Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
For 10¢ a day you can enjoy StudyLight.org ads
free while helping to build churches and support pastors in Uganda.
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Richteren 7

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 7

Judges 7:1.

GIDEON BEHAALT DE OVERWINNING OP DE MIDIANIETEN.

I. Judges 7:1-Judges 7:8. Terwijl Gideon het vijandelijke leger nadert, wordt hem door de Heere bevolen, van zijn krijgsknechten diegenen te laten gaan, die laf en versaagd zijn; het getal vermindert daardoor tot tienduizend man. Nogmaals moet hij het verminderen, door weg te zenden, die op hun knieën gevallen zijn, zodat slechts driehonderd overblijven.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, RICHTEREN 7

Judges 7:1.

GIDEON BEHAALT DE OVERWINNING OP DE MIDIANIETEN.

I. Judges 7:1-Judges 7:8. Terwijl Gideon het vijandelijke leger nadert, wordt hem door de Heere bevolen, van zijn krijgsknechten diegenen te laten gaan, die laf en versaagd zijn; het getal vermindert daardoor tot tienduizend man. Nogmaals moet hij het verminderen, door weg te zenden, die op hun knieën gevallen zijn, zodat slechts driehonderd overblijven.

Vers 1

1. Toen stond Jerubbal (dat is Gideon), door dit dubbel teken (6:36vv.) van de goddelijke bijstand verzekerd vroeg op van de plaats, waar de geschiedenis met het vlies voorgevallen was, en al hetvolk dat met hem was; en zij legerden zich aan de fontein van Harod1) (= vrees), zodat hij het leger van de Midianieten had in het noorden, achter de heuvel More 2) (= leraar), in het dal, de zogenaamde kleine Hermon in de westelijk gelegen vlakte van Jizreël (1 Samuel 28:4).

1) De fontein van Harod. Met zekerheid is niet uit te maken, welke fontein hier bedoeld is. V.d.Velde vermoedt, dat het de fontein bij het tegenwoordige Boursj-el-Ferra is geweest. Hij vermoedt tevens, dat de bergheuvel van Toubas (het oude Thebez) of die van Jasîr de plaats is geweest, waar de Midianieten gelegerd waren. Gideon lag dan later met de driehonderd man op een hoogte, wellicht de hoge rotsrug, die de kom van Wadi-Ferra ten noorden insluit..

Waarschijnlijk op de noordwestelijke hoogte van het gebergte Gilboa gelegen, aan de voet waarvan de bron Dschalub of, zoals zij in de Middeleeuwen heette, Tubaria ontspringt..

2) Ook deze heuvel is nu onbekend, maar moet natuurlijk niet verward worden met More bij Sichem (Genesis 12:6)..

Vers 1

1. Toen stond Jerubbal (dat is Gideon), door dit dubbel teken (6:36vv.) van de goddelijke bijstand verzekerd vroeg op van de plaats, waar de geschiedenis met het vlies voorgevallen was, en al hetvolk dat met hem was; en zij legerden zich aan de fontein van Harod1) (= vrees), zodat hij het leger van de Midianieten had in het noorden, achter de heuvel More 2) (= leraar), in het dal, de zogenaamde kleine Hermon in de westelijk gelegen vlakte van Jizreël (1 Samuel 28:4).

1) De fontein van Harod. Met zekerheid is niet uit te maken, welke fontein hier bedoeld is. V.d.Velde vermoedt, dat het de fontein bij het tegenwoordige Boursj-el-Ferra is geweest. Hij vermoedt tevens, dat de bergheuvel van Toubas (het oude Thebez) of die van Jasîr de plaats is geweest, waar de Midianieten gelegerd waren. Gideon lag dan later met de driehonderd man op een hoogte, wellicht de hoge rotsrug, die de kom van Wadi-Ferra ten noorden insluit..

Waarschijnlijk op de noordwestelijke hoogte van het gebergte Gilboa gelegen, aan de voet waarvan de bron Dschalub of, zoals zij in de Middeleeuwen heette, Tubaria ontspringt..

2) Ook deze heuvel is nu onbekend, maar moet natuurlijk niet verward worden met More bij Sichem (Genesis 12:6)..

Vers 2

2. En de HEERE zei tot Gideon, die zijn leger van 32.000 man veel te gering in vergelijking met de 135.000 Midianieten (8:10) voorkwam: van het volk is geenszins te weinig meer integendeel te veel, dat met u is, dan dat Ik de Midianieten in hun hand zou geven; opdat zich Israël, wanneer Ik door deze 32.000 het werk verrichtte, niet tegen Mij beroeme, zeggende: Mijn hand heeft mij verlost. 1) Ik wil dat zo'n roem onmogelijk is, en Israël de hand van de Heere erkenne, waardoor het van Zijn vijanden gered wordt (Psalms 44:2-Psalms 44:4).

Vergelijk 2 Samuel 23:35.

1) Omdat het menselijk hart versaagd is bij onderneming van gevaarlijke dingen, maar roemzuchtig bij gelukkige uitslag, moet God de vrees door een drievoudig wonder (6:36vv.; 7:9vv.) wegnemen, en de roemzucht door vermindering van het volk teniet doen.

Elke grond tot verhovaardiging moest Israël worden ontnomen. Bovendien moest het volk zien, dat het de Heere evenveel is te verlossen door weinigen als door velen. En wat niet voorbij mag worden gezien, uit het feit, dat de Heere telkens Israël verlost door een klein getal strijders in verhouding tot het groot getal van de vijanden, moet Israël beschaamd worden over zichzelf. Hierover beschaamd, dat het om zijn zonde van ongeloof en Godverzaking was geweest, dat het in de macht van de vijanden was gekomen..

Vers 2

2. En de HEERE zei tot Gideon, die zijn leger van 32.000 man veel te gering in vergelijking met de 135.000 Midianieten (8:10) voorkwam: van het volk is geenszins te weinig meer integendeel te veel, dat met u is, dan dat Ik de Midianieten in hun hand zou geven; opdat zich Israël, wanneer Ik door deze 32.000 het werk verrichtte, niet tegen Mij beroeme, zeggende: Mijn hand heeft mij verlost. 1) Ik wil dat zo'n roem onmogelijk is, en Israël de hand van de Heere erkenne, waardoor het van Zijn vijanden gered wordt (Psalms 44:2-Psalms 44:4).

Vergelijk 2 Samuel 23:35.

1) Omdat het menselijk hart versaagd is bij onderneming van gevaarlijke dingen, maar roemzuchtig bij gelukkige uitslag, moet God de vrees door een drievoudig wonder (6:36vv.; 7:9vv.) wegnemen, en de roemzucht door vermindering van het volk teniet doen.

Elke grond tot verhovaardiging moest Israël worden ontnomen. Bovendien moest het volk zien, dat het de Heere evenveel is te verlossen door weinigen als door velen. En wat niet voorbij mag worden gezien, uit het feit, dat de Heere telkens Israël verlost door een klein getal strijders in verhouding tot het groot getal van de vijanden, moet Israël beschaamd worden over zichzelf. Hierover beschaamd, dat het om zijn zonde van ongeloof en Godverzaking was geweest, dat het in de macht van de vijanden was gekomen..

Vers 3

3. Nu dan, roep nu uit voor de oren van het volk, zoals de wet van Mozes uitdrukkelijk voorschrijft (Deuteronomy 20:8) zeggende: Wie laf en versaagd is, 1) die kere weer en spoede zich naar het gebergte van Gilead! 2) Toen Gideon, gehoorzaam aan de Heere, dit woord had laten uitgaan, keerden uit het volk tweeëntwintigduizend terug, zodat er tienduizend overbleven.

1) Toen Epaminondas tegen de Spartanen bij Leuctra trok, bemerkte hij de onzekerheid van enige bondgenoten; om door deze in het uur van de slag niet in gevaar te geraken, liet hij uitroepen: Wie van de Beotiërs zich willen verwijderen, die staat het vrij (Polyaen. 2:3)..

De echte strijders van de Heere zoeken hun sterkte nooit in het getal, en verzwakken hun rijen niet door opneming van tragen en versaagden. In vredestijd mogen zij met velen omwille van de liefde gemeenschap hebben, zo moet men zich ontdoen van allen, die het leger slechts verzwakken kunnen..

Het Christendom vordert mannen; weg dus met degenen, die de zwakheid van het vlees altijd op de voorgrond stellen.

2) Hebreeuws "van het gebergte Gilead". Reeds lang heeft de vermelding van het gebergte Gilead, dat op de oostzijde van de Jordaan ligt, en dus in de samenhang van deze plaats niet past, de uitleggers veel moeite gegeven. Om deze weg te nemen, zijn vooral de volgende proeven van verklaring te melden. 1. Velen (onder hen vooral Johs. Clericus) nemen een schrijffout in de grondtekst aan; in plaats van delgh, van Gilead zou gelezen moeten worden eblgh = van Gilboa. 2. Anderen geloven dat een gedeelte van de berg Gilboa eveneens de naam Gilead droeg en wel dat gedeelte, dat aan het gebied van de West-Manassieten, die uit de geslachten van Gilead (Numbers 36:4) bestonden, het dichtst lag; zo was er ook volgens Joshua 15:10 in het gebied van Juda een berg Seïr, die met die in Edom niet verwisseld mag worden. 3. Nog anderen vertalen, (zoals onze vertalers): "naar het gebergte Gilead" of "van het gebergte naar Gilead"; volgens deze verklaring zouden de terugtrekkenden niet naar hun woonplaats hebben moeten gaan, maar zich in Gilead ophouden, om na behaalde overwinning van daar de Midianieten ten minste te helpen vervolgen. De tweede mening heeft de meeste waarschijnlijkheid voor zich..

Vers 3

3. Nu dan, roep nu uit voor de oren van het volk, zoals de wet van Mozes uitdrukkelijk voorschrijft (Deuteronomy 20:8) zeggende: Wie laf en versaagd is, 1) die kere weer en spoede zich naar het gebergte van Gilead! 2) Toen Gideon, gehoorzaam aan de Heere, dit woord had laten uitgaan, keerden uit het volk tweeëntwintigduizend terug, zodat er tienduizend overbleven.

1) Toen Epaminondas tegen de Spartanen bij Leuctra trok, bemerkte hij de onzekerheid van enige bondgenoten; om door deze in het uur van de slag niet in gevaar te geraken, liet hij uitroepen: Wie van de Beotiërs zich willen verwijderen, die staat het vrij (Polyaen. 2:3)..

De echte strijders van de Heere zoeken hun sterkte nooit in het getal, en verzwakken hun rijen niet door opneming van tragen en versaagden. In vredestijd mogen zij met velen omwille van de liefde gemeenschap hebben, zo moet men zich ontdoen van allen, die het leger slechts verzwakken kunnen..

Het Christendom vordert mannen; weg dus met degenen, die de zwakheid van het vlees altijd op de voorgrond stellen.

2) Hebreeuws "van het gebergte Gilead". Reeds lang heeft de vermelding van het gebergte Gilead, dat op de oostzijde van de Jordaan ligt, en dus in de samenhang van deze plaats niet past, de uitleggers veel moeite gegeven. Om deze weg te nemen, zijn vooral de volgende proeven van verklaring te melden. 1. Velen (onder hen vooral Johs. Clericus) nemen een schrijffout in de grondtekst aan; in plaats van delgh, van Gilead zou gelezen moeten worden eblgh = van Gilboa. 2. Anderen geloven dat een gedeelte van de berg Gilboa eveneens de naam Gilead droeg en wel dat gedeelte, dat aan het gebied van de West-Manassieten, die uit de geslachten van Gilead (Numbers 36:4) bestonden, het dichtst lag; zo was er ook volgens Joshua 15:10 in het gebied van Juda een berg Seïr, die met die in Edom niet verwisseld mag worden. 3. Nog anderen vertalen, (zoals onze vertalers): "naar het gebergte Gilead" of "van het gebergte naar Gilead"; volgens deze verklaring zouden de terugtrekkenden niet naar hun woonplaats hebben moeten gaan, maar zich in Gilead ophouden, om na behaalde overwinning van daar de Midianieten ten minste te helpen vervolgen. De tweede mening heeft de meeste waarschijnlijkheid voor zich..

Vers 4

4. En de HEERE zei daarna tot Gideon: Nog is er volk te veel, er moet daarom nogmaals een afzondering plaats hebben, want de strijd moet alleen door mannen vanonvoorwaardelijk geloof in Mij (Isaiah 17:5) gevoerd worden; doe hen, de achtergebleven 10.000 afgaan naar het water, 1)naar de bron, die aan de voet van de hoogte vloeit (Judges 7:1), om daar te drinken, en Ik zal ze u aldaar beproeven, opdat gij niet door eigen keus zoudt mistasten; en het zal geschieden, van wie Ik tot u zeggen zal: Deze zal met u gaan, die zal met u trekken; maar al degenen, van wie Ik zeggen zal: Deze zal niet met u gaan, die zal niet trekken. 1)Hoogstwaarschijnlijk de zo even genoemde fontein Harod. Dat Gideon zijn leger naar die fontein of beek moet brengen, opdat de Heere ze aldaar zou beproeven, moest dienen om Gideon te tonen dat, waar God genadig zijn geloof had gesterkt door het wollen vlies, dat geloof nu ook heerlijk naar buiten moest treden en openbaar worden. Openbaar worden hierin, dat het standvastig bleef, ook als hem slechts 300 man van zijn leger door de Heere werd overgelaten..

De bron Dschalub bevat reeds in haar oorsprong zoveel water, dat zij spoedig een vijver van 40-50 voet in doorsnede vormt; uit deze vloeit een beek naar het oosten, zodat Gideons leger daar voldoende ruimte had om te drinken..

Vers 4

4. En de HEERE zei daarna tot Gideon: Nog is er volk te veel, er moet daarom nogmaals een afzondering plaats hebben, want de strijd moet alleen door mannen vanonvoorwaardelijk geloof in Mij (Isaiah 17:5) gevoerd worden; doe hen, de achtergebleven 10.000 afgaan naar het water, 1)naar de bron, die aan de voet van de hoogte vloeit (Judges 7:1), om daar te drinken, en Ik zal ze u aldaar beproeven, opdat gij niet door eigen keus zoudt mistasten; en het zal geschieden, van wie Ik tot u zeggen zal: Deze zal met u gaan, die zal met u trekken; maar al degenen, van wie Ik zeggen zal: Deze zal niet met u gaan, die zal niet trekken. 1)Hoogstwaarschijnlijk de zo even genoemde fontein Harod. Dat Gideon zijn leger naar die fontein of beek moet brengen, opdat de Heere ze aldaar zou beproeven, moest dienen om Gideon te tonen dat, waar God genadig zijn geloof had gesterkt door het wollen vlies, dat geloof nu ook heerlijk naar buiten moest treden en openbaar worden. Openbaar worden hierin, dat het standvastig bleef, ook als hem slechts 300 man van zijn leger door de Heere werd overgelaten..

De bron Dschalub bevat reeds in haar oorsprong zoveel water, dat zij spoedig een vijver van 40-50 voet in doorsnede vormt; uit deze vloeit een beek naar het oosten, zodat Gideons leger daar voldoende ruimte had om te drinken..

Vers 7

7. En de HEERE zei tot Gideon: Door deze driehonderd mannen, 1) die zich geen tijd hebben gegund om hun wapens af te leggen, maar brandende van oorlogsmoed (1 Corinthians 9:25vv.) slechts gedronken hebben, zal Ik u verlossen, en de Midianieten in uw hand geven; daarom 2) laat al dat volk, al die overige 9:700 man, weggaan, een ieder naar zijn plaats.

1) Reeds in het Oude Testament zien wij meermalen, wat in het Nieuwe doorgaans wordt geleerd, dat er wel velen geroepen, waar weinigen uitverkoren zijn. Het net van Gods Woord wordt in zee uitgeworpen, en allerlei en vele vissen worden gevangen, maar daarna worden zij uitgezocht en de onnutte weggeworpen. Zo ruim de prediking is, zo nauw is de toets, of wij er waarlijk door getrokken en geheiligd zijn. Verheugen wij ons dan over de onbekrompenheid van de vangst, maar zien wij met ernst en bezorgdheid op de uitlezing. Van Gideons mannen werden alleen de allerwakkerste genomen, en die het meer op hun gemak wilden nemen, werden weggezonden. De Heere wil wakkere mannen tot Zijn dienst, geen tragen, geen onverschilligen, geen lauwen. Het leger van tweeëndertig duizend versmolt tot op driehonderd man; maar pas toen was de kracht van de Heere daar. Welnu, de Heere make ook ons met die driehonderd mannen van Gideon een volk tot Zijn eer, en doe ons met de brandende fakkel van het Woord in onze hand, de duisternis van deze wereld verlichten, en met de bazuin van het Evangelie aan onze mond, al Gods vijanden overwinnen!.

De joodse uitlegg, door Raschi meegedeeld is deze: Gideon kon aan deze wijze van drinken de gewoonte van de mannen onderkennen. De afgodendienaars waren gewend voor hun afgodsbeelden knielend te bidden. Wat de gewoonte van de mannen was, was gemakkelijk op te merken toen zij bij de grote dorst bij het water kwamen. Volgens een Noor verhaal had een koningin met haar dienstmaagd van kleren verwisseld maar men bemerkte aan het drinken, wie de koningin niet was (Simrock 3:171). Zo erkent Gideon, dat deze 300 voor de Bal nooit geknield hebben; het zijn reine lieden en met hen doet God grote dingen. Bovendien is op te merken, dat het waterscheppen met de holle hand een slurpen genoemd wordt als van de hond met zijn holle tong. Aelianus (Hist. anim. 6:53) vertelt ons van honden, die uit vrees voor de krokodil, al voortlopende drinken. Die honden zijn niet het beeld van moedeloosheid, dit kan hier niet bedoeld zijn (Judges 7:3), maar van voorzichtigheid. Niet alleen de krokodillen van de Nijl waren begerig naar honden, maar ook anderen, ook de Midden-Amerikaanse (kaaiman genoemd) is het; ook in Cuba willen de honden niet uit rivieren drinken en vrezen de begerig opspringende vijand (Ofen. Naturgesch. VI 665). De krokodil is het beeld van de vijand, voor wie diegenen op hun hoede zijn, die niet drinken dat zij uit begeerte om de dorst te stillen, in zijn handen vallen. Daarbij komt het volgende: De heldendaad van de driehonderd is een overval over een slapende vijand. De oude verhalen van een dier, dat aan een hond gelijk is, dat de krokodil vijandig, zodra deze slaapt, in zijn muil valt en het in zijn ingewanden doodt. Zo brengt het kleinere dier de machtige vijand om door moed en onverschrokkenheid. Wie dus nooit aan de afgodendienst zich overgaf en in voorzichtigheid tegen de verleiding geleefd heeft, meester over zijn begeerten is, kan ondanks zijn zwakheid de vijand, hoe machtig ook, overvallen en overwinnen..

2) Eerst belooft de Heere aan Gideon, dat Hij door die driehonderd man Israël zal verlossen en dan geeft Hij hem bevel, om die overigen naar huis te zenden. Eerst de belofte en dan het bevel, niet omgekeerd, opdat Gideons geloof bevestigd zou worden, door hetgeen de Heere hem verzekerde..

Vers 7

7. En de HEERE zei tot Gideon: Door deze driehonderd mannen, 1) die zich geen tijd hebben gegund om hun wapens af te leggen, maar brandende van oorlogsmoed (1 Corinthians 9:25vv.) slechts gedronken hebben, zal Ik u verlossen, en de Midianieten in uw hand geven; daarom 2) laat al dat volk, al die overige 9:700 man, weggaan, een ieder naar zijn plaats.

1) Reeds in het Oude Testament zien wij meermalen, wat in het Nieuwe doorgaans wordt geleerd, dat er wel velen geroepen, waar weinigen uitverkoren zijn. Het net van Gods Woord wordt in zee uitgeworpen, en allerlei en vele vissen worden gevangen, maar daarna worden zij uitgezocht en de onnutte weggeworpen. Zo ruim de prediking is, zo nauw is de toets, of wij er waarlijk door getrokken en geheiligd zijn. Verheugen wij ons dan over de onbekrompenheid van de vangst, maar zien wij met ernst en bezorgdheid op de uitlezing. Van Gideons mannen werden alleen de allerwakkerste genomen, en die het meer op hun gemak wilden nemen, werden weggezonden. De Heere wil wakkere mannen tot Zijn dienst, geen tragen, geen onverschilligen, geen lauwen. Het leger van tweeëndertig duizend versmolt tot op driehonderd man; maar pas toen was de kracht van de Heere daar. Welnu, de Heere make ook ons met die driehonderd mannen van Gideon een volk tot Zijn eer, en doe ons met de brandende fakkel van het Woord in onze hand, de duisternis van deze wereld verlichten, en met de bazuin van het Evangelie aan onze mond, al Gods vijanden overwinnen!.

De joodse uitlegg, door Raschi meegedeeld is deze: Gideon kon aan deze wijze van drinken de gewoonte van de mannen onderkennen. De afgodendienaars waren gewend voor hun afgodsbeelden knielend te bidden. Wat de gewoonte van de mannen was, was gemakkelijk op te merken toen zij bij de grote dorst bij het water kwamen. Volgens een Noor verhaal had een koningin met haar dienstmaagd van kleren verwisseld maar men bemerkte aan het drinken, wie de koningin niet was (Simrock 3:171). Zo erkent Gideon, dat deze 300 voor de Bal nooit geknield hebben; het zijn reine lieden en met hen doet God grote dingen. Bovendien is op te merken, dat het waterscheppen met de holle hand een slurpen genoemd wordt als van de hond met zijn holle tong. Aelianus (Hist. anim. 6:53) vertelt ons van honden, die uit vrees voor de krokodil, al voortlopende drinken. Die honden zijn niet het beeld van moedeloosheid, dit kan hier niet bedoeld zijn (Judges 7:3), maar van voorzichtigheid. Niet alleen de krokodillen van de Nijl waren begerig naar honden, maar ook anderen, ook de Midden-Amerikaanse (kaaiman genoemd) is het; ook in Cuba willen de honden niet uit rivieren drinken en vrezen de begerig opspringende vijand (Ofen. Naturgesch. VI 665). De krokodil is het beeld van de vijand, voor wie diegenen op hun hoede zijn, die niet drinken dat zij uit begeerte om de dorst te stillen, in zijn handen vallen. Daarbij komt het volgende: De heldendaad van de driehonderd is een overval over een slapende vijand. De oude verhalen van een dier, dat aan een hond gelijk is, dat de krokodil vijandig, zodra deze slaapt, in zijn muil valt en het in zijn ingewanden doodt. Zo brengt het kleinere dier de machtige vijand om door moed en onverschrokkenheid. Wie dus nooit aan de afgodendienst zich overgaf en in voorzichtigheid tegen de verleiding geleefd heeft, meester over zijn begeerten is, kan ondanks zijn zwakheid de vijand, hoe machtig ook, overvallen en overwinnen..

2) Eerst belooft de Heere aan Gideon, dat Hij door die driehonderd man Israël zal verlossen en dan geeft Hij hem bevel, om die overigen naar huis te zenden. Eerst de belofte en dan het bevel, niet omgekeerd, opdat Gideons geloof bevestigd zou worden, door hetgeen de Heere hem verzekerde..

Vers 8

8. En het volk, 1) die driehonderd mannen, namen de teerkost in hun hand, van de voorraad voor het gehele leger zoveel als zij voor zich zouden nodig hebben, en hun bazuinen, hun krijgshoornen, waarvan er ongeveer zo veel in het gehele leger waren, dat nu ieder zo'n verkrijgenkon (Judges 7:16), en hij liet al die andere mannen van Israël gaan, een ieder naar zijn tent; maar die driehonderd man, die God hem aangewezen had, behield hij. En hij had het leger van de Midianieten beneden in het dal van Jizreël.

1) In het Hebreeuws Wajekchoe eth tsedah ham. Letterlijk, zij namen de leeftocht van het volk. Cassel vertaalt alsof er stond: Zij namen de leeftocht van, d.i. uit handen van het volk. Bedoeling is, dat die driehonderd man van het volk, dat wegging, de leeftocht overnamen, tegelijk met de krijgshoornen, of bazuinen. Hoogstwaarschijnlijk waren er net zoveel bazuinen in het gehele leger, dat nu ieder van de driehonderd mannen n kon verkrijgen..

II. Judges 7:9-Judges 7:23. In de daarop volgende nacht beveelt de Heere aan Gideon in het leger van de vijanden af te dalen, na vooraf vergezeld door zijn wapendrager de staat van de zaken te onderzoeken. Hij doet dat, verneemt uit een afgeluisterd gesprek tussen twee op wacht staande soldaten, hoe de Midianieten ontmoedigd zijn. Hij volvoert nog dezelfde nacht met zijn 300 man een krijgslist, waardoor de vijanden zo verschrikt worden, dat zij naar twee zijden ijlings over de Jordaan de vlucht nemen.

Vers 8

8. En het volk, 1) die driehonderd mannen, namen de teerkost in hun hand, van de voorraad voor het gehele leger zoveel als zij voor zich zouden nodig hebben, en hun bazuinen, hun krijgshoornen, waarvan er ongeveer zo veel in het gehele leger waren, dat nu ieder zo'n verkrijgenkon (Judges 7:16), en hij liet al die andere mannen van Israël gaan, een ieder naar zijn tent; maar die driehonderd man, die God hem aangewezen had, behield hij. En hij had het leger van de Midianieten beneden in het dal van Jizreël.

1) In het Hebreeuws Wajekchoe eth tsedah ham. Letterlijk, zij namen de leeftocht van het volk. Cassel vertaalt alsof er stond: Zij namen de leeftocht van, d.i. uit handen van het volk. Bedoeling is, dat die driehonderd man van het volk, dat wegging, de leeftocht overnamen, tegelijk met de krijgshoornen, of bazuinen. Hoogstwaarschijnlijk waren er net zoveel bazuinen in het gehele leger, dat nu ieder van de driehonderd mannen n kon verkrijgen..

II. Judges 7:9-Judges 7:23. In de daarop volgende nacht beveelt de Heere aan Gideon in het leger van de vijanden af te dalen, na vooraf vergezeld door zijn wapendrager de staat van de zaken te onderzoeken. Hij doet dat, verneemt uit een afgeluisterd gesprek tussen twee op wacht staande soldaten, hoe de Midianieten ontmoedigd zijn. Hij volvoert nog dezelfde nacht met zijn 300 man een krijgslist, waardoor de vijanden zo verschrikt worden, dat zij naar twee zijden ijlings over de Jordaan de vlucht nemen.

Vers 9

9. En het geschiedde in dezelfde nacht, die op de dag volgde, waarop Gideon die twee maal herhaalde vermindering van zijn leger (Judges 7:2vv.) plaats had moeten doen hebben, dat de HEERE tot hem zei: Sta nog heden op, ga met de driehonderd heen in het leger van de Midianieten om hen aan te tasten, want Ik heb het in uw hand gegeven; 1)

1) Want Ik heb het in uw hand gegeven. Hiermee zinspeelt de Heere op Zijn raadsbesluit, volgens welke Hij besloten had de vijand in Gideons hand te geven. De Heere doet het, om Gideons geloof aan te wakkeren, opdat hij reeds te voren van de overwinning zeker zou zijn..

Vers 9

9. En het geschiedde in dezelfde nacht, die op de dag volgde, waarop Gideon die twee maal herhaalde vermindering van zijn leger (Judges 7:2vv.) plaats had moeten doen hebben, dat de HEERE tot hem zei: Sta nog heden op, ga met de driehonderd heen in het leger van de Midianieten om hen aan te tasten, want Ik heb het in uw hand gegeven; 1)

1) Want Ik heb het in uw hand gegeven. Hiermee zinspeelt de Heere op Zijn raadsbesluit, volgens welke Hij besloten had de vijand in Gideons hand te geven. De Heere doet het, om Gideons geloof aan te wakkeren, opdat hij reeds te voren van de overwinning zeker zou zijn..

Vers 10

10. Vreest gij dan nog af te gaan, omdat een zo kleine schare van strijders met u is, zo ga, begeef u eerst naar de vijandelijke voorposten, gij en Pura (= tak) uw jongen, uw wapendrager, naar 1) het leger. 1) Wordt Gideon in Judges 7:9 bevolen in het leger te gaan, om het te vernietigen, hier wordt hem toegestaan eerst nog tot aan het leger te gaan, om te weten te komen, hoe ontmoedigd reeds de vijand is, opdat hem alle moedbenemende vrees zou worden ontnomen. De Heere kent de zwakheid van Zijn volk, maar weet ook, wat zij nodig hebben, om Zijn bevel te gehoorzamen..

Vers 10

10. Vreest gij dan nog af te gaan, omdat een zo kleine schare van strijders met u is, zo ga, begeef u eerst naar de vijandelijke voorposten, gij en Pura (= tak) uw jongen, uw wapendrager, naar 1) het leger. 1) Wordt Gideon in Judges 7:9 bevolen in het leger te gaan, om het te vernietigen, hier wordt hem toegestaan eerst nog tot aan het leger te gaan, om te weten te komen, hoe ontmoedigd reeds de vijand is, opdat hem alle moedbenemende vrees zou worden ontnomen. De Heere kent de zwakheid van Zijn volk, maar weet ook, wat zij nodig hebben, om Zijn bevel te gehoorzamen..

Vers 11

11. En gij zult bij die verspieding horen, wat zij onder elkaar zullen spreken en daaruit de stemming van de vijanden leren kennen, en daarna zullen uw handen gesterkt worden, dat gij gaan zult in het leger, want gij zult horen, dat zij moedeloos en versaagd zijn; zo zal uw vrees worden weggenomen. Toen ging hij met Pura, zijn jongen, tot het uiterste van de schildwachten1) die in het leger waren, tot aan de voorposten van de Midianieten.

1) Tot het uiterste van de schildwachten, d.i. tot aan de voorposten van het leger. Die voorposten bestonden echter in dit geval niet alleen uit soldaten, zoals bij een gewoon leger het geval is, maar uit verschillende tenten, waarin ook de vrouwen en kinderen vertoefden. Zij hadden toch ook deze bij hen, zoals duidelijk uit de geschiedenis is op te maken..

Vers 11

11. En gij zult bij die verspieding horen, wat zij onder elkaar zullen spreken en daaruit de stemming van de vijanden leren kennen, en daarna zullen uw handen gesterkt worden, dat gij gaan zult in het leger, want gij zult horen, dat zij moedeloos en versaagd zijn; zo zal uw vrees worden weggenomen. Toen ging hij met Pura, zijn jongen, tot het uiterste van de schildwachten1) die in het leger waren, tot aan de voorposten van de Midianieten.

1) Tot het uiterste van de schildwachten, d.i. tot aan de voorposten van het leger. Die voorposten bestonden echter in dit geval niet alleen uit soldaten, zoals bij een gewoon leger het geval is, maar uit verschillende tenten, waarin ook de vrouwen en kinderen vertoefden. Zij hadden toch ook deze bij hen, zoals duidelijk uit de geschiedenis is op te maken..

Vers 13

13. Toen nu Gideon met zijn wapendrager aan de voorposten aankwam (Judges 7:11), ziet, zo was er een man van de op wacht geplaatste krijgslieden, die zijn metgezel een droom vertelde, die hij gehad had, voordat hij op wacht geplaatst was, en hij zei: Zie, ik heb een droom gedroomd, en zie, een geroosterd, een op hete as gebakken gerstenbrood wentelde zich als een rollend wagenrad van de hoogte af in het leger van de Midianieten, en het kwam tot aan de tent 1) van de veldheer van het leger, en sloeg haar, dat zij viel, en keerde haar om, het onderste boven, dat de tent er vernietigd tegen de grond lag. 2)

1) In het Hebreeuws Al-Hahee), tot aan de tent. Omdat het lidwoord erbij staat, moet hier zonder twijfel aan de tent van de veldheer gedacht worden..

2) Het was genoeg, om Gideon te doen schrikken en beven, wanneer hij, mogelijk bij maanlicht, ontdekte de ontzaglijke menigte van de vijand. Dit was zeker geen opbeurend gezicht, maar hij hoorde zaken, die hem tot een zeer goed voorteken verstrekten, en zodra hij die gehoord had, keerde hij terug, veronderstellende dat hij nu had verstaan, datgene, waartoe God hem daarheen gezonden had (Jud 7:13)..

Middelen en doeleinden werken samen. Gideon moest een nieuwe aanmoediging hebben, en nu liet God de Midianitische man die droom dromen, opdat Gideon, als hij deze gehoord had, met volkomen vertrouwen op zijn God de strijd zou beginnen..

Vers 13

13. Toen nu Gideon met zijn wapendrager aan de voorposten aankwam (Judges 7:11), ziet, zo was er een man van de op wacht geplaatste krijgslieden, die zijn metgezel een droom vertelde, die hij gehad had, voordat hij op wacht geplaatst was, en hij zei: Zie, ik heb een droom gedroomd, en zie, een geroosterd, een op hete as gebakken gerstenbrood wentelde zich als een rollend wagenrad van de hoogte af in het leger van de Midianieten, en het kwam tot aan de tent 1) van de veldheer van het leger, en sloeg haar, dat zij viel, en keerde haar om, het onderste boven, dat de tent er vernietigd tegen de grond lag. 2)

1) In het Hebreeuws Al-Hahee), tot aan de tent. Omdat het lidwoord erbij staat, moet hier zonder twijfel aan de tent van de veldheer gedacht worden..

2) Het was genoeg, om Gideon te doen schrikken en beven, wanneer hij, mogelijk bij maanlicht, ontdekte de ontzaglijke menigte van de vijand. Dit was zeker geen opbeurend gezicht, maar hij hoorde zaken, die hem tot een zeer goed voorteken verstrekten, en zodra hij die gehoord had, keerde hij terug, veronderstellende dat hij nu had verstaan, datgene, waartoe God hem daarheen gezonden had (Jud 7:13)..

Middelen en doeleinden werken samen. Gideon moest een nieuwe aanmoediging hebben, en nu liet God de Midianitische man die droom dromen, opdat Gideon, als hij deze gehoord had, met volkomen vertrouwen op zijn God de strijd zou beginnen..

Vers 14

14. En zijn metgezel antwoordde en zei: Dit gerstenbrood, waarvan gij gedroomd hebt is niet anders, dan het zwaard van Gideon, de zoon van Joas, de Israëlitische man, die met zijn leger zich tegenover ons gelegerd heeft; God heeft, zoals hieruit duidelijk blijkt, de Midianieten en dit gehele leger in zijn hand gegeven.

Het was voor de Midianieten geen geheim meer, dat de Heere tot Zijn volk was teruggekeerd; de bange vrees in hun harten voorspelde het hun; zelfs openbaarde die vrees zich in hun dromen. (Leonidas, zo bericht Plutarchus, heeft v r de slag bij Thermopyle het toekomstig lot van Griekenland en van Thebe gedroomd. Xerxes droomde v r zijn tocht naar Griekenland, en Gustaaf Adolf zal v r de slag bij Leipzig gedroomd hebben, dat hij zich in een tweestrijd met Tilly bevond) Zeer juist is het beeld van een gerstenbrood. Arme Bedoeïenen vergenoegen zich nog heden met gerstenbrood, dat zij in geitenvet dopen. De Arabieren in de woestijn nemen, zoals Niebuhr beschrijft, een ronde klomp deeg, leggen die in hete kolen, en bedekken die daarmee, totdat die gebakken is. Dan doen zij de as eraf en eten het. Zo waren Israël en Gideon, die vanwege de overmacht van de vijanden niets meer te eten hadden, terwijl het tevens de geringe afkomst van Gideon aanduidt en de geringheid van zijn leger. "In het Evangelie waren het ook juist gerstenbroden, die door de Heere vermeerderd werden. Het was een geroosterd gerstenbrood, geroosterd aan het vuur van ootmoed, geroosterd in allerlei duistere wegen van zware aanvechting en klein gemaakt door het ontnemen van alle vleselijke steunsels.".

Wij hebben ook een brood, dat van de Hemel gekomen is en aan de wereld het leven geeft, dat is onze Heere Jezus Christus, ook zonder heerlijkheid als Gideon; maar dit hemelbrood, geroosterd aan het hout van het kruis in het vuur van de toorn en van de liefde van God, heeft het leger van de satan omgekeerd en verwoest. En wanneer wij tot diegenen behoren, die kunnen zeggen: "Het is mijn enige troost in leven en sterven, dat ik met lichaam en ziel beide in leven en sterven, niet mij, maar mijn getrouwe Zaligmaker eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft", dan weten wij ook, dat ons geloof de overwinning is, die de wereld overwonnen heeft. Al is het leger van de satan, dat tegen ons strijdt, ook nog zo groot, wij weten dat wij in Hem overwinnen, ja wij planten reeds hiermee in het dal van strijd de overwinningsbanier: want de overwinning van het hoofd is die van de leden; daarom kan de duivel met al zijn list en al zijn macht ons geen schade doen..

Het was een geroosterd gerstenbrood: het had de proef doorstaan, het was door het vuur gegaan, en daardoor tot n brood, tot n geheel geworden. Gideon was met zijn leger ten nauwste verbonden en als tot n man geworden. De gelovigen moeten zich verenigen, niet afscheiden. Of zullen wij ons maken tot twee of nog meerdere broden? De schildwacht sprak van het zwaard van Gideon, en toch zou Gideon noch zijn volk een zwaard opheffen. Zo hebben wij door het geloof geestelijk, wat wij stoffelijk niet hebben, of z wordt datgene, waarin geen kracht is, in onze hand tot een zwaard gemaakt..

Vers 14

14. En zijn metgezel antwoordde en zei: Dit gerstenbrood, waarvan gij gedroomd hebt is niet anders, dan het zwaard van Gideon, de zoon van Joas, de Israëlitische man, die met zijn leger zich tegenover ons gelegerd heeft; God heeft, zoals hieruit duidelijk blijkt, de Midianieten en dit gehele leger in zijn hand gegeven.

Het was voor de Midianieten geen geheim meer, dat de Heere tot Zijn volk was teruggekeerd; de bange vrees in hun harten voorspelde het hun; zelfs openbaarde die vrees zich in hun dromen. (Leonidas, zo bericht Plutarchus, heeft v r de slag bij Thermopyle het toekomstig lot van Griekenland en van Thebe gedroomd. Xerxes droomde v r zijn tocht naar Griekenland, en Gustaaf Adolf zal v r de slag bij Leipzig gedroomd hebben, dat hij zich in een tweestrijd met Tilly bevond) Zeer juist is het beeld van een gerstenbrood. Arme Bedoeïenen vergenoegen zich nog heden met gerstenbrood, dat zij in geitenvet dopen. De Arabieren in de woestijn nemen, zoals Niebuhr beschrijft, een ronde klomp deeg, leggen die in hete kolen, en bedekken die daarmee, totdat die gebakken is. Dan doen zij de as eraf en eten het. Zo waren Israël en Gideon, die vanwege de overmacht van de vijanden niets meer te eten hadden, terwijl het tevens de geringe afkomst van Gideon aanduidt en de geringheid van zijn leger. "In het Evangelie waren het ook juist gerstenbroden, die door de Heere vermeerderd werden. Het was een geroosterd gerstenbrood, geroosterd aan het vuur van ootmoed, geroosterd in allerlei duistere wegen van zware aanvechting en klein gemaakt door het ontnemen van alle vleselijke steunsels.".

Wij hebben ook een brood, dat van de Hemel gekomen is en aan de wereld het leven geeft, dat is onze Heere Jezus Christus, ook zonder heerlijkheid als Gideon; maar dit hemelbrood, geroosterd aan het hout van het kruis in het vuur van de toorn en van de liefde van God, heeft het leger van de satan omgekeerd en verwoest. En wanneer wij tot diegenen behoren, die kunnen zeggen: "Het is mijn enige troost in leven en sterven, dat ik met lichaam en ziel beide in leven en sterven, niet mij, maar mijn getrouwe Zaligmaker eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft", dan weten wij ook, dat ons geloof de overwinning is, die de wereld overwonnen heeft. Al is het leger van de satan, dat tegen ons strijdt, ook nog zo groot, wij weten dat wij in Hem overwinnen, ja wij planten reeds hiermee in het dal van strijd de overwinningsbanier: want de overwinning van het hoofd is die van de leden; daarom kan de duivel met al zijn list en al zijn macht ons geen schade doen..

Het was een geroosterd gerstenbrood: het had de proef doorstaan, het was door het vuur gegaan, en daardoor tot n brood, tot n geheel geworden. Gideon was met zijn leger ten nauwste verbonden en als tot n man geworden. De gelovigen moeten zich verenigen, niet afscheiden. Of zullen wij ons maken tot twee of nog meerdere broden? De schildwacht sprak van het zwaard van Gideon, en toch zou Gideon noch zijn volk een zwaard opheffen. Zo hebben wij door het geloof geestelijk, wat wij stoffelijk niet hebben, of z wordt datgene, waarin geen kracht is, in onze hand tot een zwaard gemaakt..

Vers 15

15. En het geschiedde, toen Gideon de vertelling van deze droom en de uitleg daarvan uit de mond van de beide Midianieten hoorde, zo aanbad 1) hij, vol blijde dank voor de Heere, die hem niet alleen een blik in de moedeloosheid van de vijanden, maar ook in hun zekere nederlaag gegeven had, en hij keerde terug tot het leger van Israël, zijnde driehonderd mannen, en zei: Maakt u aanstonds op, want de HEERE heeft, zoals Hij mij zo-evendoor een nieuw teken heeft bekend gemaakt, het leger van de Midianieten in uw hand gegeven. 2)

1) God komt alleen de eer toe van alles wat tot aanmoediging en opwekking van ons geloof verstrekt, en Zijn Voorzienigheid moet erkend worden in zulke gebeurtenissen, die, ofschoon gering en toevallig schijnende te wezen, echter bij de uitkomst bleken, ons van groot nut en dienst te zijn (Jud 7:15).. 2) Hieruit zien wij, dat, wat deze zaak betreft, Gideons geloof volmaakt is geworden. Hij neemt de zaak aan, alsof zij reeds heeft plaats gehad. Dit is de ware aard van het geloof, en maakt zijn wezen uit, als een bewijs van de zaken, die men niet ziet..

Vers 15

15. En het geschiedde, toen Gideon de vertelling van deze droom en de uitleg daarvan uit de mond van de beide Midianieten hoorde, zo aanbad 1) hij, vol blijde dank voor de Heere, die hem niet alleen een blik in de moedeloosheid van de vijanden, maar ook in hun zekere nederlaag gegeven had, en hij keerde terug tot het leger van Israël, zijnde driehonderd mannen, en zei: Maakt u aanstonds op, want de HEERE heeft, zoals Hij mij zo-evendoor een nieuw teken heeft bekend gemaakt, het leger van de Midianieten in uw hand gegeven. 2)

1) God komt alleen de eer toe van alles wat tot aanmoediging en opwekking van ons geloof verstrekt, en Zijn Voorzienigheid moet erkend worden in zulke gebeurtenissen, die, ofschoon gering en toevallig schijnende te wezen, echter bij de uitkomst bleken, ons van groot nut en dienst te zijn (Jud 7:15).. 2) Hieruit zien wij, dat, wat deze zaak betreft, Gideons geloof volmaakt is geworden. Hij neemt de zaak aan, alsof zij reeds heeft plaats gehad. Dit is de ware aard van het geloof, en maakt zijn wezen uit, als een bewijs van de zaken, die men niet ziet..

Vers 16

16. En hij deelde de driehonderd man in drie hopen, elk van honderd; en hij gaf iedere man een bazuin in zijn hand, en evenzo aan ieder lege kruiken, waarin de voorraad voor het gehele leger (Judges 7:8) bewaard was geweest, en fakkels in het midden van de kruiken, 1) opdat deze zolang zouden bedekt blijven, totdat men het leger van de vijanden omsingeld had.

1) Duidelijk blijkt hieruit, dat Gideon, door God geroepen, ook met de Geest van wijsheid en verstand was begaafd. Want toch, die fakkels moesten in de kruiken verborgen blijven, opdat ze door de Midianieten niet werden gezien, maar straks moesten ze dienen, n om de Israëlieten van licht te voorzien, n om de vijand een indruk te geven van de buitengewone getalsterkte van de Israëlieten..

Vers 16

16. En hij deelde de driehonderd man in drie hopen, elk van honderd; en hij gaf iedere man een bazuin in zijn hand, en evenzo aan ieder lege kruiken, waarin de voorraad voor het gehele leger (Judges 7:8) bewaard was geweest, en fakkels in het midden van de kruiken, 1) opdat deze zolang zouden bedekt blijven, totdat men het leger van de vijanden omsingeld had.

1) Duidelijk blijkt hieruit, dat Gideon, door God geroepen, ook met de Geest van wijsheid en verstand was begaafd. Want toch, die fakkels moesten in de kruiken verborgen blijven, opdat ze door de Midianieten niet werden gezien, maar straks moesten ze dienen, n om de Israëlieten van licht te voorzien, n om de vijand een indruk te geven van de buitengewone getalsterkte van de Israëlieten..

Vers 17

17. En hij zei tot hen: Kijk naar mij en doet alzo, 1) zoals ik bij het optrekken doen zal, namelijk dat gij in de rechterhand de bazuinen en in de linker de door de kruiken bedekte fakkels houdt; en ziet, als ik zal komen aan het uiterste van het leger, zo zal het gebeuren, zoals ik zal doen, alzo zult gij doen.

1) Een verkorte uitdrukking van het bevel: Wat gij ziet, dat ik doe, handel gij ook alzo..

Vers 17

17. En hij zei tot hen: Kijk naar mij en doet alzo, 1) zoals ik bij het optrekken doen zal, namelijk dat gij in de rechterhand de bazuinen en in de linker de door de kruiken bedekte fakkels houdt; en ziet, als ik zal komen aan het uiterste van het leger, zo zal het gebeuren, zoals ik zal doen, alzo zult gij doen.

1) Een verkorte uitdrukking van het bevel: Wat gij ziet, dat ik doe, handel gij ook alzo..

Vers 18

18. Als ik met de bazuin zal blazen, ik en allen, die met mij in dezelfde afdeling (Judges 7:16) zijn, dan zult gij in de beide andere afdelingen ook met debazuin blazen, rondom het gehele leger, gij zult de kruiken in stukken slaan, zodat de fakkels plotseling haar licht verspreiden, 1)en gij zult zeggen, gij zult het krijgsgeschreeuw aanheffen: Voor de HEERE en voor Gideon. 2)

1) Wat men in het geloof doet, doet men niet in wanorde en zonder voorzorg; nee, Gideon bleef aan de middelen gebonden. Het geraas van de brekende kruiken, het plotselinge licht en het geschal van de even zo vele bazuinen, moest het vijandelijk leger verschrikken, verblinden en in verwarring brengen. Liefelijke overeenkomsten opnieuw met de geestelijke dingen van God. Gideon liet de fakkels in aarden kruiken dragen, en daarna de kruiken in stukken slaan, om de ontstoken fakkels heinde en ver haar licht te laten verspreiden. Ook de gelovigen dragen het licht van de Heilige Geest, de schat van het woord in aarden vaten, eerst alleen aan henzelf bekend en verborgen voor de vijand, in zwakheid en toch met kracht. Trouwens, als God een verlossing door ons wil geven, dan omzwachtelt Hij haar met ellende en uiterlijke vrees, zodat zelfs de vromen het hoofd bekommerd over ons schudden; ja, zo wordt de fakkel aanvankelijk verborgen, om pas op zijn tijd, met verbreking van ons zelf, tevoorschijn gebracht en ontstoken te worden, om dan alom haar licht te verspreiden. en bij dat licht de vijand te overwinnen..

2) Hij wil hierdoor uitdrukken: "De overwinning is ons; want wij strijden voor de eer van de Heere, en voor Gideon, die Hij tot Zijn werktuig verkoren heeft." Gideon handelt hier door ingeving van de Heere, daarom mag zijn list niet zonder meer met gelijke ondernemingen, als bijv. van Hannibal, toen hij door Fabius Maximus ingesloten was. (Plut. Fab. Max. ep.6) vergeleken worden; daarentegen mag met het volste recht bij dit veldgeschreeuw geplaatst worden het wachtwoord, dat Gustaaf Adolf in de slag bij Breitelfeld (1631) en bij Ltzen (1632) gaf: "God met ons"..

Gideon durft zijn naam naast die van God te noemen, omdat God hem tot het voeren van Zijn oorlogen gesteld had. Zo mogen ook wij zeggen: "Voor God en voor Oranje" op grond van de verkiezing van God, waardoor het Hem behaagd heeft dat vorstenhuis af te zonderen, in het bloed van de martelaren te vestigen en kracht te geven tegen de vijand..

Het zwaard van de Heere is alles in allen tot uitwerking van de goede uitslag van het zwaard van Gideon, maar desalniettemin moet Gideons zwaard mede gebezigd worden. De mensen als de werktuigen en God als hoofdoorzaak en Werkmeester moeten beiden in hun betrekking in acht worden genomen, maar zo, dat de mensen, zelfs de grootste en de beste, steeds in aanmerking komen als ondergeschikt en onderworpen aan God. Het leger van de Midianieten moest enkel en alleen door verschrikkingen vernield worden en deze zijn in het bijzonder het zwaard van de Heere (Jud 7:18)..

Vers 18

18. Als ik met de bazuin zal blazen, ik en allen, die met mij in dezelfde afdeling (Judges 7:16) zijn, dan zult gij in de beide andere afdelingen ook met debazuin blazen, rondom het gehele leger, gij zult de kruiken in stukken slaan, zodat de fakkels plotseling haar licht verspreiden, 1)en gij zult zeggen, gij zult het krijgsgeschreeuw aanheffen: Voor de HEERE en voor Gideon. 2)

1) Wat men in het geloof doet, doet men niet in wanorde en zonder voorzorg; nee, Gideon bleef aan de middelen gebonden. Het geraas van de brekende kruiken, het plotselinge licht en het geschal van de even zo vele bazuinen, moest het vijandelijk leger verschrikken, verblinden en in verwarring brengen. Liefelijke overeenkomsten opnieuw met de geestelijke dingen van God. Gideon liet de fakkels in aarden kruiken dragen, en daarna de kruiken in stukken slaan, om de ontstoken fakkels heinde en ver haar licht te laten verspreiden. Ook de gelovigen dragen het licht van de Heilige Geest, de schat van het woord in aarden vaten, eerst alleen aan henzelf bekend en verborgen voor de vijand, in zwakheid en toch met kracht. Trouwens, als God een verlossing door ons wil geven, dan omzwachtelt Hij haar met ellende en uiterlijke vrees, zodat zelfs de vromen het hoofd bekommerd over ons schudden; ja, zo wordt de fakkel aanvankelijk verborgen, om pas op zijn tijd, met verbreking van ons zelf, tevoorschijn gebracht en ontstoken te worden, om dan alom haar licht te verspreiden. en bij dat licht de vijand te overwinnen..

2) Hij wil hierdoor uitdrukken: "De overwinning is ons; want wij strijden voor de eer van de Heere, en voor Gideon, die Hij tot Zijn werktuig verkoren heeft." Gideon handelt hier door ingeving van de Heere, daarom mag zijn list niet zonder meer met gelijke ondernemingen, als bijv. van Hannibal, toen hij door Fabius Maximus ingesloten was. (Plut. Fab. Max. ep.6) vergeleken worden; daarentegen mag met het volste recht bij dit veldgeschreeuw geplaatst worden het wachtwoord, dat Gustaaf Adolf in de slag bij Breitelfeld (1631) en bij Ltzen (1632) gaf: "God met ons"..

Gideon durft zijn naam naast die van God te noemen, omdat God hem tot het voeren van Zijn oorlogen gesteld had. Zo mogen ook wij zeggen: "Voor God en voor Oranje" op grond van de verkiezing van God, waardoor het Hem behaagd heeft dat vorstenhuis af te zonderen, in het bloed van de martelaren te vestigen en kracht te geven tegen de vijand..

Het zwaard van de Heere is alles in allen tot uitwerking van de goede uitslag van het zwaard van Gideon, maar desalniettemin moet Gideons zwaard mede gebezigd worden. De mensen als de werktuigen en God als hoofdoorzaak en Werkmeester moeten beiden in hun betrekking in acht worden genomen, maar zo, dat de mensen, zelfs de grootste en de beste, steeds in aanmerking komen als ondergeschikt en onderworpen aan God. Het leger van de Midianieten moest enkel en alleen door verschrikkingen vernield worden en deze zijn in het bijzonder het zwaard van de Heere (Jud 7:18)..

Vers 20

20. Alzo bliezen, omdat de beide andere troepen op twee andere plaatsen het vijandelijk leger genaderd waren, en volgens Gideons bevel hetzelfde deden, de drie hopen met de bazuinen, en braken de kruiken; en zij hielden met hun linkerhand de fakkels en met hun rechterhand de bazuinen om te blazen; en zij riepen: Het zwaard van de HEERE, en van Gideon! 1)

1) Niet onwaarschijnlijk staat deze uitroep in verband met de droom en de verklaring ervan, die Gideon in het vijandelijke leger had gehoord. Opdat echter niet hij, maar God alleen de eer zou ontvangen, laat hij uitroepen: Het zwaard van de Heere en van Gideon, omdat hij slechts een werktuig is in de hand van de Heere..

Door deze woorden wordt Gideon niet op gelijke lijn met God gesteld. Het woord heeft de betekenis: "en wel door Gideon," omdat hij de zichtbare drager van Gods zwaard is..

Vers 20

20. Alzo bliezen, omdat de beide andere troepen op twee andere plaatsen het vijandelijk leger genaderd waren, en volgens Gideons bevel hetzelfde deden, de drie hopen met de bazuinen, en braken de kruiken; en zij hielden met hun linkerhand de fakkels en met hun rechterhand de bazuinen om te blazen; en zij riepen: Het zwaard van de HEERE, en van Gideon! 1)

1) Niet onwaarschijnlijk staat deze uitroep in verband met de droom en de verklaring ervan, die Gideon in het vijandelijke leger had gehoord. Opdat echter niet hij, maar God alleen de eer zou ontvangen, laat hij uitroepen: Het zwaard van de Heere en van Gideon, omdat hij slechts een werktuig is in de hand van de Heere..

Door deze woorden wordt Gideon niet op gelijke lijn met God gesteld. Het woord heeft de betekenis: "en wel door Gideon," omdat hij de zichtbare drager van Gods zwaard is..

Vers 21

21. En zij, de kinderen van Israël, stonden een ieder op zijn plaats, rondom het leger, 1)niemand van de 300 mannen week een voetstap van zijn plaats, zij bleven stilstaan zonder het zwaard te trekken, alsof zij alleen fakkeldragers waren, om het leger op de weg toe te lichten. Toen liep het gehele leger van de vijanden, en zij schreeuwden van angst en vluchtten.

1) Geen zwaardslag werd gehoord, alleen het bazuingeschal. Teken van de overwinning, eer nog een vijand verslagen was. Groot is dan ook de schrik, die de vijand bevangt. Want toch eigenlijk staat er: het gehele leger liep, wat zeggen wil, dat ten gevolge van dat onverwachts alarm en dat voor hen onverklaarbaar licht er een lopen en draven door elkaar heen plaats vond, dat eindigde in een algemene vlucht, om het vege lijf te redden. Het was een en al verwarring, zodat door de bijzondere besturing van God, de ene Midianiet de andere voor een vijand aanzag en hem doodde. De schrik had hen niet alleen verlamd, maar ook verblind.. 22. Toen de driehonderd stil op hun plaatsen staande, met de bazuinen bliezen, a) zo zette de HEERE, die in deze strijd de enige strijder wilde zijn, (Judges 7:2) het zwaard van de een tegen de ander. 1) Ieder sloeg degene, die hij voor zich zag, omdat in de algemene verwarring en in het duistere van de nacht, de Midianiet niet eens vriend en vijand kon onderscheiden, maar in de mening, dat de kinderen van Israël reeds binnen in hun leger waren, slechts bedacht was, om zijn leven te verdedigen; daardoor ontstond een bloedbad, dat zij onder elkaar aanrichtten, en dat in het gehele leger; en het leger vluchtte 1) tot Beth-sitta toe (= Acaciënstad, of dezelfde plaats als Beth-sean, of toch in de nabijheid daarvan gelegen); hier vluchtte een gedeelte over deJordaan (8:4 8:4); het grootste gedeelte daarentegen vluchtte naar Tserdath 2) (= verkoeling) tot aan de grens van het aan de westelijke oever van de Jordaan gelegen Abel-Mehla (= vlakte voor de dans) (1 Kings 19:16), boven het enigszins zuidelijker gelegen, maar overigens onbekende Tabbath3) (= beroemd).

a) Psalms 83:10

1) Het leger vluchtte tot Beth-sitta toe naar Tserdath, tot aan de grens van Abel-Mehla, boven Tabbath. Geen van deze vier plaatsen zijn met zekerheid bekend. Abel-Mehla echter, zoals de naamovereenkomst schijnt aan te duiden, moet ergens in Wadi-Maleh (of Melha) hebben gelegen. Hiëronymus plaatst het 10 Romeinse mijl ten zuiden van Beth-sean. Volgens deze opgave zou Churbet-es-Sjouk wel met de ligging van Abel-Mehla overeenkomen..

Maar ik kan hier slechts gissen, zoals ook Tabbath's identificatie met Tamoun niets meer dan een gissing is. Zoveel schijnt mij echter zeker toe, dat het Midianitische leger deels door de wadi ten oosten van Tamoun, maar vooral door Wadi-Melha of Maleh gevlucht is, de weg op naar Sukkoth, waar Gideon hen achtervolgde aan de overzijde van de Jordaan. De veren of doorwaadbare plaatsen van de Jordaan, die de Midianieten benomen werden tot aan Beth-bara, zijn ongetwijfeld de plaatsen geweest, waar men de rivier ook nog heden ten dage oversteekt, ten oosten en ten noordoosten van de uitgang van Wadi-Maleh.

2) Misschien hetzelfde als Sarthan (Joshua 3:16; 1 Kings 4:12; 1 Kings 7:46 Zareda (1 Koningen .11:26), dan moet het verder noordelijk tussen Beth-sean en Abel-Mehla gelegen hebben, wat ook v.Raumer aanneemt..

3) Het ontbreekt in de geschiedenis van de andere volken niet aan dergelijke krijgslisten van moedige veldheren. Tacitus spreekt daarover: (Annal. 1:68. 4) "De vijand, die aan weinig of halfgewapende tegenstanders denkt, wordt licht trompetgeklank en wapenglans (sonus tubarum, fulgor armorum) ten verderve; het verlies is des te groter, naarmate het onverwacht is (cadant ut rebis secundis avidi, ita adversis incauti.)" Zo verschrikte de Romein Municus Rufus de Scordiskers daardoor, dat hij van alle kanten van de berg trompetten liet klinken, die, tegen de rotsen weergalmende, schrik en vrees verbreidden. (Frontin. Stratagem. II. 3). Een zelfde krijgslist verschrikte de inwoners van Heraeon in Achaja, toen Diotas hen belegerde. Zulke overvallen noemden de ouden Panische schrik, omdat Pan met zijn hoornen de vijanden van Dionysus op de vlucht geslagen had (cf. Polyaen 1, 2). De verschrikking die over Midian kwam was echter in waarheid een verschrikking van God. 23. Toen werden de mannen van Israël bijeengeroepen, uit Nafthali en uit Aser, uit Zebulon en uit heel Manasse, die vroeger (6:35) de oproep van Gideon gevolgd, maar later (7:2vv.)door hem op Gods bevel teruggezonden en nog op hun terugweg waren; en zij jaagden de Midianieten achterna, opdat zij niet, van de schrik bekomen, zouden terugkeren, maar geheel en al zouden worden vernietigd.1)

1) Gideon liet hen roepen, om mede te vervolgen; hij deed dit om de jaloersheid weg te nemen en de eenheid onder Israël te bewaren. De genade leert zoeken, wat van de ander is, en beijvert zich door bewijzen van vriendschap en liefde de haat en de vijandschap te voorkomen..

III. Judges 7:24-Judges 7:8:21. De aan de westzijde van de Jordaan naar het zuiden gevluchte Midianieten laat Gideon door de Efraïmieten opvangen, hij zelf vervolgt degenen, die bij Beth-sean over de Jordaan gevlucht zijn. Op deze weg weigeren de burgers van Sukkoth en van Pnuël zijn afgemat leger de gevraagde voedingsmiddelen, waarom hij hen met een scherpe tuchtiging bedreigt; vervolgens ontmoet hij de Efraïmieten, die hem verwijten, dat hij hen niet aanstonds bij het begin van de onderneming heeft opgeroepen; hij echter weet hen tevreden te stellen. Hierna zoekt hij het vijandelijke leger te Karkor op, verslaat het en keert met twee gevangen Midianieten vorsten over Pnuël en Sukkoth terug. Hij volvoert vervolgens zijn bedreiging aan deze steden, en doodt, bij zijn aankomst te Ofra, de beide vorsten van de Midianieten.

Vers 21

21. En zij, de kinderen van Israël, stonden een ieder op zijn plaats, rondom het leger, 1)niemand van de 300 mannen week een voetstap van zijn plaats, zij bleven stilstaan zonder het zwaard te trekken, alsof zij alleen fakkeldragers waren, om het leger op de weg toe te lichten. Toen liep het gehele leger van de vijanden, en zij schreeuwden van angst en vluchtten.

1) Geen zwaardslag werd gehoord, alleen het bazuingeschal. Teken van de overwinning, eer nog een vijand verslagen was. Groot is dan ook de schrik, die de vijand bevangt. Want toch eigenlijk staat er: het gehele leger liep, wat zeggen wil, dat ten gevolge van dat onverwachts alarm en dat voor hen onverklaarbaar licht er een lopen en draven door elkaar heen plaats vond, dat eindigde in een algemene vlucht, om het vege lijf te redden. Het was een en al verwarring, zodat door de bijzondere besturing van God, de ene Midianiet de andere voor een vijand aanzag en hem doodde. De schrik had hen niet alleen verlamd, maar ook verblind.. 22. Toen de driehonderd stil op hun plaatsen staande, met de bazuinen bliezen, a) zo zette de HEERE, die in deze strijd de enige strijder wilde zijn, (Judges 7:2) het zwaard van de een tegen de ander. 1) Ieder sloeg degene, die hij voor zich zag, omdat in de algemene verwarring en in het duistere van de nacht, de Midianiet niet eens vriend en vijand kon onderscheiden, maar in de mening, dat de kinderen van Israël reeds binnen in hun leger waren, slechts bedacht was, om zijn leven te verdedigen; daardoor ontstond een bloedbad, dat zij onder elkaar aanrichtten, en dat in het gehele leger; en het leger vluchtte 1) tot Beth-sitta toe (= Acaciënstad, of dezelfde plaats als Beth-sean, of toch in de nabijheid daarvan gelegen); hier vluchtte een gedeelte over deJordaan (8:4 8:4); het grootste gedeelte daarentegen vluchtte naar Tserdath 2) (= verkoeling) tot aan de grens van het aan de westelijke oever van de Jordaan gelegen Abel-Mehla (= vlakte voor de dans) (1 Kings 19:16), boven het enigszins zuidelijker gelegen, maar overigens onbekende Tabbath3) (= beroemd).

a) Psalms 83:10

1) Het leger vluchtte tot Beth-sitta toe naar Tserdath, tot aan de grens van Abel-Mehla, boven Tabbath. Geen van deze vier plaatsen zijn met zekerheid bekend. Abel-Mehla echter, zoals de naamovereenkomst schijnt aan te duiden, moet ergens in Wadi-Maleh (of Melha) hebben gelegen. Hiëronymus plaatst het 10 Romeinse mijl ten zuiden van Beth-sean. Volgens deze opgave zou Churbet-es-Sjouk wel met de ligging van Abel-Mehla overeenkomen..

Maar ik kan hier slechts gissen, zoals ook Tabbath's identificatie met Tamoun niets meer dan een gissing is. Zoveel schijnt mij echter zeker toe, dat het Midianitische leger deels door de wadi ten oosten van Tamoun, maar vooral door Wadi-Melha of Maleh gevlucht is, de weg op naar Sukkoth, waar Gideon hen achtervolgde aan de overzijde van de Jordaan. De veren of doorwaadbare plaatsen van de Jordaan, die de Midianieten benomen werden tot aan Beth-bara, zijn ongetwijfeld de plaatsen geweest, waar men de rivier ook nog heden ten dage oversteekt, ten oosten en ten noordoosten van de uitgang van Wadi-Maleh.

2) Misschien hetzelfde als Sarthan (Joshua 3:16; 1 Kings 4:12; 1 Kings 7:46 Zareda (1 Koningen .11:26), dan moet het verder noordelijk tussen Beth-sean en Abel-Mehla gelegen hebben, wat ook v.Raumer aanneemt..

3) Het ontbreekt in de geschiedenis van de andere volken niet aan dergelijke krijgslisten van moedige veldheren. Tacitus spreekt daarover: (Annal. 1:68. 4) "De vijand, die aan weinig of halfgewapende tegenstanders denkt, wordt licht trompetgeklank en wapenglans (sonus tubarum, fulgor armorum) ten verderve; het verlies is des te groter, naarmate het onverwacht is (cadant ut rebis secundis avidi, ita adversis incauti.)" Zo verschrikte de Romein Municus Rufus de Scordiskers daardoor, dat hij van alle kanten van de berg trompetten liet klinken, die, tegen de rotsen weergalmende, schrik en vrees verbreidden. (Frontin. Stratagem. II. 3). Een zelfde krijgslist verschrikte de inwoners van Heraeon in Achaja, toen Diotas hen belegerde. Zulke overvallen noemden de ouden Panische schrik, omdat Pan met zijn hoornen de vijanden van Dionysus op de vlucht geslagen had (cf. Polyaen 1, 2). De verschrikking die over Midian kwam was echter in waarheid een verschrikking van God. 23. Toen werden de mannen van Israël bijeengeroepen, uit Nafthali en uit Aser, uit Zebulon en uit heel Manasse, die vroeger (6:35) de oproep van Gideon gevolgd, maar later (7:2vv.)door hem op Gods bevel teruggezonden en nog op hun terugweg waren; en zij jaagden de Midianieten achterna, opdat zij niet, van de schrik bekomen, zouden terugkeren, maar geheel en al zouden worden vernietigd.1)

1) Gideon liet hen roepen, om mede te vervolgen; hij deed dit om de jaloersheid weg te nemen en de eenheid onder Israël te bewaren. De genade leert zoeken, wat van de ander is, en beijvert zich door bewijzen van vriendschap en liefde de haat en de vijandschap te voorkomen..

III. Judges 7:24-Judges 7:8:21. De aan de westzijde van de Jordaan naar het zuiden gevluchte Midianieten laat Gideon door de Efraïmieten opvangen, hij zelf vervolgt degenen, die bij Beth-sean over de Jordaan gevlucht zijn. Op deze weg weigeren de burgers van Sukkoth en van Pnuël zijn afgemat leger de gevraagde voedingsmiddelen, waarom hij hen met een scherpe tuchtiging bedreigt; vervolgens ontmoet hij de Efraïmieten, die hem verwijten, dat hij hen niet aanstonds bij het begin van de onderneming heeft opgeroepen; hij echter weet hen tevreden te stellen. Hierna zoekt hij het vijandelijke leger te Karkor op, verslaat het en keert met twee gevangen Midianieten vorsten over Pnuël en Sukkoth terug. Hij volvoert vervolgens zijn bedreiging aan deze steden, en doodt, bij zijn aankomst te Ofra, de beide vorsten van de Midianieten.

Vers 24

24. Ook zond Gideon, toen de Midianieten in de Judges 7:22 beschreven richting de vlucht genomen hadden, boden in het gehele gebergte van Efraïm, zeggende tot degenen, in wier macht het was, de vluchtelingen deovertocht over de Jordaan af te snijden: Komt af van uw gebergte de Midianieten tegemoet, en beneemt hun de wateren, bezet de wateren, die van de oostzijde van het gebergte in de Jordaan uitstorten, tot aan Beth-bara, (= huis van overtocht), te weten de Jordaan, opdat gij henzou kunnen neerhouwen, voordat zij de overzijde bereiken. Alzo werd elke man van Efraïm bijeen geroepen, en zij benamen hun de wateren tot aan Beth-bara, en de Jordaan.

Vers 24

24. Ook zond Gideon, toen de Midianieten in de Judges 7:22 beschreven richting de vlucht genomen hadden, boden in het gehele gebergte van Efraïm, zeggende tot degenen, in wier macht het was, de vluchtelingen deovertocht over de Jordaan af te snijden: Komt af van uw gebergte de Midianieten tegemoet, en beneemt hun de wateren, bezet de wateren, die van de oostzijde van het gebergte in de Jordaan uitstorten, tot aan Beth-bara, (= huis van overtocht), te weten de Jordaan, opdat gij henzou kunnen neerhouwen, voordat zij de overzijde bereiken. Alzo werd elke man van Efraïm bijeen geroepen, en zij benamen hun de wateren tot aan Beth-bara, en de Jordaan.

Vers 25

25. a) En zij vingen twee vorsten van de Midianieten, Oreb (= raaf) en Zeëb (= wolf) en doodden Oreb op de rotssteen, die naar hem de rots Oreb genoemd is (Isaiah 10:26) en Zeëb doodden zij in de perskuip, waarin hij zich verborgen had (Jud 6:11) en die vervolgens de perskuip van Zeëb 1) genoemd is; en zij vervolgden de Midianieten tot over de Jordaan; en zij brachten de hoofden van de beide gedode vorsten, Oreb en Zeëb, als overwinningsteken tot Gideon, die een andere afdeling van de Midianieten onder Zebah en Tsalmna, over de Jordaan 2) nagejaagd was (Jud 8:9).

a) Psalms 83:12 Isaiah 10:26

1) Opmerkelijk zijn deze beide namen; beide zijn vrienden van de woeste plaatsen, van slagvelden en verslagenen; ook bij andere volken waren het bijnamen van helden. De Arabieren noemen de raaf wegens zijn vergezellen van de karavanen Ebul-mirkal (vader van de snelle kameel) of Ibn-bersan (zoon van het rijpaard). Naast elkaar komen zij voor als aan Odin geheiligd. Raven en wolven waren ook aan Apollo gewijd. Bij de Arabieren dragen zij n naam: Ibnol-erdh, zoon van de aarde. Verscheidene plaatsen (bijv. Ravestein) dragen dergelijke namen; zelfs de Odyssea (13:406) kent een ravenrots in Ithaka..

2) Dit heeft pas plaats, nadat Gideon reeds over de Jordaan is gegaan, hetgeen in het volgende hoofdstuk (Judges 7:4vv.) nader bericht wordt, maar hier reeds wordt meegedeeld, omdat het in verband staat met het vangen en doden van genoemde koningen..

De plaatsen, hier in dit vers meegedeeld, zijn niet nader aan te duiden, maar moeten aan deze zijde van de Jordaan hebben gelegen, zoals duidelijk blijkt uit deze laatste woorden, waarin gezegd wordt, dat zij daarna de Midianieten nog verder vervolgden..

Vers 25

25. a) En zij vingen twee vorsten van de Midianieten, Oreb (= raaf) en Zeëb (= wolf) en doodden Oreb op de rotssteen, die naar hem de rots Oreb genoemd is (Isaiah 10:26) en Zeëb doodden zij in de perskuip, waarin hij zich verborgen had (Jud 6:11) en die vervolgens de perskuip van Zeëb 1) genoemd is; en zij vervolgden de Midianieten tot over de Jordaan; en zij brachten de hoofden van de beide gedode vorsten, Oreb en Zeëb, als overwinningsteken tot Gideon, die een andere afdeling van de Midianieten onder Zebah en Tsalmna, over de Jordaan 2) nagejaagd was (Jud 8:9).

a) Psalms 83:12 Isaiah 10:26

1) Opmerkelijk zijn deze beide namen; beide zijn vrienden van de woeste plaatsen, van slagvelden en verslagenen; ook bij andere volken waren het bijnamen van helden. De Arabieren noemen de raaf wegens zijn vergezellen van de karavanen Ebul-mirkal (vader van de snelle kameel) of Ibn-bersan (zoon van het rijpaard). Naast elkaar komen zij voor als aan Odin geheiligd. Raven en wolven waren ook aan Apollo gewijd. Bij de Arabieren dragen zij n naam: Ibnol-erdh, zoon van de aarde. Verscheidene plaatsen (bijv. Ravestein) dragen dergelijke namen; zelfs de Odyssea (13:406) kent een ravenrots in Ithaka..

2) Dit heeft pas plaats, nadat Gideon reeds over de Jordaan is gegaan, hetgeen in het volgende hoofdstuk (Judges 7:4vv.) nader bericht wordt, maar hier reeds wordt meegedeeld, omdat het in verband staat met het vangen en doden van genoemde koningen..

De plaatsen, hier in dit vers meegedeeld, zijn niet nader aan te duiden, maar moeten aan deze zijde van de Jordaan hebben gelegen, zoals duidelijk blijkt uit deze laatste woorden, waarin gezegd wordt, dat zij daarna de Midianieten nog verder vervolgden..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Judges 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/judges-7.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile