Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Tired of seeing ads while studying? Now you can enjoy an "Ads Free" version of the site for as little as 10¢ a day and support a great cause!
Click here to learn more!

Bible Commentaries
Numeri 15

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 15

Numbers 15:1.

ENIGE WETTEN NADER AANGEVULD OF NADER OMSCHREVEN EN DE ONTHEILIGING VAN DE SABBAT GESTRAFT.

I. Numbers 15:1-Numbers 15:31. Hier volgen enige bijzonderheden ter aanvulling van de op Sinaï gegeven wet. De eerste betreft de vereniging van de spijs- en drankoffers met de brand- en slachtoffers (Numbers 15:1-Numbers 15:16); de tweede een heffing van het brood, dat de Israëlieten in het land Kanan zullen eten (Numbers 15:17-Numbers 15:21); de derde geeft bepalingen omtrent zondoffers, waarbij men vergiffenis verkrijgt, voor het geval iemand uit onwetendheid een van de goddelijke geboden nagelaten heeft. Deze verordeningen staan juist hier op haar plaats, waar Israël zich, onder de opgelegde straf, gebogen heeft en de Heere door voorschriften, die geheel en al op het inwonen in Kanan berekend zijn, betuigen wil dat Hij niet altoos twisten en Zijn toorn behouden, maar het volk zeker te Zijner tijd naar het beloofde land brengen zal; opdat het, in de huidige zeer treurige omstandigheden, vertroost en opgebeurd wordt, door de hoop op de zoveel vrolijker en van genade getuigende toekomst, die het navolgende geslacht beschoren is.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 15

Numbers 15:1.

ENIGE WETTEN NADER AANGEVULD OF NADER OMSCHREVEN EN DE ONTHEILIGING VAN DE SABBAT GESTRAFT.

I. Numbers 15:1-Numbers 15:31. Hier volgen enige bijzonderheden ter aanvulling van de op Sinaï gegeven wet. De eerste betreft de vereniging van de spijs- en drankoffers met de brand- en slachtoffers (Numbers 15:1-Numbers 15:16); de tweede een heffing van het brood, dat de Israëlieten in het land Kanan zullen eten (Numbers 15:17-Numbers 15:21); de derde geeft bepalingen omtrent zondoffers, waarbij men vergiffenis verkrijgt, voor het geval iemand uit onwetendheid een van de goddelijke geboden nagelaten heeft. Deze verordeningen staan juist hier op haar plaats, waar Israël zich, onder de opgelegde straf, gebogen heeft en de Heere door voorschriften, die geheel en al op het inwonen in Kanan berekend zijn, betuigen wil dat Hij niet altoos twisten en Zijn toorn behouden, maar het volk zeker te Zijner tijd naar het beloofde land brengen zal; opdat het, in de huidige zeer treurige omstandigheden, vertroost en opgebeurd wordt, door de hoop op de zoveel vrolijker en van genade getuigende toekomst, die het navolgende geslacht beschoren is.

Vers 1

1. Daarna sprak de HEERE tot Mozes, 1) zeggende:

1) Hoofddoel van deze wet is, dat, zowel bij de wettig voorgeschreven, als bij de vrijwillig gebrachte offeranden, de evenredigheid wordt in acht genomen..

Met deze nadere bepaling van de wetten, reeds vroeger gegeven, wil de Heere ongetwijfeld Israël ook bij de belofte vasthouden, dat het in Kanan erfelijk en zeker wonen zal. Te midden van de beproevingen, die het volk overkomen vanwege hun zonden, zijn deze wetten als het ware druppels uit de stroom van Gods barmhartigheid..

Vers 1

1. Daarna sprak de HEERE tot Mozes, 1) zeggende:

1) Hoofddoel van deze wet is, dat, zowel bij de wettig voorgeschreven, als bij de vrijwillig gebrachte offeranden, de evenredigheid wordt in acht genomen..

Met deze nadere bepaling van de wetten, reeds vroeger gegeven, wil de Heere ongetwijfeld Israël ook bij de belofte vasthouden, dat het in Kanan erfelijk en zeker wonen zal. Te midden van de beproevingen, die het volk overkomen vanwege hun zonden, zijn deze wetten als het ware druppels uit de stroom van Gods barmhartigheid..

Vers 2

2. Spreukenek tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: Wanneer gij gekomen zult zijn in het land van uw woningen, dat Ik u geven zal;

Vers 2

2. Spreukenek tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: Wanneer gij gekomen zult zijn in het land van uw woningen, dat Ik u geven zal;

Vers 3

3. En gij een bloedig vuuroffer voor de HEERE zult doen, hetzij een brandoffer (Leviticus 1:1) of een slachtoffer (Leviticus 3:1), en wel ook voor het geval, dat dit brand- of slachtoffer een offer is, dat gij bestemde om het af te zonderen alsgave van een gelofte, of dat het uit een vrijwillig offer bestaat (Leviticus 7:11-Leviticus 7:21), of wanneer heteen brand- of slachtoffer is, dat gij in uw gezette hoogtijden, waarvan Ik, (Leviticus 23:37,Leviticus 23:38) gesproken heb, ten altaar brengt, om voor de HEERE een liefelijke reuk te maken van runderen of van klein vee;

Vers 3

3. En gij een bloedig vuuroffer voor de HEERE zult doen, hetzij een brandoffer (Leviticus 1:1) of een slachtoffer (Leviticus 3:1), en wel ook voor het geval, dat dit brand- of slachtoffer een offer is, dat gij bestemde om het af te zonderen alsgave van een gelofte, of dat het uit een vrijwillig offer bestaat (Leviticus 7:11-Leviticus 7:21), of wanneer heteen brand- of slachtoffer is, dat gij in uw gezette hoogtijden, waarvan Ik, (Leviticus 23:37,Leviticus 23:38) gesproken heb, ten altaar brengt, om voor de HEERE een liefelijke reuk te maken van runderen of van klein vee;

Vers 4

4. Zo zal hij, die zijn offerande voor de HEERE offert, een daarbij behorend spijsoffer offeren van een tiende 1) meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin2) olijfolie;

1) Een tiende deel van een efa of homer (zie Exodus 16:36)

2) Ook: zie Exodus 29:40. 5. En wat betreft de wijn ten drankoffer, dat wederom bij het spijsoffer behoort, eveneens een vierendeel van een hin, zult gij bereiden tot een brandoffer of in hetalgemeen tot een slachtoffer, hetzij dan een lofoffer of een offer, dat uit kracht van een gelofte, of dat vrijwillig gebracht wordt, zodanig spijs- en drankoffer zult gij adan brengen, wanneer het dienen moet tot een offerande, die uit een lam bestaat.

Vers 4

4. Zo zal hij, die zijn offerande voor de HEERE offert, een daarbij behorend spijsoffer offeren van een tiende 1) meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin2) olijfolie;

1) Een tiende deel van een efa of homer (zie Exodus 16:36)

2) Ook: zie Exodus 29:40. 5. En wat betreft de wijn ten drankoffer, dat wederom bij het spijsoffer behoort, eveneens een vierendeel van een hin, zult gij bereiden tot een brandoffer of in hetalgemeen tot een slachtoffer, hetzij dan een lofoffer of een offer, dat uit kracht van een gelofte, of dat vrijwillig gebracht wordt, zodanig spijs- en drankoffer zult gij adan brengen, wanneer het dienen moet tot een offerande, die uit een lam bestaat.

Vers 6

6. Of voor het geval, dat gij niet slechts een lam, maar een ram, dat een kostbaarder dier is ten brand- of ten slachtoffer brengt, zo zult gij een spijsoffer bereiden van twee tienden meelbloem, gemengd met olie, en wel met olieten bedrage van een derde deel van een hin;

Vers 6

6. Of voor het geval, dat gij niet slechts een lam, maar een ram, dat een kostbaarder dier is ten brand- of ten slachtoffer brengt, zo zult gij een spijsoffer bereiden van twee tienden meelbloem, gemengd met olie, en wel met olieten bedrage van een derde deel van een hin;

Vers 7

7. En wijn ten drankoffer, bij dat spijsoffer, eveneens een derde deel van een hin zult gij offeren, opdat dit, evenals het brand- of slachtoffer zelf, zijn moge tot een liefelijke reuk voor de HEERE.

Hetzelfde vinden wij bij de heidenen. Plinius (XXX: 5) zegt, dat zonder deze mola salsa (gezouten offerkoeken) geen slachtoffer voor volkomen gehouden werd. Homerus (II. I: 459) zegt: "zij brachten koeken" en (462): "hij goot daarop rode wijn."

Vers 7

7. En wijn ten drankoffer, bij dat spijsoffer, eveneens een derde deel van een hin zult gij offeren, opdat dit, evenals het brand- of slachtoffer zelf, zijn moge tot een liefelijke reuk voor de HEERE.

Hetzelfde vinden wij bij de heidenen. Plinius (XXX: 5) zegt, dat zonder deze mola salsa (gezouten offerkoeken) geen slachtoffer voor volkomen gehouden werd. Homerus (II. I: 459) zegt: "zij brachten koeken" en (462): "hij goot daarop rode wijn."

Vers 8

8. En wanneer gij een jong rund, en alzo de kostbaarste soort van offerdieren, zult bereiden tot een brandoffer of tot een slachtoffer, dat bestemd is om het als gave van een gelofte af te zonderen, of dat gij anders als een lofofferof als een vrijwillige gave ten dankoffer brengt aan de HEERE;

8. En wanneer gij een jong rund, en alzo de kostbaarste soort van offerdieren, zult bereiden tot een brandoffer of tot een slachtoffer, dat bestemd is om het als gave van een gelofte af te zonderen, of dat gij anders als een lofofferof als een vrijwillige gave ten dankoffer brengt aan de HEERE;

Vers 8

8. En wanneer gij een jong rund, en alzo de kostbaarste soort van offerdieren, zult bereiden tot een brandoffer of tot een slachtoffer, dat bestemd is om het als gave van een gelofte af te zonderen, of dat gij anders als een lofofferof als een vrijwillige gave ten dankoffer brengt aan de HEERE;

8. En wanneer gij een jong rund, en alzo de kostbaarste soort van offerdieren, zult bereiden tot een brandoffer of tot een slachtoffer, dat bestemd is om het als gave van een gelofte af te zonderen, of dat gij anders als een lofofferof als een vrijwillige gave ten dankoffer brengt aan de HEERE;

Vers 9

9. Zo zal hij, die dat brand- of slachtoffer brengt, tot een jong rund, overeenkomstig de waarde van dit offerdier, offeren een spijsoffer van drie tienden meelbloem, gemengd met olie, ter mate van de helft van een hin.

Vers 9

9. Zo zal hij, die dat brand- of slachtoffer brengt, tot een jong rund, overeenkomstig de waarde van dit offerdier, offeren een spijsoffer van drie tienden meelbloem, gemengd met olie, ter mate van de helft van een hin.

Vers 10

10. En aangaande de wijn, die zult gij daarbij offeren ten drankoffer, naar de maat van de helft van een hin, opdat uw brand- of slachtoffer, in vereniging met dit spijs- en drankoffer, zo zij tot een vuuroffer van liefelijke reuk voor de HEERE.

Vers 10

10. En aangaande de wijn, die zult gij daarbij offeren ten drankoffer, naar de maat van de helft van een hin, opdat uw brand- of slachtoffer, in vereniging met dit spijs- en drankoffer, zo zij tot een vuuroffer van liefelijke reuk voor de HEERE.

Vers 11

11. Alzo, als hier ter zake van het bij te voegen spijs- en drankoffer bepaald is, zal gedaan worden met de een (elke) os, of met de ene ram, of met het klein vee, van de lammeren, of van de geiten: 1)

1) Als uw brand- of slachtoffer slechts uit n rund, n ram, n lam (hetzij dit een schaap of een geit zij) bestaat. Maar bestaat het uit twee, drie of meer runderen, rammen of lammeren, dan moet gij ook twee, drie of meer, daaraan beantwoordende spijs- en drankoffers daarbij voegen.. 12. Naar het getal dus, van brand- of slachtofferdieren, dat gij bereiden zult, zult gij alzo doen met elk van die offerdieren naar hun getal, dat gij aan elk zijn spijs- en drankoffer toevoegt en dus evenveel spijs- en drankoffers als offerdieren brengt.

Vers 11

11. Alzo, als hier ter zake van het bij te voegen spijs- en drankoffer bepaald is, zal gedaan worden met de een (elke) os, of met de ene ram, of met het klein vee, van de lammeren, of van de geiten: 1)

1) Als uw brand- of slachtoffer slechts uit n rund, n ram, n lam (hetzij dit een schaap of een geit zij) bestaat. Maar bestaat het uit twee, drie of meer runderen, rammen of lammeren, dan moet gij ook twee, drie of meer, daaraan beantwoordende spijs- en drankoffers daarbij voegen.. 12. Naar het getal dus, van brand- of slachtofferdieren, dat gij bereiden zult, zult gij alzo doen met elk van die offerdieren naar hun getal, dat gij aan elk zijn spijs- en drankoffer toevoegt en dus evenveel spijs- en drankoffers als offerdieren brengt.

Vers 13

13. Elke inwoner onder u zal deze dingen zo doen, offerende een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HEERE.

Vers 13

13. Elke inwoner onder u zal deze dingen zo doen, offerende een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HEERE.

Vers 14

14. Wanneer ook een vreemdeling, 1) een zekere tijd, bij u als vreemdeling verkeert, of als een, die in het midden van u is, met zijn gezin en voorgoed zich in uw geslachten gevestigd heeft, 2) en hij een vuuroffer zal bereiden tot een liefelijke reuk voor de HEERE; zoals gij zult doen, alzo zal hij ook doen.

1) Ook: zie Leviticus 25:49.

2) Ook: zie Leviticus 17:9.

Onder vreemdelingen verstaat Hij niet iedereen, naar hen, die afkomstig uit de heidense volken, de dienst van God hadden aangenomen, en alzo opgenomen waren in de schoot van de Kerk. Want vreemdelingen, die de voorhuid nog hadden, hun onreinheid verbood hen deel te nemen aan de wettische eredienst. Verder, waarom wilde God een en dezelfde regel bewaren? Ik acht, dat er twee oorzaken voor zijn: dat de vreemdelingen, die pas waren opgenomen, met des te meer ijver de oefeningen tot de godzaligheid zouden beijveren, wanneer zij zagen, dat zij op gelijke voet met de kinderen van Abraham werden gesteld; vervolgens, om te voorkomen, dat er verkeerde bijvoegsels zouden insluipen, wat wel geschieden zou, indien er onderscheid werd gemaakt. Daarom opdat de zuiverheid van de dienst van God niet langzamerhand door verkeerde naijver bedorven zou worden, werd de deur gesloten voor verschil, welke de mens hierheen en daarheen pleegt heen te trekken..

Vers 14

14. Wanneer ook een vreemdeling, 1) een zekere tijd, bij u als vreemdeling verkeert, of als een, die in het midden van u is, met zijn gezin en voorgoed zich in uw geslachten gevestigd heeft, 2) en hij een vuuroffer zal bereiden tot een liefelijke reuk voor de HEERE; zoals gij zult doen, alzo zal hij ook doen.

1) Ook: zie Leviticus 25:49.

2) Ook: zie Leviticus 17:9.

Onder vreemdelingen verstaat Hij niet iedereen, naar hen, die afkomstig uit de heidense volken, de dienst van God hadden aangenomen, en alzo opgenomen waren in de schoot van de Kerk. Want vreemdelingen, die de voorhuid nog hadden, hun onreinheid verbood hen deel te nemen aan de wettische eredienst. Verder, waarom wilde God een en dezelfde regel bewaren? Ik acht, dat er twee oorzaken voor zijn: dat de vreemdelingen, die pas waren opgenomen, met des te meer ijver de oefeningen tot de godzaligheid zouden beijveren, wanneer zij zagen, dat zij op gelijke voet met de kinderen van Abraham werden gesteld; vervolgens, om te voorkomen, dat er verkeerde bijvoegsels zouden insluipen, wat wel geschieden zou, indien er onderscheid werd gemaakt. Daarom opdat de zuiverheid van de dienst van God niet langzamerhand door verkeerde naijver bedorven zou worden, werd de deur gesloten voor verschil, welke de mens hierheen en daarheen pleegt heen te trekken..

Vers 15

15. Gij gemeente, hetzij voor u a) en voor de vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert 1) n instelling, een instelling, voor beide gelijk geldend; dit is bepaald tot een eeuwige instelling bij uw geslachten, dit namelijk: zoals gij, alzo zal ook de vreemdeling, ingodsdienstig of gemeentelijk opzicht, voor het aangezicht van de HEERE zijn, zodat de vreemdeling zich te gedragen heeft naar dezelfde voorschriften en zich volstrekt geen bijzondere vrijheden veroorloven mag.

a)Exodus 12:49 Numbers 9:14

1) De LXX vertaalt: de Jodengenoten, die met u verenigd zijn..

Vers 15

15. Gij gemeente, hetzij voor u a) en voor de vreemdeling, die als vreemdeling bij u verkeert 1) n instelling, een instelling, voor beide gelijk geldend; dit is bepaald tot een eeuwige instelling bij uw geslachten, dit namelijk: zoals gij, alzo zal ook de vreemdeling, ingodsdienstig of gemeentelijk opzicht, voor het aangezicht van de HEERE zijn, zodat de vreemdeling zich te gedragen heeft naar dezelfde voorschriften en zich volstrekt geen bijzondere vrijheden veroorloven mag.

a)Exodus 12:49 Numbers 9:14

1) De LXX vertaalt: de Jodengenoten, die met u verenigd zijn..

Vers 16

16. En wet en n recht zal voor u geldend zijn en voor de vreemdeling, die bij u als vreemdeling verkeert.

In de vroeger beschreven offerwet was van het spijs- en drankoffer slechts meer terloops en bij gelegenheid sprake, wat tenminste de verhouding van zijn hoeveelheid tot het bloedig offer, waarbij het behoort, aangaat. Zo lang Israël zich nog in de woestijn bevond, waar het nog geen vruchten van het land oogstte, kon het ook geen eigenlijke spijs- en drankoffers brengen. Bij het uitvaardigen nu van de tegenwoordige bepalingen, merkt de Heere Zijn volk aan als reeds in het heilige Land gekomen, ofschoon er v r diens werkelijke verovering nog omtrent 37 jaar verlopen moeten; de Heere doet dit in Zijn vriendelijkheid en goedertierenheid. Hij heeft hun stem niet verhoord, toen zij tot Hem weenden; het stond onherroepelijk vast, dat het huidig geslacht van Kanan zou zijn uitgesloten; evenwel is hun wenen niet tevergeefs geweest; wat Hij hun hier zeggen laat, is zoveel als wat Hij spreekt door de profeet Isaiah 40:1): Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen; spreekt naar het hart van Jeruzalem en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is..

Wat overigens hier het gegeven gebod, betreffende de spijs- en drankoffers aangaat, van hun betekenis in verband met een brand- of dankoffer hebben wij reeds bij Leviticus 2:10,Leviticus 2:16. gesproken, maar om het gewicht van een zo nadrukkelijk uitgevaardigd gebod beter te doen verstaan, nemen we nog eens alles samen. "De verbinding van het spijsoffer met het brandoffer wijst daarop, dat aan de goede werken noodzakelijk de wijding en de overgave van de gehele persoon moet voorafgaan, maar even noodzakelijk op deze overgave de goede werken volgen moeten; dat Jehova, de heilige, die juist, omdat Hij zelf heilig is, zegt: Zijt heilig! niet met een bloot gevoel van afhankelijkheid, of met een halve liefde gediend is, maar dat Hij ijver tot de uitoefening van Zijn geboden verlangt, waarin alleen de bevestiging of de verzegeling bestaat van de overgave van het leven, als een overgave, die in waarheid gegeven is (Psalms 15:1, John 15:14 ). De verbinding van het spijsoffer met het drankoffer geeft te kennen: dat de ware dankbaarheid zich niet alleen door de belijdenis, die door het bloedig offer voorgesteld wordt, maar ook door de wandel openbaren moet..

Vers 16

16. En wet en n recht zal voor u geldend zijn en voor de vreemdeling, die bij u als vreemdeling verkeert.

In de vroeger beschreven offerwet was van het spijs- en drankoffer slechts meer terloops en bij gelegenheid sprake, wat tenminste de verhouding van zijn hoeveelheid tot het bloedig offer, waarbij het behoort, aangaat. Zo lang Israël zich nog in de woestijn bevond, waar het nog geen vruchten van het land oogstte, kon het ook geen eigenlijke spijs- en drankoffers brengen. Bij het uitvaardigen nu van de tegenwoordige bepalingen, merkt de Heere Zijn volk aan als reeds in het heilige Land gekomen, ofschoon er v r diens werkelijke verovering nog omtrent 37 jaar verlopen moeten; de Heere doet dit in Zijn vriendelijkheid en goedertierenheid. Hij heeft hun stem niet verhoord, toen zij tot Hem weenden; het stond onherroepelijk vast, dat het huidig geslacht van Kanan zou zijn uitgesloten; evenwel is hun wenen niet tevergeefs geweest; wat Hij hun hier zeggen laat, is zoveel als wat Hij spreekt door de profeet Isaiah 40:1): Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen; spreekt naar het hart van Jeruzalem en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is..

Wat overigens hier het gegeven gebod, betreffende de spijs- en drankoffers aangaat, van hun betekenis in verband met een brand- of dankoffer hebben wij reeds bij Leviticus 2:10,Leviticus 2:16. gesproken, maar om het gewicht van een zo nadrukkelijk uitgevaardigd gebod beter te doen verstaan, nemen we nog eens alles samen. "De verbinding van het spijsoffer met het brandoffer wijst daarop, dat aan de goede werken noodzakelijk de wijding en de overgave van de gehele persoon moet voorafgaan, maar even noodzakelijk op deze overgave de goede werken volgen moeten; dat Jehova, de heilige, die juist, omdat Hij zelf heilig is, zegt: Zijt heilig! niet met een bloot gevoel van afhankelijkheid, of met een halve liefde gediend is, maar dat Hij ijver tot de uitoefening van Zijn geboden verlangt, waarin alleen de bevestiging of de verzegeling bestaat van de overgave van het leven, als een overgave, die in waarheid gegeven is (Psalms 15:1, John 15:14 ). De verbinding van het spijsoffer met het drankoffer geeft te kennen: dat de ware dankbaarheid zich niet alleen door de belijdenis, die door het bloedig offer voorgesteld wordt, maar ook door de wandel openbaren moet..

Vers 17

17. Voorts sprak de HEERE, die het volk ook nog op een andere wijze het voortduren van Zijn Verbond en de inname van het beloofde land wilde waarborgen, tot Mozes, zeggende:

Vers 17

17. Voorts sprak de HEERE, die het volk ook nog op een andere wijze het voortduren van Zijn Verbond en de inname van het beloofde land wilde waarborgen, tot Mozes, zeggende:

Vers 18

18. Spreukenek tot de kinderen van Israël zeg tot hen: als gij zult gekomen zijn in het land, waarheen Ik u, in uw kinderen, inbrengen zal,

Vers 18

18. Spreukenek tot de kinderen van Israël zeg tot hen: als gij zult gekomen zijn in het land, waarheen Ik u, in uw kinderen, inbrengen zal,

Vers 20

20. De eerstelingen van uw deeg, 1) van het eerste deeg, dat gij van de verschillende granen tot brood kneedt, een koek van gewone grootte en hoedanigheid, zult gij daarvan tot een hefoffer offeren; zoals het hefoffer van de dorsvloer door u uit de eerstelingen van het uitgedorste graan wordt opgenomen, als een gave voor de Heere, om hiermee al wat er verder wordt afgedorst, aan Hem te heiligen, a) zo zult gij dat offer, aan de eerste mengsels van het deeg ontleend, de Heere offeren.

a)Exodus 23:19

1) De eerstelingen van uw deeg. Reeds vroeger was bepaald, om de eerstelingen van de oogst te brengen; hier wordt verordend, om ook de eerstelingen van het deeg de Heere tot een hefoffer aan te bieden. Dit moest geschieden, opdat Israël daardoor zijn voortdurende afhankelijkheid van de Heere zou erkennen, omdat Hij niet alleen het koren moet doen groeien, maar ook de zegen geven over het genieten ervan.. 21. Van de eerstelingen van uw deeg zult gij een zekere maat, zoveel namelijk als tot een koek nodig is, de HEERE als een hefoffer geven, en dit zal als een eeuwigeinstelling bij uw geslachten onderhouden worden.

Vers 20

20. De eerstelingen van uw deeg, 1) van het eerste deeg, dat gij van de verschillende granen tot brood kneedt, een koek van gewone grootte en hoedanigheid, zult gij daarvan tot een hefoffer offeren; zoals het hefoffer van de dorsvloer door u uit de eerstelingen van het uitgedorste graan wordt opgenomen, als een gave voor de Heere, om hiermee al wat er verder wordt afgedorst, aan Hem te heiligen, a) zo zult gij dat offer, aan de eerste mengsels van het deeg ontleend, de Heere offeren.

a)Exodus 23:19

1) De eerstelingen van uw deeg. Reeds vroeger was bepaald, om de eerstelingen van de oogst te brengen; hier wordt verordend, om ook de eerstelingen van het deeg de Heere tot een hefoffer aan te bieden. Dit moest geschieden, opdat Israël daardoor zijn voortdurende afhankelijkheid van de Heere zou erkennen, omdat Hij niet alleen het koren moet doen groeien, maar ook de zegen geven over het genieten ervan.. 21. Van de eerstelingen van uw deeg zult gij een zekere maat, zoveel namelijk als tot een koek nodig is, de HEERE als een hefoffer geven, en dit zal als een eeuwigeinstelling bij uw geslachten onderhouden worden.

Vers 22

22. Voorts, 1)wanneer gij uit onwetendheid, zonder opzet, uit onbedachtzaamheid afgedwaald zult zijn, en niet zult gedaan hebben enige van al deze geboden, die de HEERE (Numbers 15:18-Numbers 15:21) tot Mozes gesproken heeft;

1) Aan het voorgaande voorschrift zijn (Numbers 15:22-Numbers 15:31) verordeningen omtrent het zondoffer vastgeknoopt, van welke de eerste (Numbers 15:22-Numbers 15:26) zich van de in Leviticus 4:13-Leviticus 4:21 behandelde gevallen daarin onderscheiden, dat de zonden hier niet als het doen van een van de geboden van de Heere, die niet gedaan mochten worden, maar als niet doen van alles, wat God door Mozes had gesproken, laten aanwijzen. Hierom wordt hier dus gehandeld, niet over zonden, die moedwillig begaan worden, maar over zonden van nalatigheid, van niet opvolging van de goddelijke wetten..

Vers 22

22. Voorts, 1)wanneer gij uit onwetendheid, zonder opzet, uit onbedachtzaamheid afgedwaald zult zijn, en niet zult gedaan hebben enige van al deze geboden, die de HEERE (Numbers 15:18-Numbers 15:21) tot Mozes gesproken heeft;

1) Aan het voorgaande voorschrift zijn (Numbers 15:22-Numbers 15:31) verordeningen omtrent het zondoffer vastgeknoopt, van welke de eerste (Numbers 15:22-Numbers 15:26) zich van de in Leviticus 4:13-Leviticus 4:21 behandelde gevallen daarin onderscheiden, dat de zonden hier niet als het doen van een van de geboden van de Heere, die niet gedaan mochten worden, maar als niet doen van alles, wat God door Mozes had gesproken, laten aanwijzen. Hierom wordt hier dus gehandeld, niet over zonden, die moedwillig begaan worden, maar over zonden van nalatigheid, van niet opvolging van de goddelijke wetten..

Vers 23

23. Alles, wat u de HEERE door de hand van Mozes geboden heeft, en dat voor u verbindend is van die dag af, dat het de HEERE geboden heeft en voortaan bij uw geslachtenverbindend blijven zal, als iets van dat alles niet opzettelijk maar uit dwaling door u zal nagelaten zijn.

Vers 23

23. Alles, wat u de HEERE door de hand van Mozes geboden heeft, en dat voor u verbindend is van die dag af, dat het de HEERE geboden heeft en voortaan bij uw geslachtenverbindend blijven zal, als iets van dat alles niet opzettelijk maar uit dwaling door u zal nagelaten zijn.

Vers 24

24. Zo zal het geschieden, indien iets bij dwaling gedaan of nagelaten en voor de ogen van de vergadering verborgen is, 1) dat de gehele vergadering, zodra zij zich van deze dwaling bewust wordt, of tot kennis daarvan komt, tenteken van haar vernieuwde, volledige overgave aan Mij, een var, een jong rund zal bereiden ten brandoffer, tot een liefelijke reuk voor de HEERE, met zijn bijbehorend spijsoffer en met zijn drankoffer, naar de wijze (het voorschrift) (Numbers 15:8-Numbers 15:10) en voordat het brandoffer gebracht wordt, een geitebok ten zondoffer.

1)Letterlijk staat er: Indien iets buiten de ogen van de vergadering (of van de gemeente), uit dwaling gedaan is; hetgeen misschien betekent: indien er iets van het voorgeschreven door de gemeente onopzettelijk is nagelaten, zonder dat zij ervan wist. Men versta het hier gezegde met Van der Palm in deze zin: indien enig voorschrift sedert jaren op enigerlei wijze in onbruik en vergetelheid geraakt is, en het tegenwoordig geslacht, dat daaraan geen schuld heeft, dit verzuim en deze vergetelheid bemerkt en daarom deze wetsbepaling weer invoert en gaat handhaven, dan zullen ter verzoening van de in de tijd van de onwetendheid begane zonde van nalatigheid, de hier bepaalde offers gebracht worden (Leviticus 4:13)

Daarom, opdat noch het volk, noch de enkele personen, wanneer zij hun schuld zouden bemerken, als het ware door het wanhopen aan vergiffenis, zich van de dienst van God zonden losscheuren, komt God hen hier tegemoet, en leert hen, op welke wijze zij verzoend kunnen worden, opdat, wie in zonde vielen, niet Zijn dienst zouden vaarwel zeggen..

Het veronderstelde geval is een nationale of volkszonde, gepleegd door onkunde en in gebruik geraakt door een algemene afdwaling.. 25. En de priester zal, door het brengen van deze beide offers, de verzoening doen voor de gehele vergadering van de kinderen van Israël, en het zal hun vergeven worden; want het was een onopzettelijke afdwaling, die, terwijl hetmet de moedwillige overtreding (Numbers 15:30) geheel anders gesteld is, vatbaar is voor verzoening, en zij hebben schuldbelijdend hun offerande, hun brandoffer met bijbehorend spijs- en drankoffer gebracht, een vuuroffer voor de HEERE, en wel als hun zondoffer hebben zij dat gebracht voor het aangezicht van de HEERE, omverzoening te verkrijgen over hun afdwaling.

Vers 24

24. Zo zal het geschieden, indien iets bij dwaling gedaan of nagelaten en voor de ogen van de vergadering verborgen is, 1) dat de gehele vergadering, zodra zij zich van deze dwaling bewust wordt, of tot kennis daarvan komt, tenteken van haar vernieuwde, volledige overgave aan Mij, een var, een jong rund zal bereiden ten brandoffer, tot een liefelijke reuk voor de HEERE, met zijn bijbehorend spijsoffer en met zijn drankoffer, naar de wijze (het voorschrift) (Numbers 15:8-Numbers 15:10) en voordat het brandoffer gebracht wordt, een geitebok ten zondoffer.

1)Letterlijk staat er: Indien iets buiten de ogen van de vergadering (of van de gemeente), uit dwaling gedaan is; hetgeen misschien betekent: indien er iets van het voorgeschreven door de gemeente onopzettelijk is nagelaten, zonder dat zij ervan wist. Men versta het hier gezegde met Van der Palm in deze zin: indien enig voorschrift sedert jaren op enigerlei wijze in onbruik en vergetelheid geraakt is, en het tegenwoordig geslacht, dat daaraan geen schuld heeft, dit verzuim en deze vergetelheid bemerkt en daarom deze wetsbepaling weer invoert en gaat handhaven, dan zullen ter verzoening van de in de tijd van de onwetendheid begane zonde van nalatigheid, de hier bepaalde offers gebracht worden (Leviticus 4:13)

Daarom, opdat noch het volk, noch de enkele personen, wanneer zij hun schuld zouden bemerken, als het ware door het wanhopen aan vergiffenis, zich van de dienst van God zonden losscheuren, komt God hen hier tegemoet, en leert hen, op welke wijze zij verzoend kunnen worden, opdat, wie in zonde vielen, niet Zijn dienst zouden vaarwel zeggen..

Het veronderstelde geval is een nationale of volkszonde, gepleegd door onkunde en in gebruik geraakt door een algemene afdwaling.. 25. En de priester zal, door het brengen van deze beide offers, de verzoening doen voor de gehele vergadering van de kinderen van Israël, en het zal hun vergeven worden; want het was een onopzettelijke afdwaling, die, terwijl hetmet de moedwillige overtreding (Numbers 15:30) geheel anders gesteld is, vatbaar is voor verzoening, en zij hebben schuldbelijdend hun offerande, hun brandoffer met bijbehorend spijs- en drankoffer gebracht, een vuuroffer voor de HEERE, en wel als hun zondoffer hebben zij dat gebracht voor het aangezicht van de HEERE, omverzoening te verkrijgen over hun afdwaling.

Vers 26

26. Het zal dan aan de gehele vergadering van de kinderen van Israël vergeven worden, ook de vreemdeling, die in het midden van hen als vreemdeling verkeert; want het is het gehele volk, met inbegrip van de vreemdelingen, door dwaling overkomen, en zij hebben tezamen de vergiffenis nodig.

Vers 26

26. Het zal dan aan de gehele vergadering van de kinderen van Israël vergeven worden, ook de vreemdeling, die in het midden van hen als vreemdeling verkeert; want het is het gehele volk, met inbegrip van de vreemdelingen, door dwaling overkomen, en zij hebben tezamen de vergiffenis nodig.

Vers 27

27. En indien niet de gehele gemeente, maar alleen een ziel door afdwaling gezondigd zal hebben, in het nalaten van het een of ander, dat zij had behoren te doen, die zal een eenjarige geit ten zondoffer offeren! a)

a) Leviticus 4:27; Leviticus 5:5 vv

Vers 27

27. En indien niet de gehele gemeente, maar alleen een ziel door afdwaling gezondigd zal hebben, in het nalaten van het een of ander, dat zij had behoren te doen, die zal een eenjarige geit ten zondoffer offeren! a)

a) Leviticus 4:27; Leviticus 5:5 vv

Vers 28

28. En de priester zal de verzoening doen over de dwalende ziel, als zij namelijk gezondigd heeft, niet opzettelijk, maar door afdwaling voor het aangezicht van de HEERE, doende de verzoening over haar; en het zal haar vergeven worden.

Vers 28

28. En de priester zal de verzoening doen over de dwalende ziel, als zij namelijk gezondigd heeft, niet opzettelijk, maar door afdwaling voor het aangezicht van de HEERE, doende de verzoening over haar; en het zal haar vergeven worden.

Vers 29

29. De inwoner van de kinderen van Israël, en de vreemdeling, 1) die in hun midden als vreemdeling verkeert, n wet zal onder u gelden, ten aanzien van hen, die het een of ander door afdwaling doet of nalaat.

1) Ook hier weer wordt de vreemdeling met de inwoner gelijk gesteld, opdat reeds onder de wet zou afgeschaduwd worden, dat het in de Nieuwe Bedeling zou gelden, ten opzichte van de zaligheid van Gods kinderen, dat er geen onderscheid zou zijn tussen Jood en Griek, Barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije.

Vers 29

29. De inwoner van de kinderen van Israël, en de vreemdeling, 1) die in hun midden als vreemdeling verkeert, n wet zal onder u gelden, ten aanzien van hen, die het een of ander door afdwaling doet of nalaat.

1) Ook hier weer wordt de vreemdeling met de inwoner gelijk gesteld, opdat reeds onder de wet zou afgeschaduwd worden, dat het in de Nieuwe Bedeling zou gelden, ten opzichte van de zaligheid van Gods kinderen, dat er geen onderscheid zou zijn tussen Jood en Griek, Barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije.

Vers 30

30. Maar de ziel, die iets zal gedaan of nagelaten hebben, 1) niet in onwetendheid of uit zwakheid en overijling, maar met een in moedwil en weerspannigheid tegen de Heere opgeheven hand, 2) die ziel, hetzij van inwoners of van vreemdelingen, die smaadt de HEERE en is de godslasteraar gelijk; en deze ziel zal, evenals de godslasteraar (Leviticus 24:16), uitgeroeid worden uit het midden van haar volk;

1) Hier is speciaal sprake van de ontheiliging van de ware en wettige dienst van God, door iets vermetels te bedenken, dat in strijd is met de zuiverheid van de dienst van God. Niet alleen op roof, of moord, of andere misdaden wordt straf gezet, maar ook op goddeloze verzinsels, die tot doel hebben de godsdienst te schaden.. 2) Met opgeheven hand, d.i. die moedwillig zich tegen God en Zijn heilige geboden stelt en verzet. Eigenlijk staat er, met hoge hand, d.i. met de hand uitgestrekt naar Jehova, als om daarmee te zeggen, dat men de toorn van de Heere over de zonde niet vreest..

Vers 30

30. Maar de ziel, die iets zal gedaan of nagelaten hebben, 1) niet in onwetendheid of uit zwakheid en overijling, maar met een in moedwil en weerspannigheid tegen de Heere opgeheven hand, 2) die ziel, hetzij van inwoners of van vreemdelingen, die smaadt de HEERE en is de godslasteraar gelijk; en deze ziel zal, evenals de godslasteraar (Leviticus 24:16), uitgeroeid worden uit het midden van haar volk;

1) Hier is speciaal sprake van de ontheiliging van de ware en wettige dienst van God, door iets vermetels te bedenken, dat in strijd is met de zuiverheid van de dienst van God. Niet alleen op roof, of moord, of andere misdaden wordt straf gezet, maar ook op goddeloze verzinsels, die tot doel hebben de godsdienst te schaden.. 2) Met opgeheven hand, d.i. die moedwillig zich tegen God en Zijn heilige geboden stelt en verzet. Eigenlijk staat er, met hoge hand, d.i. met de hand uitgestrekt naar Jehova, als om daarmee te zeggen, dat men de toorn van de Heere over de zonde niet vreest..

Vers 31

31. Want zij heeft het woord, niet van een mens, maar van de HEERE veracht en op een Hem smadelijke wijze, Zijn gebod vernietigd; 1) deze ziel zal geheel, zeker, uitgeroeid worden, zonder dat eraan gedacht mag worden, dat er nog een zoenoffer voor haar zou te brengen zijn; haar ongerechtigheid is op haar 2) en kan niet van haar weggenomen worden, zodat zij dan ook zelf de straf dragen moet.

1) Hier wordt de reden bijgevoegd, omdat hij het woord van God veracht heeft en Zijn voorschrift voor niets geacht. Het is geen licht misdrijf, de grenzen door God gesteld, te overschrijden. Het is zeker, dat alle verwaterde godsdienst een goddeloze geringschatting voortbrengt, alsof men met opzet God veracht en Zijn geboden versmaadt. Waaruit wij opmaken, dat niets meer de zuivere en eenvoudige dienst van God in de weg staat, dan de laatdunkendheid, dat ieder volgt, wat hem zelf behaagt..

Zonden met opgeheven hand zijn alleen deze, waarbij zich met het bewustzijn van haar strijd met de wet, weerzin tegen de wet zelf en eigenwillige losmaking van haar bepalingen verbinden, maar niet ook die, waartoe de mens vervoerd wordt, doordat de macht van de lust of van de onlust zijn beter willen en zijn geweten overweldigt. De verzekering van de vergiffenis van de laatste mag en moet, altijd in geval van oprecht berouw en mishagen over zichzelf, op de weg van de offers gezocht worden. Maar de zonde van hen, die op een oproerige, God en zijn gebod voorbedachtelijk en stout versmadende wijze, misdoen, kan geen voorwerp van hogepriesterlijk medelijden zijn (Hebrews 5:2), daar dit een gemis van de behoorlijke afschuw van de zonde zijn zou (zie Leviticus 4:2)

Niemand zondigde op deze wijze, dan die in zijn hart een ingeworteld gevoel had tegen de wet van God.

II. Numbers 15:32-Numbers 15:41. Nauwelijks heeft de Heere in het voorgaande van het zondigen uit moedwil gesproken, waarvoor geen zoenoffer kan toegelaten worden, of daar doet zich een voorbeeld van zo'n zondige voor; wanneer er buiten het leger een man betrapt wordt, die op de Sabbat hout verzamelt en hiermee het derde gebod (Exodus 20:8) overtreedt. Wie hem betrapt hebben, brengen hem tot Mozes en Aron en de oudsten van de gemeente, en nadat de Heere over de wijze, waarop de doodstraf aan hem voltrokken worden moet, is geraadpleegd, wordt bij in het openbaar gestenigd. Dit voorval bewijst, dat Israël zich nog van de heiligheid van het Goddelijke gebod bewust is en alzo de overtreder in zijn midden voor Gods gericht stelt; maar het maakt tevens openbaar, hoe licht een afzonderlijk persoon Gods geboden uit het oog verliest en naar zijn eigen gedachten wandelt op een weg, die niet goed is; waarom de Heere voor elke persoon een teken voorschrijft, dat hij ter herinnering aan Zijn heilige geboden in franjes of kwasten aan zijn klederen dragen moest.

Vers 31

31. Want zij heeft het woord, niet van een mens, maar van de HEERE veracht en op een Hem smadelijke wijze, Zijn gebod vernietigd; 1) deze ziel zal geheel, zeker, uitgeroeid worden, zonder dat eraan gedacht mag worden, dat er nog een zoenoffer voor haar zou te brengen zijn; haar ongerechtigheid is op haar 2) en kan niet van haar weggenomen worden, zodat zij dan ook zelf de straf dragen moet.

1) Hier wordt de reden bijgevoegd, omdat hij het woord van God veracht heeft en Zijn voorschrift voor niets geacht. Het is geen licht misdrijf, de grenzen door God gesteld, te overschrijden. Het is zeker, dat alle verwaterde godsdienst een goddeloze geringschatting voortbrengt, alsof men met opzet God veracht en Zijn geboden versmaadt. Waaruit wij opmaken, dat niets meer de zuivere en eenvoudige dienst van God in de weg staat, dan de laatdunkendheid, dat ieder volgt, wat hem zelf behaagt..

Zonden met opgeheven hand zijn alleen deze, waarbij zich met het bewustzijn van haar strijd met de wet, weerzin tegen de wet zelf en eigenwillige losmaking van haar bepalingen verbinden, maar niet ook die, waartoe de mens vervoerd wordt, doordat de macht van de lust of van de onlust zijn beter willen en zijn geweten overweldigt. De verzekering van de vergiffenis van de laatste mag en moet, altijd in geval van oprecht berouw en mishagen over zichzelf, op de weg van de offers gezocht worden. Maar de zonde van hen, die op een oproerige, God en zijn gebod voorbedachtelijk en stout versmadende wijze, misdoen, kan geen voorwerp van hogepriesterlijk medelijden zijn (Hebrews 5:2), daar dit een gemis van de behoorlijke afschuw van de zonde zijn zou (zie Leviticus 4:2)

Niemand zondigde op deze wijze, dan die in zijn hart een ingeworteld gevoel had tegen de wet van God.

II. Numbers 15:32-Numbers 15:41. Nauwelijks heeft de Heere in het voorgaande van het zondigen uit moedwil gesproken, waarvoor geen zoenoffer kan toegelaten worden, of daar doet zich een voorbeeld van zo'n zondige voor; wanneer er buiten het leger een man betrapt wordt, die op de Sabbat hout verzamelt en hiermee het derde gebod (Exodus 20:8) overtreedt. Wie hem betrapt hebben, brengen hem tot Mozes en Aron en de oudsten van de gemeente, en nadat de Heere over de wijze, waarop de doodstraf aan hem voltrokken worden moet, is geraadpleegd, wordt bij in het openbaar gestenigd. Dit voorval bewijst, dat Israël zich nog van de heiligheid van het Goddelijke gebod bewust is en alzo de overtreder in zijn midden voor Gods gericht stelt; maar het maakt tevens openbaar, hoe licht een afzonderlijk persoon Gods geboden uit het oog verliest en naar zijn eigen gedachten wandelt op een weg, die niet goed is; waarom de Heere voor elke persoon een teken voorschrijft, dat hij ter herinnering aan Zijn heilige geboden in franjes of kwasten aan zijn klederen dragen moest.

Vers 32

32. Toen nu de kinderen van Israël in de woestijn waren, waarin zij veertig jaar zouden moeten omzwerven (Numbers 14:33), en thans hun legerplaats nog in Kades hadden, (Deuteronomy 1:46), zo vonden zij een man, die bezig was, hier en daar verspreide stukken hout te verzamelen op de Sabbatdag.

Vers 32

32. Toen nu de kinderen van Israël in de woestijn waren, waarin zij veertig jaar zouden moeten omzwerven (Numbers 14:33), en thans hun legerplaats nog in Kades hadden, (Deuteronomy 1:46), zo vonden zij een man, die bezig was, hier en daar verspreide stukken hout te verzamelen op de Sabbatdag.

Vers 33

33. En die hem vonden, hout verzamelende, brachten hem tot Mozes en tot Aron en tot de gehele vergadering van de oudsten die, sedert de invoering van de, door Jethrovoorgestelde en door de Heere goedgekeurde inrichting (Exodus 18:13-Exodus 18:26), de rechtsmacht van de gemeente uitmaakten.

Vers 33

33. En die hem vonden, hout verzamelende, brachten hem tot Mozes en tot Aron en tot de gehele vergadering van de oudsten die, sedert de invoering van de, door Jethrovoorgestelde en door de Heere goedgekeurde inrichting (Exodus 18:13-Exodus 18:26), de rechtsmacht van de gemeente uitmaakten.

Vers 34

34. En zij stelden hem, evenals eerder (Leviticus 24:10) met een godslasteraar gedaan was, in bewaring: want het was niet bepaald verklaard, wat straf hem aangedaan zou worden, hoewel er wel op de overtreding van het Sabbatsgebod de doodstraf bepaald was (Exodus. 34:14 v.; 35:2), maar de wijze, waarop deze voltrokken moest worden, nog niet nader was voorgeschreven.

34. En zij stelden hem, evenals eerder (Leviticus 24:10) met een godslasteraar gedaan was, in bewaring: want het was niet bepaald verklaard, wat straf hem aangedaan zou worden, hoewel er wel op de overtreding van het Sabbatsgebod de doodstraf bepaald was (Exodus. 34:14 v.; 35:2), maar de wijze, waarop deze voltrokken moest worden, nog niet nader was voorgeschreven.

Vers 34

34. En zij stelden hem, evenals eerder (Leviticus 24:10) met een godslasteraar gedaan was, in bewaring: want het was niet bepaald verklaard, wat straf hem aangedaan zou worden, hoewel er wel op de overtreding van het Sabbatsgebod de doodstraf bepaald was (Exodus. 34:14 v.; 35:2), maar de wijze, waarop deze voltrokken moest worden, nog niet nader was voorgeschreven.

34. En zij stelden hem, evenals eerder (Leviticus 24:10) met een godslasteraar gedaan was, in bewaring: want het was niet bepaald verklaard, wat straf hem aangedaan zou worden, hoewel er wel op de overtreding van het Sabbatsgebod de doodstraf bepaald was (Exodus. 34:14 v.; 35:2), maar de wijze, waarop deze voltrokken moest worden, nog niet nader was voorgeschreven.

Vers 35

35. Zo zei dan nu de HEERE tot Mozes, toen deze Hem in de tabernakel vroeg naar hetgeen Hij wilde, dat er gebeuren zou: die man zal als een, die met opgeheven hand en moedwillig overtreden heeft (Numbers 15:30), zekergedood worden; de gehele vergadering zal hem met stenen stenigen, buiten het leger. 1)

1) Ook: zie Leviticus 20:2.

Vers 35

35. Zo zei dan nu de HEERE tot Mozes, toen deze Hem in de tabernakel vroeg naar hetgeen Hij wilde, dat er gebeuren zou: die man zal als een, die met opgeheven hand en moedwillig overtreden heeft (Numbers 15:30), zekergedood worden; de gehele vergadering zal hem met stenen stenigen, buiten het leger. 1)

1) Ook: zie Leviticus 20:2.

Vers 36

36. Toen bracht de gehele vergadering hem uit tot buiten het leger, en zij stenigden hem met stenen, zodat hij stierf, zoals de HEERE Mozes geboden had.

Om dit geval juist te beoordelen, heeft men zorgvuldig in het oog te houden, welke betekenis de Sabbat, als teken van het Verbond, voor het volk had. De overtreding met voorbedachte rade van het verbod van de arbeid was een openlijke verbreking van het Verbond, een daadwerkelijke opstand tegen de Heere..

De Sabbat kwam tot Israël niet alleen, omdat het een volk van mensen was, dat leven moest in de verordening, die krachtens de schepping voor elk mensenkind gold; maar ook bovendien, omdat het een volk van verlosten was, dat in deze Sabbatviering typisch de verlossing van de Heere had af te beelden..

Door Ezechiël (Numbers 20:12) laat de Heere Zijn volk zeggen, dat Hij hun de Sabbat had gegeven tot een teken tussen Hem en hen, opdat zij weten zouden, dat Hij de Heere is, die hen heiligt. Deze man verachtte dit teken, verachtte het teken, door God gesteld, tot heiliging, en dat kort na de straf, die over Israël was gekomen. Het is daarom, dat de Heere beveelt, hem op die wijze voor zijn zonde te straffen.. 37. En de HEERE, aan dit voorval aanleiding ontlenende, om het volk de onderhouding van Zijn geboden in te scherpen en het tegen moedwillige zonden zo dringend mogelijk te waarschuwen, sprak tot Mozes, zeggende:

Vers 36

36. Toen bracht de gehele vergadering hem uit tot buiten het leger, en zij stenigden hem met stenen, zodat hij stierf, zoals de HEERE Mozes geboden had.

Om dit geval juist te beoordelen, heeft men zorgvuldig in het oog te houden, welke betekenis de Sabbat, als teken van het Verbond, voor het volk had. De overtreding met voorbedachte rade van het verbod van de arbeid was een openlijke verbreking van het Verbond, een daadwerkelijke opstand tegen de Heere..

De Sabbat kwam tot Israël niet alleen, omdat het een volk van mensen was, dat leven moest in de verordening, die krachtens de schepping voor elk mensenkind gold; maar ook bovendien, omdat het een volk van verlosten was, dat in deze Sabbatviering typisch de verlossing van de Heere had af te beelden..

Door Ezechiël (Numbers 20:12) laat de Heere Zijn volk zeggen, dat Hij hun de Sabbat had gegeven tot een teken tussen Hem en hen, opdat zij weten zouden, dat Hij de Heere is, die hen heiligt. Deze man verachtte dit teken, verachtte het teken, door God gesteld, tot heiliging, en dat kort na de straf, die over Israël was gekomen. Het is daarom, dat de Heere beveelt, hem op die wijze voor zijn zonde te straffen.. 37. En de HEERE, aan dit voorval aanleiding ontlenende, om het volk de onderhouding van Zijn geboden in te scherpen en het tegen moedwillige zonden zo dringend mogelijk te waarschuwen, sprak tot Mozes, zeggende:

Vers 38

38. Spreukenek1) tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: a) dat zij zich snoertjes, franjes of kwasten maken aan de vier hoeken van hun bovenkleren, 2) hetgeen van nu af bij hun geslachten onderhouden wordt; en op of aan het boveneinde van de snoertjes, franjes of kwasten van de hoek zullen zij een hemelsblauwe of hyacinthkleurige draad of koord zetten, door welke draad of koord die franje of die kwast aan het kleed vastgehecht zij. 3)

a)Deuteronomy 22:12 Matthew 23:5

1)Hoogstwaarschijnlijk heeft deze verordening zijn oorzaak in het zo-even medegedeelde en plaatsgehad hebbende geval van Sabbatontheiliging. De Heere beveelt nu, dat zij zich snoertjes aan de kleren zouden maken, en aan die snoertjes draden, opdat zij aan de geboden van de Heere gedachtig zouden zijn. In Matthew 23:5 worden deze zomen genoemd..

2) Ook: zie Exodus 12:34.

3) Kwasten, die uit van boven bijeengebonden en naar beneden loshangend koord bestonden, moesten de Israëlieten met een hyacinthkleurig koord aan de 4 hoeken van hun bovenkleed vasthechten. Deze kwasten moesten, bij de beweging van het lichaam het oog tot zich trekken. De kleur van de koorden herinnerde aan het feestgewaad van de Hogepriester (Exodus 28:5)

Vers 38

38. Spreukenek1) tot de kinderen van Israël en zeg tot hen: a) dat zij zich snoertjes, franjes of kwasten maken aan de vier hoeken van hun bovenkleren, 2) hetgeen van nu af bij hun geslachten onderhouden wordt; en op of aan het boveneinde van de snoertjes, franjes of kwasten van de hoek zullen zij een hemelsblauwe of hyacinthkleurige draad of koord zetten, door welke draad of koord die franje of die kwast aan het kleed vastgehecht zij. 3)

a)Deuteronomy 22:12 Matthew 23:5

1)Hoogstwaarschijnlijk heeft deze verordening zijn oorzaak in het zo-even medegedeelde en plaatsgehad hebbende geval van Sabbatontheiliging. De Heere beveelt nu, dat zij zich snoertjes aan de kleren zouden maken, en aan die snoertjes draden, opdat zij aan de geboden van de Heere gedachtig zouden zijn. In Matthew 23:5 worden deze zomen genoemd..

2) Ook: zie Exodus 12:34.

3) Kwasten, die uit van boven bijeengebonden en naar beneden loshangend koord bestonden, moesten de Israëlieten met een hyacinthkleurig koord aan de 4 hoeken van hun bovenkleed vasthechten. Deze kwasten moesten, bij de beweging van het lichaam het oog tot zich trekken. De kleur van de koorden herinnerde aan het feestgewaad van de Hogepriester (Exodus 28:5)

Vers 39

39. En hij, die draad of koord, zal u aan de snoertjes a) kwasten, zijn, opdat gij het uitwendig versiersel aanziet, en daarbij dan aan al de geboden van de HEERE, waarvan het ene afbeelding is en waaraan gij dus daardoor moetherinnerd worden, 1) gedenkt, en die doet; en gij zult naar de lusten van uw eigen bedorven hart en naar de begeerten van uw ogen niet sporen zoeken, die gij zijt nahoererende. 2)

a)Matthew 23:5 Luke 8:44

1) Vele draden in een kwast aan een hemelsblauw snoer zijn vele geboden van een ondeelbaar hemels gebod van liefde (Jacobus 2:8-10).

2) Eigenlijk gij zult niet achter uw hart en achter uw ogen navorsen of omdolen, d.i. gij zult de ingevingen van de boze lust van het hart niet opvolgen en de dingen van deze wereld, die uw ogen en zinnen tot zich trekken, niet najagen 1 John 2:15). Nahoereren betekent enig ding van deze wereld met ene drift, die de wil van God miskent en Zijnen naam versmaadt, zoeken en aanhangen, of dit met afgodische liefde nalopen..

Hart en ogen mochten daarom niet gericht worden op de dingen, die strelend zijn voor het natuurlijk hart en aangenaam in de ogen van de zondige mens, maar op de geboden van God, die hem zijn gegeven ten goede. 40. Opdat gij van een wandel in godvergetenheid, in gelijkvormigheid aan de wereld moogt bewaard worden, en daarentegen, door dit teken aan uw kleren, aan Mijn wil gedenkt en doet al 1) Mijn geboden, en uw God heilig zijt.

1) Het bijgeloof van de latere joden bedacht de franjes zo te doen werken, dat daardoor al de 613 geboden in de wet van Mozes vervat, konden aangewezen worden.

Vers 39

39. En hij, die draad of koord, zal u aan de snoertjes a) kwasten, zijn, opdat gij het uitwendig versiersel aanziet, en daarbij dan aan al de geboden van de HEERE, waarvan het ene afbeelding is en waaraan gij dus daardoor moetherinnerd worden, 1) gedenkt, en die doet; en gij zult naar de lusten van uw eigen bedorven hart en naar de begeerten van uw ogen niet sporen zoeken, die gij zijt nahoererende. 2)

a)Matthew 23:5 Luke 8:44

1) Vele draden in een kwast aan een hemelsblauw snoer zijn vele geboden van een ondeelbaar hemels gebod van liefde (Jacobus 2:8-10).

2) Eigenlijk gij zult niet achter uw hart en achter uw ogen navorsen of omdolen, d.i. gij zult de ingevingen van de boze lust van het hart niet opvolgen en de dingen van deze wereld, die uw ogen en zinnen tot zich trekken, niet najagen 1 John 2:15). Nahoereren betekent enig ding van deze wereld met ene drift, die de wil van God miskent en Zijnen naam versmaadt, zoeken en aanhangen, of dit met afgodische liefde nalopen..

Hart en ogen mochten daarom niet gericht worden op de dingen, die strelend zijn voor het natuurlijk hart en aangenaam in de ogen van de zondige mens, maar op de geboden van God, die hem zijn gegeven ten goede. 40. Opdat gij van een wandel in godvergetenheid, in gelijkvormigheid aan de wereld moogt bewaard worden, en daarentegen, door dit teken aan uw kleren, aan Mijn wil gedenkt en doet al 1) Mijn geboden, en uw God heilig zijt.

1) Het bijgeloof van de latere joden bedacht de franjes zo te doen werken, dat daardoor al de 613 geboden in de wet van Mozes vervat, konden aangewezen worden.

Vers 41

41. Ik ben de HEERE Uw God, die U uit Egypte gevoerd heb 1) om u tot een God te zijn, om Mij in Mijn goddelijke macht, genade en heiligheid aan u te openbaren en door u, als Mijn uitverkoren volk, als de enige, waarachtige God gekend enverheerlijkt te worden: Ik ben de HEERE, uw God! 2) Aan Mij is het, dat gij in alles te gehoorzamen hebt.

1) De Heere brengt met deze verordening de verlossing uit Egypte in verband, om daarmee weer te herinneren, dat Israël een verkregen volk is, een volk, dat op bijzondere wijze Zijn eigendom is..

2) Hoe diep nederbuigend is de liefdezorg van God, om zijn volk te weerhouden van al wat kwaad is, en het daarentegen op de weg des levens te leiden en te besturen. Men vergelijke de opmerkingen bij Deuteronomy 6:9 (zie Deuteronomy 6:9) betreffende de gedenktekens aan voorhoofd en armen, de kwasten aan de kleren en de gedenkschriften in de huizen..

Vers 41

41. Ik ben de HEERE Uw God, die U uit Egypte gevoerd heb 1) om u tot een God te zijn, om Mij in Mijn goddelijke macht, genade en heiligheid aan u te openbaren en door u, als Mijn uitverkoren volk, als de enige, waarachtige God gekend enverheerlijkt te worden: Ik ben de HEERE, uw God! 2) Aan Mij is het, dat gij in alles te gehoorzamen hebt.

1) De Heere brengt met deze verordening de verlossing uit Egypte in verband, om daarmee weer te herinneren, dat Israël een verkregen volk is, een volk, dat op bijzondere wijze Zijn eigendom is..

2) Hoe diep nederbuigend is de liefdezorg van God, om zijn volk te weerhouden van al wat kwaad is, en het daarentegen op de weg des levens te leiden en te besturen. Men vergelijke de opmerkingen bij Deuteronomy 6:9 (zie Deuteronomy 6:9) betreffende de gedenktekens aan voorhoofd en armen, de kwasten aan de kleren en de gedenkschriften in de huizen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 15". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-15.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile