Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Spreuken 13

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 13

Proverbs 13:1.

VERDERE LEVENSREGELEN.

IV. Proverbs 13:1-Proverbs 13:25. De vergelijking van de gevolgen der wijsheid en der dwaasheid bij het gebruiken van tijdelijke goederen en van het woord Gods, als het hoogste goed, is de hoofdinhoud dezer afdeling. In het bijzonder kan men de volgende versgroepen onderscheiden. Proverbs 13:1-Proverbs 13:3: Spreuken van algemenen inhoud tot inleiding. Proverbs 13:4-Proverbs 13:12: Waarde en behoorlijk gebruik der aardse goederen. Proverbs 13:13-Proverbs 13:17: De waarde van het woord Gods als het hoogste goed, en van de gehoorzaamheid daaraan. Proverbs 13:18-Proverbs 13:25: van den zegen der gehoorzaamheid aan Gods woord.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 13

Proverbs 13:1.

VERDERE LEVENSREGELEN.

IV. Proverbs 13:1-Proverbs 13:25. De vergelijking van de gevolgen der wijsheid en der dwaasheid bij het gebruiken van tijdelijke goederen en van het woord Gods, als het hoogste goed, is de hoofdinhoud dezer afdeling. In het bijzonder kan men de volgende versgroepen onderscheiden. Proverbs 13:1-Proverbs 13:3: Spreuken van algemenen inhoud tot inleiding. Proverbs 13:4-Proverbs 13:12: Waarde en behoorlijk gebruik der aardse goederen. Proverbs 13:13-Proverbs 13:17: De waarde van het woord Gods als het hoogste goed, en van de gehoorzaamheid daaraan. Proverbs 13:18-Proverbs 13:25: van den zegen der gehoorzaamheid aan Gods woord.

Vers 1

1. Een wijs zoon hoort gaarne de tucht des vaders, luistert reeds naar de enkele waarschuwing om geen kwaad te doen; maar een lichtvaardige spotter, die alle kinderlijke vroomheid en ontzag voor het heilige reeds lang heeft weggeworpen, hoort ook de scherpste bestraffing, de ergste scheldwoorden over de door hem begane zonde niet; zij hebben geen invloed op hem, en maken hem zelfs wel toornig (Proverbs 9:8; Proverbs 1:22 ; Proverbs 10:8; Proverbs 15:6 Proverbs 10:8 Proverbs 15:6).

Daarin ligt juist het grootste onderscheid tussen de godsvrucht en de goddeloosheid, hoe onderscheiden zij over de zonde in het algemeen en over hun eigene zonde in het bijzonder denken, en hoe zij zich dien ten gevolge tegenover de tucht der wet gedragen..

Vers 1

1. Een wijs zoon hoort gaarne de tucht des vaders, luistert reeds naar de enkele waarschuwing om geen kwaad te doen; maar een lichtvaardige spotter, die alle kinderlijke vroomheid en ontzag voor het heilige reeds lang heeft weggeworpen, hoort ook de scherpste bestraffing, de ergste scheldwoorden over de door hem begane zonde niet; zij hebben geen invloed op hem, en maken hem zelfs wel toornig (Proverbs 9:8; Proverbs 1:22 ; Proverbs 10:8; Proverbs 15:6 Proverbs 10:8 Proverbs 15:6).

Daarin ligt juist het grootste onderscheid tussen de godsvrucht en de goddeloosheid, hoe onderscheiden zij over de zonde in het algemeen en over hun eigene zonde in het bijzonder denken, en hoe zij zich dien ten gevolge tegenover de tucht der wet gedragen..

Vers 2

2. a) Een ieder zal van de vrucht des monds, namelijk van de goede gesprekken, die zegen rondom zich verspreiden, het goede tot verzadiging eten; want er zal nog een rijkere zegen op hem terugstromen, als er van hem is uitgegaan; maar de ziel der trouwelozen, der verachters van het goddelijk en menselijk recht, denkt er slechts aan, hoe hij door het geweld zijne hebzucht zal kunnen verzadigen; ook hij zal verzadigd worden met hetgeen hij zelf uitgezaaid heeft, namelijk met euveldaden, geweld en ongeluk.

a) Proverbs 12:14; Proverbs 10:6.

De zin en inhoud dezer spreuk komt hierop neer: Gelijk zij, wier mond niet dan goede en geurige vruchten voortbrengt, zelven van hun heilzame redenen de aangenaamste gevolgen genieten, zo ziet men ook hen, die met onverzadelijke drift misnoegen stoken en oproer kraaien, van dit hun heilloos bedrijf zelven het allermeest de wrange vruchten inoogsten; het geweld, dat zij stoken, daalt op hun eigen hoofd terug.

Vers 2

2. a) Een ieder zal van de vrucht des monds, namelijk van de goede gesprekken, die zegen rondom zich verspreiden, het goede tot verzadiging eten; want er zal nog een rijkere zegen op hem terugstromen, als er van hem is uitgegaan; maar de ziel der trouwelozen, der verachters van het goddelijk en menselijk recht, denkt er slechts aan, hoe hij door het geweld zijne hebzucht zal kunnen verzadigen; ook hij zal verzadigd worden met hetgeen hij zelf uitgezaaid heeft, namelijk met euveldaden, geweld en ongeluk.

a) Proverbs 12:14; Proverbs 10:6.

De zin en inhoud dezer spreuk komt hierop neer: Gelijk zij, wier mond niet dan goede en geurige vruchten voortbrengt, zelven van hun heilzame redenen de aangenaamste gevolgen genieten, zo ziet men ook hen, die met onverzadelijke drift misnoegen stoken en oproer kraaien, van dit hun heilloos bedrijf zelven het allermeest de wrange vruchten inoogsten; het geweld, dat zij stoken, daalt op hun eigen hoofd terug.

Vers 3

3. Die zijnen mond in wijze terughouding en verstandig zwijgen toesluit, en zijne ziel daardoor voor vele zonden bewaart, behoudt de rust van zijne ziel, en weert beschaming, schande en gevaar van hem, terwijl ook het eeuwige heil er door bevorderd wordt; maar voor hem is verstoring van rust, jammer en ellende, die zijne lippen wijd opendoet, 1) om vermetele of ontijdige en toornige redenen voort te brengen (Proverbs 10:19,Proverbs 10:31; Proverbs 21:23). 1) Mond en ziele staan in het nauwste verband met elkaar, dewijl de reden de inwendige uitingen der ziele zijn. Wie alzo zijn mond bewaart, behoedt zijne ziele, dewijl hij daarvoor waakt dat geen zondige, onnutte gedachte in zijne ziele opstijge en in woorden naar buiten te voorschijn trede, en dewijl hij dientengevolge zijne ziele, d.i. zich zelven voor de verderflijke gevolgen der zonde verzekert. Wie daarentegen zijne lippen opscheurt d.i. niet zijn mond kan houden maar zonder overleg en nadenken alles te voorschijn brengt, wat hem in de gedachte komt en hem welbehaaglijk is, die is zich zelven tot verderf of dien wordt het ten verderf..

Vers 3

3. Die zijnen mond in wijze terughouding en verstandig zwijgen toesluit, en zijne ziel daardoor voor vele zonden bewaart, behoudt de rust van zijne ziel, en weert beschaming, schande en gevaar van hem, terwijl ook het eeuwige heil er door bevorderd wordt; maar voor hem is verstoring van rust, jammer en ellende, die zijne lippen wijd opendoet, 1) om vermetele of ontijdige en toornige redenen voort te brengen (Proverbs 10:19,Proverbs 10:31; Proverbs 21:23). 1) Mond en ziele staan in het nauwste verband met elkaar, dewijl de reden de inwendige uitingen der ziele zijn. Wie alzo zijn mond bewaart, behoedt zijne ziele, dewijl hij daarvoor waakt dat geen zondige, onnutte gedachte in zijne ziele opstijge en in woorden naar buiten te voorschijn trede, en dewijl hij dientengevolge zijne ziele, d.i. zich zelven voor de verderflijke gevolgen der zonde verzekert. Wie daarentegen zijne lippen opscheurt d.i. niet zijn mond kan houden maar zonder overleg en nadenken alles te voorschijn brengt, wat hem in de gedachte komt en hem welbehaaglijk is, die is zich zelven tot verderf of dien wordt het ten verderf..

Vers 4

4. De ziel des luiaards is begerig om verzadigd te worden, doch er is niets; zijne begeerte blijft onvervuld, omdat de luiheid hem tot armoede gebracht heeft; maar de ziel der vlijtigen, die in gehoorzaamheid aan Gods gebod hun beroep getrouw waarnemen, zal vet gemaakt worden door den overvloed, die het gevolg is van zijne vlijt.

Dit geldt ook voor het rijk Gods: de honger der oprechte zielen naar het brood des levens zal geheel worden gestild, want hun honger is lust tot boetvaardigheid en geloof..

Vers 4

4. De ziel des luiaards is begerig om verzadigd te worden, doch er is niets; zijne begeerte blijft onvervuld, omdat de luiheid hem tot armoede gebracht heeft; maar de ziel der vlijtigen, die in gehoorzaamheid aan Gods gebod hun beroep getrouw waarnemen, zal vet gemaakt worden door den overvloed, die het gevolg is van zijne vlijt.

Dit geldt ook voor het rijk Gods: de honger der oprechte zielen naar het brood des levens zal geheel worden gestild, want hun honger is lust tot boetvaardigheid en geloof..

Vers 5

5. De rechtvaardige, die de waarheid kent en liefheeft, haat leugentaal, en in het algemeen alle valsheid in woorden en werken; maar de goddeloze, die noodzakelijk ook altijd een leugenaar en bedrieger is, maakt zich stinkende, zodat hij bij alle goede mensen in een kwaden reuk staat, en door hen wordt geschuwd. Hij werkt alzo zijn eigen ongeluk uit, en doet zich zelven schaamte aan.

Liegen en bedriegen is een bode tot alle heren, maar niet tot God.

Vers 5

5. De rechtvaardige, die de waarheid kent en liefheeft, haat leugentaal, en in het algemeen alle valsheid in woorden en werken; maar de goddeloze, die noodzakelijk ook altijd een leugenaar en bedrieger is, maakt zich stinkende, zodat hij bij alle goede mensen in een kwaden reuk staat, en door hen wordt geschuwd. Hij werkt alzo zijn eigen ongeluk uit, en doet zich zelven schaamte aan.

Liegen en bedriegen is een bode tot alle heren, maar niet tot God.

Vers 6

6. a) De gerechtigheid, in het hart wonende, bewaart den oprechte van weg, die zedig, rechtvaardig en godzalig wandelt, zodat hij in tijdelijke rampen niet vreest, en zijne hoop op de gelukzalige eeuwigheid vestigt; maar de goddeloosheid, die in het hart heerst en regeert, zal den zondaar meer en meer van den rechten weg doen afdwalen; ene geheime macht, waartegen de mens zich zelf niet kan verweren, zal zich geheel van hem meester maken, en op enen hopelozen weg brengen, waarop hij zich niet zal kunnen omkeren, maar op welken hij steeds voortholt naar zijn eeuwig verderf.

a) Proverbs 10:29; Proverbs 11:3,Proverbs 11:5,Proverbs 11:6.

Beiden, de gehoorzaamheid aan God en Zijne geboden, en het zich niet gebonden achten aan de goddelijke bepalingen, zijn ene macht, die over den mens gebiedt; in hem zelven ligt de beloning en de straf; achter hem staan echter God en de duivel..

Vers 6

6. a) De gerechtigheid, in het hart wonende, bewaart den oprechte van weg, die zedig, rechtvaardig en godzalig wandelt, zodat hij in tijdelijke rampen niet vreest, en zijne hoop op de gelukzalige eeuwigheid vestigt; maar de goddeloosheid, die in het hart heerst en regeert, zal den zondaar meer en meer van den rechten weg doen afdwalen; ene geheime macht, waartegen de mens zich zelf niet kan verweren, zal zich geheel van hem meester maken, en op enen hopelozen weg brengen, waarop hij zich niet zal kunnen omkeren, maar op welken hij steeds voortholt naar zijn eeuwig verderf.

a) Proverbs 10:29; Proverbs 11:3,Proverbs 11:5,Proverbs 11:6.

Beiden, de gehoorzaamheid aan God en Zijne geboden, en het zich niet gebonden achten aan de goddelijke bepalingen, zijn ene macht, die over den mens gebiedt; in hem zelven ligt de beloning en de straf; achter hem staan echter God en de duivel..

Vers 7

7. a) Er is een, die zich zelven rijk maakt, en niet met al heeft, omdat hem de edelste schat, godsvrucht en wijsheid ontbreekt; en een die zich zelven arm maakt, en heeft veel goed, omdat hij dezen hoogsten schat bezit.

a) Proverbs 12:9. Anderen vertalen dit vers op de volgende wijze: Menigeen houdt zich voor de mensen rijk, omdat aan de rijken onderscheiding en eer wordt bewezen, die men den armen, al heeft hij het verdiend, niet bewijst, en toch heeft hij in het geheel niets; en menigeen houdt zich arm en heeft toch veel vermogen, om de uitgaven, die men met billijkheid van de rijken kan eisen, te ontgaan.

Naar deze door de meeste uitleggers gevolgde vertaling geselt de spreuk de leugen en de huichelarij, die in de maatschappij zoveel gevonden wordt..

Dit vers is toepasselijk 1. op de aardse bezitting van de mensen. Sommigen, die waarlijk arm zijn, wensen voor rijk gehouden te worden; zij kopen en verteren geld, alsof zij rijk waren, en wanneer al hun schulden door hen betaald werden, zouden zij niets meer over hebben. Dit is zonde en schande; menigeen richt alzo zijn huisgezin te gronde, en legt een blaam op den godsdienst. Zij die aldus leven boven hetgeen zij bezitten, willen liever aan hun eigen hoogmoed onderworpen zijn, dan aan Gods voorzienigheid, en het einde zal ellendig zijn. Sommigen, die werkelijk rijk zijn, willen voor arm doorgaan, omdat zij liever willen bijeenhouden, wat God hun gegeven heeft, dan het te gebruiken. (Ecclesiastes 6:1,Ecclesiastes 6:2). Dit is ondankbaarheid aan God, onrechtvaardigheid jegens hun huisgezinnen en naburen, en liefdeloosheid jegens de armen. 2) Het is toepasselijk op hunnen geestelijken staat. Genade is de rijkdom der ziel, het is ware rijkdom, maar vele mensen vertonen zich niet zo als zij zijn, hetzij opzettelijk, hetzij door ene verkeerde beschouwing, of omdat zij zich zelven niet kennen. Er zijn vele zogenaamde hypocrieten die zich veel inbeelden, en toch zijn zij arm en zonder genade, maar zij willen niet overtuigd zijn van hun armoede, of zij beweren rijk te zijn, en willen hun armoede niet erkennen. Ook zijn er vele beschroomde, bevreesde Christenen, die geestelijk rijk zijn en vol genade, echter geloven zij arm te zijn, en willen niet overtuigd zijn, dat zij rijk zijn. Door hun twijfelingen en vrees, hun klachten en droefheid, maken zij zich zelven arm. De eerste dwaling loopt op verwoesting uit, de laatste geeft veel onrust..

Vers 7

7. a) Er is een, die zich zelven rijk maakt, en niet met al heeft, omdat hem de edelste schat, godsvrucht en wijsheid ontbreekt; en een die zich zelven arm maakt, en heeft veel goed, omdat hij dezen hoogsten schat bezit.

a) Proverbs 12:9. Anderen vertalen dit vers op de volgende wijze: Menigeen houdt zich voor de mensen rijk, omdat aan de rijken onderscheiding en eer wordt bewezen, die men den armen, al heeft hij het verdiend, niet bewijst, en toch heeft hij in het geheel niets; en menigeen houdt zich arm en heeft toch veel vermogen, om de uitgaven, die men met billijkheid van de rijken kan eisen, te ontgaan.

Naar deze door de meeste uitleggers gevolgde vertaling geselt de spreuk de leugen en de huichelarij, die in de maatschappij zoveel gevonden wordt..

Dit vers is toepasselijk 1. op de aardse bezitting van de mensen. Sommigen, die waarlijk arm zijn, wensen voor rijk gehouden te worden; zij kopen en verteren geld, alsof zij rijk waren, en wanneer al hun schulden door hen betaald werden, zouden zij niets meer over hebben. Dit is zonde en schande; menigeen richt alzo zijn huisgezin te gronde, en legt een blaam op den godsdienst. Zij die aldus leven boven hetgeen zij bezitten, willen liever aan hun eigen hoogmoed onderworpen zijn, dan aan Gods voorzienigheid, en het einde zal ellendig zijn. Sommigen, die werkelijk rijk zijn, willen voor arm doorgaan, omdat zij liever willen bijeenhouden, wat God hun gegeven heeft, dan het te gebruiken. (Ecclesiastes 6:1,Ecclesiastes 6:2). Dit is ondankbaarheid aan God, onrechtvaardigheid jegens hun huisgezinnen en naburen, en liefdeloosheid jegens de armen. 2) Het is toepasselijk op hunnen geestelijken staat. Genade is de rijkdom der ziel, het is ware rijkdom, maar vele mensen vertonen zich niet zo als zij zijn, hetzij opzettelijk, hetzij door ene verkeerde beschouwing, of omdat zij zich zelven niet kennen. Er zijn vele zogenaamde hypocrieten die zich veel inbeelden, en toch zijn zij arm en zonder genade, maar zij willen niet overtuigd zijn van hun armoede, of zij beweren rijk te zijn, en willen hun armoede niet erkennen. Ook zijn er vele beschroomde, bevreesde Christenen, die geestelijk rijk zijn en vol genade, echter geloven zij arm te zijn, en willen niet overtuigd zijn, dat zij rijk zijn. Door hun twijfelingen en vrees, hun klachten en droefheid, maken zij zich zelven arm. De eerste dwaling loopt op verwoesting uit, de laatste geeft veel onrust..

Vers 8

8. Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom, dezen kan hij gebruiken, wanneer hij voor het gericht veroordeeld wordt, of door rovers, of in oorlog gevangen genomen wordt, om zich los te kopen; maar de arme, waarvan niets te krijgen is, hoort het schelden het dreigen niet, waarmee men hem in zulke gevallen overlaadt, omdat hij geen geld heeft, om daarvoor zijne vrijheid weer te kopen; op deze wijze geeft toch de armoede soms een voorrecht boven den rijkdom.

Luther's kanttekening: Enen rijken scheldt men, maar laat hem voor geld vrij. De arme moet het boeten. Wie geen geld heeft, betaalt met de huid.

De rijken zijn altoos zo gelukkig niet, als men zich wel verbeeldt, want hun schatten dienen soms alleen om hen van zware misdaden te doen beschuldigen, opdat zij zich zouden lossen met veel geld, dat zij gaarne geven om het leven te behouden; maar niemand is genegen om de armen te zoeken, of beschuldigingen tegen hen in te brengen. 9. a) Het licht der rechtvaardigen, dat is: het geluk, om hetwelk af te beelden de Oosterling, en bijzonder de Arabier ene brandende lamp in zijne tent brandt, zal zich verblijden, brandt helder en vrolijk; want het licht van Gods genade licht over hem, en behoedt hem voor alle kwaad; b) maar de lamp der goddelozen, al schijnt zij ook enigen tijd helder, ja schijnbaar helderder dan die der rechtvaardigen, zal toch eindelijk ook reeds in het leven, maar zeker in de eeuwigheid geheel uitgeblust worden (Job 29:3).

a) Proverbs 4:18. b) Job 18:5,Job 18:6; Job 21:17.

Het licht van den rechtvaardige is als dat der zon, die verduisterd of bewolkt moge zijn, zij blijft bestaan; de Geest is hun Licht, Hij heeft ene volheid van vreugde, en geeft hun gaarne het goede. Dat van den goddeloze is als ene lamp, die zij zelven hebben aangestoken, en gemakkelijk kan worden uitgeblust..

Vers 8

8. Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom, dezen kan hij gebruiken, wanneer hij voor het gericht veroordeeld wordt, of door rovers, of in oorlog gevangen genomen wordt, om zich los te kopen; maar de arme, waarvan niets te krijgen is, hoort het schelden het dreigen niet, waarmee men hem in zulke gevallen overlaadt, omdat hij geen geld heeft, om daarvoor zijne vrijheid weer te kopen; op deze wijze geeft toch de armoede soms een voorrecht boven den rijkdom.

Luther's kanttekening: Enen rijken scheldt men, maar laat hem voor geld vrij. De arme moet het boeten. Wie geen geld heeft, betaalt met de huid.

De rijken zijn altoos zo gelukkig niet, als men zich wel verbeeldt, want hun schatten dienen soms alleen om hen van zware misdaden te doen beschuldigen, opdat zij zich zouden lossen met veel geld, dat zij gaarne geven om het leven te behouden; maar niemand is genegen om de armen te zoeken, of beschuldigingen tegen hen in te brengen. 9. a) Het licht der rechtvaardigen, dat is: het geluk, om hetwelk af te beelden de Oosterling, en bijzonder de Arabier ene brandende lamp in zijne tent brandt, zal zich verblijden, brandt helder en vrolijk; want het licht van Gods genade licht over hem, en behoedt hem voor alle kwaad; b) maar de lamp der goddelozen, al schijnt zij ook enigen tijd helder, ja schijnbaar helderder dan die der rechtvaardigen, zal toch eindelijk ook reeds in het leven, maar zeker in de eeuwigheid geheel uitgeblust worden (Job 29:3).

a) Proverbs 4:18. b) Job 18:5,Job 18:6; Job 21:17.

Het licht van den rechtvaardige is als dat der zon, die verduisterd of bewolkt moge zijn, zij blijft bestaan; de Geest is hun Licht, Hij heeft ene volheid van vreugde, en geeft hun gaarne het goede. Dat van den goddeloze is als ene lamp, die zij zelven hebben aangestoken, en gemakkelijk kan worden uitgeblust..

Vers 10

10. Door hovaardigheid, waardoor men zich boven allen wil verheffen, maakt men niet dan gekijf; want niemand wil in nederige bescheidenheid, zo als de ware wijsheid die leert, den anderen toegeven; maar bij de beradenen, 1) dat is bij dezulken, die zich door anderen laten raden, is wijsheid. Zulk ene nederigheid en bescheidenheid is juist een kenteken van de ware wijsheid, die ook den vrede geeft en onderhoudt.

1) De Wijsheid en welberadenheid brengt de nederigheid, vrede en liefde voort, en zij, die welberaden handelen, kunnen niet nalaten wijs te worden, door het raadplegen van hun geweten, van hun vrienden en leraren, zodat zij niets in overijling doen, zich gaarne naar de wijze lessen van anderen schikken, nooit onbesuisd te werk gaan en voorzichtig alles vermijden, wat de rust en het genoegen van zich zelf of van anderen zou kunnen storen..

Vers 10

10. Door hovaardigheid, waardoor men zich boven allen wil verheffen, maakt men niet dan gekijf; want niemand wil in nederige bescheidenheid, zo als de ware wijsheid die leert, den anderen toegeven; maar bij de beradenen, 1) dat is bij dezulken, die zich door anderen laten raden, is wijsheid. Zulk ene nederigheid en bescheidenheid is juist een kenteken van de ware wijsheid, die ook den vrede geeft en onderhoudt.

1) De Wijsheid en welberadenheid brengt de nederigheid, vrede en liefde voort, en zij, die welberaden handelen, kunnen niet nalaten wijs te worden, door het raadplegen van hun geweten, van hun vrienden en leraren, zodat zij niets in overijling doen, zich gaarne naar de wijze lessen van anderen schikken, nooit onbesuisd te werk gaan en voorzichtig alles vermijden, wat de rust en het genoegen van zich zelf of van anderen zou kunnen storen..

Vers 11

11. Goed van ijdelheid gekomen, a) zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.

a) Proverbs 10:2; Proverbs 20:21.

Kwalijk verkregen rijkdom zal niet gedijen, maar eerlijk verkregen goed duurt het langst.

Hier is de diepe, door de dagelijkse ervaring uitgesprokene waarheid bevestigd, dat op datgene, dat zonder arbeid in het zweet des aangezichts, dat zonder de goddelijke roeping, op ene lichtzinnige, onbedachtzame wijze, zonder gebed en alzo zonder God spoedig en gemakkelijk verworven is, de vloek van God rust, waardoor het even snel weer verloren gaat als het gekomen is, hetzij door slagen van het ongeluk, of door nieuwe zonden. Daarentegen, datgene, wat men in het door God aangewezen beroep met inspanning en arbeid, langzaam en moeilijk verwerft, en slechts met kleine sommen tegelijk verzamelt, dat blijft, omdat het met den eeuwigen God is verworven, en het vermeerdert, omdat Zijn zegen daarop rust..

Zo gewonnen, zo geronnen. Onrecht goed gedijt niet. Jong gespeeld, oud gebedeld. 12. De uitgestelde hoop krenkt het hart, ja maakt het zelfs ziek; maar wanneer de begeerte die men gekoesterd heeft, tot vervulling komt, dan is zij een boom des levens, 1) die aan het zieke hart spoedig weer nieuwe kracht en nieuw leven geeft (Proverbs 13:19).

1) Daarom vervel uw hart niet met hoop, die u slechts ijdele verwachting doet koesteren, en eindelijk verdwijnt; maar berust in de hoop, die God in Zijn Woord geeft, dan moet zij wel vervuld worden.

Stel uwe hoop niet op iets, dat ijdel, onzeker en vergankelijk is, maar op het onvergankelijke en eeuwige, op God en Zijn woord. Kinderen Gods moeten dikwijls lang onder het kruis op hun redding hopen; maar wanneer zij eindelijk komt, is zij hun zo verkwikkend en aangenaam, dat zij terstond op nieuw beginnen te leven.

Niets is smartelijker dan de teleurstelling van ene vleiende en gegronde verwachting, `t zij door de zaak zelf ons geweigerd of dezelve toebrenging eniglijk voor een tijd uitgesteld wordt. Zulk een uitstel krenkt het harte, doet het kwijnen en maakt het gemelijk en knorrig. Dus wordt het hart ziek, terwijl de ganselijk terneer gevelde hope het doodt en ter neer smakt, hoe strelender het vooruitzicht was. Wijselijk doen wij derhalve, als wij ons niet veel van de schepselen beloven, er luttel op steunen en de wereld wantrouwen. Dit zal ons voor veel kwelling bewaren..

De Spreuken-dichter heeft hier het oog op den boom des levens in het Paradijs, die de kracht en het leven voor inzinking en wegsterven vrijwaarde, die den mens nieuwe kracht en nieuwen levenslust en levensmoed schonk.

Vers 11

11. Goed van ijdelheid gekomen, a) zal verminderd worden; maar die met de hand vergadert, zal het vermeerderen.

a) Proverbs 10:2; Proverbs 20:21.

Kwalijk verkregen rijkdom zal niet gedijen, maar eerlijk verkregen goed duurt het langst.

Hier is de diepe, door de dagelijkse ervaring uitgesprokene waarheid bevestigd, dat op datgene, dat zonder arbeid in het zweet des aangezichts, dat zonder de goddelijke roeping, op ene lichtzinnige, onbedachtzame wijze, zonder gebed en alzo zonder God spoedig en gemakkelijk verworven is, de vloek van God rust, waardoor het even snel weer verloren gaat als het gekomen is, hetzij door slagen van het ongeluk, of door nieuwe zonden. Daarentegen, datgene, wat men in het door God aangewezen beroep met inspanning en arbeid, langzaam en moeilijk verwerft, en slechts met kleine sommen tegelijk verzamelt, dat blijft, omdat het met den eeuwigen God is verworven, en het vermeerdert, omdat Zijn zegen daarop rust..

Zo gewonnen, zo geronnen. Onrecht goed gedijt niet. Jong gespeeld, oud gebedeld. 12. De uitgestelde hoop krenkt het hart, ja maakt het zelfs ziek; maar wanneer de begeerte die men gekoesterd heeft, tot vervulling komt, dan is zij een boom des levens, 1) die aan het zieke hart spoedig weer nieuwe kracht en nieuw leven geeft (Proverbs 13:19).

1) Daarom vervel uw hart niet met hoop, die u slechts ijdele verwachting doet koesteren, en eindelijk verdwijnt; maar berust in de hoop, die God in Zijn Woord geeft, dan moet zij wel vervuld worden.

Stel uwe hoop niet op iets, dat ijdel, onzeker en vergankelijk is, maar op het onvergankelijke en eeuwige, op God en Zijn woord. Kinderen Gods moeten dikwijls lang onder het kruis op hun redding hopen; maar wanneer zij eindelijk komt, is zij hun zo verkwikkend en aangenaam, dat zij terstond op nieuw beginnen te leven.

Niets is smartelijker dan de teleurstelling van ene vleiende en gegronde verwachting, `t zij door de zaak zelf ons geweigerd of dezelve toebrenging eniglijk voor een tijd uitgesteld wordt. Zulk een uitstel krenkt het harte, doet het kwijnen en maakt het gemelijk en knorrig. Dus wordt het hart ziek, terwijl de ganselijk terneer gevelde hope het doodt en ter neer smakt, hoe strelender het vooruitzicht was. Wijselijk doen wij derhalve, als wij ons niet veel van de schepselen beloven, er luttel op steunen en de wereld wantrouwen. Dit zal ons voor veel kwelling bewaren..

De Spreuken-dichter heeft hier het oog op den boom des levens in het Paradijs, die de kracht en het leven voor inzinking en wegsterven vrijwaarde, die den mens nieuwe kracht en nieuwen levenslust en levensmoed schonk.

Vers 13

13. Die het woord, de openbaring Gods, de daarin wonende eeuwige wijsheid, veracht, die zal verdorven worden; 1) maar wie het gebod vreest, die zich eerbiedig onderwerpt aan de goddelijke bevelen, maakt God tot zijnen vriend, dien zal dat vergolden worden, hij zal daarvoor loon van Hem ontvangen.

1) In het Hebreeën Jechabel lo. Onze Staten-overzetters hebben het eerste woord vertaald door, verdorven worden en het tweede laten slaan op den verachter. Echter betekent het eerste woord besluiten, ook verbinden, schuldenaar blijven. En o.i. moeten we deze betekenis hier hebben. Het tweede woord slaat dus op het Woord. De zin is dan deze: men moge het Woord, de wet Gods verachten, men blijft er toch aan onderworpen en niet eerder laat de wet los, dan aleer zij volkomen is gehoorzaamd, of dat de straf, op de overtreding er van, wordt gedragen. In de betekenis van verbonden zijn, borg zijn, schuldenaar zijn, komt het ook voor Proverbs 20:16. 27:12. Job 34:31. Daartegenover staat, dat wie eerbied heeft voor de wet, Gods geboden onderhoudt, ook daarvoor het loon zal ontvangen.

Vers 13

13. Die het woord, de openbaring Gods, de daarin wonende eeuwige wijsheid, veracht, die zal verdorven worden; 1) maar wie het gebod vreest, die zich eerbiedig onderwerpt aan de goddelijke bevelen, maakt God tot zijnen vriend, dien zal dat vergolden worden, hij zal daarvoor loon van Hem ontvangen.

1) In het Hebreeën Jechabel lo. Onze Staten-overzetters hebben het eerste woord vertaald door, verdorven worden en het tweede laten slaan op den verachter. Echter betekent het eerste woord besluiten, ook verbinden, schuldenaar blijven. En o.i. moeten we deze betekenis hier hebben. Het tweede woord slaat dus op het Woord. De zin is dan deze: men moge het Woord, de wet Gods verachten, men blijft er toch aan onderworpen en niet eerder laat de wet los, dan aleer zij volkomen is gehoorzaamd, of dat de straf, op de overtreding er van, wordt gedragen. In de betekenis van verbonden zijn, borg zijn, schuldenaar zijn, komt het ook voor Proverbs 20:16. 27:12. Job 34:31. Daartegenover staat, dat wie eerbied heeft voor de wet, Gods geboden onderhoudt, ook daarvoor het loon zal ontvangen.

Vers 14

14. a) Des wijzen leer, het woord van God, dat in zijn hart woont, en dat hij verkondigt, is ene springader des levens, ene bron, waaruit het ware, onvergankelijke leven opwelt, om af te wijken van de strikken des doods, waardoor zo velen worden verstrikt, die verborgen liggen tussen de staande gewassen der dwaasheid. a) Proverbs 10:11; Proverbs 14:27.

Vers 14

14. a) Des wijzen leer, het woord van God, dat in zijn hart woont, en dat hij verkondigt, is ene springader des levens, ene bron, waaruit het ware, onvergankelijke leven opwelt, om af te wijken van de strikken des doods, waardoor zo velen worden verstrikt, die verborgen liggen tussen de staande gewassen der dwaasheid. a) Proverbs 10:11; Proverbs 14:27.

Vers 15

15. Goed verstand om raad te geven, die uit een welwillend, verstandig hart voortkomt, geeft aangenaamheid, en verwerft daardoor hulde en verering van de mensen; maar de weg der trouwelozen, de verachters der hemelse wijsheid, is streng. 1)

1) Streng, in den zin van alles bestrijden, niet wijken, in niets toegeven. Het wordt in de eerste plaats gebruikt van het water, dat voortdurend zich beweegt, zich voortstuwt en alles in zijn vaart meesleept, zich nergens om bekommerende. Zo is ook de weg des trouwelozen, des dwazen, die verre van aangenaamheid te verspreiden en te bezorgen, niets dan ellende veroorzaakt.

Vers 15

15. Goed verstand om raad te geven, die uit een welwillend, verstandig hart voortkomt, geeft aangenaamheid, en verwerft daardoor hulde en verering van de mensen; maar de weg der trouwelozen, de verachters der hemelse wijsheid, is streng. 1)

1) Streng, in den zin van alles bestrijden, niet wijken, in niets toegeven. Het wordt in de eerste plaats gebruikt van het water, dat voortdurend zich beweegt, zich voortstuwt en alles in zijn vaart meesleept, zich nergens om bekommerende. Zo is ook de weg des trouwelozen, des dwazen, die verre van aangenaamheid te verspreiden en te bezorgen, niets dan ellende veroorzaakt.

Vers 16

16. Al wie kloekzinnig is, wie de wijsheid geleerd heeft de dingen dezer wereld recht te beschouwen, handelt met wetenschap, met inzicht en bedachtzaamheid; maar een zot, die even praatzuchtig als onvoorzichtig is, a) breidt in al zijn spreken en doen dwaasheid uit.

a) Proverbs 12:23; Proverbs 15:2.

Het is wijsheid voorzichtig te zijn, en zich niet te bemoeien met zaken, waarvan wij geen verstand hebben. Het is dwaasheid van zaken te spreken, waarvan wij niets weten, en iets te ondernemen, waartoe wij in het geheel niet geschikt zijn..

Vers 16

16. Al wie kloekzinnig is, wie de wijsheid geleerd heeft de dingen dezer wereld recht te beschouwen, handelt met wetenschap, met inzicht en bedachtzaamheid; maar een zot, die even praatzuchtig als onvoorzichtig is, a) breidt in al zijn spreken en doen dwaasheid uit.

a) Proverbs 12:23; Proverbs 15:2.

Het is wijsheid voorzichtig te zijn, en zich niet te bemoeien met zaken, waarvan wij geen verstand hebben. Het is dwaasheid van zaken te spreken, waarvan wij niets weten, en iets te ondernemen, waartoe wij in het geheel niet geschikt zijn..

Vers 17

17. Een goddeloze bode, die trouweloos zijnen heer verraadt, zal in het kwaad vallen, tot straf voor zijne trouweloosheid; maar een trouw gezant, die zich met stipte nauwkeurigheid aan de boodschap van zijnen zender houdt, is medicijn, ene verkwikking en vreugde voor zijnen heer, zodat hij hem lief en waard wordt.

Vers 17

17. Een goddeloze bode, die trouweloos zijnen heer verraadt, zal in het kwaad vallen, tot straf voor zijne trouweloosheid; maar een trouw gezant, die zich met stipte nauwkeurigheid aan de boodschap van zijnen zender houdt, is medicijn, ene verkwikking en vreugde voor zijnen heer, zodat hij hem lief en waard wordt.

Vers 18

18. Armoede en schande is degene, die de tucht van het woord Gods, die hem zijne zonde openbaren, en hem tot boetvaardigheid brengen wil, verwerpt; want hij vervalt van zonde tot zonde, van ellende tot ellende; maar die de bestraffing van Gods woord niet van zich stoot, en de kastijdingen als opvoedingsmiddelen waarneemt, zal reeds op aarde geëerd worden, 1) en daarenboven de kroon des eeuwigen levens ontvangen (Proverbs 15:5; Proverbs 12:1).

1) Hij die zo hoogmoedig is, dat hij alle tucht verwerpt en afkerig is om onderwezen te worden, zal zeker vernederd en verlaagd worden. Die de goede onderrichting, hem aangeboden, van de hand wijst, alsof dezelve hem onteren, of in zijne vrijheid benadelen zou, brengt armoede en schande over zich, hij zal tot den bedelzak vervallen en van elk veracht en nagewezen worden, als een hardnekkig dwaas en onhandelbaar mens. Hij die echter nederig is, die het wel kan dulden, dat hem zijne fouten onder het oog gebracht worden, zal verhoogd worden..

Vers 18

18. Armoede en schande is degene, die de tucht van het woord Gods, die hem zijne zonde openbaren, en hem tot boetvaardigheid brengen wil, verwerpt; want hij vervalt van zonde tot zonde, van ellende tot ellende; maar die de bestraffing van Gods woord niet van zich stoot, en de kastijdingen als opvoedingsmiddelen waarneemt, zal reeds op aarde geëerd worden, 1) en daarenboven de kroon des eeuwigen levens ontvangen (Proverbs 15:5; Proverbs 12:1).

1) Hij die zo hoogmoedig is, dat hij alle tucht verwerpt en afkerig is om onderwezen te worden, zal zeker vernederd en verlaagd worden. Die de goede onderrichting, hem aangeboden, van de hand wijst, alsof dezelve hem onteren, of in zijne vrijheid benadelen zou, brengt armoede en schande over zich, hij zal tot den bedelzak vervallen en van elk veracht en nagewezen worden, als een hardnekkig dwaas en onhandelbaar mens. Hij die echter nederig is, die het wel kan dulden, dat hem zijne fouten onder het oog gebracht worden, zal verhoogd worden..

Vers 19

19. Wanneer aan de begeerte, die wij in onze harten koesteren, voldaan wordt, en ons geschiedt, wat wij verlangen, is dit zoet voor de ziel; maar dikwijls gaat de lust van het hart uit naar zonde en verboden genot; men onderdrukke dan ook die begeerte in hare eerste beginselen, opdat met den lust niet de zonde ontsta, en men aan de dwazen gelijk wordt; het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken; zij kunnen hun boze lusten niet opgeven, maar koesteren en voeden die in hun hart, en gaan, wanneer zij daartoe gelegenheid hebben, tot de zonde over.

Bij elk mens is ene sterke begeerte naar geluk, en God heeft gezorgd, dat deze begeerte vervuld wordt, en dat geeft ene aangename gewaarwording aan de ziel; maar de zinnelijke genoegens voldoen alleen de vleselijke lusten. Voor de zotten is het een gruwel, het kwade te verlaten. Nimmer zullen deze enige aangenaamheid in hun zielen ontwaren, die er niet van overtuigd willen worden, dat zij hun zonden moeten nalaten..

Vers 19

19. Wanneer aan de begeerte, die wij in onze harten koesteren, voldaan wordt, en ons geschiedt, wat wij verlangen, is dit zoet voor de ziel; maar dikwijls gaat de lust van het hart uit naar zonde en verboden genot; men onderdrukke dan ook die begeerte in hare eerste beginselen, opdat met den lust niet de zonde ontsta, en men aan de dwazen gelijk wordt; het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken; zij kunnen hun boze lusten niet opgeven, maar koesteren en voeden die in hun hart, en gaan, wanneer zij daartoe gelegenheid hebben, tot de zonde over.

Bij elk mens is ene sterke begeerte naar geluk, en God heeft gezorgd, dat deze begeerte vervuld wordt, en dat geeft ene aangename gewaarwording aan de ziel; maar de zinnelijke genoegens voldoen alleen de vleselijke lusten. Voor de zotten is het een gruwel, het kwade te verlaten. Nimmer zullen deze enige aangenaamheid in hun zielen ontwaren, die er niet van overtuigd willen worden, dat zij hun zonden moeten nalaten..

Vers 20

20. Die met de wijzen, die Gods heilig woord tot richtsnoer van hun bestaan hebben aangenomen, omgaat, zal ook zelf wijs worden; maar die der zotten metgezel is, die de wereld en hare vermaken tot zijn richtsnoer heeft, zich door vriendschap en liefde aan hen verbindt, zal ook een zot worden, en zijn tijdelijk en eeuwig geluk zal verbroken worden (Proverbs 28:7; Proverbs 29:3).

Ieder mens is omgeven van enen geestelijken dampkring. die, wanneer hij door een ander wordt ingeademd, een onberekenbaren invloed op dezen uitoefent. Daarom moet gij zorgvuldig letten op uwen omgang met anderen, en uwe ogen niet doen verblinden door het bevallig uiterlijk der goddelozen; zoek steeds dezulken tot vrienden te krijgen, die God nog meer vrezen dan gij zelven. Men herkent den man aan zijnen metgezel..

Waar men mee verkeert, wordt men mee geëerd. Die met pek omgaat, wordt er mee besmet.

Vers 20

20. Die met de wijzen, die Gods heilig woord tot richtsnoer van hun bestaan hebben aangenomen, omgaat, zal ook zelf wijs worden; maar die der zotten metgezel is, die de wereld en hare vermaken tot zijn richtsnoer heeft, zich door vriendschap en liefde aan hen verbindt, zal ook een zot worden, en zijn tijdelijk en eeuwig geluk zal verbroken worden (Proverbs 28:7; Proverbs 29:3).

Ieder mens is omgeven van enen geestelijken dampkring. die, wanneer hij door een ander wordt ingeademd, een onberekenbaren invloed op dezen uitoefent. Daarom moet gij zorgvuldig letten op uwen omgang met anderen, en uwe ogen niet doen verblinden door het bevallig uiterlijk der goddelozen; zoek steeds dezulken tot vrienden te krijgen, die God nog meer vrezen dan gij zelven. Men herkent den man aan zijnen metgezel..

Waar men mee verkeert, wordt men mee geëerd. Die met pek omgaat, wordt er mee besmet.

Vers 21

21. Het kwaad, het ongeluk zal de zondaars vervolgen, want Gods toorn zweeft altijd over hen, en ter rechter tijd komt die over hen, dikwijls reeds op aarde, maar zeker na hunnen dood; maar den rechtvaardige, die met geduld en goede werken tracht naar de zaligheid, zal men eren, en God zal hun goed werk vergelden, reeds hier bij aanvang door den zegen van aardse, maar ook van hemelse goederen; zelfs de rampen, die hem treffen, moeten door hem vruchten ten eeuwigen leven dragen, en eindelijk ontvangen zij de kroon des levens (Proverbs 10:25; Proverbs 11:3,Proverbs 11:5).

Vers 21

21. Het kwaad, het ongeluk zal de zondaars vervolgen, want Gods toorn zweeft altijd over hen, en ter rechter tijd komt die over hen, dikwijls reeds op aarde, maar zeker na hunnen dood; maar den rechtvaardige, die met geduld en goede werken tracht naar de zaligheid, zal men eren, en God zal hun goed werk vergelden, reeds hier bij aanvang door den zegen van aardse, maar ook van hemelse goederen; zelfs de rampen, die hem treffen, moeten door hem vruchten ten eeuwigen leven dragen, en eindelijk ontvangen zij de kroon des levens (Proverbs 10:25; Proverbs 11:3,Proverbs 11:5).

Vers 22

22. De goede, die met een oprecht hart voor God wandelt, zal zijner kinders kinderen zijne goederen doen erven; want zij zijn met God verkregen en door Hem gezegend; maar het tijdelijke vermogen a) des zondaars is voor den rechtvaardige b) weggeleid; Hem moet het ten laatste naar Gods ordening toevallen.

a) Job 15:29. b) Job 27:17. Ecclesiastes 2:26.

God zegent de vromen tot in het duizendste geslacht, en dat heeft zijne heerlijke toepassing op de geestelijke goederen, die naar geestelijke verwantschap werden geërfd. Die heden van het geloof van Abraham is, heeft de erfenis van Abraham en alle profeten, apostelen en martelaars. Daarentegen hebben de goddelozen nooit iets te wachten, ja hebben zelfs niets: want wat zij nog hebben, behoort alleen aan de godzaligen, aan wie alles gegeven is.. 23. Het ploegen der armen geeft, door Gods zegen, a) veelheid der spijze; al heeft hij soms maar een klein stukje land, dat hij met verstand en vlijt bearbeidt; maar b) daar is een soort van mensen, die hun bezitting verliezen, die verteerd wordt door gebrek van ervarenheid en oordeel, of omdat ze den huurlingen het loon onthouden.

a) Proverbs 12:11. b) Proverbs 18:9.

Wees dus met uwe armoede tevreden, en verricht den zwaren arbeid, waaraan zulke grote beloften verbonden zijn. Dat is in het lichamelijke waar, in het geestelijke nog meer, en in goddelijke dingen het meest; daarin werken alleen de geestelijke armen, en wel onder zuchten en zwoegen aan zaken, waaraan de wereld volstrekt gene waarde hecht. Zij vinden zeker geestelijke spijzen aan Gods tafel..

De wijze koning heeft dezulken op het oog, die alles, in elk geval het voornaamste, aan anderen overlaten, die meer verteren dan zij inkomen hebben en op dien weg voortgaan, en daarom straks eerst het hun moeten verpanden om het daarna aan vreemden geheel af te staan.

Vers 22

22. De goede, die met een oprecht hart voor God wandelt, zal zijner kinders kinderen zijne goederen doen erven; want zij zijn met God verkregen en door Hem gezegend; maar het tijdelijke vermogen a) des zondaars is voor den rechtvaardige b) weggeleid; Hem moet het ten laatste naar Gods ordening toevallen.

a) Job 15:29. b) Job 27:17. Ecclesiastes 2:26.

God zegent de vromen tot in het duizendste geslacht, en dat heeft zijne heerlijke toepassing op de geestelijke goederen, die naar geestelijke verwantschap werden geërfd. Die heden van het geloof van Abraham is, heeft de erfenis van Abraham en alle profeten, apostelen en martelaars. Daarentegen hebben de goddelozen nooit iets te wachten, ja hebben zelfs niets: want wat zij nog hebben, behoort alleen aan de godzaligen, aan wie alles gegeven is.. 23. Het ploegen der armen geeft, door Gods zegen, a) veelheid der spijze; al heeft hij soms maar een klein stukje land, dat hij met verstand en vlijt bearbeidt; maar b) daar is een soort van mensen, die hun bezitting verliezen, die verteerd wordt door gebrek van ervarenheid en oordeel, of omdat ze den huurlingen het loon onthouden.

a) Proverbs 12:11. b) Proverbs 18:9.

Wees dus met uwe armoede tevreden, en verricht den zwaren arbeid, waaraan zulke grote beloften verbonden zijn. Dat is in het lichamelijke waar, in het geestelijke nog meer, en in goddelijke dingen het meest; daarin werken alleen de geestelijke armen, en wel onder zuchten en zwoegen aan zaken, waaraan de wereld volstrekt gene waarde hecht. Zij vinden zeker geestelijke spijzen aan Gods tafel..

De wijze koning heeft dezulken op het oog, die alles, in elk geval het voornaamste, aan anderen overlaten, die meer verteren dan zij inkomen hebben en op dien weg voortgaan, en daarom straks eerst het hun moeten verpanden om het daarna aan vreemden geheel af te staan.

Vers 24

24. Die bij de opvoeding zijner kinderen zijne a) roede inhoudt, en alzo het vlees van het kind tot verderf zijner ziel laat woekeren, haat zijnen zoon, niettegenstaande zijne schijnbare, maar dwaze vleselijke liefde tot hem; maar die hem in waarheid liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging van het kwaad af te brengen, eer het verderf te diepe wortelen schiet; zo leert hij hem vroeg op ene gevoelige wijze, dat de zonde pijn veroorzaakt (Proverbs 3:12; Proverbs 29:15).

a) Proverbs 23:13; Proverbs 29:15.

Hoe vroeger de tucht, hoe beter de vrucht. Zo als de tucht, zo ook de vrucht. Goede tucht, goede vrucht..

In de tucht der kinderen den middenweg te houden, is zo gemakkelijk niet, Vele ouders denken, dat scherpe tucht niet bestaanbaar is met liefde voor de kinderen, en haten die dan na, ook wanneer zij nodig is. Anderen gaan weer te ver en maken geen onderscheid tussen overijling en boosheid, zodat zij door het gedurige slaan de kinderen slechts hardnekkig maken. De slagen moeten eigenlijk een geneesmiddel zijn, dat slechts nu en dan gebruikt moet worden. Daarom moeten ouders, die zich de tucht der kinderen niet durven toevertrouwen, God bidden om wijsheid en ene geheiligde liefde voor hun kinderen..

Vers 24

24. Die bij de opvoeding zijner kinderen zijne a) roede inhoudt, en alzo het vlees van het kind tot verderf zijner ziel laat woekeren, haat zijnen zoon, niettegenstaande zijne schijnbare, maar dwaze vleselijke liefde tot hem; maar die hem in waarheid liefheeft, zoekt hem vroeg met tuchtiging van het kwaad af te brengen, eer het verderf te diepe wortelen schiet; zo leert hij hem vroeg op ene gevoelige wijze, dat de zonde pijn veroorzaakt (Proverbs 3:12; Proverbs 29:15).

a) Proverbs 23:13; Proverbs 29:15.

Hoe vroeger de tucht, hoe beter de vrucht. Zo als de tucht, zo ook de vrucht. Goede tucht, goede vrucht..

In de tucht der kinderen den middenweg te houden, is zo gemakkelijk niet, Vele ouders denken, dat scherpe tucht niet bestaanbaar is met liefde voor de kinderen, en haten die dan na, ook wanneer zij nodig is. Anderen gaan weer te ver en maken geen onderscheid tussen overijling en boosheid, zodat zij door het gedurige slaan de kinderen slechts hardnekkig maken. De slagen moeten eigenlijk een geneesmiddel zijn, dat slechts nu en dan gebruikt moet worden. Daarom moeten ouders, die zich de tucht der kinderen niet durven toevertrouwen, God bidden om wijsheid en ene geheiligde liefde voor hun kinderen..

Vers 25

25. De rechtvaardige eet tot a) verzadiging zijner ziel toe, en hij zal, ofschoon arm zijnde, toch altijd genoeg hebben voor zijn levensonderhoud, zo als God hem beloofd heeft (Proverbs 13:23); maar de buik der goddelozen, die eten om te eten, zal gebrek hebben, want alleen Gods zegen geeft verzadiging, maar hun buik is niet tevreden te stellen. Ten laatste zal zulk een rijke goddeloze ook het nodigste levensonderhoud verliezen en nog gebrek lijden (Proverbs 10:8. Job 18:12).

a) Psalms 34:11; Psalms 37:3 De rechtvaardige zoekt naar wijsheid, maar om zich daaraan te verkwikken; de goddeloze vraagt slechts om te vragen, leert altijd en leert toch niets. Zijn dorst zal in eeuwigheid niet gelest worden (2 Timothy 3:7)..

Het is het geluk van de rechtvaardigen, dat zij genoeg zullen hebben, en dat zij weten, wanneer zij genoeg hebben. Het is de ellende van de goddelozen, dat zij door de onverzadelijkheid van hun eigene begeerten altijd behoeftig zijn; niet alleen, dat hun zielen niet zullen voldaan worden door de wereld en het vlees, maar zelfs hun hartelijke lust haakt altijd naar meer. Wat de geestelijke dingen aangaat, de rechtvaardige voedt zich met het Woord en de instellingen Gods, om zijne ziel te verzadigen met de beloften van het Evangelie en den Heere Jezus Christus, die het Brood des levens is..

Vers 25

25. De rechtvaardige eet tot a) verzadiging zijner ziel toe, en hij zal, ofschoon arm zijnde, toch altijd genoeg hebben voor zijn levensonderhoud, zo als God hem beloofd heeft (Proverbs 13:23); maar de buik der goddelozen, die eten om te eten, zal gebrek hebben, want alleen Gods zegen geeft verzadiging, maar hun buik is niet tevreden te stellen. Ten laatste zal zulk een rijke goddeloze ook het nodigste levensonderhoud verliezen en nog gebrek lijden (Proverbs 10:8. Job 18:12).

a) Psalms 34:11; Psalms 37:3 De rechtvaardige zoekt naar wijsheid, maar om zich daaraan te verkwikken; de goddeloze vraagt slechts om te vragen, leert altijd en leert toch niets. Zijn dorst zal in eeuwigheid niet gelest worden (2 Timothy 3:7)..

Het is het geluk van de rechtvaardigen, dat zij genoeg zullen hebben, en dat zij weten, wanneer zij genoeg hebben. Het is de ellende van de goddelozen, dat zij door de onverzadelijkheid van hun eigene begeerten altijd behoeftig zijn; niet alleen, dat hun zielen niet zullen voldaan worden door de wereld en het vlees, maar zelfs hun hartelijke lust haakt altijd naar meer. Wat de geestelijke dingen aangaat, de rechtvaardige voedt zich met het Woord en de instellingen Gods, om zijne ziel te verzadigen met de beloften van het Evangelie en den Heere Jezus Christus, die het Brood des levens is..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 13". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-13.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile