een hart vol berouw en ootmoed weer tot God wendt, zo zult gij ook zeker weer tot geluk, zelfs tot veel groter geluk komen.

Vers 1

1. Toen antwoordde, op zulk ene vermetele aanklacht Gods door Job, Bildad, de Suhiet (Job 2:11), en zei, vol vermeende wijsheid:

Vers 1

1. Toen antwoordde, op zulk ene vermetele aanklacht Gods door Job, Bildad, de Suhiet (Job 2:11), en zei, vol vermeende wijsheid:

Vers 2

2. Hoe lang zult gij deze godslasterlijke dingen spreken, en hoe lang zullen de redenen uws monds een geweldige wind zijn1), woorden hevig klinkende als de storm en toch slechts winderig en nietig?

1) Dat Bildad Job tegenkomt is op zich zelve goed. Ook God komt straks Job tegen. Maar waar God, de Heere, een zuivere maatstaf aanlegt, niet alzo Bildad. Ook hem ontbreekt een juist inzicht in de heilgeheimen Gods, een inzicht in het verband tussen straf en beproeving. Hij begrijpt Job evenmin. En daarom op zich zelve spreekt ook hij uitnemende waarheden uit, maar ten opzichte van Job, om hem tot kalmte brengen, missen zij geheel hun doel.

Vers 2

2. Hoe lang zult gij deze godslasterlijke dingen spreken, en hoe lang zullen de redenen uws monds een geweldige wind zijn1), woorden hevig klinkende als de storm en toch slechts winderig en nietig?

1) Dat Bildad Job tegenkomt is op zich zelve goed. Ook God komt straks Job tegen. Maar waar God, de Heere, een zuivere maatstaf aanlegt, niet alzo Bildad. Ook hem ontbreekt een juist inzicht in de heilgeheimen Gods, een inzicht in het verband tussen straf en beproeving. Hij begrijpt Job evenmin. En daarom op zich zelve spreekt ook hij uitnemende waarheden uit, maar ten opzichte van Job, om hem tot kalmte brengen, missen zij geheel hun doel.

Vers 3

3. a) Zou dan, gelijk gij niet onduidelijk te kennen gegeven hebt, God het recht verkeren, zodat Hij ooit enen godvrezende met zo zware straffen bezoekt, of enen goddeloze lang ongestraft laat? En zou de Almachtige wat voor Hem de gerechtigheid is verkeren (vgl. Job 34:10, Genesis 18:25. Daniel 9:14. Romans 2:6)?

a) Deuteronomy 32:4. 2 Chronicles 19:7. Daniel 9:14.

Deze woorden van Bildad, gelijk zij daar staan, te willen tegenspreken, ware gruwelijke godslastering. Het is ontwijfelbaar zeker, dat God, die zelf heilig en rechtvaardig is, slechts rechtvaardig op aarde richt. Maar de zin, dien Bildad met zijne woorden verbindt, is verkeerd, en berust weer op de valse gedachte der drie vrienden over de oorzaken van het lijden op aarde (Job 4:1). Voor hen is de gerechtigheid Gods de bloot uiterlijke en boven alles op aarde vergeldende. Deze mening rust op gebrek aan kennis van het eigen hart en aan ware ervaring. Gods gerechtigheid staat in het nauwste verband met Zijne heiligheid en Zijne liefde, en openbaart zich juist daarin, dat Hij den goddeloze, die Gods genade, liefde en leven versmaadt, reeds hier op aarde, maar zeker na den dood aan ongeluk, verderf en den eeuwigen dood prijs geeft, als ook daarin, dat Hij den zondaar door allerlei straffen tot bekering roept en den gelovige door velerlei verzoekings- en beproevings-lijden heiligt, eindelijk dat Hij den getrouwe met het genadeloon des eeuwigen levens begiftigt. Dat Gods liefde en rechtvaardigheid zo innig verenigd zijn, heeft wel is waar de dood van het Lam Gods geheel bekend gemaakt, maar zal eerst in het einde der tijden volkomen duidelijk gezien worden. Ook het O. T. is verre van de uitwendige vergeldings-theorie der drie vrienden, door welke "het geheim der Goddelijke leidingen niet opgelost, maar geheel vernietigd wordt". Zo dringen daarin alle in zich zelfs geruste, onverbrokene geesten, die nooit de zonde gevoeld hebben, noch Gods oordeel gesmaakt hebben. Maar de H. Schrift getuigt daartegen: Dien God lief heeft, dien kastijdt Hij. En indien zij alleen enen genadigen God hadden, die in dit leven goede geruste dagen hebben, zo zou daaruit volgen, dat de heilige patriarchen, profeten, apostelen en martelaars allen van God verstoten waren..

Vers 3

3. a) Zou dan, gelijk gij niet onduidelijk te kennen gegeven hebt, God het recht verkeren, zodat Hij ooit enen godvrezende met zo zware straffen bezoekt, of enen goddeloze lang ongestraft laat? En zou de Almachtige wat voor Hem de gerechtigheid is verkeren (vgl. Job 34:10, Genesis 18:25. Daniel 9:14. Romans 2:6)?

a) Deuteronomy 32:4. 2 Chronicles 19:7. Daniel 9:14.

Deze woorden van Bildad, gelijk zij daar staan, te willen tegenspreken, ware gruwelijke godslastering. Het is ontwijfelbaar zeker, dat God, die zelf heilig en rechtvaardig is, slechts rechtvaardig op aarde richt. Maar de zin, dien Bildad met zijne woorden verbindt, is verkeerd, en berust weer op de valse gedachte der drie vrienden over de oorzaken van het lijden op aarde (Job 4:1). Voor hen is de gerechtigheid Gods de bloot uiterlijke en boven alles op aarde vergeldende. Deze mening rust op gebrek aan kennis van het eigen hart en aan ware ervaring. Gods gerechtigheid staat in het nauwste verband met Zijne heiligheid en Zijne liefde, en openbaart zich juist daarin, dat Hij den goddeloze, die Gods genade, liefde en leven versmaadt, reeds hier op aarde, maar zeker na den dood aan ongeluk, verderf en den eeuwigen dood prijs geeft, als ook daarin, dat Hij den zondaar door allerlei straffen tot bekering roept en den gelovige door velerlei verzoekings- en beproevings-lijden heiligt, eindelijk dat Hij den getrouwe met het genadeloon des eeuwigen levens begiftigt. Dat Gods liefde en rechtvaardigheid zo innig verenigd zijn, heeft wel is waar de dood van het Lam Gods geheel bekend gemaakt, maar zal eerst in het einde der tijden volkomen duidelijk gezien worden. Ook het O. T. is verre van de uitwendige vergeldings-theorie der drie vrienden, door welke "het geheim der Goddelijke leidingen niet opgelost, maar geheel vernietigd wordt". Zo dringen daarin alle in zich zelfs geruste, onverbrokene geesten, die nooit de zonde gevoeld hebben, noch Gods oordeel gesmaakt hebben. Maar de H. Schrift getuigt daartegen: Dien God lief heeft, dien kastijdt Hij. En indien zij alleen enen genadigen God hadden, die in dit leven goede geruste dagen hebben, zo zou daaruit volgen, dat de heilige patriarchen, profeten, apostelen en martelaars allen van God verstoten waren..

Vers 4

4. God vonnist nooit onrechtvaardig. Indien uwe kinderen gezondigd hebben tegen Hem, den Heilige, en dit hebben zij zeker gedaan, hoewel ik niet weet wat, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen, de noodzakelijke gevolgen van hun misdaad over hen gebracht (vgl. John 9:2, Luke 13:2-Luke 13:5).

Zo oordeelt de wereld nog altijd uit de uitkomst over het recht of het onrecht ener zaak. De mate van schuld naar de mate van het lijden af te meten, heeft slechts dan een grond, wanneer de samenhang tussen bijzondere zonden en bijzondere straffen duidelijk en onweersprekelijk gebleken is.

Is het mogelijk, dat tot iemand iets gezegd kan worden, dat meer zijn hart doorboort, dan dat zijn vader, zijne moeder, zijne kinderen gestorven zijn ten straf hunner zonde! Mag men zo iets niet zeggen, zelfs wanneer het ene handtastelijke daadzaak schijnt te zijn, ten minste niet aan enen bovendien reeds tot den dood bedroefden, zwaar beproefden vader, Bildad steunt echter niet op daadzaken; hij weet niet, dat Jobs kinderen goddeloos geweest zijn; zijn oordeel rust alleen op berekening; wie een plotselingen, verschrikkelijken dood sterft, moet een groot zondaar zijn; God heeft Jobs kinderen zulk enen dood laten sterven, dus enz..

Vers 4

4. God vonnist nooit onrechtvaardig. Indien uwe kinderen gezondigd hebben tegen Hem, den Heilige, en dit hebben zij zeker gedaan, hoewel ik niet weet wat, Hij heeft hen ook in de hand hunner overtreding geworpen, de noodzakelijke gevolgen van hun misdaad over hen gebracht (vgl. John 9:2, Luke 13:2-Luke 13:5).

Zo oordeelt de wereld nog altijd uit de uitkomst over het recht of het onrecht ener zaak. De mate van schuld naar de mate van het lijden af te meten, heeft slechts dan een grond, wanneer de samenhang tussen bijzondere zonden en bijzondere straffen duidelijk en onweersprekelijk gebleken is.

Is het mogelijk, dat tot iemand iets gezegd kan worden, dat meer zijn hart doorboort, dan dat zijn vader, zijne moeder, zijne kinderen gestorven zijn ten straf hunner zonde! Mag men zo iets niet zeggen, zelfs wanneer het ene handtastelijke daadzaak schijnt te zijn, ten minste niet aan enen bovendien reeds tot den dood bedroefden, zwaar beproefden vader, Bildad steunt echter niet op daadzaken; hij weet niet, dat Jobs kinderen goddeloos geweest zijn; zijn oordeel rust alleen op berekening; wie een plotselingen, verschrikkelijken dood sterft, moet een groot zondaar zijn; God heeft Jobs kinderen zulk enen dood laten sterven, dus enz..

Vers 5

5. Ook u kon God slechts in dit lijden laten komen, wanneer gij tegen Hem zondigde; maar indien gij naar God vroeg zoekt, v rdat Hij u geheel verstoot, en tot den Almachtige, met belijdenis van schuld om genade bidt (vgl. Job 5:8; Job 22:23. Isaiah 55:6. 1 Kings 8:33, 2 Corinthians 6:2

Vers 5

5. Ook u kon God slechts in dit lijden laten komen, wanneer gij tegen Hem zondigde; maar indien gij naar God vroeg zoekt, v rdat Hij u geheel verstoot, en tot den Almachtige, met belijdenis van schuld om genade bidt (vgl. Job 5:8; Job 22:23. Isaiah 55:6. 1 Kings 8:33, 2 Corinthians 6:2

Vers 6

6. Zo gij in deze uwe bekering zuiver en recht zijt, zonder valsheid en huichelarij (Psalms 32:2); gewis zal Hij uw gebed verhoren en nu opwaken, opstaan om uwentwil 1), om een getrouw herder en bewaker voor u te zijn (Psalms 121:4),en Hij zal de woning uwer gerechtigheid, haar huis, waarin alsdan niets dan gerechtigheid, geluk en zaligheid wonen, volmaken herstellen 2); Hij zal die woning weer tot den vroegeren, gezegenden toestand brengen (vgl. Job 5:19).

1) Er wordt hier geleerd, dat indien God ons op deze wereld bezoekt en in moeite ter neer ligt, en zozeer ons drukt, dat duizend doden ons gewenster voorkomen dan dit ene, laten we ons dan herinneren, dat Hij ons nog tijd geeft tot berouw, opdat, indien we ons spoedig tot Hem wenden, wij Hem zeer bereid vinden, om ons te ontvangen.

2) Die gelukkig en voorspoedig zijn menen, dat zij de vroomste en liefste kinderen Gods zijn, en willen daarom leraars en onderwijzers van anderen zijn. Hoe velen weten zeer schoon van bekering, godzaligheid en deugd te spreken, zelfs gehele boeken daarover te schrijven, en toch zijn zij verre van de ervaring, en verstaan zij niets van de heilzame oefening en beproeving der vromen.

God is gewoon de zielen Zijns volks niet in eens, maar bij trappen te vertroosten. Al zijn hier de beginselen klein, de voortgang is echter tot de volmaaktheid toe. De ochtendschemering groeit aan tot de middag, en uit een klein mosterdzaadje schiet een grote heester op. Laat ons dus den dag der kleine dingen niet verachten, maar op den dag der grote zaken blijven hopen.

Vers 6

6. Zo gij in deze uwe bekering zuiver en recht zijt, zonder valsheid en huichelarij (Psalms 32:2); gewis zal Hij uw gebed verhoren en nu opwaken, opstaan om uwentwil 1), om een getrouw herder en bewaker voor u te zijn (Psalms 121:4),en Hij zal de woning uwer gerechtigheid, haar huis, waarin alsdan niets dan gerechtigheid, geluk en zaligheid wonen, volmaken herstellen 2); Hij zal die woning weer tot den vroegeren, gezegenden toestand brengen (vgl. Job 5:19).

1) Er wordt hier geleerd, dat indien God ons op deze wereld bezoekt en in moeite ter neer ligt, en zozeer ons drukt, dat duizend doden ons gewenster voorkomen dan dit ene, laten we ons dan herinneren, dat Hij ons nog tijd geeft tot berouw, opdat, indien we ons spoedig tot Hem wenden, wij Hem zeer bereid vinden, om ons te ontvangen.

2) Die gelukkig en voorspoedig zijn menen, dat zij de vroomste en liefste kinderen Gods zijn, en willen daarom leraars en onderwijzers van anderen zijn. Hoe velen weten zeer schoon van bekering, godzaligheid en deugd te spreken, zelfs gehele boeken daarover te schrijven, en toch zijn zij verre van de ervaring, en verstaan zij niets van de heilzame oefening en beproeving der vromen.

God is gewoon de zielen Zijns volks niet in eens, maar bij trappen te vertroosten. Al zijn hier de beginselen klein, de voortgang is echter tot de volmaaktheid toe. De ochtendschemering groeit aan tot de middag, en uit een klein mosterdzaadje schiet een grote heester op. Laat ons dus den dag der kleine dingen niet verachten, maar op den dag der grote zaken blijven hopen.

Vers 7

7. Uw beginsel zal wel gering zijn, was in den aanvang nietig, maar of, daarna zal door den zegen Gods uw vermogen toenemen, en uw laatste zal zeer vermeerderd worden, in het einde bezit gij dan een groten overvloed.

Zo is juist de loop van zaken met betrekking tot Jobs lotgevallen (Job 42:10). In Gods gemeenschap is de latere dag altijd heerlijker dan de vroegere. De stroom, die van het heiligdom uitgaat, wordt steeds breder en dieper (Ezekiel 49:1); den goeden wijn geeft de Heere het laatst (John 2:10). Ook hier blijkt het weer, en hoe deze slechts door de verkeerde en harde toepassing, die zij er van maken, den schijn van onwaarheid verkrijgen.

Is deze profetie van Bildad bewaarheid, zij is het langs een geheel anderen weg, dan hij verwachtte. In het Godsrijk is het altijd `t omgekeerde van de wereld, Daar volgt vreugde op leed, de kroon op het kruis..

8.

II. Job 8:8-Job 8:19. Hoor toch naar de stem der vaderen, die uit den rijken schat van hun levenservaring verkondigen, dat der goddelozen levensgeluk zo vergankelijk is als de biezen en het rietgras, waaronder de slijk uitdroogt, of als de slingerplant, die snel verdort. (Vergelijk Job 4:12-Job 4:21.)

Vers 7

7. Uw beginsel zal wel gering zijn, was in den aanvang nietig, maar of, daarna zal door den zegen Gods uw vermogen toenemen, en uw laatste zal zeer vermeerderd worden, in het einde bezit gij dan een groten overvloed.

Zo is juist de loop van zaken met betrekking tot Jobs lotgevallen (Job 42:10). In Gods gemeenschap is de latere dag altijd heerlijker dan de vroegere. De stroom, die van het heiligdom uitgaat, wordt steeds breder en dieper (Ezekiel 49:1); den goeden wijn geeft de Heere het laatst (John 2:10). Ook hier blijkt het weer, en hoe deze slechts door de verkeerde en harde toepassing, die zij er van maken, den schijn van onwaarheid verkrijgen.

Is deze profetie van Bildad bewaarheid, zij is het langs een geheel anderen weg, dan hij verwachtte. In het Godsrijk is het altijd `t omgekeerde van de wereld, Daar volgt vreugde op leed, de kroon op het kruis..

8.

II. Job 8:8-Job 8:19. Hoor toch naar de stem der vaderen, die uit den rijken schat van hun levenservaring verkondigen, dat der goddelozen levensgeluk zo vergankelijk is als de biezen en het rietgras, waaronder de slijk uitdroogt, of als de slingerplant, die snel verdort. (Vergelijk Job 4:12-Job 4:21.)

Vers 8

8. Te voren (Job 7:6,Job 7:7,Job 7:9) hebt gij geklaagd, dat het leven zo snel voorbijgaat; wij willen u niet leren (Job 6:24), maar onze voorvaderen zullen het u zeggen, hoe het den goddeloze gaat. Want vraag toch naar het vorige geslacht, welks levenservaringen ons tot een richtsnoer zijn overgeleverd, en bereid uweer tot de onderzoeking van de leer hunner vaderen, hoor wat onze vaderen van de opmerkingen hunner wijze en vrome vaderen hebben gehoord en ons meegedeeld (Deuteronomy 4:32; Deuteronomy 32:7).

Vers 8

8. Te voren (Job 7:6,Job 7:7,Job 7:9) hebt gij geklaagd, dat het leven zo snel voorbijgaat; wij willen u niet leren (Job 6:24), maar onze voorvaderen zullen het u zeggen, hoe het den goddeloze gaat. Want vraag toch naar het vorige geslacht, welks levenservaringen ons tot een richtsnoer zijn overgeleverd, en bereid uweer tot de onderzoeking van de leer hunner vaderen, hoor wat onze vaderen van de opmerkingen hunner wijze en vrome vaderen hebben gehoord en ons meegedeeld (Deuteronomy 4:32; Deuteronomy 32:7).

Vers 9

9. a) Want wij met onze ervaring zijn, in vergelijking van de tijden onzer vaderen, van gisteren, als pas geborene kinderen, en weten niet, maar moeten ons door hen laten leren en leiden; dewijl onze dagen, bij de lengte van hun leven op de aarde (Job 4:21 ), ene schaduw b) zijn (vgl. Job 14:2. Psalms 144:4. 1 Chronicles 28:15. 6:12; 8:13).

a) Genesis 47:9. Job 7:5,Job 7:6,Job 7:7. Psalms 39:13. b) Psalms 102:12.

Het tegenovergestelde van deze waarheid beweert de tijd der revolutie, ook onze tijd, die zich op groten vooruitgang en de hoogste ontwikkeling beroemt, en met verachting op het bijgelovige en duistere van den ouden tijd neerziet. Maar wie, gelijk onze tijd, met het verledene breekt en in eigen ogen wijs is, met dien zal ook weer het volgende geslacht breken. Men moet, wil men het wezen der dingen verstaan, de wijsheid in zich opnemen, die door de worstelingen van den geest in den loop der eeuwen verkregen is en van geslacht tot geslacht is voortgeplant.

Zo mag de gelovige Christen de ervaringen, die de kerk van Christus gedurende de vele eeuwen van haren strijd met de zonde en de dwaling gestreden en in hare belijdenisgeschriften uitgedrukt heeft, niet gering achten; hij moet deze aanwenden om zo tot de zekerheid des geloofs en de ware wijsheid te komen. Aan de andere zijde bestaat de wijsheid ook niet in het napraten der ouden..

Bildad houdt er zich mede bezig om overgeleverde gezegden der ouden aan te halen, en wij zullen zien dat de volgende redenen dezer vrienden, met welke zij Job kwelden, voor een groot deel opgevuld zijn met gezegden, spreuken of gelijkenissen der oudheid.

Vers 9

9. a) Want wij met onze ervaring zijn, in vergelijking van de tijden onzer vaderen, van gisteren, als pas geborene kinderen, en weten niet, maar moeten ons door hen laten leren en leiden; dewijl onze dagen, bij de lengte van hun leven op de aarde (Job 4:21 ), ene schaduw b) zijn (vgl. Job 14:2. Psalms 144:4. 1 Chronicles 28:15. 6:12; 8:13).

a) Genesis 47:9. Job 7:5,Job 7:6,Job 7:7. Psalms 39:13. b) Psalms 102:12.

Het tegenovergestelde van deze waarheid beweert de tijd der revolutie, ook onze tijd, die zich op groten vooruitgang en de hoogste ontwikkeling beroemt, en met verachting op het bijgelovige en duistere van den ouden tijd neerziet. Maar wie, gelijk onze tijd, met het verledene breekt en in eigen ogen wijs is, met dien zal ook weer het volgende geslacht breken. Men moet, wil men het wezen der dingen verstaan, de wijsheid in zich opnemen, die door de worstelingen van den geest in den loop der eeuwen verkregen is en van geslacht tot geslacht is voortgeplant.

Zo mag de gelovige Christen de ervaringen, die de kerk van Christus gedurende de vele eeuwen van haren strijd met de zonde en de dwaling gestreden en in hare belijdenisgeschriften uitgedrukt heeft, niet gering achten; hij moet deze aanwenden om zo tot de zekerheid des geloofs en de ware wijsheid te komen. Aan de andere zijde bestaat de wijsheid ook niet in het napraten der ouden..

Bildad houdt er zich mede bezig om overgeleverde gezegden der ouden aan te halen, en wij zullen zien dat de volgende redenen dezer vrienden, met welke zij Job kwelden, voor een groot deel opgevuld zijn met gezegden, spreuken of gelijkenissen der oudheid.

Vers 10

10. Zullen die vorige geslachten u niet leren, beter dan wij het vermogen; zullen zij niet tot u spreken en uit hun hart redenen voortbrengen 1)? Den wijzen vaderen ontzegt gij toch wel gehoor en opmerking niet?

1) Zo ziet de gelovige Christen de ervaringen, welke de Kerk van Christus gedurende vele eeuwen in den strijd met de zonde en dwang gemaakt en in haar geloofsbelijdenis heeft neergelegd naar believen, om zo tot een recht zoeken des geloofs en de ware wijsheid te geraken. Volstrekt op eigen voeten kan niemand staan..

Raadpleeg, wil hij zeggen, niet alleen de nu levenden, maar ook de vroeger gestorvenen. Ondervraag alle eeuwen en zie dan, dat God nooit heeft verworpen, wie tot Hem de toevlucht namen, noch dat hun verwachting ijdel en nutteloos is geweest, indien slechts de veinzerij verre van hen was..

Elifaz heeft over het tegenwoordige gesproken, wat men dagelijks kon zien. Bildad roept de verledene tijden op, om tot dezelfde slotsom te komen, n.l. dat God de bozen straft, den zondaar kastijdt van wege zijne boosheid, maar den vrome weldoet. Hij gebruikt nu een beeld, waarvan de kracht alle tijden openbaar is geworden.

Vers 10

10. Zullen die vorige geslachten u niet leren, beter dan wij het vermogen; zullen zij niet tot u spreken en uit hun hart redenen voortbrengen 1)? Den wijzen vaderen ontzegt gij toch wel gehoor en opmerking niet?

1) Zo ziet de gelovige Christen de ervaringen, welke de Kerk van Christus gedurende vele eeuwen in den strijd met de zonde en dwang gemaakt en in haar geloofsbelijdenis heeft neergelegd naar believen, om zo tot een recht zoeken des geloofs en de ware wijsheid te geraken. Volstrekt op eigen voeten kan niemand staan..

Raadpleeg, wil hij zeggen, niet alleen de nu levenden, maar ook de vroeger gestorvenen. Ondervraag alle eeuwen en zie dan, dat God nooit heeft verworpen, wie tot Hem de toevlucht namen, noch dat hun verwachting ijdel en nutteloos is geweest, indien slechts de veinzerij verre van hen was..

Elifaz heeft over het tegenwoordige gesproken, wat men dagelijks kon zien. Bildad roept de verledene tijden op, om tot dezelfde slotsom te komen, n.l. dat God de bozen straft, den zondaar kastijdt van wege zijne boosheid, maar den vrome weldoet. Hij gebruikt nu een beeld, waarvan de kracht alle tijden openbaar is geworden.

Vers 11

11. Verheft zich, zo spreekt de wijsheid uit oude tijden, verheft zich de bieze, de papierstruik (Exodus 2:3 Isaiah 18:2; Isaiah 35:7), zonder slijk, zonder vocht; immers wanneer het slijk, dat de Nijl over de akkers wierp, in den zomer verdroogd is, sterft het? Groeit het rietgras (Genesis 41:2)zonder water 1)?

1) Hij gebruikt hier een zeer geschikte vergelijking voor het feit, dat God de hypocrieten en zondaren verdelgt.

Want, zegt hij, kunnen het riet en de moerasplanten groeien op ene andere dan vochtige plaats? Zijn er wel biezen, die zonder water kunnen groeien, op de bergen, ja, op de naakte rotsen? Maar dit hebben zij uit hun natuur. De bieze nu en soortgelijke kruiden groeien allen op drassige plaatsen, want door het water worden zij gevoed en anders verdrogen ze. Zoals nu de bieze of de moerasplant niet anders kan groeien, dan op ene vochtige plaats, zo ook moet, wie zijn voedsel niet put uit God, hoe sterk hij ook schijnt, verdrogen en vergaan. Deze gelijkenis wordt niet hier alleen gebruikt, maar wordt, zoals algemeen bekend is, in de H. Schrift dikwijls herhaald..

Vers 11

11. Verheft zich, zo spreekt de wijsheid uit oude tijden, verheft zich de bieze, de papierstruik (Exodus 2:3 Isaiah 18:2; Isaiah 35:7), zonder slijk, zonder vocht; immers wanneer het slijk, dat de Nijl over de akkers wierp, in den zomer verdroogd is, sterft het? Groeit het rietgras (Genesis 41:2)zonder water 1)?

1) Hij gebruikt hier een zeer geschikte vergelijking voor het feit, dat God de hypocrieten en zondaren verdelgt.

Want, zegt hij, kunnen het riet en de moerasplanten groeien op ene andere dan vochtige plaats? Zijn er wel biezen, die zonder water kunnen groeien, op de bergen, ja, op de naakte rotsen? Maar dit hebben zij uit hun natuur. De bieze nu en soortgelijke kruiden groeien allen op drassige plaatsen, want door het water worden zij gevoed en anders verdrogen ze. Zoals nu de bieze of de moerasplant niet anders kan groeien, dan op ene vochtige plaats, zo ook moet, wie zijn voedsel niet put uit God, hoe sterk hij ook schijnt, verdrogen en vergaan. Deze gelijkenis wordt niet hier alleen gebruikt, maar wordt, zoals algemeen bekend is, in de H. Schrift dikwijls herhaald..

Vers 12

12. Als het nog in zijne groenigheid is, nog in zijne volle kracht is, maar de vochtigheid ontbreekt, hoewel het niet afgesneden wordt, nochthans verdort het v r alle gras, veel eerder dan andere grassoorten (vgl. Psalms 129:6, Jeremiah 17:6).

Vers 12

12. Als het nog in zijne groenigheid is, nog in zijne volle kracht is, maar de vochtigheid ontbreekt, hoewel het niet afgesneden wordt, nochthans verdort het v r alle gras, veel eerder dan andere grassoorten (vgl. Psalms 129:6, Jeremiah 17:6).

Vers 13

13. Alzo zijn de paden 1) van allen, die God vergeten; want zij hebben, als de papyrusplant, gene diepe wortelen geslagen in de genade Gods; zij vallen van Hem af (vgl. Job 21:14), daarom zendt Hij hun den gloed der ongelukken en onttrekt Hij hun de levenskracht; dan gaan zij reddeloos verloren; en de a) verwachting des huichelaars zal vergaan.

a) Job 11:20; Job 18:14. Psalms 112:10. Proverbs 10:28.

1) Bildad heeft op het oog den bodem, waarin het riet en de bieze tiert. Bij dien straks uitdrogenden bodem vergelijkt hij den bedriegelijken grond, waarop de geveinsde en de zondaar verkeert. Hij heeft inzonderheid de papyrusplant op het oog. Als straks de bodem verdroogt, verdort de plant aleer zij rijp is en geplukt kan worden. Zo ook, wil hij zeggen, vergaat de geveinsde, zonder waarlijk nuttig geweest te zijn, zonder zijne bestemming bereikt te hebben. Hetzelfde beeld wordt ook door den gewijden dichter in Psalms 1:1 gebruikt.

Vers 13

13. Alzo zijn de paden 1) van allen, die God vergeten; want zij hebben, als de papyrusplant, gene diepe wortelen geslagen in de genade Gods; zij vallen van Hem af (vgl. Job 21:14), daarom zendt Hij hun den gloed der ongelukken en onttrekt Hij hun de levenskracht; dan gaan zij reddeloos verloren; en de a) verwachting des huichelaars zal vergaan.

a) Job 11:20; Job 18:14. Psalms 112:10. Proverbs 10:28.

1) Bildad heeft op het oog den bodem, waarin het riet en de bieze tiert. Bij dien straks uitdrogenden bodem vergelijkt hij den bedriegelijken grond, waarop de geveinsde en de zondaar verkeert. Hij heeft inzonderheid de papyrusplant op het oog. Als straks de bodem verdroogt, verdort de plant aleer zij rijp is en geplukt kan worden. Zo ook, wil hij zeggen, vergaat de geveinsde, zonder waarlijk nuttig geweest te zijn, zonder zijne bestemming bereikt te hebben. Hetzelfde beeld wordt ook door den gewijden dichter in Psalms 1:1 gebruikt.

Vers 14

14. Van welken zijne hoop walgen zal, (liever: wiens hoop zal afgesneden worden, zie Statenoverz. Kantt.); des huichelaars hoop zal te niet gaan, en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop, als een spinneweb, dat bij de eerste aanraking in elkaar valt (vgl. Isaiah 59:5).

Vers 14

14. Van welken zijne hoop walgen zal, (liever: wiens hoop zal afgesneden worden, zie Statenoverz. Kantt.); des huichelaars hoop zal te niet gaan, en zijn vertrouwen zal zijn een huis der spinnekop, als een spinneweb, dat bij de eerste aanraking in elkaar valt (vgl. Isaiah 59:5).

Vers 15

15. Hij, die God vergeet, zal op zijn huis lenen, gelijk de spin zich op haar web verlaat, alleen rekenende op het zwakke web, en niet op den stormwind; maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven, als de Goddelijke wrake komt zinkt alles ineen (vgl. Matthew 7:26, Psalms 37:35).

Vers 15

15. Hij, die God vergeet, zal op zijn huis lenen, gelijk de spin zich op haar web verlaat, alleen rekenende op het zwakke web, en niet op den stormwind; maar het zal niet bestaan; hij zal zich daaraan vasthouden, maar het zal niet staande blijven, als de Goddelijke wrake komt zinkt alles ineen (vgl. Matthew 7:26, Psalms 37:35).

Vers 16

16. Hij is wel sappig v rdat de zon opgaat en hare warmte groot wordt, en zijne scheuten, de ranken van de slingerplant, gaanwel over zijnen hof, den hof, waarin hij staat, en over het omliggende land, uit.

Zo breidt zich ook de misdadige eerst wel uit, zijne familie wordt groot, zijn rijkdom, zijne eer, zijn invloed nemen toe.

Vers 16

16. Hij is wel sappig v rdat de zon opgaat en hare warmte groot wordt, en zijne scheuten, de ranken van de slingerplant, gaanwel over zijnen hof, den hof, waarin hij staat, en over het omliggende land, uit.

Zo breidt zich ook de misdadige eerst wel uit, zijne familie wordt groot, zijn rijkdom, zijne eer, zijn invloed nemen toe.

Vers 17

17. Zijne wortelen worden bij de springader 1), ingevlochten, hij ziet ene stenige plaats of een huis van stenen, en meent, door zich daarin te wortelen en zich daaraan vast te klemmen, zeker te zijn tegen den val.

1) Het sappig kruid schiet woekerend zelfs uit steenhopen op; het slingert zich langs de muren naar boven en ziet van de hoogte, waarop het zich verheft, met trotsheid neer op den steenhoop, waaruit het zijn oorsprong nam. Zo schijnt de goddeloze in eigen kracht een tijd lang aan de ongunstigste omstandigheden het hoofd te kunnen bieden.

In het Hebreeuws Al-Galaten Beter: Over den steenhoop. Zodat de vertaling moet zijn: Over den steenhoop vlechten zijne wortelen zich heen; hij ziet een huis van stenen. De bedoeling is, dat de goddeloze meent alles te kunnen, dat zelfs geen steenhoop hem verhindert, om zijne wortelen er in te slaan, zodat hij alle tegenheden meent te kunnen overwinnen. Alles schijnt hem wl te gelukken. Naar alle zijden dijt hij uit, totdat, zoals het volgende vers aangeeft, God, de Heere, hem tegenkomt.

Vers 17

17. Zijne wortelen worden bij de springader 1), ingevlochten, hij ziet ene stenige plaats of een huis van stenen, en meent, door zich daarin te wortelen en zich daaraan vast te klemmen, zeker te zijn tegen den val.

1) Het sappig kruid schiet woekerend zelfs uit steenhopen op; het slingert zich langs de muren naar boven en ziet van de hoogte, waarop het zich verheft, met trotsheid neer op den steenhoop, waaruit het zijn oorsprong nam. Zo schijnt de goddeloze in eigen kracht een tijd lang aan de ongunstigste omstandigheden het hoofd te kunnen bieden.

In het Hebreeuws Al-Galaten Beter: Over den steenhoop. Zodat de vertaling moet zijn: Over den steenhoop vlechten zijne wortelen zich heen; hij ziet een huis van stenen. De bedoeling is, dat de goddeloze meent alles te kunnen, dat zelfs geen steenhoop hem verhindert, om zijne wortelen er in te slaan, zodat hij alle tegenheden meent te kunnen overwinnen. Alles schijnt hem wl te gelukken. Naar alle zijden dijt hij uit, totdat, zoals het volgende vers aangeeft, God, de Heere, hem tegenkomt.

Vers 18

18. Maar als God in Zijnen toorn hem verslindt uit zijne plaats, even als wanneer de brandende zon voor de plant al zijne levenskracht, het water wegneemt, zo zal zij, de plaats, die wegens de pracht der goddelozen zo hoog geëerd werd, niet eens medelijden met hem hebben, maar zal zij den van God verlaten zondaar iedere hulp ontzeggen en hem loochenen, zeggende Ik heb u niet gezien (vgl. Proverbs 24:16).

Vers 18

18. Maar als God in Zijnen toorn hem verslindt uit zijne plaats, even als wanneer de brandende zon voor de plant al zijne levenskracht, het water wegneemt, zo zal zij, de plaats, die wegens de pracht der goddelozen zo hoog geëerd werd, niet eens medelijden met hem hebben, maar zal zij den van God verlaten zondaar iedere hulp ontzeggen en hem loochenen, zeggende Ik heb u niet gezien (vgl. Proverbs 24:16).

Vers 19

19. Zie, o Job! en merk op, of het ook op u van toepassing is, dat is de vergankelijke vreugde zijns wegs, dat het einde van zijn geluk; er blijft niet eens een herdenken met medelijden over; ennoch de sappige slingerplanten, noch de misdadigen sterven daarom uit, uit het stof van degenen, die vergaan zijn, zullen anderen voortspruiten, die hopen gelukkiger te zullen zijn, maar geen beter lot zullen hebben (Psalms 73:12,Psalms 73:18,Psalms 73:19).

Hier eindigen de uitspraken der wijze vaderen; onder deze uit Egypte's en Arabië's natuur genomene beelden is het laatste moeilijk te begrijpen, omdat de slingerplant en de misdadige, beeld en voorwerp, voortdurend verwisseld worden. Dat Bildad deze op zich zelve zo ware spreuk Job voorhoudt, moet dezen diep treffen en hem nog meer in de verzoeking brengen; want met recht kan zich Job tegenover zijne vrienden op zijnen godzaligen wandel en op zijne onschuld beroemen, terwijl zij, alleen uit voorliefde voor hun eenmaal opgevatte mening van Gods gerechtigheid, zonder iets van bepaalde zonden bij Job te weten, hem huichelachtig van huichelarij beschuldigen. Toch schijnt Bildad nog zelf te gevoelen, dat hij te ver gegaan is, want hij past de spreuken niet gestreng op Job toe, maar stelt ze met verschoning voor..

20.

III. Job 8:20-Job 8:22. Zie. God is steeds rechtvaardig; zo moogt gij ook vertrouwen, dat Hij u, wanneer gij u berouwvol onder Zijne straffen buigt, weer gelukkig maken zal. Doet gij dit echter niet, zo zult gij het lot van alle boosdoeners delen.

Vers 19

19. Zie, o Job! en merk op, of het ook op u van toepassing is, dat is de vergankelijke vreugde zijns wegs, dat het einde van zijn geluk; er blijft niet eens een herdenken met medelijden over; ennoch de sappige slingerplanten, noch de misdadigen sterven daarom uit, uit het stof van degenen, die vergaan zijn, zullen anderen voortspruiten, die hopen gelukkiger te zullen zijn, maar geen beter lot zullen hebben (Psalms 73:12,Psalms 73:18,Psalms 73:19).

Hier eindigen de uitspraken der wijze vaderen; onder deze uit Egypte's en Arabië's natuur genomene beelden is het laatste moeilijk te begrijpen, omdat de slingerplant en de misdadige, beeld en voorwerp, voortdurend verwisseld worden. Dat Bildad deze op zich zelve zo ware spreuk Job voorhoudt, moet dezen diep treffen en hem nog meer in de verzoeking brengen; want met recht kan zich Job tegenover zijne vrienden op zijnen godzaligen wandel en op zijne onschuld beroemen, terwijl zij, alleen uit voorliefde voor hun eenmaal opgevatte mening van Gods gerechtigheid, zonder iets van bepaalde zonden bij Job te weten, hem huichelachtig van huichelarij beschuldigen. Toch schijnt Bildad nog zelf te gevoelen, dat hij te ver gegaan is, want hij past de spreuken niet gestreng op Job toe, maar stelt ze met verschoning voor..

20.

III. Job 8:20-Job 8:22. Zie. God is steeds rechtvaardig; zo moogt gij ook vertrouwen, dat Hij u, wanneer gij u berouwvol onder Zijne straffen buigt, weer gelukkig maken zal. Doet gij dit echter niet, zo zult gij het lot van alle boosdoeners delen.

Vers 20

20. Zie 1), en neem het ter harte, God zal den oprechte, dien, die Hem met een oprecht hart zoekt, niet in onrechtmatigen willekeur (vgl. Job 7:12) verwerpen; maar Hij vat ook de boosdoeners, degenen, die zich niet tot Hem bekeren,niet bij de hand om hen te helpen redden.

1) In de laatste verzen tracht Bildad samen te vatten, wat hij als de leer der wijzen van vroegere dagen heeft medegedeeld.

Hij heeft het hier over den zegen en den vloek, en verkondigt de onomstotelijke waarheid, dat het den rechtvaardige wel zal gaan maar den goddeloze kwalijk; ene waarheid, die overal in de H. Schrift wordt verkondigd, maar die hier in den mond van Bildad verkeerd wordt toegepast, dewijl er zo duidelijk uit blijkt, dat hij Job eigenlijk voor een goddeloze houdt, dien de vloek Gods treft.

Vers 20

20. Zie 1), en neem het ter harte, God zal den oprechte, dien, die Hem met een oprecht hart zoekt, niet in onrechtmatigen willekeur (vgl. Job 7:12) verwerpen; maar Hij vat ook de boosdoeners, degenen, die zich niet tot Hem bekeren,niet bij de hand om hen te helpen redden.

1) In de laatste verzen tracht Bildad samen te vatten, wat hij als de leer der wijzen van vroegere dagen heeft medegedeeld.

Hij heeft het hier over den zegen en den vloek, en verkondigt de onomstotelijke waarheid, dat het den rechtvaardige wel zal gaan maar den goddeloze kwalijk; ene waarheid, die overal in de H. Schrift wordt verkondigd, maar die hier in den mond van Bildad verkeerd wordt toegepast, dewijl er zo duidelijk uit blijkt, dat hij Job eigenlijk voor een goddeloze houdt, dien de vloek Gods treft.

Vers 21

21. Wanneer gij u tot den Heere wendt, Hij zal u niet afwijzen, noch ophouden te zegenen, totdat Hij uwen mond, die nu zo vol van klachten is, met gelach vervulle, en uwe lippen met gejuich, over den rijken zegen, dien Hij u op nieuw geeft (Psalms 126:2).

Vers 21

21. Wanneer gij u tot den Heere wendt, Hij zal u niet afwijzen, noch ophouden te zegenen, totdat Hij uwen mond, die nu zo vol van klachten is, met gelach vervulle, en uwe lippen met gejuich, over den rijken zegen, dien Hij u op nieuw geeft (Psalms 126:2).

Vers 22

22. Uwe haters 1), die zich nu over uw ongeluk verheugen, zullen met schaamte bekleed worden (Psalms 35:26; Psalms 109:29; Psalms 132:18), wanneer zij uwen zegen zien; volg daarom onzen raad; wend u tot God, opdat het niet nog erger worde; want de verstokte zondaars slaat Hij geheel ter neer en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.

1) Bildad geeft zich schijnbaar ernstig moeite, om te geloven, dat Job geen misdadiger is, en hem te tonen dat hij hem niet haatte, gelijk Job te kennen gegeven had (Job 6:15)..

Men lere niet voor den tijd, niet te haastig en liefdeloos te oordelen, maar den tijd af te wachten, waarin alle harten voor God zullen opengelegd, alle de moeilijkheden der Voorzienigheid ontknoopt, en Gods verborgenheden tot een algemene en eeuwigdurende gevolgen van alles ontdekt zullen worden..

Vers 22

22. Uwe haters 1), die zich nu over uw ongeluk verheugen, zullen met schaamte bekleed worden (Psalms 35:26; Psalms 109:29; Psalms 132:18), wanneer zij uwen zegen zien; volg daarom onzen raad; wend u tot God, opdat het niet nog erger worde; want de verstokte zondaars slaat Hij geheel ter neer en de tent der goddelozen zal niet meer zijn.

1) Bildad geeft zich schijnbaar ernstig moeite, om te geloven, dat Job geen misdadiger is, en hem te tonen dat hij hem niet haatte, gelijk Job te kennen gegeven had (Job 6:15)..

Men lere niet voor den tijd, niet te haastig en liefdeloos te oordelen, maar den tijd af te wachten, waarin alle harten voor God zullen opengelegd, alle de moeilijkheden der Voorzienigheid ontknoopt, en Gods verborgenheden tot een algemene en eeuwigdurende gevolgen van alles ontdekt zullen worden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Job 8". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/job-8.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile