Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Numeri 16

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 16

Numbers 16:1.

GOD STRAFT EEN OPROERIGE AFDELING.

I. Numbers 16:1-Numbers 16:40. Nog tijdens het langdurig, eerste oponthoud in Kades, verbindt zich Korach, een Leviet uit het geslacht van de Kahathieten, met Dathan, Abiram en On, uit de stam van Ruben, om de bestaande orde van zaken omver te werpen en de priesterlijke waardigheid aan zich te brengen, terwijl hij voor de Rubenieten aanspraak maakt op de waardigheid van de heersende stam. Het lukt de samengezworen tweehonderd en vijftig van de aanzienlijkste mannen voor hun plannen te winnen; en zo treden zij daarmee openlijk voor de dag. Als Mozes hen vermaant om de volgende dag met wierookvaten naar het heiligdom te komen en daar van het priesterschap, welks bediening hun, haar zij meenden, bij het algemene priesterlijke karakter van het gehele volk, zowel vrij stond als Aron, een proef te geven, laat On zijn betrekking tot de samengezworenen varen, weigeren Dathan en Abiram, onder snode verwijten, alle gehoorzaamheid aan de Godsman, en komen de overigen zich inderdaad tot de priesterlijke dienst aanmelden. Een dubbel Godsgericht verdelgt op de dag van de beslissing deze booswichten, Korach, Dathan en Abiram worden met al het hunne door de aarde verzwolgen, en de 250 mannen door het vuur van de Heere verteerd.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, NUMERI 16

Numbers 16:1.

GOD STRAFT EEN OPROERIGE AFDELING.

I. Numbers 16:1-Numbers 16:40. Nog tijdens het langdurig, eerste oponthoud in Kades, verbindt zich Korach, een Leviet uit het geslacht van de Kahathieten, met Dathan, Abiram en On, uit de stam van Ruben, om de bestaande orde van zaken omver te werpen en de priesterlijke waardigheid aan zich te brengen, terwijl hij voor de Rubenieten aanspraak maakt op de waardigheid van de heersende stam. Het lukt de samengezworen tweehonderd en vijftig van de aanzienlijkste mannen voor hun plannen te winnen; en zo treden zij daarmee openlijk voor de dag. Als Mozes hen vermaant om de volgende dag met wierookvaten naar het heiligdom te komen en daar van het priesterschap, welks bediening hun, haar zij meenden, bij het algemene priesterlijke karakter van het gehele volk, zowel vrij stond als Aron, een proef te geven, laat On zijn betrekking tot de samengezworenen varen, weigeren Dathan en Abiram, onder snode verwijten, alle gehoorzaamheid aan de Godsman, en komen de overigen zich inderdaad tot de priesterlijke dienst aanmelden. Een dubbel Godsgericht verdelgt op de dag van de beslissing deze booswichten, Korach, Dathan en Abiram worden met al het hunne door de aarde verzwolgen, en de 250 mannen door het vuur van de Heere verteerd.

Vers 1

1. Korach a)nu, de zoon van Jizhar, zoon van Kahath, zoon van Levi, nam tot zich zowel Dathan als Abiram, zonen van Eliab (uit het geslacht van Pallu Numbers 26:5) en On, de zoon van Peleth, alle zonen d.i. afstammelingen van Ruben, wiens stam, volgens de legerindeling (Numbers 2:1-Numbers 2:34) zijn tenten had ten zuiden van de tabernakel, dicht achter die van Korach.

a) Numbers 26:9; Numbers 27:3 Jude 1:1:11

Vers 1

1. Korach a)nu, de zoon van Jizhar, zoon van Kahath, zoon van Levi, nam tot zich zowel Dathan als Abiram, zonen van Eliab (uit het geslacht van Pallu Numbers 26:5) en On, de zoon van Peleth, alle zonen d.i. afstammelingen van Ruben, wiens stam, volgens de legerindeling (Numbers 2:1-Numbers 2:34) zijn tenten had ten zuiden van de tabernakel, dicht achter die van Korach.

a) Numbers 26:9; Numbers 27:3 Jude 1:1:11

Vers 2

2. En zij stonden op voor het aangezicht van Mozes, bovendien tweehonderd en vijftig door hen opgeruide mannen uit de overige stammen van de kinderen van Israël, oversten van geslachten en families van de vergadering, de geroepenen van de samenkomst, vertegenwoordigers van het volk, mannen van naam.1)

1) Deze mannen waren leden van de Raad van de oudsten, waardoor Mozes de bevelen van de Heere tot het volk placht te brengen. Zij bekleden dus een zeer eervolle plaats en waren mensen van invloed..

Vers 2

2. En zij stonden op voor het aangezicht van Mozes, bovendien tweehonderd en vijftig door hen opgeruide mannen uit de overige stammen van de kinderen van Israël, oversten van geslachten en families van de vergadering, de geroepenen van de samenkomst, vertegenwoordigers van het volk, mannen van naam.1)

1) Deze mannen waren leden van de Raad van de oudsten, waardoor Mozes de bevelen van de Heere tot het volk placht te brengen. Zij bekleden dus een zeer eervolle plaats en waren mensen van invloed..

Vers 3

3. En zij 1)vergaderden zich tegen Mozes en tegen Aron, en zeiden tot hen: het is te veel voor u! 2) het is genoeg, dat gij nu al zolang het roer van zaken hebt in handen gehad; deze waardigheden moeten nu eindelijk ook eens op anderen overgaan; want deze gehele vergadering, zij allen, de een zowel als de ander, zijn, zoals God zelf ons heeft laten aanzeggen (Exodus 19:5) heilig, en de HEERE is met zijn heiligdom in het midden van hen wonende, waarmee Hij het gehele volk voor heilig verklaart; waarom dan verheft gij u over de gemeente 3) van de HEERE en trekt gij de hoogste waardigheden aan u, alsof gij iets boven de overigen voor had? 1) Korach, de aanstoker van het oproer, waarom de oproerigen later (Numbers 16:3; Numbers 16:26:9; 27:3) de afdeling van Korach genoemd worden, was een neef van Mozes en Aron, zoals uit deze stamtafel blijkt (Exodus 6:16):

Levi-Gerson, Kahath, Merri. Kahath-Amram, Jizhar, Hebron, Uzziël. Amram-Mozes en Aron. Jizhar-Korach, Nefeg, Zichri. Korach-Assir, Elkana, Abiasaph.

Zijn zonen waren echter niet mede in het oproer gewikkeld en bleven alzo ook van het gericht verschoond, dat aan hun vader voltrokken werd (Numbers 26:11). Zo schijnt ook On uit de stam van Ruben, die in het begin tot de oproermakers behoorde, tot inkeer te zijn gekomen; van hem wordt althans in het vervolg van de geschiedenis geen melding meer gemaakt. Wat Korachs hart bewoog, was zonder twijfel begeerte om de hogepriesterlijke waardigheid te bekleden; maar, daar hij inzag, dat hij alleen niets zou kunnen uitrichten, zo zocht hij zich een aanhang te maken uit de Rubenieten, van wie hij wel wist, hoe weinig zij het konden verkroppen, dat aan hun stamvader eens het recht van de eerstgeboorte en hiermee aan hun stam het oppergezag over het gehele volk ontnomen was, dat thans op Juda was overgegaan. Deze dan overreedt hij om zich van het werelds of burgerlijk gezag meester te maken, zoals hij voor zich het Hogepriesterschap begeert. Hierbij komt hem deze uiterlijke omstandigheid van pas, dat de tenten van de Kahathieten en Rubenieten zo dichtbij elkaar stonden, dat de samenzwering eerst lang genoeg in het geheim gesmeed kon worden, om alles in bijzonderheden af te spreken en ook uit de overige stammen gelijkgezinden onder de aanzienlijkste mannen tot partij te kiezen over te halen..

Is het wegens de onwaarheid van het mensenhart, in de wereld duizenden malen nodig, dat men woord en zaak wel onderscheide en hore, lere en opmerke als een, die weet, dat vaak de schoonste rede dienen moet tot dekmantel voor de slechtste zaak, en dat hetgeen er voorgegeven en gezegd wordt, geheel iets anders is dan hetgeen ten grondslag ligt en eigenlijk gemeend en gewild wordt, dit is in het bijzonder d r nodig, waar van opstand tegen de bestaande orde sprake is. Daar hoort men heerlijke, lieflijke klanken van vrijheid, van recht, van volksgeluk. Dit is het woord. Maar de aanmatiging, de eerzucht, de gierigheid, de heerszucht van hen, die dat woord spreken, dit is de zaak. Zij willen slechts verandering van personen. Zelf begeren zij de plaats in te nemen van hen, die in de staat de voornaamsten zijn, en alzo zelf de bestuurders, de geëerde mannen, de gegoeden te worden, Zo was het, blijkens de geschiedenis van alle oproeren onder alle volken, altijd en overal. Zo was het ook reeds bij Korach en zijn afdeling in de Arabische woestijn. Hoe hemelsbreed verschilde daar het woord van de zaak zelf! Van de zaak zelf-van zelfzucht, aanmatiging, afgunst, hoogmoed spraken die lieden geen enkel woord-en dit was toch eigenlijk alleen de zaak, die zij dienden-zij spraken integendeel van de waardigheid, het recht, de vrijheid van het gehele volk. Toen alles genoegzaam was afgesproken en zij meenden, dat, als zij nu openlijk voor de dag kwamen, de menigte van het volk hun zou bijvallen, gingen zij tezamen naar Mozes en Aron en zeiden, zonder twijfel in tegenwoordigheid van het vergaderde volk: "Gij matigt u te veel aan; want de gemeente is in haar geheel en in al haar leden heilig, en de Heere is in haar midden; waarom verheft gij u boven de gemeente?" Dit klonk schoon, in zover het de schijn hebben kon, alsof deze aanzienlijke mannen volstrekt geen eigenbelang op het oog hadden, maar alleen voor het verdrukte volk in de bres wilden springen, en zochten te verhinderen, dat de hoogste macht en waardigheid in de hand van twee mannen bleef, die zich tot hiertoe wederrechtelijk hadden aangematigd. Zij zeiden de waarheid, als zij beweerden, dat de gehele gemeente, krachtens de tegenwoordigheid van de Heere onder Zijn volk, heilig is; maar wat betekende dit hier? Zou daarom onder Gods volk dan geen orde moeten heersen? Moest zij niet daarom juist zo veel te meer bestaan? En zou deze een andere mogen zijn, dan welke Hij zelf heeft voorgeschreven? Zij spraken, als wisten zij het volstrekt niet, dat de Heere, Jehova, de God van Israël zelf, deze Mozes naar Egypte gezonden en hem aan het hoofd van het volk gesteld had, en dat Hij zelf deze Aron en diens zonen tot het priesterschap had uitverkoren. Hadden zij, hetgeen zij eigenlijk meenden en wilden, duidelijk en naar waarheid willen en durven uitspreken, dan zouden zij gezegd hebben: "Wij, Kahathieten, Korach en zijn zonen, aan de patriarch Levi net zo naverwant als Aron, wij begeren het priesterschap; en wij, Dathan en Abiram, begeren het burgerlijk bestuur van zaken; deze Mozes toch is niet meer dan wij.".

De ongelovige en oproerige afdeling wordt steeds groter; want waar men tegen de menselijke en Goddelijke verordening kwalijk spreekt, daar zijn altijd velen, die het graag horen. Ach, in onze tijd lukt het de valse profeten maar al te goed, door hun machtige dwalingen en goddeloze leerlingen velen, zelfs anders eerlijke lieden, te verblinden en te verleiden; zij hebben hun vrienden in paleizen en in hutten; op de markten van de steden, in de gezelschappen van de meest beschaafde toon zowel als in kringen, waar de grofste zinnenlust haar feesten viert, wordt hun bijval geschonken; de tijdgeest, die zij als hun patroon en afgod altijd bewieroken en huldigen, is op hun zijde; de kranten en de dagbladen verkondigen hun roem en prijzen de diepten van hun wijsheid; verenigingen en volksvergaderingen luisteren naar hun reden; in scholen en kweekplaatsen gelden hun grondstellingen..

Oproerigen hebben gewoonlijk drie voorwendsels: 1. "Allen zijn gelijk," om het volk te vleien. 2. "De overheid heeft te veel en de anderen te weinig," om het volk te trekken. 3. "De overheid is van al het onheil de oorzaak," om de liefde jegens de hoger geplaatsten in haat te doen omkeren. De ware oorzaken van het oproer zijn hier en overal hoogmoed en ondankbaarheid jegens God..

2) In het Hebreeuws Rab lakem. Beter is de vertaling: Houdt ermee op, n.l. met het voeren van het opperbestuur en met het bedienen van het priesterschap. Letterlijk: genoeg U! Zij bedoelen daarmee, dat Mozes en Aron lang genoeg aan het hoofd van het Israëlitische volk hadden gestaan. Eergierigheid en hovaardij spreken zich hierin uit..

3) In dit vers wordt eerst van de verzameling van de Israëlieten gesproken als vergadering en daarna als gemeente. Het verschil van beide woorden is deze, dat door eerstgenoemd woord wordt uitgedrukt, de meer burgerlijke verhouding van het volk, en door het tweede, de bestemming van Israël, om een theocratisch volk te zijn, een volk op bijzondere wijze door God geroepen, en door Hem geregeerd en bestuurd..

Vers 3

3. En zij 1)vergaderden zich tegen Mozes en tegen Aron, en zeiden tot hen: het is te veel voor u! 2) het is genoeg, dat gij nu al zolang het roer van zaken hebt in handen gehad; deze waardigheden moeten nu eindelijk ook eens op anderen overgaan; want deze gehele vergadering, zij allen, de een zowel als de ander, zijn, zoals God zelf ons heeft laten aanzeggen (Exodus 19:5) heilig, en de HEERE is met zijn heiligdom in het midden van hen wonende, waarmee Hij het gehele volk voor heilig verklaart; waarom dan verheft gij u over de gemeente 3) van de HEERE en trekt gij de hoogste waardigheden aan u, alsof gij iets boven de overigen voor had? 1) Korach, de aanstoker van het oproer, waarom de oproerigen later (Numbers 16:3; Numbers 16:26:9; 27:3) de afdeling van Korach genoemd worden, was een neef van Mozes en Aron, zoals uit deze stamtafel blijkt (Exodus 6:16):

Levi-Gerson, Kahath, Merri. Kahath-Amram, Jizhar, Hebron, Uzziël. Amram-Mozes en Aron. Jizhar-Korach, Nefeg, Zichri. Korach-Assir, Elkana, Abiasaph.

Zijn zonen waren echter niet mede in het oproer gewikkeld en bleven alzo ook van het gericht verschoond, dat aan hun vader voltrokken werd (Numbers 26:11). Zo schijnt ook On uit de stam van Ruben, die in het begin tot de oproermakers behoorde, tot inkeer te zijn gekomen; van hem wordt althans in het vervolg van de geschiedenis geen melding meer gemaakt. Wat Korachs hart bewoog, was zonder twijfel begeerte om de hogepriesterlijke waardigheid te bekleden; maar, daar hij inzag, dat hij alleen niets zou kunnen uitrichten, zo zocht hij zich een aanhang te maken uit de Rubenieten, van wie hij wel wist, hoe weinig zij het konden verkroppen, dat aan hun stamvader eens het recht van de eerstgeboorte en hiermee aan hun stam het oppergezag over het gehele volk ontnomen was, dat thans op Juda was overgegaan. Deze dan overreedt hij om zich van het werelds of burgerlijk gezag meester te maken, zoals hij voor zich het Hogepriesterschap begeert. Hierbij komt hem deze uiterlijke omstandigheid van pas, dat de tenten van de Kahathieten en Rubenieten zo dichtbij elkaar stonden, dat de samenzwering eerst lang genoeg in het geheim gesmeed kon worden, om alles in bijzonderheden af te spreken en ook uit de overige stammen gelijkgezinden onder de aanzienlijkste mannen tot partij te kiezen over te halen..

Is het wegens de onwaarheid van het mensenhart, in de wereld duizenden malen nodig, dat men woord en zaak wel onderscheide en hore, lere en opmerke als een, die weet, dat vaak de schoonste rede dienen moet tot dekmantel voor de slechtste zaak, en dat hetgeen er voorgegeven en gezegd wordt, geheel iets anders is dan hetgeen ten grondslag ligt en eigenlijk gemeend en gewild wordt, dit is in het bijzonder d r nodig, waar van opstand tegen de bestaande orde sprake is. Daar hoort men heerlijke, lieflijke klanken van vrijheid, van recht, van volksgeluk. Dit is het woord. Maar de aanmatiging, de eerzucht, de gierigheid, de heerszucht van hen, die dat woord spreken, dit is de zaak. Zij willen slechts verandering van personen. Zelf begeren zij de plaats in te nemen van hen, die in de staat de voornaamsten zijn, en alzo zelf de bestuurders, de geëerde mannen, de gegoeden te worden, Zo was het, blijkens de geschiedenis van alle oproeren onder alle volken, altijd en overal. Zo was het ook reeds bij Korach en zijn afdeling in de Arabische woestijn. Hoe hemelsbreed verschilde daar het woord van de zaak zelf! Van de zaak zelf-van zelfzucht, aanmatiging, afgunst, hoogmoed spraken die lieden geen enkel woord-en dit was toch eigenlijk alleen de zaak, die zij dienden-zij spraken integendeel van de waardigheid, het recht, de vrijheid van het gehele volk. Toen alles genoegzaam was afgesproken en zij meenden, dat, als zij nu openlijk voor de dag kwamen, de menigte van het volk hun zou bijvallen, gingen zij tezamen naar Mozes en Aron en zeiden, zonder twijfel in tegenwoordigheid van het vergaderde volk: "Gij matigt u te veel aan; want de gemeente is in haar geheel en in al haar leden heilig, en de Heere is in haar midden; waarom verheft gij u boven de gemeente?" Dit klonk schoon, in zover het de schijn hebben kon, alsof deze aanzienlijke mannen volstrekt geen eigenbelang op het oog hadden, maar alleen voor het verdrukte volk in de bres wilden springen, en zochten te verhinderen, dat de hoogste macht en waardigheid in de hand van twee mannen bleef, die zich tot hiertoe wederrechtelijk hadden aangematigd. Zij zeiden de waarheid, als zij beweerden, dat de gehele gemeente, krachtens de tegenwoordigheid van de Heere onder Zijn volk, heilig is; maar wat betekende dit hier? Zou daarom onder Gods volk dan geen orde moeten heersen? Moest zij niet daarom juist zo veel te meer bestaan? En zou deze een andere mogen zijn, dan welke Hij zelf heeft voorgeschreven? Zij spraken, als wisten zij het volstrekt niet, dat de Heere, Jehova, de God van Israël zelf, deze Mozes naar Egypte gezonden en hem aan het hoofd van het volk gesteld had, en dat Hij zelf deze Aron en diens zonen tot het priesterschap had uitverkoren. Hadden zij, hetgeen zij eigenlijk meenden en wilden, duidelijk en naar waarheid willen en durven uitspreken, dan zouden zij gezegd hebben: "Wij, Kahathieten, Korach en zijn zonen, aan de patriarch Levi net zo naverwant als Aron, wij begeren het priesterschap; en wij, Dathan en Abiram, begeren het burgerlijk bestuur van zaken; deze Mozes toch is niet meer dan wij.".

De ongelovige en oproerige afdeling wordt steeds groter; want waar men tegen de menselijke en Goddelijke verordening kwalijk spreekt, daar zijn altijd velen, die het graag horen. Ach, in onze tijd lukt het de valse profeten maar al te goed, door hun machtige dwalingen en goddeloze leerlingen velen, zelfs anders eerlijke lieden, te verblinden en te verleiden; zij hebben hun vrienden in paleizen en in hutten; op de markten van de steden, in de gezelschappen van de meest beschaafde toon zowel als in kringen, waar de grofste zinnenlust haar feesten viert, wordt hun bijval geschonken; de tijdgeest, die zij als hun patroon en afgod altijd bewieroken en huldigen, is op hun zijde; de kranten en de dagbladen verkondigen hun roem en prijzen de diepten van hun wijsheid; verenigingen en volksvergaderingen luisteren naar hun reden; in scholen en kweekplaatsen gelden hun grondstellingen..

Oproerigen hebben gewoonlijk drie voorwendsels: 1. "Allen zijn gelijk," om het volk te vleien. 2. "De overheid heeft te veel en de anderen te weinig," om het volk te trekken. 3. "De overheid is van al het onheil de oorzaak," om de liefde jegens de hoger geplaatsten in haat te doen omkeren. De ware oorzaken van het oproer zijn hier en overal hoogmoed en ondankbaarheid jegens God..

2) In het Hebreeuws Rab lakem. Beter is de vertaling: Houdt ermee op, n.l. met het voeren van het opperbestuur en met het bedienen van het priesterschap. Letterlijk: genoeg U! Zij bedoelen daarmee, dat Mozes en Aron lang genoeg aan het hoofd van het Israëlitische volk hadden gestaan. Eergierigheid en hovaardij spreken zich hierin uit..

3) In dit vers wordt eerst van de verzameling van de Israëlieten gesproken als vergadering en daarna als gemeente. Het verschil van beide woorden is deze, dat door eerstgenoemd woord wordt uitgedrukt, de meer burgerlijke verhouding van het volk, en door het tweede, de bestemming van Israël, om een theocratisch volk te zijn, een volk op bijzondere wijze door God geroepen, en door Hem geregeerd en bestuurd..

Vers 4

4. Als Mozes dit hoorde, zo viel hij op zijn aangezicht 1) ter aarde, om de zaak de Heere te klagen en Zijn beslissing in te roepen, even als ten tijde dat de gehele vergadering tegen hem en Aron opstond (Numbers 14:5). 1) Mozes betoonde dus, hoe graag hij de minste wilde zijn en de regering afstaan; indien dit bestaanbaar was met zijn plicht jegens God, en met zijn getrouwheid, omtrent het ambt waarmee hij bekleed was. Hij vervoegde zich dan tot God door het gebed, om bestuurd en onderricht te worden, aangaande hij te zeggen en te doen had. Hij schroomde tot hen te spreken, voordat hij tot God gesproken en zijn ziel voor Hem uitgestort had, ten einde de Heere in deze omstandigheid met hem zijn zou. Want ons hart kan zich niet bereiden om te spreken, noch uitbrengen, hetgeen wij overdacht hebben, tenzij God ons daartoe bijstand verleent..

Vers 4

4. Als Mozes dit hoorde, zo viel hij op zijn aangezicht 1) ter aarde, om de zaak de Heere te klagen en Zijn beslissing in te roepen, even als ten tijde dat de gehele vergadering tegen hem en Aron opstond (Numbers 14:5). 1) Mozes betoonde dus, hoe graag hij de minste wilde zijn en de regering afstaan; indien dit bestaanbaar was met zijn plicht jegens God, en met zijn getrouwheid, omtrent het ambt waarmee hij bekleed was. Hij vervoegde zich dan tot God door het gebed, om bestuurd en onderricht te worden, aangaande hij te zeggen en te doen had. Hij schroomde tot hen te spreken, voordat hij tot God gesproken en zijn ziel voor Hem uitgestort had, ten einde de Heere in deze omstandigheid met hem zijn zou. Want ons hart kan zich niet bereiden om te spreken, noch uitbrengen, hetgeen wij overdacht hebben, tenzij God ons daartoe bijstand verleent..

Vers 5

5. En hij sprak, nadat God hem Zijn wil geopenbaard en hij zich weer opgericht had, tot Korach en tot Zijn gehele vergadering, zeggende: Morgen vroeg bij het morgenoffer,waar gij even goed als Aron de priesterlijke bediening van het reukwerk mag vervullen, dan zal de HEERE bekend maken, wie de Zijne en de heilige is, die Hij tot Zich zal doen naderen, of dit iedereen uit de gemeente is, die zich, zoals gij, daarvoor maar opdoet, dan of het alleen de daartoe geroepen en geordende Hogepriester is, en wie Hij, bij deze dubbele aanbieding van reukwerk, deels van uw, deels van Arons zijde, verkoren zal hebben, door het aannemen van diens offer, die zal Hij tot Zich doen naderen, en daardoor aanwijzen als de man, die voortaan het priesterambt te bekleden heeft.

Vers 5

5. En hij sprak, nadat God hem Zijn wil geopenbaard en hij zich weer opgericht had, tot Korach en tot Zijn gehele vergadering, zeggende: Morgen vroeg bij het morgenoffer,waar gij even goed als Aron de priesterlijke bediening van het reukwerk mag vervullen, dan zal de HEERE bekend maken, wie de Zijne en de heilige is, die Hij tot Zich zal doen naderen, of dit iedereen uit de gemeente is, die zich, zoals gij, daarvoor maar opdoet, dan of het alleen de daartoe geroepen en geordende Hogepriester is, en wie Hij, bij deze dubbele aanbieding van reukwerk, deels van uw, deels van Arons zijde, verkoren zal hebben, door het aannemen van diens offer, die zal Hij tot Zich doen naderen, en daardoor aanwijzen als de man, die voortaan het priesterambt te bekleden heeft.

Vers 6

6. Doet, om dan eens de proef te nemen van de priesterlijke dienst waarop gij aanspraak maakt, en om te tonen, hoe het met uw vermeende heiligheid gesteld is, doet daartoe dit: neemt u wierookvaten 1) zoals er bij het wierookoffer in gebruik zijn (Leviticus 10:1), gij Korach en gij, zijn gehele vergadering.

1) Daar het brengen van het reukoffer een van de heiligste, zo niet de heiligste verrichting was van de gewone priester, beveelt Mozes Korach en zijn verbondenen, om reukwerk voor de Heere in hun wierookvaten te brengen. Mozes schroomt niet een publiek onderzoek, wie door de Heere tot Priesters zijn verkoren, daar hij weet, dat God, de Heere, Aron en zijn nakomelingschap tot priesters, heeft afgezonderd.

Vers 6

6. Doet, om dan eens de proef te nemen van de priesterlijke dienst waarop gij aanspraak maakt, en om te tonen, hoe het met uw vermeende heiligheid gesteld is, doet daartoe dit: neemt u wierookvaten 1) zoals er bij het wierookoffer in gebruik zijn (Leviticus 10:1), gij Korach en gij, zijn gehele vergadering.

1) Daar het brengen van het reukoffer een van de heiligste, zo niet de heiligste verrichting was van de gewone priester, beveelt Mozes Korach en zijn verbondenen, om reukwerk voor de Heere in hun wierookvaten te brengen. Mozes schroomt niet een publiek onderzoek, wie door de Heere tot Priesters zijn verkoren, daar hij weet, dat God, de Heere, Aron en zijn nakomelingschap tot priesters, heeft afgezonderd.

Vers 7

7. En doet morgen vuur van de gloeiende kolen van het voorhofsaltaar daarin; legt, terwijl Aron uit kracht van zijn ambt (Exodus 30:7) datzelfde doet, reukwerk daarop voor het aangezicht van de HEERE, en het zal geschieden, dat de man die de HEERE, bij deze proeve, waarbij beide partijen het reukwerk bedienen, verkiezen en op buitengewone wijze als Zijn rechtmatige priester aanwijzen zal, die zal heilig zijn, en voortaan niet weer in zijn priesterlijke waardigheid aangerand worden. Het is te veel voor u, gij kinderen van Levi; 1)

1) Weer als in Numbers 16:3 in het Hebreeuws Rab lakem. Beter is dan ook de vertaling: Laat dit u genoeg zijn, o kinderen van Levi! Mozes geeft hen hiermee hun eigen woorden, in Numbers 16:3 uitgesproken, terug..

Vers 7

7. En doet morgen vuur van de gloeiende kolen van het voorhofsaltaar daarin; legt, terwijl Aron uit kracht van zijn ambt (Exodus 30:7) datzelfde doet, reukwerk daarop voor het aangezicht van de HEERE, en het zal geschieden, dat de man die de HEERE, bij deze proeve, waarbij beide partijen het reukwerk bedienen, verkiezen en op buitengewone wijze als Zijn rechtmatige priester aanwijzen zal, die zal heilig zijn, en voortaan niet weer in zijn priesterlijke waardigheid aangerand worden. Het is te veel voor u, gij kinderen van Levi; 1)

1) Weer als in Numbers 16:3 in het Hebreeuws Rab lakem. Beter is dan ook de vertaling: Laat dit u genoeg zijn, o kinderen van Levi! Mozes geeft hen hiermee hun eigen woorden, in Numbers 16:3 uitgesproken, terug..

Vers 8

8. a) Voorts zei Mozes tot Korach, om hem, zo mogelijk, nog bijtijds tot bezinning te brengen en tot bekentenis te doen komen, dat hij met zijn aanhang zich inderdaad te veel aanmatigde: Hoort toch, gij kinderen van Levi!1) a) Leviticus 10:1,

1) Mozes maakt uit kracht van hun positie onderscheid tussen Korach en Dathan en Abiram. Korach was een Leviet, Dathan en Abiram niet. Hij wijst dan Korach op zijn bijzondere plaats in het midden van Israëls volk, hoe God hier de Levieten heeft uitverkoren, om de dienst van de Heere waar te nemen..

Vers 8

8. a) Voorts zei Mozes tot Korach, om hem, zo mogelijk, nog bijtijds tot bezinning te brengen en tot bekentenis te doen komen, dat hij met zijn aanhang zich inderdaad te veel aanmatigde: Hoort toch, gij kinderen van Levi!1) a) Leviticus 10:1,

1) Mozes maakt uit kracht van hun positie onderscheid tussen Korach en Dathan en Abiram. Korach was een Leviet, Dathan en Abiram niet. Hij wijst dan Korach op zijn bijzondere plaats in het midden van Israëls volk, hoe God hier de Levieten heeft uitverkoren, om de dienst van de Heere waar te nemen..

Vers 9

9. Is het u te weinig, en niet reeds voorrecht genoeg, dat de God van Israël u, de gehele stam van Levi, van de vergadering van Israël heeft afgescheiden, en alzo met de bijzondere ere verwaardigd heeft, om u dichter dan enige andere van de stammen tot Zich te doen naderen, om, op de (Numbers 3:5) beschreven wijze, de dienst van de tabernakel van de HEERE te bedienen, en als een verzoening of een bedeksel, te staan voor het aangezicht van de vergadering, om hen te dienen en in hun plaats de hun toekomende dienst bij het heiligdom te vervullen? (Numbers 8:5)

Vers 9

9. Is het u te weinig, en niet reeds voorrecht genoeg, dat de God van Israël u, de gehele stam van Levi, van de vergadering van Israël heeft afgescheiden, en alzo met de bijzondere ere verwaardigd heeft, om u dichter dan enige andere van de stammen tot Zich te doen naderen, om, op de (Numbers 3:5) beschreven wijze, de dienst van de tabernakel van de HEERE te bedienen, en als een verzoening of een bedeksel, te staan voor het aangezicht van de vergadering, om hen te dienen en in hun plaats de hun toekomende dienst bij het heiligdom te vervullen? (Numbers 8:5)

Vers 10

10. Daar Hij u en al uw broeders, de kinderen van Levi met u alzo tot zich heeft doen naderen, en u, als geheiligden, in meer bijzondere betrekking tot zich gesteld heeft, zijt gij dan met deze onderscheiding nog niet tevreden, en zoektgij nu ook het priesterambt, dat de Heere uitsluitend aan Aron en zijn zonen heeft voorbehouden?

Vers 10

10. Daar Hij u en al uw broeders, de kinderen van Levi met u alzo tot zich heeft doen naderen, en u, als geheiligden, in meer bijzondere betrekking tot zich gesteld heeft, zijt gij dan met deze onderscheiding nog niet tevreden, en zoektgij nu ook het priesterambt, dat de Heere uitsluitend aan Aron en zijn zonen heeft voorbehouden?

Vers 11

11. Daarom1) gij en uw gehele oproerige vergadering, gij zijt, met uw aanspraak, als oproerlingen vergaderd tegen de HEERE, die aan ieder zijn plaats in Zijn rijk aanwijst, naar Zijn welbehagen! want Aron, wat is hij, dat gij tegen hem moppert? Gij kent hem immers, dat hij geen trots geweldenaar is, die zich zijn ambt zou hebben willen aanmatigen! Gij weet immers, dat hij de door de Heere zelf verkoren Hogepriester is, die gij als zodanig te eerbiedigen hebt!

1)Letterlijk staat er: Daarom, gij en uw gehele vergadering, die tegen de Heere vergaderd zijn, en Aron, wat is hij, dat gij tegen hem moppert. Uit de grondtekst is op te maken, dat Mozes dit in heilige toorn heeft uitgesproken. De bedoeling is: Gij, die u tegen de Heere vergadert, wat wilt gij toch? Gij moppert niet tegen Aron, die toch door de Heere is uitverkoren tot priester, maar tegen de Heere zelf..

Vers 11

11. Daarom1) gij en uw gehele oproerige vergadering, gij zijt, met uw aanspraak, als oproerlingen vergaderd tegen de HEERE, die aan ieder zijn plaats in Zijn rijk aanwijst, naar Zijn welbehagen! want Aron, wat is hij, dat gij tegen hem moppert? Gij kent hem immers, dat hij geen trots geweldenaar is, die zich zijn ambt zou hebben willen aanmatigen! Gij weet immers, dat hij de door de Heere zelf verkoren Hogepriester is, die gij als zodanig te eerbiedigen hebt!

1)Letterlijk staat er: Daarom, gij en uw gehele vergadering, die tegen de Heere vergaderd zijn, en Aron, wat is hij, dat gij tegen hem moppert. Uit de grondtekst is op te maken, dat Mozes dit in heilige toorn heeft uitgesproken. De bedoeling is: Gij, die u tegen de Heere vergadert, wat wilt gij toch? Gij moppert niet tegen Aron, die toch door de Heere is uitverkoren tot priester, maar tegen de Heere zelf..

Vers 12

12. En Mozes schikte na deze vermaning een boodschap heen, om Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, te roepen, want deze hadden, terwijl Mozes met Korach handelde (Numbers 16:8-Numbers 16:10), zich naar hun tenten teruggetrokken, en Mozes wilde thans ook tot hun hart een woord spreken; maar zij zeiden, in de onboetvaardigheid en hardheid van hun gemoederen, hetgeen aan Mozes moest weer geboodschapt worden: Wij zullen niet opkomen! gij moet niet denken, dat wij tegenover u slechts onderdanige dienaren zijn, die gij kunt laten ontbieden, als het u belieft en die dan gehoorzamen moeten; neen! Wij zullen ook morgen niet aanwezig zijn bij de proef, die gij in de zin hebt

Vers 12

12. En Mozes schikte na deze vermaning een boodschap heen, om Dathan en Abiram, de zonen van Eliab, te roepen, want deze hadden, terwijl Mozes met Korach handelde (Numbers 16:8-Numbers 16:10), zich naar hun tenten teruggetrokken, en Mozes wilde thans ook tot hun hart een woord spreken; maar zij zeiden, in de onboetvaardigheid en hardheid van hun gemoederen, hetgeen aan Mozes moest weer geboodschapt worden: Wij zullen niet opkomen! gij moet niet denken, dat wij tegenover u slechts onderdanige dienaren zijn, die gij kunt laten ontbieden, als het u belieft en die dan gehoorzamen moeten; neen! Wij zullen ook morgen niet aanwezig zijn bij de proef, die gij in de zin hebt

Vers 13

13. Is het te weinig, en hebt gij ons daarmee niet reeds schade genoeg gedaan, dat gij ons uit Egypte, een land, evenzeer van melk en honing vloeiende, 1) als dat Kanan, waarvan gij ons tot hiertoe zoveel gesnoefd hebt, hebt opgevoerd, en dit met geen ander doel dan om ons langzamerhand door honger te doden in de woestijn, waar geen behoorlijk voedsel is, is dat nog niet genoeg, maar moet er nog bijkomen, dat gij ook u zelf ten enenmale over ons tot een overheer maakt? 2)

1) Zo noemen zij, uit bittere wrok Egypte, omdat het hun was ontzegd, om in Kanan, het land in waarheid vloeiende van melk en honing, te komen. Aan de ellende van de slavernij wordt niet gedacht, en evenmin aan de weldaad van de verlossing..

2) Eigenlijk staat er: dat gij ook voor altijd de baas over ons blijft spelen. De woorden in de grondtekst geven een voortdurende handeling aan. Hiermee randen zij echter het wettig, hem door de Heere zelf gegeven gezag, aan, en vertreden alzo Gods verordeningen met de voeten. Hun zonde was dan ook eigenlijk geen zonde tegen Mozes, maar tegen God, de hoogste Souverein..

Vers 13

13. Is het te weinig, en hebt gij ons daarmee niet reeds schade genoeg gedaan, dat gij ons uit Egypte, een land, evenzeer van melk en honing vloeiende, 1) als dat Kanan, waarvan gij ons tot hiertoe zoveel gesnoefd hebt, hebt opgevoerd, en dit met geen ander doel dan om ons langzamerhand door honger te doden in de woestijn, waar geen behoorlijk voedsel is, is dat nog niet genoeg, maar moet er nog bijkomen, dat gij ook u zelf ten enenmale over ons tot een overheer maakt? 2)

1) Zo noemen zij, uit bittere wrok Egypte, omdat het hun was ontzegd, om in Kanan, het land in waarheid vloeiende van melk en honing, te komen. Aan de ellende van de slavernij wordt niet gedacht, en evenmin aan de weldaad van de verlossing..

2) Eigenlijk staat er: dat gij ook voor altijd de baas over ons blijft spelen. De woorden in de grondtekst geven een voortdurende handeling aan. Hiermee randen zij echter het wettig, hem door de Heere zelf gegeven gezag, aan, en vertreden alzo Gods verordeningen met de voeten. Hun zonde was dan ook eigenlijk geen zonde tegen Mozes, maar tegen God, de hoogste Souverein..

Vers 14

14. Ook hebt gij ons schandelijk bedrogen, en ons niet naar hetgeen gij beloofde, gebracht in een land, dat van melk en honing vloeit, noch ons akkers en wijngaarden ten erfdeel gegeven, zoals gij ons voorspiegelde, om ons te bewegen, dat we Egypte, waar we het zoveel beter hadden dan hier, verlieten. Zult gij de ogen van deze mannen uitgraven? De ogen zijn hun thans opengegaan voor hetgeen gij in de zin had! En zou gij hen nu, opdat zij het nog maar altoos niet mogen inzien, maar u blindelings volgen en gehoorzamen, de ogen kunnen uitgraven, hen nog langer verblinden en met hen als met volslagen blinden omgaan? Dat moogt gij al willen; het zal u niet lukken. Wij ten minste zijn niet meer zo dwaas van uw gehoorzame onderdanen te blijven; bij ons is het met uw gezag uit. Wij zullen niet opkomen, noch heden, noch morgen.

Vers 14

14. Ook hebt gij ons schandelijk bedrogen, en ons niet naar hetgeen gij beloofde, gebracht in een land, dat van melk en honing vloeit, noch ons akkers en wijngaarden ten erfdeel gegeven, zoals gij ons voorspiegelde, om ons te bewegen, dat we Egypte, waar we het zoveel beter hadden dan hier, verlieten. Zult gij de ogen van deze mannen uitgraven? De ogen zijn hun thans opengegaan voor hetgeen gij in de zin had! En zou gij hen nu, opdat zij het nog maar altoos niet mogen inzien, maar u blindelings volgen en gehoorzamen, de ogen kunnen uitgraven, hen nog langer verblinden en met hen als met volslagen blinden omgaan? Dat moogt gij al willen; het zal u niet lukken. Wij ten minste zijn niet meer zo dwaas van uw gehoorzame onderdanen te blijven; bij ons is het met uw gezag uit. Wij zullen niet opkomen, noch heden, noch morgen.

Vers 15

15. Toen ontstak Mozes zeer, in diepe droefheid over deze stoute lasterlijke taal, die niet zo zeer zijn, als wel Gods eer aantaste, maar ook in rechtmatige toorn over zulke boosaardige beschuldigingen en hij zei tot de HEERE: zie als zij het wagen nog weer met een offer tot u te naderen en U hun verering te bewijzen, zie dan hun offer niet aan; daar ze niet anders zijn dan huichelaars en verachters van Uw woord! ik heb niet een ezel van hen genomen, zelfs niet de minste dienst of gave van hen begeerd a) en niet een van hen kwaad gedaan! 1) Hoe kunnen zij mij dan ten laste leggen, dat ik als een hard dwingeland met hen gehandeld heb!

a) 1 Samuel 8:16; 1 Samuel 12:3

1) Hiermee wil Mozes zeggen, dat hij hen volstrekt niet als een overheerser heeft behandeld. Heeft een koning het recht, om van zijn onderdanen van het hunne te vragen, wat hem nodig dunkt, hij heeft niet de schijn willen geven, dat hij zich als hun koning beschouwt. Zelfs geen ezel heeft hij van hen gevorderd..

Vers 15

15. Toen ontstak Mozes zeer, in diepe droefheid over deze stoute lasterlijke taal, die niet zo zeer zijn, als wel Gods eer aantaste, maar ook in rechtmatige toorn over zulke boosaardige beschuldigingen en hij zei tot de HEERE: zie als zij het wagen nog weer met een offer tot u te naderen en U hun verering te bewijzen, zie dan hun offer niet aan; daar ze niet anders zijn dan huichelaars en verachters van Uw woord! ik heb niet een ezel van hen genomen, zelfs niet de minste dienst of gave van hen begeerd a) en niet een van hen kwaad gedaan! 1) Hoe kunnen zij mij dan ten laste leggen, dat ik als een hard dwingeland met hen gehandeld heb!

a) 1 Samuel 8:16; 1 Samuel 12:3

1) Hiermee wil Mozes zeggen, dat hij hen volstrekt niet als een overheerser heeft behandeld. Heeft een koning het recht, om van zijn onderdanen van het hunne te vragen, wat hem nodig dunkt, hij heeft niet de schijn willen geven, dat hij zich als hun koning beschouwt. Zelfs geen ezel heeft hij van hen gevorderd..

Vers 16

16. Voorts zei Mozes, na deze boze weigering van Dathan en Abiram gekregen te hebben, tot Korach, die nog bij hem aanwezig was: Gij en uw gehele vergadering van de 250aanzienlijken, die het met u eens zijn, weest voor het aangezicht van de HEERE; gij en zij, als ook Aron, wiens verkiezing tot het priesterambt gij niet als geldig erkennen wilt, komt morgen tezamen voor het aangezicht van de Heere, opdat dan door de Heere zelf beslist wordt, wie van beide partijen het priesterambt te bedienen heeft.

Vers 16

16. Voorts zei Mozes, na deze boze weigering van Dathan en Abiram gekregen te hebben, tot Korach, die nog bij hem aanwezig was: Gij en uw gehele vergadering van de 250aanzienlijken, die het met u eens zijn, weest voor het aangezicht van de HEERE; gij en zij, als ook Aron, wiens verkiezing tot het priesterambt gij niet als geldig erkennen wilt, komt morgen tezamen voor het aangezicht van de Heere, opdat dan door de Heere zelf beslist wordt, wie van beide partijen het priesterambt te bedienen heeft.

Vers 17

17. En neemt een ieder zijn wierookvat, en legt reukwerk daarin, en brengt voor het aangezicht van de HEERE een ieder zijn wierookvat, dat zijn twee honderd en vijftigwierookvaten; 1) ook gij en Aron, een ieder zijn wierookvat.2) Zo zullen wij dan zien wat gij met zovele reukwerken tegen het ene van Aron vermag. 3)

1) Numbers 16:2

2) Terwijl er nog eens uitdrukkelijk aan Korach te kennen gegeven wordt, dat hij ook zelf met zijn wierookvat komen moest en niet de anderen alleen moest laten komen, wordt hij tevens in n adem met en tegenover Aron genoemd, omdat hij het eigenlijk is, die zich tegen Aron verheft en de plaats van deze begeert in te nemen..

3) Hoe eerwaardig staat Mozes in deze gehele geschiedenis voor ons. Door boze kunstgrepen van hoogmoed en heerszucht omringd, door smaad en laster, nijd en kwaadaardigheid bestookt, staat hij pal als een rots, hoewel niet ongevoelig als een rots. De beschuldiging en de laster doet hem zeer, en het onrecht beweegt zijn ziel, want hij is mens onder de mensen, en wil niet anders zijn dan een mens onder de mensen, maar God is zijn schild, zijn troost en zijn bescherming. Hij spreekt geen enkel woord van zelfverdediging tot de mensen, nauwelijks een enkel woord tot God, en wat hij zegt is kort, eenvoudig, edel. Waar hij gaat en staat, is zijn God hem nabij, en daar kan hij tot Hem bidden, in het rumoer van de volksvergadering zowel als in de eenzaamheid van de binnenkamer, en voor de gehele wereld kan hij zich op de getuigenis en het oordeel van de rechtvaardige Rechter van de ganse wereld beroepen. Lees Psalms 1:1..

Waar Mozes ziet, dat al zijn vermaningen geen vat hebben op het hart van de opstandelingen, daar verwijst hij nu de zaak naar de rechtbank van de Heere God, van Wie hij weet, dat Deze zeker recht zal doen..

Vers 17

17. En neemt een ieder zijn wierookvat, en legt reukwerk daarin, en brengt voor het aangezicht van de HEERE een ieder zijn wierookvat, dat zijn twee honderd en vijftigwierookvaten; 1) ook gij en Aron, een ieder zijn wierookvat.2) Zo zullen wij dan zien wat gij met zovele reukwerken tegen het ene van Aron vermag. 3)

1) Numbers 16:2

2) Terwijl er nog eens uitdrukkelijk aan Korach te kennen gegeven wordt, dat hij ook zelf met zijn wierookvat komen moest en niet de anderen alleen moest laten komen, wordt hij tevens in n adem met en tegenover Aron genoemd, omdat hij het eigenlijk is, die zich tegen Aron verheft en de plaats van deze begeert in te nemen..

3) Hoe eerwaardig staat Mozes in deze gehele geschiedenis voor ons. Door boze kunstgrepen van hoogmoed en heerszucht omringd, door smaad en laster, nijd en kwaadaardigheid bestookt, staat hij pal als een rots, hoewel niet ongevoelig als een rots. De beschuldiging en de laster doet hem zeer, en het onrecht beweegt zijn ziel, want hij is mens onder de mensen, en wil niet anders zijn dan een mens onder de mensen, maar God is zijn schild, zijn troost en zijn bescherming. Hij spreekt geen enkel woord van zelfverdediging tot de mensen, nauwelijks een enkel woord tot God, en wat hij zegt is kort, eenvoudig, edel. Waar hij gaat en staat, is zijn God hem nabij, en daar kan hij tot Hem bidden, in het rumoer van de volksvergadering zowel als in de eenzaamheid van de binnenkamer, en voor de gehele wereld kan hij zich op de getuigenis en het oordeel van de rechtvaardige Rechter van de ganse wereld beroepen. Lees Psalms 1:1..

Waar Mozes ziet, dat al zijn vermaningen geen vat hebben op het hart van de opstandelingen, daar verwijst hij nu de zaak naar de rechtbank van de Heere God, van Wie hij weet, dat Deze zeker recht zal doen..

Vers 18

18. Zo namen zij, die tot Korachs aanhang behoorden, de volgende morgen, overeenkomstig de nodiging van Mozes, een ieder zijn wierookvat en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarin; en zij stonden alzo, vol trotse gerustheid, als moest hun voornemen gelukken, voor de deur van de tent der samenkomst, om deze met hun reukwerk binnen te dringen; ook Mozes en Aron bevonden zich aldaar, maar deze in een zeker geloofsvertrouwen, dat de Heere aan deze sluwe verachters Zijn heiligdom niet prijsgeven zou.

1) Deze waren mogelijk wierookvaten, waarvan de vaderen van de gezinnen aan hun huisaltaren gebruik hadden gemaakt, eer en alvorens dit gedeelte van de schaduwachtige godsdienst aan het priesterschap en aan het altaar in de tabernakel bepaald was, en zij wilden dit weer in zwang brengen; of wel het waren meest gewone vuurpannen, die tot hun dagelijks gebruik verstrekten.. 19. En Korach, bij wie de toespraak van Mozes de vorige dag (Numbers 16:8-Numbers 16:12), zo weinig had uitgewerkt, dat hij zich daardoor slechts des te meer had laten verbitteren, deed de gehele vergadering van de kinderen van Israël tegen hen, 1) Mozes en Aron, wier val hij beoogde, verzamelen, aan de deur van de tent der samenkomst, opdat het gehele volk getuige zou zijn, hoe zijn medegenoten naast hem het reukwerk even goed verrichten konden als Aron, en hem aanstonds hierop tot Hogepriester mochten uitroepen. Toen verscheen de Sjechinah, de heerlijkheid van de HEERE2) aan deze gehele vergadering, die rondom de tabernakel geschaardstond.

1) Korach en de zijnen schijnen zoveel invloed te hebben uitgeoefend, dat zij de gehele vergadering van de kinderen van Israël op hun hand schenen te hebben gekregen. Zij, nl. Korach en de zijnen, verwachtten niet anders, dan dat zij zouden zegepralen. Wellicht dat het volk dit wel wenste..

2)Numbers 14:10

Vers 18

18. Zo namen zij, die tot Korachs aanhang behoorden, de volgende morgen, overeenkomstig de nodiging van Mozes, een ieder zijn wierookvat en deden vuur daarin, en legden reukwerk daarin; en zij stonden alzo, vol trotse gerustheid, als moest hun voornemen gelukken, voor de deur van de tent der samenkomst, om deze met hun reukwerk binnen te dringen; ook Mozes en Aron bevonden zich aldaar, maar deze in een zeker geloofsvertrouwen, dat de Heere aan deze sluwe verachters Zijn heiligdom niet prijsgeven zou.

1) Deze waren mogelijk wierookvaten, waarvan de vaderen van de gezinnen aan hun huisaltaren gebruik hadden gemaakt, eer en alvorens dit gedeelte van de schaduwachtige godsdienst aan het priesterschap en aan het altaar in de tabernakel bepaald was, en zij wilden dit weer in zwang brengen; of wel het waren meest gewone vuurpannen, die tot hun dagelijks gebruik verstrekten.. 19. En Korach, bij wie de toespraak van Mozes de vorige dag (Numbers 16:8-Numbers 16:12), zo weinig had uitgewerkt, dat hij zich daardoor slechts des te meer had laten verbitteren, deed de gehele vergadering van de kinderen van Israël tegen hen, 1) Mozes en Aron, wier val hij beoogde, verzamelen, aan de deur van de tent der samenkomst, opdat het gehele volk getuige zou zijn, hoe zijn medegenoten naast hem het reukwerk even goed verrichten konden als Aron, en hem aanstonds hierop tot Hogepriester mochten uitroepen. Toen verscheen de Sjechinah, de heerlijkheid van de HEERE2) aan deze gehele vergadering, die rondom de tabernakel geschaardstond.

1) Korach en de zijnen schijnen zoveel invloed te hebben uitgeoefend, dat zij de gehele vergadering van de kinderen van Israël op hun hand schenen te hebben gekregen. Zij, nl. Korach en de zijnen, verwachtten niet anders, dan dat zij zouden zegepralen. Wellicht dat het volk dit wel wenste..

2)Numbers 14:10

Vers 20

20. En de HEERE sprak met een luide, voor het gehele volk hoorbare stem, uit de wolk, tot Mozes en tot Aron, zeggende:

Vers 20

20. En de HEERE sprak met een luide, voor het gehele volk hoorbare stem, uit de wolk, tot Mozes en tot Aron, zeggende:

Vers 21

21. Scheidt u af uit het midden van deze vergadering, die door haar verschijnen op de stem (Numbers 16:19) van de oproermaker, voor hem en zijn aanhang partij gekozen en zich deelgenoot van zijn zonde gemaakt heeft, en Ik zal hen als in een ogenblik verteren. 1)

1) Men ziet hieruit, hoe gevaarlijk het is, gemeenschap te hebben met zondaars, en tenminste hun partij te kiezen. Velen van de vergadering kwamen waarschijnlijk slechts bij wijze van gezelschaphouding, zoals ook uit nieuwsgierigheid, om de uitslag te zien, doch omdat zij niet kwamen, zoals zij behoorden, te weten, om getuigenis te dragen tegen de wederhorigen en zich openlijk te verklaren voor God en voor Mozes, zo liepen zij gevaar, om allen evenzo, als in een ogenblik, verteerd te worden. Volgen wij de kudde, waarin de duivel gevaren is, zo lopen wij gevaar, om met deze om te komen en tot verderf neer te storten..

Vers 21

21. Scheidt u af uit het midden van deze vergadering, die door haar verschijnen op de stem (Numbers 16:19) van de oproermaker, voor hem en zijn aanhang partij gekozen en zich deelgenoot van zijn zonde gemaakt heeft, en Ik zal hen als in een ogenblik verteren. 1)

1) Men ziet hieruit, hoe gevaarlijk het is, gemeenschap te hebben met zondaars, en tenminste hun partij te kiezen. Velen van de vergadering kwamen waarschijnlijk slechts bij wijze van gezelschaphouding, zoals ook uit nieuwsgierigheid, om de uitslag te zien, doch omdat zij niet kwamen, zoals zij behoorden, te weten, om getuigenis te dragen tegen de wederhorigen en zich openlijk te verklaren voor God en voor Mozes, zo liepen zij gevaar, om allen evenzo, als in een ogenblik, verteerd te worden. Volgen wij de kudde, waarin de duivel gevaren is, zo lopen wij gevaar, om met deze om te komen en tot verderf neer te storten..

Vers 22

22. Maar zij, mannen, die zich ook nu weer als de rechte bemiddelaars voor het arme, verleide volk gedroegen, vielen op hun aangezichten 1) en zeiden: O God! God van de geesten van elk vlees, 2) die zelf aan allen het leven en de adem gegeven hebt! Zou gij nu al deze, Uw eigene schepselen zo plotseling en ineens verdelgen? Een enig man, de snode Korach, die de anderen verleidde, zal gezondigd en deze grote dwaasheid in Israël begonnen heeft, en zult Gij U over deze gehele vergadering, die door hem bedrogen is, zo grotelijks vertoornen? 3)

1) Deze gestalte duidt aan, dat zij als voorbidders voor het volk optraden. In wat een liefelijke gestalte vertonen zij zich aan ons, en hoe blijkt het uit hun gebed, dat zij de eer van God en de redding van het volk op het nauwst met elkaar voeten te verbinden!.

2) Met God deze naam te geven, doet Mozes alzo een beroep op de algemene genade voor het schepsel. Doch hetzij men dit belieft uit te leggen, ten opzichte van alle schepselen, hetzij slechts ten opzichte van het menselijk geslacht is van weinig belang, omdat Mozes slechts bidt, dat God, omdat Hij de Schepper en Formeerder van de wereld is, de mensen, welke Hij geschapen heeft, niet verderft, maar hen veeleer, als zijn eigen werk, genade bewijst..

God van de geesten van elk vlees, is de Schepper en Onderhouder van alle wezens, die aan al het vlees het leven en de adem heeft gegeven. Als de Schepper van de geest van het leven in al het vergankelijk vlees, kan God in toorn niet Zijn eigen handenwerk vernietigen, daartegen strijdt Zijn vaderlijke barmhartigheid en liefde..

3) Ons tot vertroosting, dat, wat de Heere ook zou kunnen doen als Opperheer, en als een rechtvaardig Rechter, wij nochthans hoop hebben, dat Hij nooit een gehele vergadering verdelgen zal, om de zonde van een enkel man maar, dat in de uitvoering van het verzoeningswerk van de grote Middelaar van God en van de mensen, de gerechtigheid en de vrede elkaar zullen kunnen en de barmhartigheid roemen zal tegen het oordeel..

Vers 22

22. Maar zij, mannen, die zich ook nu weer als de rechte bemiddelaars voor het arme, verleide volk gedroegen, vielen op hun aangezichten 1) en zeiden: O God! God van de geesten van elk vlees, 2) die zelf aan allen het leven en de adem gegeven hebt! Zou gij nu al deze, Uw eigene schepselen zo plotseling en ineens verdelgen? Een enig man, de snode Korach, die de anderen verleidde, zal gezondigd en deze grote dwaasheid in Israël begonnen heeft, en zult Gij U over deze gehele vergadering, die door hem bedrogen is, zo grotelijks vertoornen? 3)

1) Deze gestalte duidt aan, dat zij als voorbidders voor het volk optraden. In wat een liefelijke gestalte vertonen zij zich aan ons, en hoe blijkt het uit hun gebed, dat zij de eer van God en de redding van het volk op het nauwst met elkaar voeten te verbinden!.

2) Met God deze naam te geven, doet Mozes alzo een beroep op de algemene genade voor het schepsel. Doch hetzij men dit belieft uit te leggen, ten opzichte van alle schepselen, hetzij slechts ten opzichte van het menselijk geslacht is van weinig belang, omdat Mozes slechts bidt, dat God, omdat Hij de Schepper en Formeerder van de wereld is, de mensen, welke Hij geschapen heeft, niet verderft, maar hen veeleer, als zijn eigen werk, genade bewijst..

God van de geesten van elk vlees, is de Schepper en Onderhouder van alle wezens, die aan al het vlees het leven en de adem heeft gegeven. Als de Schepper van de geest van het leven in al het vergankelijk vlees, kan God in toorn niet Zijn eigen handenwerk vernietigen, daartegen strijdt Zijn vaderlijke barmhartigheid en liefde..

3) Ons tot vertroosting, dat, wat de Heere ook zou kunnen doen als Opperheer, en als een rechtvaardig Rechter, wij nochthans hoop hebben, dat Hij nooit een gehele vergadering verdelgen zal, om de zonde van een enkel man maar, dat in de uitvoering van het verzoeningswerk van de grote Middelaar van God en van de mensen, de gerechtigheid en de vrede elkaar zullen kunnen en de barmhartigheid roemen zal tegen het oordeel..

Vers 23

23. En de HEERE, de voorbede van Zijn trouwe knechten verhorende, sprak op dezelfde wijze als tevoren (Numbers 16:21) tot Mozes, zeggende:

Vers 23

23. En de HEERE, de voorbede van Zijn trouwe knechten verhorende, sprak op dezelfde wijze als tevoren (Numbers 16:21) tot Mozes, zeggende:

Vers 24

24. Spreukenek tot deze vergadering, zeggende: gaat op en wijkt van de plaatsen die het naast rondom de woning van Korach, Dathan en Abiram zijn. Gehoorzaamt zij aan dit bevel en scheidt zij zich alzo metterdaad van deze verleiders, dan zal Ik haar verschonen.

Vers 24

24. Spreukenek tot deze vergadering, zeggende: gaat op en wijkt van de plaatsen die het naast rondom de woning van Korach, Dathan en Abiram zijn. Gehoorzaamt zij aan dit bevel en scheidt zij zich alzo metterdaad van deze verleiders, dan zal Ik haar verschonen.

Vers 25

25. Toen stond Mozes op en ging, nadat hij de volksmenigte, die zich aan de zuidzijde van de tabernakel bevond, bewogen had om zich van Korachs tent te verwijderen, tot Dathan en Abiram, 1) wier tenten een weinig meer oostwaartsstonden, om ook het hier gelegerde volk tot een spoedig ontvluchten uit de onheildreigende nabijheid van deze beide mannen aan te sporen; en achter hem gingen de oudsten van Israël, die hem als helpers in zijn ambt ondergeschikt waren, a) en hem thans in de uitvoering van zijn voornemen zouden bijstaan.

a)Numbers 11:16,

1) Toen de Heerlijkheid van de Heere verscheen, waren Dathan en Abiram naar hun tenten gegaan, en waanden zich daar veilig. Het is daarom, dat Mozes zich nu met de 70 oudsten naar dat gedeelte van het leger, waar zich hun tenten bevonden, begeeft, om ook daar het volk te bewegen, zich van deze mannen af te scheiden..

Vers 25

25. Toen stond Mozes op en ging, nadat hij de volksmenigte, die zich aan de zuidzijde van de tabernakel bevond, bewogen had om zich van Korachs tent te verwijderen, tot Dathan en Abiram, 1) wier tenten een weinig meer oostwaartsstonden, om ook het hier gelegerde volk tot een spoedig ontvluchten uit de onheildreigende nabijheid van deze beide mannen aan te sporen; en achter hem gingen de oudsten van Israël, die hem als helpers in zijn ambt ondergeschikt waren, a) en hem thans in de uitvoering van zijn voornemen zouden bijstaan.

a)Numbers 11:16,

1) Toen de Heerlijkheid van de Heere verscheen, waren Dathan en Abiram naar hun tenten gegaan, en waanden zich daar veilig. Het is daarom, dat Mozes zich nu met de 70 oudsten naar dat gedeelte van het leger, waar zich hun tenten bevonden, begeeft, om ook daar het volk te bewegen, zich van deze mannen af te scheiden..

Vers 26

26. En hij sprak tot de vergadering, zeggende: wijkt toch af van de tenten van deze goddeloze mannen, en roert niets aan van hetgeen van hen is; want met al het hunne zijn zij verbannen van de Heere, 1) opdat gij niet misschiengedood wordt, en ellendig omkomt in gemeenschap aan de straf op al hun zonden, waardoor zij nu de rechtvaardige straf ondergaan zullen.a)

a) Genesis 19:15 Revelation 8:4

1) Ook: zie Leviticus 27:29. 27. Zo gingen zij, 1) die alzo door Mozes waren vermaand en gewaarschuwd geworden, op en weken van de woning van Korach, Dathan en Abiram, en vluchtten van de plaatsen rondom deze; maar Dathan en Abiram gingen vol van driest overmoed uit hun tenten en bleven staande in de deur van hun tenten met hun vrouwen en hun volwassen zonen en hun nog kleine kinderen; waarmee zij het volk, dat ijlings uit hun nabijheid wegvluchtte, tonen wilden, dat zij voor deze Mozes en zijn bedreigingen niet bang waren, en in plaats van omkomen veel meer een opkomen en groot worden in Israël verwachtten.

1) Anderen verstaan dit van Mozes en de oudsten, als die, nadat zij het volk tot weggaan bewogen hadden, zich weer naar de tabernakel wilden begeven. Naar de klankstippen van de Hebreeuwse tekst vertaalt men, in plaats van met zij gingen op, nauwkeuriger zij deden opgaan, hetgeen betekent, dat Mozes en de oudsten het volk ertoe brachten, om uit de nabijheid van de tenten van de oproerlingen zich te verwijderen..

Vers 26

26. En hij sprak tot de vergadering, zeggende: wijkt toch af van de tenten van deze goddeloze mannen, en roert niets aan van hetgeen van hen is; want met al het hunne zijn zij verbannen van de Heere, 1) opdat gij niet misschiengedood wordt, en ellendig omkomt in gemeenschap aan de straf op al hun zonden, waardoor zij nu de rechtvaardige straf ondergaan zullen.a)

a) Genesis 19:15 Revelation 8:4

1) Ook: zie Leviticus 27:29. 27. Zo gingen zij, 1) die alzo door Mozes waren vermaand en gewaarschuwd geworden, op en weken van de woning van Korach, Dathan en Abiram, en vluchtten van de plaatsen rondom deze; maar Dathan en Abiram gingen vol van driest overmoed uit hun tenten en bleven staande in de deur van hun tenten met hun vrouwen en hun volwassen zonen en hun nog kleine kinderen; waarmee zij het volk, dat ijlings uit hun nabijheid wegvluchtte, tonen wilden, dat zij voor deze Mozes en zijn bedreigingen niet bang waren, en in plaats van omkomen veel meer een opkomen en groot worden in Israël verwachtten.

1) Anderen verstaan dit van Mozes en de oudsten, als die, nadat zij het volk tot weggaan bewogen hadden, zich weer naar de tabernakel wilden begeven. Naar de klankstippen van de Hebreeuwse tekst vertaalt men, in plaats van met zij gingen op, nauwkeuriger zij deden opgaan, hetgeen betekent, dat Mozes en de oudsten het volk ertoe brachten, om uit de nabijheid van de tenten van de oproerlingen zich te verwijderen..

Vers 28

28. Toen zei Mozes tot de wegtrekkende menigte, omdat zij zich door de onbeschaamdheid en de vermetelheid van die beide overmoedigen niet zouden laten afhouden vangehoorzaamheid aan zijn vermaning (Numbers 16:26): Hieraan zult gij bekennen, dat de HEERE mij gezonden heeft, om al deze daden te doen, waarover deze oproerigen mij thans (Numbers 16:13) lasteren, en in de plaats waarvan zij een andere orde van zaken willen invoeren (Numbers 16:3), en dat zij niet, zoals deze mijvoorwerpen, uit mijn eigen hart en daden van mijn willekeur en heerszucht zijn, hieraan zult gij dat weten:

Vers 28

28. Toen zei Mozes tot de wegtrekkende menigte, omdat zij zich door de onbeschaamdheid en de vermetelheid van die beide overmoedigen niet zouden laten afhouden vangehoorzaamheid aan zijn vermaning (Numbers 16:26): Hieraan zult gij bekennen, dat de HEERE mij gezonden heeft, om al deze daden te doen, waarover deze oproerigen mij thans (Numbers 16:13) lasteren, en in de plaats waarvan zij een andere orde van zaken willen invoeren (Numbers 16:3), en dat zij niet, zoals deze mijvoorwerpen, uit mijn eigen hart en daden van mijn willekeur en heerszucht zijn, hieraan zult gij dat weten:

Vers 29

29. Indien deze een gewone, natuurlijke dood zullen sterven, zoals alle mensen sterven en over hen een bezoeking zal gedaan worden naar de bezoeking van alle mensen,1) zodat zij in deze niet zouden te onderscheiden zijn van zo vele anderen, zo heeft mij de HEERE niet gezonden, en zal het uitgemaakt zijn, dat zij in hun recht zijn met hetgeen zij verwijten.

1) De bedoeling is deze, dat, indien deze mensen hun natuurlijke dood zouden sterven, en de bezoeking hen zou treffen, zoals deze allen treffen zou, dan zou het daaruit blijken, dat de Heere Mozes niet had gezonden..

Vers 29

29. Indien deze een gewone, natuurlijke dood zullen sterven, zoals alle mensen sterven en over hen een bezoeking zal gedaan worden naar de bezoeking van alle mensen,1) zodat zij in deze niet zouden te onderscheiden zijn van zo vele anderen, zo heeft mij de HEERE niet gezonden, en zal het uitgemaakt zijn, dat zij in hun recht zijn met hetgeen zij verwijten.

1) De bedoeling is deze, dat, indien deze mensen hun natuurlijke dood zouden sterven, en de bezoeking hen zou treffen, zoals deze allen treffen zou, dan zou het daaruit blijken, dat de Heere Mozes niet had gezonden..

Vers 30

30. Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, 1) dat als een onmiskenbaar wonder van de almachtige en alomtegenwoordige God in de dagelijkse loop van de dingen ingrijpt en wel-wat ik tot nog meerdere bevestiging van mijn goddelijke zending hier tevens uitdrukkelijk noemen wil-indien het aardrijk zijn mond zal opendoen en verslinden hen met alles wat van hun is, en zij levend ter helle zullen neervaren; dan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben, 2) want zij hebben zo'ntaal gevoerd, alsof er geen God in Israël leefde, en als waren al die grote daden van de Heere, waardoor Israëls zelfstandig bestaan ingesteld en geheiligd is, werken van menselijke arglistigheid en bedrog. 3)

1) In het Hebreeuws Beriah jibra. Letterlijk: een schepping scheppen zal. M.a.w. indien de Heere een buitengewone zaak zal verrichten, zal ingrijpen in de gewone dagelijkse loop van de dingen.. 2) Het oordeel zelf zou bewijs genoeg geweest zijn van de toorn van de Heere tegen de oproermakers, en aan hen allen te verstaan hebben gegeven, dat zij de Heere getergd hadden; maar, wanneer het dus plechtig voorspeld en door Mozes voorzegd was, en wel zo onmiddellijk tevoren, terwijl niet de minste schijn daartoe zich opdeed, zo was het overtuigend blijk daarvan des te sterker, en het was buiten verschil gesteld, dat hij niet alleen was, een dienaar, maar ook een gunsteling van de Hemel, die een zeer nauwkeurige kennis had van het Goddelijk raadsbesluit, en aan wie, door de alvermogende kracht van God, geheel buitengewone proeven en bewijzen tot zijn verdediging verleend werden..

De dood van het lichaam, hoezeer een straf van de zonde, is nochthans een zachtere vorm van de zonde straf; want juist door de omstandigheden, die het stervan voorafgaan en vergezellen, heeft de dood een merkwaardige macht om van de zonde los te maken en haar jongste en noodlottigste gevolgen af te weren. Dat is het nieuwe, wat God in dit geval doet, dat Hij die staat van overgang niet geboren laat worden, dat Hij de schuldigen ineens uit het zondige leven in de toestand van de verwerping verplaatst, waarvan datgene, wat voor ogen was, namelijk dat zij in levende lijve in de aarde verzonken, slechts het zinnebeeld was.. -zie over de hel de Aant. bij Luke 16:26

3) Deze plaats in haar geheel is van belang: 1e. tot kennis van het eigenlijke wezen en van het Goddelijke doel van de bijbelse wonderen (zie Mt 4:25) en 2e. tot recht verstand van hetgeen de Heere de zonde tegen de Geest noemt. (zie Mt 12:32).

Vers 30

30. Maar indien de HEERE wat nieuws zal scheppen, 1) dat als een onmiskenbaar wonder van de almachtige en alomtegenwoordige God in de dagelijkse loop van de dingen ingrijpt en wel-wat ik tot nog meerdere bevestiging van mijn goddelijke zending hier tevens uitdrukkelijk noemen wil-indien het aardrijk zijn mond zal opendoen en verslinden hen met alles wat van hun is, en zij levend ter helle zullen neervaren; dan zult gij bekennen, dat deze mannen de HEERE getergd hebben, 2) want zij hebben zo'ntaal gevoerd, alsof er geen God in Israël leefde, en als waren al die grote daden van de Heere, waardoor Israëls zelfstandig bestaan ingesteld en geheiligd is, werken van menselijke arglistigheid en bedrog. 3)

1) In het Hebreeuws Beriah jibra. Letterlijk: een schepping scheppen zal. M.a.w. indien de Heere een buitengewone zaak zal verrichten, zal ingrijpen in de gewone dagelijkse loop van de dingen.. 2) Het oordeel zelf zou bewijs genoeg geweest zijn van de toorn van de Heere tegen de oproermakers, en aan hen allen te verstaan hebben gegeven, dat zij de Heere getergd hadden; maar, wanneer het dus plechtig voorspeld en door Mozes voorzegd was, en wel zo onmiddellijk tevoren, terwijl niet de minste schijn daartoe zich opdeed, zo was het overtuigend blijk daarvan des te sterker, en het was buiten verschil gesteld, dat hij niet alleen was, een dienaar, maar ook een gunsteling van de Hemel, die een zeer nauwkeurige kennis had van het Goddelijk raadsbesluit, en aan wie, door de alvermogende kracht van God, geheel buitengewone proeven en bewijzen tot zijn verdediging verleend werden..

De dood van het lichaam, hoezeer een straf van de zonde, is nochthans een zachtere vorm van de zonde straf; want juist door de omstandigheden, die het stervan voorafgaan en vergezellen, heeft de dood een merkwaardige macht om van de zonde los te maken en haar jongste en noodlottigste gevolgen af te weren. Dat is het nieuwe, wat God in dit geval doet, dat Hij die staat van overgang niet geboren laat worden, dat Hij de schuldigen ineens uit het zondige leven in de toestand van de verwerping verplaatst, waarvan datgene, wat voor ogen was, namelijk dat zij in levende lijve in de aarde verzonken, slechts het zinnebeeld was.. -zie over de hel de Aant. bij Luke 16:26

3) Deze plaats in haar geheel is van belang: 1e. tot kennis van het eigenlijke wezen en van het Goddelijke doel van de bijbelse wonderen (zie Mt 4:25) en 2e. tot recht verstand van hetgeen de Heere de zonde tegen de Geest noemt. (zie Mt 12:32).

Vers 31

31. En het geschiedde als hij nog nauwelijks geëindigd had al deze woorden te spreken, zo werd naar Mozes woord het aardrijk, dat onder hen was, gekliefd.

Vers 31

31. En het geschiedde als hij nog nauwelijks geëindigd had al deze woorden te spreken, zo werd naar Mozes woord het aardrijk, dat onder hen was, gekliefd.

Vers 32

32. En de aarde opende haar mond en verslond hen, Nathan en Abiram, met hun huizen, en hun bewoners, en eveneens alle mensen, 1) die Korach toebehoorden, en al de have, die zij hadden.

1) Wij weten uit Numbers 26:11, dat Korachs zonen niet zijn omgekomen. Alle mensen, die Korach toebehoorden, zijn dan ook, niet zijn kinderen, maar zijn dienstbaren. Door de leden van dit geslacht van de Levieten zijn ons veel van de mooiste psalmen nagelaten.

Vers 32

32. En de aarde opende haar mond en verslond hen, Nathan en Abiram, met hun huizen, en hun bewoners, en eveneens alle mensen, 1) die Korach toebehoorden, en al de have, die zij hadden.

1) Wij weten uit Numbers 26:11, dat Korachs zonen niet zijn omgekomen. Alle mensen, die Korach toebehoorden, zijn dan ook, niet zijn kinderen, maar zijn dienstbaren. Door de leden van dit geslacht van de Levieten zijn ons veel van de mooiste psalmen nagelaten.

Vers 33

33. En zij voeren neer, zij en alles, wat van hun was, levend ter helle; en de aarde, die zich nu weer toesloot, overdekte hen; en zij kwamen om uit het midden van de gemeente. 1)

1) Het vonnis was zeer wijselijk geschikt naar de natuur van de misdaad. Hun binnenste was enkel verderving en hun keel een open graf, als gereed zijnde tot verslinding van allen, die binnen hun bereik kwamen en daarom opende met recht de aarde haar mond en verslond hen. Zij maakten een scheuring in de vergadering, en daarom maakte de aarde met recht een scheuring onder hen..

Vers 33

33. En zij voeren neer, zij en alles, wat van hun was, levend ter helle; en de aarde, die zich nu weer toesloot, overdekte hen; en zij kwamen om uit het midden van de gemeente. 1)

1) Het vonnis was zeer wijselijk geschikt naar de natuur van de misdaad. Hun binnenste was enkel verderving en hun keel een open graf, als gereed zijnde tot verslinding van allen, die binnen hun bereik kwamen en daarom opende met recht de aarde haar mond en verslond hen. Zij maakten een scheuring in de vergadering, en daarom maakte de aarde met recht een scheuring onder hen..

Vers 34

34. En het gehele Israël, dat rondom hen was, vluchtte voor hun geschrei, bij het kraken waarmee de afgrond zich onder hen opende en hen verslond: Want, zeiden zij, dat ons de aarde misschien niet mee verslinde! Was de geschiedenis van Israël van de tijd van de Patriarchen af, de geschiedenis van de verlossing uit Egypte en van de doortocht door de Rode Zee tot aan de wetgeving op Sinaï, waarheid, wilde God zich in de geschiedenis van dit volk in Zijn heiligheid openbaren en onder dit volk aanstalten van heilige liefde grondvesten, die zich in de volgende eeuwen tot licht en zegen voor alle volken van de aarde ontwikkelen en over het mensdom verbreiden zouden; zo was het te voorzien, dat dit oproer geen ander einde hebben kon, dan n, dat vrees en ontzetting inboezemde, daar het, indien het gelukt ware, het gehele voorkomen en wezen van de zaak verstoord, elk geloof aan de waarheid vernietigd, de waarheid zelf in een fabel en bedrog veranderd en het geheim van de zegen van God in een geheim van eerzucht en heerszucht van arglistige mensen verkeerd zou hebben. Er kon wel geen vreselijker en ontzettender oordeel gedacht worden, dan hetgeen hier werkelijk plaats vond, maar ook geen wijzer en waardiger gekozen zijn met het oog op de zaak, wier onvergelijkelijke hoogheid, waarheid en onschendbaarheid als een zaak van God, in dit uiteinde van de lasteraars openbaar moest gemaakt worden. Welk ander, niet door een menselijk gericht en door een menselijke macht beschikt uiteinde hadden deze oproermakers kunnen ondergaan, dat meer onloochenbaar dan dit als een door God zelf tot wraak en straf over hen uitgestort verderf had moeten erkend worden, hetgeen de God en Koning Israëls nog duidelijker als de God en Heer van de gehele natuur zou geopenbaard hebben, maar dat tegelijkertijd ook deze Aron, als de door Hem aangestelde priester, en deze Mozes, als de door Hem gezonden herder en leidsman van het volk en als de door Hem zelf bevestigde Profeet heerlijker in het licht had kunnen stellen?.

Vers 34

34. En het gehele Israël, dat rondom hen was, vluchtte voor hun geschrei, bij het kraken waarmee de afgrond zich onder hen opende en hen verslond: Want, zeiden zij, dat ons de aarde misschien niet mee verslinde! Was de geschiedenis van Israël van de tijd van de Patriarchen af, de geschiedenis van de verlossing uit Egypte en van de doortocht door de Rode Zee tot aan de wetgeving op Sinaï, waarheid, wilde God zich in de geschiedenis van dit volk in Zijn heiligheid openbaren en onder dit volk aanstalten van heilige liefde grondvesten, die zich in de volgende eeuwen tot licht en zegen voor alle volken van de aarde ontwikkelen en over het mensdom verbreiden zouden; zo was het te voorzien, dat dit oproer geen ander einde hebben kon, dan n, dat vrees en ontzetting inboezemde, daar het, indien het gelukt ware, het gehele voorkomen en wezen van de zaak verstoord, elk geloof aan de waarheid vernietigd, de waarheid zelf in een fabel en bedrog veranderd en het geheim van de zegen van God in een geheim van eerzucht en heerszucht van arglistige mensen verkeerd zou hebben. Er kon wel geen vreselijker en ontzettender oordeel gedacht worden, dan hetgeen hier werkelijk plaats vond, maar ook geen wijzer en waardiger gekozen zijn met het oog op de zaak, wier onvergelijkelijke hoogheid, waarheid en onschendbaarheid als een zaak van God, in dit uiteinde van de lasteraars openbaar moest gemaakt worden. Welk ander, niet door een menselijk gericht en door een menselijke macht beschikt uiteinde hadden deze oproermakers kunnen ondergaan, dat meer onloochenbaar dan dit als een door God zelf tot wraak en straf over hen uitgestort verderf had moeten erkend worden, hetgeen de God en Koning Israëls nog duidelijker als de God en Heer van de gehele natuur zou geopenbaard hebben, maar dat tegelijkertijd ook deze Aron, als de door Hem aangestelde priester, en deze Mozes, als de door Hem gezonden herder en leidsman van het volk en als de door Hem zelf bevestigde Profeet heerlijker in het licht had kunnen stellen?.

Vers 35

35. Daartoe ging, terwijl de drie hoofden van het oproer op deze ontzettende wijze met hun gezinnen omkwamen, een vuur uit van de HEERE, 1) en verteerde die tweehonderd en vijftig mannen, die reukwerk offerden en nog voor de deur van de tabernakel stonden (Numbers 16:18).

1)Hoogstwaarschijnlijk heeft ook Korach tot hen behoord, die, zoals Nadab en Abihu (Leviticus 10:2), door het vuur des Heeren verteerd werden. Zijn zonen werden uit vrije genade van God gespaard, omdat God in Zijn rechtvaardigheid aan Zijn barmhartigheid gedenkende, hen voor de dienst van de tabernakel behouden heeft. Zij zullen niet met hun vader in zijn boze raad bewilligd hebben..

Vers 35

35. Daartoe ging, terwijl de drie hoofden van het oproer op deze ontzettende wijze met hun gezinnen omkwamen, een vuur uit van de HEERE, 1) en verteerde die tweehonderd en vijftig mannen, die reukwerk offerden en nog voor de deur van de tabernakel stonden (Numbers 16:18).

1)Hoogstwaarschijnlijk heeft ook Korach tot hen behoord, die, zoals Nadab en Abihu (Leviticus 10:2), door het vuur des Heeren verteerd werden. Zijn zonen werden uit vrije genade van God gespaard, omdat God in Zijn rechtvaardigheid aan Zijn barmhartigheid gedenkende, hen voor de dienst van de tabernakel behouden heeft. Zij zullen niet met hun vader in zijn boze raad bewilligd hebben..

Vers 36

36. En de HEERE sprak, nadat hun lijken uit de voorhof weggenomen en buiten het leger begraven waren, a) tot Mozes, zeggende:

a) Leviticus 10:4,

Vers 36

36. En de HEERE sprak, nadat hun lijken uit de voorhof weggenomen en buiten het leger begraven waren, a) tot Mozes, zeggende:

a) Leviticus 10:4,

Vers 37

37. Zeg tot Elezar, de oudste zoon van Aron, de priester, dat hij de 250 wierookvaten, welke de mannen bij hun offeren gebruikt hebben, uit de brand d.i. van de plaats,waar de mannen ten gevolge van de over hen ontbrande toorn van God omgekomen zijn, opneme; en strooit het vuur, dat in die wierookschalen is, ver weg, zodat het niet meer komt op het altaar, waarvan het genomen is, want zij zijn heilig; 1) 1) Als men deze laatste woorden van het volgende vers afscheidt, kunnen zij op Elezar en Aron en hen, die door hen vertegenwoordigd worden, betrekkelijk geacht worden, en men zal ze dan, doch slechts zeer gedwongen, als een reden in de mond van de Heere verklaren, waarom Hij het opnemen van de pannen en het verstrooien van het vuur door Elezar wil verricht hebben; omdat namelijk hij en zijn geslacht, zoals thans krachtiglijk opnieuw bevestigd was, de God geheiligde bedienaren waren van de offers en van hetgeen daarmee samenhangt. Het natuurlijkste en eenvoudigste is echter, wat ook onze vertalers gedaan hebben, de woorden `want zij zijn heilig' met het volgende vers te verbinden en ze op de wierookschalen te laten slaan, zodat de rede na het gebod, dat Mozes aan Elezar geven moest, om het vuur ver weg te strooien, in deze voege voortgaat..

Want zij zijn heilig, ziet ongetwijfeld op de wierookvaten. Daarom waren zij heilig, omdat zij tot de tabernakel van de Heere waren gebracht, en na de dood van de offeraars, als voorwerpen, de Heere gebannen, moesten beschouwd worden. De Heere verklaart dit zelf in het volgende vers (Leviticus 27:28).

Vers 37

37. Zeg tot Elezar, de oudste zoon van Aron, de priester, dat hij de 250 wierookvaten, welke de mannen bij hun offeren gebruikt hebben, uit de brand d.i. van de plaats,waar de mannen ten gevolge van de over hen ontbrande toorn van God omgekomen zijn, opneme; en strooit het vuur, dat in die wierookschalen is, ver weg, zodat het niet meer komt op het altaar, waarvan het genomen is, want zij zijn heilig; 1) 1) Als men deze laatste woorden van het volgende vers afscheidt, kunnen zij op Elezar en Aron en hen, die door hen vertegenwoordigd worden, betrekkelijk geacht worden, en men zal ze dan, doch slechts zeer gedwongen, als een reden in de mond van de Heere verklaren, waarom Hij het opnemen van de pannen en het verstrooien van het vuur door Elezar wil verricht hebben; omdat namelijk hij en zijn geslacht, zoals thans krachtiglijk opnieuw bevestigd was, de God geheiligde bedienaren waren van de offers en van hetgeen daarmee samenhangt. Het natuurlijkste en eenvoudigste is echter, wat ook onze vertalers gedaan hebben, de woorden `want zij zijn heilig' met het volgende vers te verbinden en ze op de wierookschalen te laten slaan, zodat de rede na het gebod, dat Mozes aan Elezar geven moest, om het vuur ver weg te strooien, in deze voege voortgaat..

Want zij zijn heilig, ziet ongetwijfeld op de wierookvaten. Daarom waren zij heilig, omdat zij tot de tabernakel van de Heere waren gebracht, en na de dood van de offeraars, als voorwerpen, de Heere gebannen, moesten beschouwd worden. De Heere verklaart dit zelf in het volgende vers (Leviticus 27:28).

Vers 38

38. Te weten: de wierookvaten van hen, die tegen hun zielen gezondigd hebben en het snode misbruik, dat zij van die schalen maakten, met hun leven hebben moeten boeten; dat men uitgerekte platen daarvan maakt en deze platen gebruikttot een overtreksel voor het brandofferaltaar; want zij, die daar zijn omgekomen, hebben ze gebracht voor het aangezicht van de HEERE; daarom zijn zij, krachtens Mijn meer bijzondere aanwezigheid, tot welke zij, als tot Mijn dienst, door hen gebracht werden, heilig; en zij zullen, tot een tweede bekleedsel van het brandofferaltaar aangewend, 1) de kinderen van Israël tot een teken zijn. 2)

1) Van het eerste bekleedsel van dit altaar, zie Exodus 27:2

2) Korach had gepoogd, het priesterschap van Aron te vernietigen. God was echter tussenbeide getreden, en dat nu de wierookvaten van hem en zijn volgelingen gebruikt moesten worden om het altaar te bedekken en te versterken, dit moest voor Israël een teken zijn, dat het priesterschap van Aron des te meer bevestigd was, door zijn samenspanning. Israël moest daardoor telkens herinnerd worden aan deze ontzaglijke gebeurtenis, opdat het immer het huis van Aron als door God uitverkoren zou erkennen als de wettige priesters..

Vers 38

38. Te weten: de wierookvaten van hen, die tegen hun zielen gezondigd hebben en het snode misbruik, dat zij van die schalen maakten, met hun leven hebben moeten boeten; dat men uitgerekte platen daarvan maakt en deze platen gebruikttot een overtreksel voor het brandofferaltaar; want zij, die daar zijn omgekomen, hebben ze gebracht voor het aangezicht van de HEERE; daarom zijn zij, krachtens Mijn meer bijzondere aanwezigheid, tot welke zij, als tot Mijn dienst, door hen gebracht werden, heilig; en zij zullen, tot een tweede bekleedsel van het brandofferaltaar aangewend, 1) de kinderen van Israël tot een teken zijn. 2)

1) Van het eerste bekleedsel van dit altaar, zie Exodus 27:2

2) Korach had gepoogd, het priesterschap van Aron te vernietigen. God was echter tussenbeide getreden, en dat nu de wierookvaten van hem en zijn volgelingen gebruikt moesten worden om het altaar te bedekken en te versterken, dit moest voor Israël een teken zijn, dat het priesterschap van Aron des te meer bevestigd was, door zijn samenspanning. Israël moest daardoor telkens herinnerd worden aan deze ontzaglijke gebeurtenis, opdat het immer het huis van Aron als door God uitverkoren zou erkennen als de wettige priesters..

Vers 39

39. En Elezar, de priester, nam de koperen wierookvaten, die de verbranden gebracht hadden; en zij, wie dit verder werd opgedragen, rekten ze uit, overeenkomstig hetgoddelijk bevel, tot een overtreksel voor het altaar;

Vers 39

39. En Elezar, de priester, nam de koperen wierookvaten, die de verbranden gebracht hadden; en zij, wie dit verder werd opgedragen, rekten ze uit, overeenkomstig hetgoddelijk bevel, tot een overtreksel voor het altaar;

Vers 40

40. Ter gedachtenis voor de kinderen van Israël, opdat zij, zo vaak als zij in het voorhof verschenen, door het zien van deze platen, aan deze gebeurtenis herinnerd en gewaarschuwd werden, en geen vreemde, 1) die niet uithet geslacht van Aron is, nadere om reukwerk aan te steken voor het aangezicht van de HEERE; opdat hij niet worde als Korach 2) en zijn vergadering, wie het gegaan is zoals hem de HEERE door de dienst van Mozes gesproken had (Numbers 16:5-Numbers 16:11), en die zich evenwel noch door deze vermaning, noch door het voorbeeld van Arons zonen, waarschuwen liet (2 Chronicles 6:10-2 Chronicles 6:23). 1) Een ongewijde, een leek (Numbers 1:51; Numbers 3:10)

Behalve dit gedenkteken aan het altaar, dat de Israëlieten te allen tijde de heiligheid van het priesterschap en van het heiligdom getuigen en hen waarschuwend aan de ondergang van degenen herinneren zou, die beiden trachtten te ontwijden, bleef nog een ander gedenkteken, dat dit alles evenzeer en nog meer voortdurend betuigde, en wel een levend. De zonen van Korach, (Assir, Elkena, Abiasaph, Exodus 6:24 kwamen niet om (Numbers 26:11) ). Met hen werd de ene tak van het geslacht van de Kohathieten, die de eerste en voornaamste in de stam van Levi was, (4:1-20) behouden (26:58). Deze vormden de familie van Levieten, die de priesterfamilie het dichste bijkwam, en van hier wordt er in het Oude Testament dikwijls over de zonen of nakomelingen van Korach gesproken, vooral daar, waar van Israëls openlijke godsdienst sprake is..

2) Twee van de voortreffelijkste mannen van hen, die groot geweest zijn in Israël, waren afstammelingen van de boze en rampzalige Korach, namelijk de profeet en veldheer Samuël (zie 1Sa 1:1) en de oom van hem, Heman (1 Chronicles 6:33-1 Chronicles 6:48), de profeet en zanger, Azafs ambtgenoot bij de eredienst (1 Chronicles 28:1). Verscheidene Psalmen (Psalms 42:1; 44-49; 84; 85; 87; 88) dragen in hun opschrift de naam van de zonen van Korach, als welke het boven anderen, ja wellicht uitsluitend, aanbevolen was deze Psalmen voor het heiligdom te zingen..

II. Numbers 16:41-Numbers 16:17:13. In weerwil van het dubbel strafgericht is de door Korach en zijn aanhang in de gemeente opgewekte en gevoede geest van oproer nog niet onderdrukt; veel meer stelt deze de volgende dag Mozes en Aron verantwoordelijk voor de ondergang van de verleiders, wier partij men gekozen had. Daar zendt de Heere een plaag onder de oproerige menigte, die 14:700 mensen vallen doet en eerst daardoor wordt opgeheven, dat Aron op Mozes' bevel met een rookoffer tussen de levenden en de doden treedt en, krachtens zijn ambt, over de gemeente verzoening doet. De Heere wil intussen nog een bijzondere daad doen, opdat alle tegenspraak tegen het door Hem ingestelde priesterschap voor altijd verstomt. Op Zijn bevel moet Mozes van de vorsten van de 12 stammen en onder deze ook van Aron, als het hoofd van de stam van Levi, zich afgesneden staven van een amandelboom laten geven en deze, v r de volgende nacht, voor de Verbondsark neerleggen. Als Mozes deze de volgende morgen voor de dag haalt, zijn alle overige staven nog evenals tevoren, maar aan die van Aron zijn knoppen gekomen, hij bloeit en draagt vruchten. Bij dit ontegenzeglijk teken, wie de Heere tot Zijn priester gekozen had, komt nu wel het gemor van de gemeente tot zwijgen, en opdat het zich niet ook later weer verheffe, wordt de bloeiende staf van Aron in het heiligdom bij de Verbondsark tot bewaring gelegd, maar tot blijdschap over een zo heerlijk en zegenrijk priesterschap, als de Heere aan Zijn volk gegeven heeft, komt het niet, maar Israëls hart is met de ban van zijn verwerping en met angst voor Gods gerichten bezwaard.

Vers 40

40. Ter gedachtenis voor de kinderen van Israël, opdat zij, zo vaak als zij in het voorhof verschenen, door het zien van deze platen, aan deze gebeurtenis herinnerd en gewaarschuwd werden, en geen vreemde, 1) die niet uithet geslacht van Aron is, nadere om reukwerk aan te steken voor het aangezicht van de HEERE; opdat hij niet worde als Korach 2) en zijn vergadering, wie het gegaan is zoals hem de HEERE door de dienst van Mozes gesproken had (Numbers 16:5-Numbers 16:11), en die zich evenwel noch door deze vermaning, noch door het voorbeeld van Arons zonen, waarschuwen liet (2 Chronicles 6:10-2 Chronicles 6:23). 1) Een ongewijde, een leek (Numbers 1:51; Numbers 3:10)

Behalve dit gedenkteken aan het altaar, dat de Israëlieten te allen tijde de heiligheid van het priesterschap en van het heiligdom getuigen en hen waarschuwend aan de ondergang van degenen herinneren zou, die beiden trachtten te ontwijden, bleef nog een ander gedenkteken, dat dit alles evenzeer en nog meer voortdurend betuigde, en wel een levend. De zonen van Korach, (Assir, Elkena, Abiasaph, Exodus 6:24 kwamen niet om (Numbers 26:11) ). Met hen werd de ene tak van het geslacht van de Kohathieten, die de eerste en voornaamste in de stam van Levi was, (4:1-20) behouden (26:58). Deze vormden de familie van Levieten, die de priesterfamilie het dichste bijkwam, en van hier wordt er in het Oude Testament dikwijls over de zonen of nakomelingen van Korach gesproken, vooral daar, waar van Israëls openlijke godsdienst sprake is..

2) Twee van de voortreffelijkste mannen van hen, die groot geweest zijn in Israël, waren afstammelingen van de boze en rampzalige Korach, namelijk de profeet en veldheer Samuël (zie 1Sa 1:1) en de oom van hem, Heman (1 Chronicles 6:33-1 Chronicles 6:48), de profeet en zanger, Azafs ambtgenoot bij de eredienst (1 Chronicles 28:1). Verscheidene Psalmen (Psalms 42:1; 44-49; 84; 85; 87; 88) dragen in hun opschrift de naam van de zonen van Korach, als welke het boven anderen, ja wellicht uitsluitend, aanbevolen was deze Psalmen voor het heiligdom te zingen..

II. Numbers 16:41-Numbers 16:17:13. In weerwil van het dubbel strafgericht is de door Korach en zijn aanhang in de gemeente opgewekte en gevoede geest van oproer nog niet onderdrukt; veel meer stelt deze de volgende dag Mozes en Aron verantwoordelijk voor de ondergang van de verleiders, wier partij men gekozen had. Daar zendt de Heere een plaag onder de oproerige menigte, die 14:700 mensen vallen doet en eerst daardoor wordt opgeheven, dat Aron op Mozes' bevel met een rookoffer tussen de levenden en de doden treedt en, krachtens zijn ambt, over de gemeente verzoening doet. De Heere wil intussen nog een bijzondere daad doen, opdat alle tegenspraak tegen het door Hem ingestelde priesterschap voor altijd verstomt. Op Zijn bevel moet Mozes van de vorsten van de 12 stammen en onder deze ook van Aron, als het hoofd van de stam van Levi, zich afgesneden staven van een amandelboom laten geven en deze, v r de volgende nacht, voor de Verbondsark neerleggen. Als Mozes deze de volgende morgen voor de dag haalt, zijn alle overige staven nog evenals tevoren, maar aan die van Aron zijn knoppen gekomen, hij bloeit en draagt vruchten. Bij dit ontegenzeglijk teken, wie de Heere tot Zijn priester gekozen had, komt nu wel het gemor van de gemeente tot zwijgen, en opdat het zich niet ook later weer verheffe, wordt de bloeiende staf van Aron in het heiligdom bij de Verbondsark tot bewaring gelegd, maar tot blijdschap over een zo heerlijk en zegenrijk priesterschap, als de Heere aan Zijn volk gegeven heeft, komt het niet, maar Israëls hart is met de ban van zijn verwerping en met angst voor Gods gerichten bezwaard.

Vers 41

41. Maar de volgende dag, na het dubbele strafgericht over de oproermakers, deels over de drie aanstichters, Korach, Dathan en Abiram (Numbers 16:31-Numbers 16:33), deels over de 250 voornaamsten, die hun aanhangers waren (Numbers 16:35), mopperde de gehele vergadering van de kinderen van Israël, die wel met schrik en ontzetting, over hetgeen zij beleefd hadden, vervuld, maar van hun partijgeest voor de oproermakers niet genezen waren, en dit des te minder, daar zich de aanzienlijkste hoofden van hetvolk onder hen bevonden; zij mopperden tegen Mozes en tegen Aron, alsof deze de oorzaak waren van het onheil, dat gisteren plaatsgevonden had, terwijl zij het integendeel door hun voorbede en trouwe ijver in hun ambt (Numbers 16:22) van de gemeente zelf afgeweerd hadden; zij mopperden tegen Mozes en Aron zeggende: Gij hebt het volk van de HEERE gedood!

De tijdgeest verstond het dus toen reeds, openbare rebellen voor de edelsten en de besten van het volk te verklaren en de ware vrienden en weldoeners van het volk als verdervers daarvan te brandmerken. Hoe hebben toch het ongeloof en de goddeloosheid van oudsher dezelfde taal gesproken, die in onze dagen, zo luid, als nieuwe wijsheid en als machtige voortgang van de eeuw geprezen wordt. Deze vermeende wijsheid en verlichting is echter in waarheid niets anders, dan de tot waanwijsheid gestegen trotsheid van het onbekeerde hart en het kenmerk van een geslacht, waarover Gods strafgericht gaat. Israël, dat overal de bestemming heeft, om alle hoogten en diepten van de geschiedenis van de mensen te doorleven, moet vooral thans, nu zijn strijdbare manschap in vleselijke lust gevallen is en onder de boom van de dood staat, de verkeerdheid van de mens jegens God openbaar laten worden..

Voornamelijk hebben zij hier Korach en de 250 oudsten op het oog. Dezen noemen zij hier het volk van de Heere. Hiermee beschuldigen zij Mozes en Aron van onrechtvaardigheid. Israëls volk maakt zich hier schuldig aan de zonde van "de goddeloze te rechtvaardigen en de rechtvaardige te verdoemen." Vandaar de grote toorn van de Heere over Abrahams nageslacht..

Vers 41

41. Maar de volgende dag, na het dubbele strafgericht over de oproermakers, deels over de drie aanstichters, Korach, Dathan en Abiram (Numbers 16:31-Numbers 16:33), deels over de 250 voornaamsten, die hun aanhangers waren (Numbers 16:35), mopperde de gehele vergadering van de kinderen van Israël, die wel met schrik en ontzetting, over hetgeen zij beleefd hadden, vervuld, maar van hun partijgeest voor de oproermakers niet genezen waren, en dit des te minder, daar zich de aanzienlijkste hoofden van hetvolk onder hen bevonden; zij mopperden tegen Mozes en tegen Aron, alsof deze de oorzaak waren van het onheil, dat gisteren plaatsgevonden had, terwijl zij het integendeel door hun voorbede en trouwe ijver in hun ambt (Numbers 16:22) van de gemeente zelf afgeweerd hadden; zij mopperden tegen Mozes en Aron zeggende: Gij hebt het volk van de HEERE gedood!

De tijdgeest verstond het dus toen reeds, openbare rebellen voor de edelsten en de besten van het volk te verklaren en de ware vrienden en weldoeners van het volk als verdervers daarvan te brandmerken. Hoe hebben toch het ongeloof en de goddeloosheid van oudsher dezelfde taal gesproken, die in onze dagen, zo luid, als nieuwe wijsheid en als machtige voortgang van de eeuw geprezen wordt. Deze vermeende wijsheid en verlichting is echter in waarheid niets anders, dan de tot waanwijsheid gestegen trotsheid van het onbekeerde hart en het kenmerk van een geslacht, waarover Gods strafgericht gaat. Israël, dat overal de bestemming heeft, om alle hoogten en diepten van de geschiedenis van de mensen te doorleven, moet vooral thans, nu zijn strijdbare manschap in vleselijke lust gevallen is en onder de boom van de dood staat, de verkeerdheid van de mens jegens God openbaar laten worden..

Voornamelijk hebben zij hier Korach en de 250 oudsten op het oog. Dezen noemen zij hier het volk van de Heere. Hiermee beschuldigen zij Mozes en Aron van onrechtvaardigheid. Israëls volk maakt zich hier schuldig aan de zonde van "de goddeloze te rechtvaardigen en de rechtvaardige te verdoemen." Vandaar de grote toorn van de Heere over Abrahams nageslacht..

Vers 42

42. En het geschiedde, als de vergadering zich verzamelde tegen Mozes en Aron, waarschijnlijk met oogmerk om een zogenaamd volksgericht aan hen te voltrekken, 1)en zich wendde 2) naar de tent der samenkomst, ziet zo bedekte haar die wolk, die ook anders op haar rustte, in een even ruime en volle mate, als bij de oprichting, a) om die beide godsmannen in zich op te nemen en te beschermen; b) en de heerlijkheid van de HEERE verscheen.3)

a)Exodus 40:34 b) Exodus 20:21 Psalms 27:1-Psalms 27:6

1) Ook: zie Leviticus 20:2.

2) Meer overeenkomstig de oorspronkelijke tekst, vertale men hier: en zij (namelijk Mozes en Aron) zich wendden naar de tent der amenkomst, (als die hun burcht en vesting was (Psalm. 71:3)

3)Ongetwijfeld moet hier gedacht worden aan een in het oog vallende verschijning van de Heerlijkheid van de Heere, omdat immer de wolk de tabernakel bedekte. Aan zo'n openbaring hebben wij te denken, als ook plaatsvond bij de inwijding van de tent der samenkomst, waardoor het aan het oproerige volk duidelijk moest worden, dat de Heere partij trok voor Zijn zwaar beledigde knechten..

Vers 42

42. En het geschiedde, als de vergadering zich verzamelde tegen Mozes en Aron, waarschijnlijk met oogmerk om een zogenaamd volksgericht aan hen te voltrekken, 1)en zich wendde 2) naar de tent der samenkomst, ziet zo bedekte haar die wolk, die ook anders op haar rustte, in een even ruime en volle mate, als bij de oprichting, a) om die beide godsmannen in zich op te nemen en te beschermen; b) en de heerlijkheid van de HEERE verscheen.3)

a)Exodus 40:34 b) Exodus 20:21 Psalms 27:1-Psalms 27:6

1) Ook: zie Leviticus 20:2.

2) Meer overeenkomstig de oorspronkelijke tekst, vertale men hier: en zij (namelijk Mozes en Aron) zich wendden naar de tent der amenkomst, (als die hun burcht en vesting was (Psalm. 71:3)

3)Ongetwijfeld moet hier gedacht worden aan een in het oog vallende verschijning van de Heerlijkheid van de Heere, omdat immer de wolk de tabernakel bedekte. Aan zo'n openbaring hebben wij te denken, als ook plaatsvond bij de inwijding van de tent der samenkomst, waardoor het aan het oproerige volk duidelijk moest worden, dat de Heere partij trok voor Zijn zwaar beledigde knechten..

Vers 43

43. Mozes nu en Aron kwamen tot voor de tent der samenkomst, in het voorhof (Numbers 16:50). 44. Toen sprak de HEERE uit de wolk tot Mozes, zeggende, met een stem, vol geweldige heilige toorn:

Vers 43

43. Mozes nu en Aron kwamen tot voor de tent der samenkomst, in het voorhof (Numbers 16:50). 44. Toen sprak de HEERE uit de wolk tot Mozes, zeggende, met een stem, vol geweldige heilige toorn:

Vers 45

45. Maak u op uit het midden van deze vergadering, en Ik zal nu inderdaad, wat Ik hun reeds gisteren dreigde, maar toen omwille van uw voorbede niet gedaan heb (Numbers 16:21) hen verteren, als in een ogenblik, want nu is zij niet meer een misleide, maar een stout en moedwillig oproerige vergadering! Toen vielen zij op hun aangezichten, om door hun voorbede ook nu de slag weer af te weren; maar Mozes zocht tevergeefs naar woorden, waarmee hij het onheil mocht afwenden (Psalms 106:23), 1) en de plaag, bestaande uit een plotselinge dood, als bij het woeden van een allertreurigste pest, ving reeds haarslachting onder het volk aan.

1) Alle beweegredenen, die hij tot hiertoe in zijn herhaalde voorbeden, om verzoening van deze boze vergadering had voorgesteld, waren uitgeput. Zijn leven kon hij niet, zoals bij de Horeb (Exodus 32:32) voor het volk stellen, omdat het hem verworpen en zich van hem losgemaakt en vrijverklaard had. Op de eer van God onder de heidenen kon hij zich niet meer beroepen, daar de Heere hem reeds, bij de veroordeling van het weerspannig geslacht, om in de woestijn te vallen, toegezegd had, dat de gehele aarde met Zijn heerlijkheid zou vervuld worden (Leviticus 14:13). Nog minder kon hij, nu de gehele gemeente voor de oproermakers partij gekozen had, God bidden (zoals in Numbers 16:22), dat Hij toch niet, omwille van enige misdadigen, tegen allen toornen zou..

Vers 45

45. Maak u op uit het midden van deze vergadering, en Ik zal nu inderdaad, wat Ik hun reeds gisteren dreigde, maar toen omwille van uw voorbede niet gedaan heb (Numbers 16:21) hen verteren, als in een ogenblik, want nu is zij niet meer een misleide, maar een stout en moedwillig oproerige vergadering! Toen vielen zij op hun aangezichten, om door hun voorbede ook nu de slag weer af te weren; maar Mozes zocht tevergeefs naar woorden, waarmee hij het onheil mocht afwenden (Psalms 106:23), 1) en de plaag, bestaande uit een plotselinge dood, als bij het woeden van een allertreurigste pest, ving reeds haarslachting onder het volk aan.

1) Alle beweegredenen, die hij tot hiertoe in zijn herhaalde voorbeden, om verzoening van deze boze vergadering had voorgesteld, waren uitgeput. Zijn leven kon hij niet, zoals bij de Horeb (Exodus 32:32) voor het volk stellen, omdat het hem verworpen en zich van hem losgemaakt en vrijverklaard had. Op de eer van God onder de heidenen kon hij zich niet meer beroepen, daar de Heere hem reeds, bij de veroordeling van het weerspannig geslacht, om in de woestijn te vallen, toegezegd had, dat de gehele aarde met Zijn heerlijkheid zou vervuld worden (Leviticus 14:13). Nog minder kon hij, nu de gehele gemeente voor de oproermakers partij gekozen had, God bidden (zoals in Numbers 16:22), dat Hij toch niet, omwille van enige misdadigen, tegen allen toornen zou..

Vers 46

46. En Mozes, tot wiens oren de jammerklachten van de stervenden en het angstgeschrei van de verschrikte menigte doordrong, zei tot Aron, terwijl hem, door de verlichting van de Heilige Geest, snel nog een middel, het laatste, datin deze grote nood baten kon, te binnen kwam: Neem het wierookvat, 1)waarmee gij de hogepriesterlijke dienst van het reukwerk pleegt te verrichten, en doe vuur daarin van het brandofferaltaar, en leg reukwerk uit het heiligdom (Exodus 30:34) daarop, en haastig gaande tot de vergadering, doe over hen verzoening; want een grote toorn is reeds van voor het aangezicht van de HEERE uitgegaan; de plaag, die zich door voorbede alleen van onze zijde niet meer tegenhouden laat, heeft onder de kinderen van Israël aangevangen.

1) Door de straf van de vorige dag is het reukwerk van het aangematigde priesterschap verworpen. Zou nu niet het reukwerk van de geroepen en gezalfde priester van kracht zijn, om de straf tegen het weerspannig volk te doen ophouden, en daarmee het voldoende bewijs voor de tegenstelling van de ware en de valse priester te leveren en de hoogmoed van de gemeente tot de diepste beschaamdheid te brengen? Van deze gedachte wordt Mozes aangegrepen en zij doet hem aan met hoop op de reeds zo dikwijls door hem ondervonden rijkdom van de goddelijke genade..

Het hogepriesterlijk reukwerk zou, zoals Mozes bij de verlichting van de Heilige Geest besefte, daarom van meer uitwerking zijn dan het gebed, omdat zijn kracht niet van de innigheid en de hartelijkheid van het onderwerpelijke geloof afhing, dat, hoe sterk het op zichzelf ook zijn mocht, al wat het enigszins voor God kon doen gelden reeds had uitgeput, maar in de voorwerpelijke macht van de goddelijke instelling een vaste en onomstotelijke grondslag had..

Wij moeten opklimmen tot de hoge verborgenheid van deze Schriftplaats, en opmerken, hoe Christus Jezus, de Grote Hogepriester, onze natuur aannemende, als in het midden stond tussen de levenden en de doden, en hoe Hij door Zijn dood heeft teweeggebracht, dat de dood zich niet verder zou uitspreiden. Hij bidt voor ons, niet, dat Hij, nu in de hemelen zijnde, de knieën buigt voor Zijn Vader, of Zijn ogen opheft, of Zijn handen uitbreidt, of enige stem of gebed voor Zijn Kerk uitstort, want dit heeft Hij op aarde reeds genoegzaam volbracht; maar nu biedt Hij Zijn Vader de verdiensten aan van Zijn dood en lijden, van Zijn gehoorzaamheid en opstanding, dat de kracht heeft van een levendig gebed en de Vader met ons verzoent.

Dat de Heere op de bediening van zijn priesterschap de plaag deed ophouden, moest strekken, opdat Zijn eigen eer geheiligd en verheerlijkt werd. Niet, om de bediening op zichzelf deed de Heere het, maar, opdat het volk zou weten, dat Hij Aron had uitverkoren en gezalfd tot priester, en dat, wanneer men deze verwierp, men Zijn heilige verordeningen aantastte..

Vers 46

46. En Mozes, tot wiens oren de jammerklachten van de stervenden en het angstgeschrei van de verschrikte menigte doordrong, zei tot Aron, terwijl hem, door de verlichting van de Heilige Geest, snel nog een middel, het laatste, datin deze grote nood baten kon, te binnen kwam: Neem het wierookvat, 1)waarmee gij de hogepriesterlijke dienst van het reukwerk pleegt te verrichten, en doe vuur daarin van het brandofferaltaar, en leg reukwerk uit het heiligdom (Exodus 30:34) daarop, en haastig gaande tot de vergadering, doe over hen verzoening; want een grote toorn is reeds van voor het aangezicht van de HEERE uitgegaan; de plaag, die zich door voorbede alleen van onze zijde niet meer tegenhouden laat, heeft onder de kinderen van Israël aangevangen.

1) Door de straf van de vorige dag is het reukwerk van het aangematigde priesterschap verworpen. Zou nu niet het reukwerk van de geroepen en gezalfde priester van kracht zijn, om de straf tegen het weerspannig volk te doen ophouden, en daarmee het voldoende bewijs voor de tegenstelling van de ware en de valse priester te leveren en de hoogmoed van de gemeente tot de diepste beschaamdheid te brengen? Van deze gedachte wordt Mozes aangegrepen en zij doet hem aan met hoop op de reeds zo dikwijls door hem ondervonden rijkdom van de goddelijke genade..

Het hogepriesterlijk reukwerk zou, zoals Mozes bij de verlichting van de Heilige Geest besefte, daarom van meer uitwerking zijn dan het gebed, omdat zijn kracht niet van de innigheid en de hartelijkheid van het onderwerpelijke geloof afhing, dat, hoe sterk het op zichzelf ook zijn mocht, al wat het enigszins voor God kon doen gelden reeds had uitgeput, maar in de voorwerpelijke macht van de goddelijke instelling een vaste en onomstotelijke grondslag had..

Wij moeten opklimmen tot de hoge verborgenheid van deze Schriftplaats, en opmerken, hoe Christus Jezus, de Grote Hogepriester, onze natuur aannemende, als in het midden stond tussen de levenden en de doden, en hoe Hij door Zijn dood heeft teweeggebracht, dat de dood zich niet verder zou uitspreiden. Hij bidt voor ons, niet, dat Hij, nu in de hemelen zijnde, de knieën buigt voor Zijn Vader, of Zijn ogen opheft, of Zijn handen uitbreidt, of enige stem of gebed voor Zijn Kerk uitstort, want dit heeft Hij op aarde reeds genoegzaam volbracht; maar nu biedt Hij Zijn Vader de verdiensten aan van Zijn dood en lijden, van Zijn gehoorzaamheid en opstanding, dat de kracht heeft van een levendig gebed en de Vader met ons verzoent.

Dat de Heere op de bediening van zijn priesterschap de plaag deed ophouden, moest strekken, opdat Zijn eigen eer geheiligd en verheerlijkt werd. Niet, om de bediening op zichzelf deed de Heere het, maar, opdat het volk zou weten, dat Hij Aron had uitverkoren en gezalfd tot priester, en dat, wanneer men deze verwierp, men Zijn heilige verordeningen aantastte..

Vers 47

47. En Aron nam het wierookvat, zoals Mozes gesproken had, en liep, omhangen met zijn priesterlijk gewaad, in het midden van de gemeente, die daar voor het voorhof zich bevond, en ziet, de plaag had, zoals Mozes hem (Numbers 16:46 gezegd had, reeds aangevangen onder het volk, en sleepte de ene voor, de anderen na, met ontzettende snelheid ten grave. Aron dan, nam het wierookvat, en hij legde reukwerk daarin, en deed verzoening over het volk.

Vers 47

47. En Aron nam het wierookvat, zoals Mozes gesproken had, en liep, omhangen met zijn priesterlijk gewaad, in het midden van de gemeente, die daar voor het voorhof zich bevond, en ziet, de plaag had, zoals Mozes hem (Numbers 16:46 gezegd had, reeds aangevangen onder het volk, en sleepte de ene voor, de anderen na, met ontzettende snelheid ten grave. Aron dan, nam het wierookvat, en hij legde reukwerk daarin, en deed verzoening over het volk.

Vers 48

48. En hij stond tussen de doden, die reeds door de plaag gevallen waren, en tussen de levenden, opdat het verderf van deze tenminste mocht afgeweerd worden; zo werd de plaag van die plotselinge dood inderdaad opgehouden.

Vers 48

48. En hij stond tussen de doden, die reeds door de plaag gevallen waren, en tussen de levenden, opdat het verderf van deze tenminste mocht afgeweerd worden; zo werd de plaag van die plotselinge dood inderdaad opgehouden.

Vers 49

49. Die nu aan de plaag gestorven zijn, waren, zoals bij het ter aarde bestellen bleek, veertienduizend en zevenhonderd (14:700), behalve die 250, die de vorie dag gestorven waren om de zaak van Korach. 1)

1) Door een gedeelte van het volk te verdelgen, betoonde de Heere, wat Hij door Zijn sterkte en volgens Zijn gerechtigheid zou kunnen doen met de gehele menigte, en door de grote menigte te sparen en hen de weg tot verzoening in de eeuwige Borg en Middelaar nog open te laten, voor te stellen en aan te prijzen, betoonde Hij Zijn genade, barmhartigheid, lankmoedigheid en goedertierenheid..

Vers 49

49. Die nu aan de plaag gestorven zijn, waren, zoals bij het ter aarde bestellen bleek, veertienduizend en zevenhonderd (14:700), behalve die 250, die de vorie dag gestorven waren om de zaak van Korach. 1)

1) Door een gedeelte van het volk te verdelgen, betoonde de Heere, wat Hij door Zijn sterkte en volgens Zijn gerechtigheid zou kunnen doen met de gehele menigte, en door de grote menigte te sparen en hen de weg tot verzoening in de eeuwige Borg en Middelaar nog open te laten, voor te stellen en aan te prijzen, betoonde Hij Zijn genade, barmhartigheid, lankmoedigheid en goedertierenheid..

Vers 50

50. En Aron keerde, om hem de uitslag van zijn zending (Numbers 16:46) mee te delen, terug tot Mozes, die zich steeds aan de deur van de tent der samenkomst bevond; en de plaag was opgehouden.

Hierin hadden de Israëlieten dan nu het werkelijk bewijs voor ogen, welk een zegen, een door God verordend priesterschap is, en hoe dit Gods genade en verzoening vermag deelachtig te maken..

Vers 50

50. En Aron keerde, om hem de uitslag van zijn zending (Numbers 16:46) mee te delen, terug tot Mozes, die zich steeds aan de deur van de tent der samenkomst bevond; en de plaag was opgehouden.

Hierin hadden de Israëlieten dan nu het werkelijk bewijs voor ogen, welk een zegen, een door God verordend priesterschap is, en hoe dit Gods genade en verzoening vermag deelachtig te maken..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Numbers 16". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/numbers-16.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile