Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 23

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 23

Proverbs 23:1.

WAARSCHUWING VOOR GIERIGHEID, ONMATIGHEID, ONKUISHEID, ENZ.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 23

Proverbs 23:1.

WAARSCHUWING VOOR GIERIGHEID, ONMATIGHEID, ONKUISHEID, ENZ.

Vers 1

1. Als gij aan tafel aangezeten zult zijn, om met eenmachtigen heerser, of met een koning te eten, zo zult gij scherpelijk letten op degene, die voor uw aangezicht is, omdat hij niet uws gelijken maar een hoger persoon is, dan gij zijt.

De gehele afdeling (Proverbs 23:1-Proverbs 23:8) staat in nauw verband met het laatste vers aan het vorige Hoofdstuk, en zal aanwijzen, hoe iemand, die door ijver in zijn beroep het vertrouwen des konings heeft gewonnen, en veeltijds in zijne naaste omgeving is geplaatst, voorzichtig en gematigd in alle begeerten zijn moet, om niet in het grootste gevaar te komen..

Vers 1

1. Als gij aan tafel aangezeten zult zijn, om met eenmachtigen heerser, of met een koning te eten, zo zult gij scherpelijk letten op degene, die voor uw aangezicht is, omdat hij niet uws gelijken maar een hoger persoon is, dan gij zijt.

De gehele afdeling (Proverbs 23:1-Proverbs 23:8) staat in nauw verband met het laatste vers aan het vorige Hoofdstuk, en zal aanwijzen, hoe iemand, die door ijver in zijn beroep het vertrouwen des konings heeft gewonnen, en veeltijds in zijne naaste omgeving is geplaatst, voorzichtig en gematigd in alle begeerten zijn moet, om niet in het grootste gevaar te komen..

Vers 2

2. En gij zet een mes aan uwe keel, gij brengt uw leven in het ergste gevaar, indien gij een gulzig mens zijt, onmatig in eten en drinken.

Vers 2

2. En gij zet een mes aan uwe keel, gij brengt uw leven in het ergste gevaar, indien gij een gulzig mens zijt, onmatig in eten en drinken.

Vers 3

3. Laat u, verleid wordende door de hoge plaats en het vertrouwen, dat de koning u geschonken heeft, niet gelusten het genot zijner smakelijke spijzen, zijner lekkernijen, of zijner vermaken en bijzondere voorrechten mede te hebben; want dat alles is een bijzonder voorrecht voor den koning, maar het is een leugenachtig brood voor u; het ontglipt u, wanneer gij er naar grijpt.

Wilt gij veilig zijn in den dienst van enen vorst of enen machtigen heer en zijn vertrouwen blijven genieten, toon dan steeds de stipste eerlijkheid en onbaatzuchtigheid, toon niet, dat gij door uwe hoge plaats, eigen voordeel wilt bejagen, maar dien slechts.

De wijze zegt ons, dat men enen koning moet naderen als een vuur, niet te nabij, om zich niet te branden, niet te ver af, om toch altijd er door verwarmd te worden. Toen Solon naar Croesus gaan wilde, zei Esopus tot hem: Spreukenek toch met koningen zo weinig of zo vriendelijk als mogelijk is..

Aan het hof is vals brood, daar steeds de een den ander wil overtreffen in liegen en huichelen, totdat hij hem naar beneden werkt en zich zelven in de hoogte. -Met grote heren is het slecht kersen eten.

Aan de genadetafel des Heeren bij het heilige avondmaal is het hoogst noodzakelijk met bijzonderen eerbied en ootmoed te verschijnen, want daar heeft men immers te doen met den Koning der koningen.

Vers 3

3. Laat u, verleid wordende door de hoge plaats en het vertrouwen, dat de koning u geschonken heeft, niet gelusten het genot zijner smakelijke spijzen, zijner lekkernijen, of zijner vermaken en bijzondere voorrechten mede te hebben; want dat alles is een bijzonder voorrecht voor den koning, maar het is een leugenachtig brood voor u; het ontglipt u, wanneer gij er naar grijpt.

Wilt gij veilig zijn in den dienst van enen vorst of enen machtigen heer en zijn vertrouwen blijven genieten, toon dan steeds de stipste eerlijkheid en onbaatzuchtigheid, toon niet, dat gij door uwe hoge plaats, eigen voordeel wilt bejagen, maar dien slechts.

De wijze zegt ons, dat men enen koning moet naderen als een vuur, niet te nabij, om zich niet te branden, niet te ver af, om toch altijd er door verwarmd te worden. Toen Solon naar Croesus gaan wilde, zei Esopus tot hem: Spreukenek toch met koningen zo weinig of zo vriendelijk als mogelijk is..

Aan het hof is vals brood, daar steeds de een den ander wil overtreffen in liegen en huichelen, totdat hij hem naar beneden werkt en zich zelven in de hoogte. -Met grote heren is het slecht kersen eten.

Aan de genadetafel des Heeren bij het heilige avondmaal is het hoogst noodzakelijk met bijzonderen eerbied en ootmoed te verschijnen, want daar heeft men immers te doen met den Koning der koningen.

Vers 4

4. Vermoei u ook niet om rijk te worden, sta af van uw vernuft, van uwe slimheid, wanneer het alleen dient om u middelen te doen bedenken ter verkrijging van aardse schatten, van vergankelijke rijkdommen.

Naar rijkdom te trachten, die vergankelijk is en de ziel niet verzadigen kan, is zondige dwaasheid; voor een hemel moeten wij schatten verzamelen, die eeuwig blijven. 5. Zult gij in begeerlijkheid uwe ogen laten vliegen op hetgeen niets is, naar een genot of een bezit dat voor u terugwijkt, wanneer gij er naar grijpt? Want het door u begeerde, onbereikbare goed zal zich gewis vleugels maken, gelijk een arend die naar den hemel vliegt, 1) en zo staat gij dan na al uwe moeite, na al uw ijdel streven, bedrogen door den schijn (Ecclesiastes 6:9).

1) In Proverbs 23:4, Proverbs 23:5 waarschuwt de Spreuken-dichter, tegen het wroeten en zich inspannen van velen, om rijkdom te verwerven, om door allerlei middelen zich schatten te vergaderen, zodat de zinnen daarop enkel zijn gezet en om geestelijke dingen er geen bekommernis is. Het is hetzelfde als wat de Heere Christus zegt, in Matthew 6:19,Matthew 6:20. In Proverbs 23:5 wijst de dichter op het ijdele er van, dewijl het zo dikwijls blijkt, dat al wat van de aarde is, aan een niets, aan een schaduw gelijk is, en het niet te bereiken is, als of de wind er mede in de hoogte vliegt, of even snel verdwijnt als een arend uit het gezicht. De Heere wijst in Matthew 6:1 dan ook op de schatten, die niet vergaan en niet weggeroofd kunnen worden.

Vers 4

4. Vermoei u ook niet om rijk te worden, sta af van uw vernuft, van uwe slimheid, wanneer het alleen dient om u middelen te doen bedenken ter verkrijging van aardse schatten, van vergankelijke rijkdommen.

Naar rijkdom te trachten, die vergankelijk is en de ziel niet verzadigen kan, is zondige dwaasheid; voor een hemel moeten wij schatten verzamelen, die eeuwig blijven. 5. Zult gij in begeerlijkheid uwe ogen laten vliegen op hetgeen niets is, naar een genot of een bezit dat voor u terugwijkt, wanneer gij er naar grijpt? Want het door u begeerde, onbereikbare goed zal zich gewis vleugels maken, gelijk een arend die naar den hemel vliegt, 1) en zo staat gij dan na al uwe moeite, na al uw ijdel streven, bedrogen door den schijn (Ecclesiastes 6:9).

1) In Proverbs 23:4, Proverbs 23:5 waarschuwt de Spreuken-dichter, tegen het wroeten en zich inspannen van velen, om rijkdom te verwerven, om door allerlei middelen zich schatten te vergaderen, zodat de zinnen daarop enkel zijn gezet en om geestelijke dingen er geen bekommernis is. Het is hetzelfde als wat de Heere Christus zegt, in Matthew 6:19,Matthew 6:20. In Proverbs 23:5 wijst de dichter op het ijdele er van, dewijl het zo dikwijls blijkt, dat al wat van de aarde is, aan een niets, aan een schaduw gelijk is, en het niet te bereiken is, als of de wind er mede in de hoogte vliegt, of even snel verdwijnt als een arend uit het gezicht. De Heere wijst in Matthew 6:1 dan ook op de schatten, die niet vergaan en niet weggeroofd kunnen worden.

Vers 6

6. Zo als gij u nu hoeden moet voor ene al te nauwe gemeenschap met enen koning of vorst, eet ook het brood niet desgenen, die boos is van oog, 1) vlied allen vertrouwelijken omgang met hen, en wees niet belust op zijne smakelijke spijzen.

1) Letterlijk: den scheelziende, d.w.z. den egoïst, die alleen voor zich zelven leeft, en een ander niets gunt. Vandaar ook dat de betekenis van Proverbs 23:7 is, dat hij u, in zijn hart, elke bete misgunt, ze als het ware telt, hoewel hij vriendelijk en schijnbaar gul zegt: Eet en drink! Het is daarom dan ook, dat men als zulks gemerkt wordt, een walg heeft aan zulk een onthaal, en wel wilde, dat men er geen gebruik van had gemaakt.

Vers 6

6. Zo als gij u nu hoeden moet voor ene al te nauwe gemeenschap met enen koning of vorst, eet ook het brood niet desgenen, die boos is van oog, 1) vlied allen vertrouwelijken omgang met hen, en wees niet belust op zijne smakelijke spijzen.

1) Letterlijk: den scheelziende, d.w.z. den egoïst, die alleen voor zich zelven leeft, en een ander niets gunt. Vandaar ook dat de betekenis van Proverbs 23:7 is, dat hij u, in zijn hart, elke bete misgunt, ze als het ware telt, hoewel hij vriendelijk en schijnbaar gul zegt: Eet en drink! Het is daarom dan ook, dat men als zulks gemerkt wordt, een walg heeft aan zulk een onthaal, en wel wilde, dat men er geen gebruik van had gemaakt.

Vers 7

7. Want gelijk hij bedacht heeft in zijne ziel, alzo zal hijwel vriendelijk op enen uitnodigenden toon tot U zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is toch niet oprecht met u; hij gunt u niets; en hij is een vijand van geven of diensten te bewijzen.

Vers 7

7. Want gelijk hij bedacht heeft in zijne ziel, alzo zal hijwel vriendelijk op enen uitnodigenden toon tot U zeggen: Eet en drink! maar zijn hart is toch niet oprecht met u; hij gunt u niets; en hij is een vijand van geven of diensten te bewijzen.

Vers 8

8. Uwe bete, die gij, in het vertrouwen op zijne schijnbaar vriendelijke uitnodiging gegeten hebt, zoudt gij met verontwaardiging en walging om den wangunst van dezen schijnvriend weer uitspuwen; de pogingen, die gij hebt aangewend, om zijn vertrouwen te winnen, zoudt gij wel willen terugnemen, omdat hij niet in staat is enige degelijke liefde te bewijzen; en gij zoudt uwe lieflijke woorden, waarmee gij zulk een man hebt gedankt voor zijn gul onthaal, verderven, wel willen dat ge ze niet gesproken hadt.

De gehele afdeling (Proverbs 23:1-Proverbs 23:8) dient om den wijze behoedzaamheid en terughoudende gematigdheid in het verkeer met machtigen en rijken aan te bevelen, omdat deze, ziende, dat een ander van hun macht en rijkdom voordeel trekt, ook licht nijdig of ijverzuchtig worden. Het "aan tafel zitten en eten" is echter alleen een beeld van enen vertrouwelijken, winst of genot aanbrengenden, omgang met hen. Elk genot, dat gij in den omgang met hen hebt, dit leert de Spreukenuk, zal vergald worden, zodat gij zoudt wensen het nooit gesmaakt te hebben..

Vers 8

8. Uwe bete, die gij, in het vertrouwen op zijne schijnbaar vriendelijke uitnodiging gegeten hebt, zoudt gij met verontwaardiging en walging om den wangunst van dezen schijnvriend weer uitspuwen; de pogingen, die gij hebt aangewend, om zijn vertrouwen te winnen, zoudt gij wel willen terugnemen, omdat hij niet in staat is enige degelijke liefde te bewijzen; en gij zoudt uwe lieflijke woorden, waarmee gij zulk een man hebt gedankt voor zijn gul onthaal, verderven, wel willen dat ge ze niet gesproken hadt.

De gehele afdeling (Proverbs 23:1-Proverbs 23:8) dient om den wijze behoedzaamheid en terughoudende gematigdheid in het verkeer met machtigen en rijken aan te bevelen, omdat deze, ziende, dat een ander van hun macht en rijkdom voordeel trekt, ook licht nijdig of ijverzuchtig worden. Het "aan tafel zitten en eten" is echter alleen een beeld van enen vertrouwelijken, winst of genot aanbrengenden, omgang met hen. Elk genot, dat gij in den omgang met hen hebt, dit leert de Spreukenuk, zal vergald worden, zodat gij zoudt wensen het nooit gesmaakt te hebben..

Vers 9

9. a) Spreukenek niet voor het oor van een zot, die zijn hart opzettelijk voor ieder woord, dat uit de vreze Gods voortvloeit, of getuigenis van haar geeft, sluit; gij behoeft niet te hopen hem te winnen; want hij zou het verstand uwer woorden verachten, ofschoon zij voortvloeien uit de wijsheid, die gij van God verkregen hebt; gij moet uwe paarlen niet voor de zwijnen werpen.

a) Proverbs 9:8. Matthew 7:6.

Vers 9

9. a) Spreukenek niet voor het oor van een zot, die zijn hart opzettelijk voor ieder woord, dat uit de vreze Gods voortvloeit, of getuigenis van haar geeft, sluit; gij behoeft niet te hopen hem te winnen; want hij zou het verstand uwer woorden verachten, ofschoon zij voortvloeien uit de wijsheid, die gij van God verkregen hebt; gij moet uwe paarlen niet voor de zwijnen werpen.

a) Proverbs 9:8. Matthew 7:6.

Vers 10

10. a) Zet de oude palen, de grenspalen, die in vroegere dagen gezet zijn, niet terug, om daardoor uw bezit te vergroten, en kom op de akkers der wezen niet, om u die toe te eigenen, alsof u daarom, wijl zij te zwak zijn om zich te verdedigen tegen onrecht, niets zou kunnen overkomen.

a) Proverbs 22:28.

Vers 10

10. a) Zet de oude palen, de grenspalen, die in vroegere dagen gezet zijn, niet terug, om daardoor uw bezit te vergroten, en kom op de akkers der wezen niet, om u die toe te eigenen, alsof u daarom, wijl zij te zwak zijn om zich te verdedigen tegen onrecht, niets zou kunnen overkomen.

a) Proverbs 22:28.

Vers 11

11. Want, al hebben zij ook geen wreker of goël onder de mensen, die verplicht is hun gekrenkte onschuld te verdedigen (Leviticus 25:49 ), hun Verlosser, hun wrekende Beschermer is sterk, ja is de Sterke bij uitnemendheid, de Heere, de rechte Goël (Job 19:25), die zal hun twistzaak tegen u twisten, 1) en hun teruggeven hetgeen hun door u op ene onrechtvaardige wijze is ontnomen (Psalms 68:6. Malachi 3:5).

1) Weduwen en wezen bekleden in de H. Schrift een grote plaats. Ook hier waarschuwt de Spreuken-dichter ernstig tegen het te kort doen der wezen, dewijl de Heere God hun rechtzaak zal rechten, hun verlosser zal wezen. Een wees is hij den Heere ontfermd. De Heere noemt zich dan ook een Rechter der weduwen, en een Vader der wezen.

Vers 11

11. Want, al hebben zij ook geen wreker of goël onder de mensen, die verplicht is hun gekrenkte onschuld te verdedigen (Leviticus 25:49 ), hun Verlosser, hun wrekende Beschermer is sterk, ja is de Sterke bij uitnemendheid, de Heere, de rechte Goël (Job 19:25), die zal hun twistzaak tegen u twisten, 1) en hun teruggeven hetgeen hun door u op ene onrechtvaardige wijze is ontnomen (Psalms 68:6. Malachi 3:5).

1) Weduwen en wezen bekleden in de H. Schrift een grote plaats. Ook hier waarschuwt de Spreuken-dichter ernstig tegen het te kort doen der wezen, dewijl de Heere God hun rechtzaak zal rechten, hun verlosser zal wezen. Een wees is hij den Heere ontfermd. De Heere noemt zich dan ook een Rechter der weduwen, en een Vader der wezen.

Vers 12

12. Begeef uw hart altijd gewillig en met zachtmoedigheid tot de tucht, tot de vernederende straf en de openbaarmaking van uwe ellende door de zonde, en neig uwe oren tot de verstandige redenen derware wijsheid en wetenschap (Proverbs 18:15 ).

Niet alleen onderwijzing, maar ook tucht en straf moet men gaarne aannemen, wanneer men wijs wil worden..

Vers 12

12. Begeef uw hart altijd gewillig en met zachtmoedigheid tot de tucht, tot de vernederende straf en de openbaarmaking van uwe ellende door de zonde, en neig uwe oren tot de verstandige redenen derware wijsheid en wetenschap (Proverbs 18:15 ).

Niet alleen onderwijzing, maar ook tucht en straf moet men gaarne aannemen, wanneer men wijs wil worden..

Vers 13

13. a) Weer door dwaze en verkeerde liefde de tucht van den jongen, in wiens hart steeds dwaasheid gevonden wordt, niet; want als gij hem met de roede zult slaan, zal hij daardoor niet sterven; zijne verkeerde lusten en zijne eigenzinnigheid moeten van jongs af bestreden worden; daardoor zal hij niet alleen van het eeuwige verderf gered worden, maar ook van enen schandelijken dood, waartoe hij mogelijk door den aardsen rechter zou kunnen veroordeeld worden, indien hij bleef volharden in zijne goddeloosheid.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 19:18; Proverbs 22:15; Proverbs 29:15,Proverbs 29:17.

Geselt gij uwen zoon, dan behoeft de beul hem niet te geselen. Hij moet toch eens gekastijd worden, als hij niet deugen wil; het is dan nog beter, dat de vader het doet, dan de scherprechter. Niemand is dien ooit ontlopen, want het is Gods gericht.

Vele ouders verdienen aan hun eigene kinderen de hel, omdat zij nalaten hen in godzaligheid op te voeden.. 14. Gij zult hem, wel is waar, met de roede slaan, 1) enhem daardoor gevoelige pijn veroorzaken; maar gij zult daardoor zijne ziel van de eeuwige pijn der hel redden; want de tucht voert tot het leven (Proverbs 4:13; Proverbs 15:24).

1) Deze kastijding is wel, zolang als zij duurt, een straf van smart voor vader en kind, maar als zij wijselijk bestuurd wordt, met een goed inzicht en einde geschiedt, al biddende tot God om zijn zegen verricht, en van den Heere met zijn genade achtervolgd wordt, zo kan zij een gelukkig middel zijn, om des kinds verderf voor te komen, zijne ziel te redden van de hel. Onze grootste zorg moet zijn voor de zielen des kinderen, en wij moeten hen niet zien in gevaar, om daaraan schade te lijden of hen als vuurbranden uit het verderf trachten te redden; gebruikende daartoe alle mogelijke middelen, opdat het lichaam lijdende, de ziel tenminste behouden blijve, in den dag van den Heere Jezus Christus..

Vers 13

13. a) Weer door dwaze en verkeerde liefde de tucht van den jongen, in wiens hart steeds dwaasheid gevonden wordt, niet; want als gij hem met de roede zult slaan, zal hij daardoor niet sterven; zijne verkeerde lusten en zijne eigenzinnigheid moeten van jongs af bestreden worden; daardoor zal hij niet alleen van het eeuwige verderf gered worden, maar ook van enen schandelijken dood, waartoe hij mogelijk door den aardsen rechter zou kunnen veroordeeld worden, indien hij bleef volharden in zijne goddeloosheid.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 19:18; Proverbs 22:15; Proverbs 29:15,Proverbs 29:17.

Geselt gij uwen zoon, dan behoeft de beul hem niet te geselen. Hij moet toch eens gekastijd worden, als hij niet deugen wil; het is dan nog beter, dat de vader het doet, dan de scherprechter. Niemand is dien ooit ontlopen, want het is Gods gericht.

Vele ouders verdienen aan hun eigene kinderen de hel, omdat zij nalaten hen in godzaligheid op te voeden.. 14. Gij zult hem, wel is waar, met de roede slaan, 1) enhem daardoor gevoelige pijn veroorzaken; maar gij zult daardoor zijne ziel van de eeuwige pijn der hel redden; want de tucht voert tot het leven (Proverbs 4:13; Proverbs 15:24).

1) Deze kastijding is wel, zolang als zij duurt, een straf van smart voor vader en kind, maar als zij wijselijk bestuurd wordt, met een goed inzicht en einde geschiedt, al biddende tot God om zijn zegen verricht, en van den Heere met zijn genade achtervolgd wordt, zo kan zij een gelukkig middel zijn, om des kinds verderf voor te komen, zijne ziel te redden van de hel. Onze grootste zorg moet zijn voor de zielen des kinderen, en wij moeten hen niet zien in gevaar, om daaraan schade te lijden of hen als vuurbranden uit het verderf trachten te redden; gebruikende daartoe alle mogelijke middelen, opdat het lichaam lijdende, de ziel tenminste behouden blijve, in den dag van den Heere Jezus Christus..

Vers 15

15. Mijn zoon! zo uw hart door de aanneming der heilzame tucht wijs geworden is, zal niet alleen uw hart zich verheugen, maar mijn hart zal blijde zijn, ja ik zal opspringen van vreugde; want wat zou enen trouwen leraar aangenamer zijn, dan dat zijn leerling door zijnen dienst vruchten des geestes voortbrengt?

Vers 15

15. Mijn zoon! zo uw hart door de aanneming der heilzame tucht wijs geworden is, zal niet alleen uw hart zich verheugen, maar mijn hart zal blijde zijn, ja ik zal opspringen van vreugde; want wat zou enen trouwen leraar aangenamer zijn, dan dat zijn leerling door zijnen dienst vruchten des geestes voortbrengt?

Vers 16

16. En mijne nieren, 1) al wat in mij is, mijne ingewanden zullen van vreugde opspringen, als uwe lippen billijkheden spreken zullen, 2) en waarheid en recht zullen voortbrengen; want daardoor zult gij eerst openbaren, wanneer gij wijs wordt.

1) Door de nieren worden hier voorgesteld de tederste en innigste aandoeningen der ziele. Heeft eerst de dichter gesproken van den zoon, die de roede nodig heeft, hier spreekt hij van den zoon, die in waarheid de wijsheid betracht, wijs is geworden. Is het een recht geaard vader immer tot smart als hij de roede moet gebruiken, het is hem tot een innige en heerlijke vreugde als hij mag zien, dat zijn zoon in de wegen des Heeren wandelt. Daarom komt ook in het volgende vers de vermaning dat de wandel ten alle dage zij in de vreze des Heeren, omdat deze vreze het ware, het enige beginsel is der ware wijsheid.

2) Na het ondervinden van de genade van God is er gene grotere vreugde op aarde, dan wanneer men vreugde en eer door zijne kinderen geniet..

Vers 16

16. En mijne nieren, 1) al wat in mij is, mijne ingewanden zullen van vreugde opspringen, als uwe lippen billijkheden spreken zullen, 2) en waarheid en recht zullen voortbrengen; want daardoor zult gij eerst openbaren, wanneer gij wijs wordt.

1) Door de nieren worden hier voorgesteld de tederste en innigste aandoeningen der ziele. Heeft eerst de dichter gesproken van den zoon, die de roede nodig heeft, hier spreekt hij van den zoon, die in waarheid de wijsheid betracht, wijs is geworden. Is het een recht geaard vader immer tot smart als hij de roede moet gebruiken, het is hem tot een innige en heerlijke vreugde als hij mag zien, dat zijn zoon in de wegen des Heeren wandelt. Daarom komt ook in het volgende vers de vermaning dat de wandel ten alle dage zij in de vreze des Heeren, omdat deze vreze het ware, het enige beginsel is der ware wijsheid.

2) Na het ondervinden van de genade van God is er gene grotere vreugde op aarde, dan wanneer men vreugde en eer door zijne kinderen geniet..

Vers 17

17. a) Uw hart zij niet nijdig en jaloers over den voorspoed van de zondaren, die Gods woord verachten en genoegen vinden in de wereld en hare lusten; zie hunnen glans en hun lekkernijen niet met een begerig oog aan; maar zijt liever te allen dage vol ijver om te wassen in de vreze des HEEREN.

a) Psalms 37:1; Psalms 73:3. Proverbs 24:1,Proverbs 24:19.

Vers 17

17. a) Uw hart zij niet nijdig en jaloers over den voorspoed van de zondaren, die Gods woord verachten en genoegen vinden in de wereld en hare lusten; zie hunnen glans en hun lekkernijen niet met een begerig oog aan; maar zijt liever te allen dage vol ijver om te wassen in de vreze des HEEREN.

a) Psalms 37:1; Psalms 73:3. Proverbs 24:1,Proverbs 24:19.

Vers 18

18. a) Want zeker, er is ene beloning, 1) ene zalige toekomst voor den vromen, den getrouwen dienaar van God, al moet hij ook voor het tegenwoordige lijden; en uwe verwachting op de hulp van God, en op de verschijning van de hope Israëls, zal niet afgesneden worden. 2)

a) Proverbs 24:14. 1) In het Hebreeën Ki im-jeesch acharith. Beter: Letterlijk er is een toekomst. M.a.w. wie ten alle dage in de vreze des Heeren is, kan op een gelukkige toekomst hopen en deze verwachten, terwijl het waar is, wat de Heere God elders zegt: Die Mij eren, zal Ik eren.

Beloning moet hier dan opgevat worden in den zin aan, een heerlijke en gelukkige toekomst.

2) Het ware goed der vromen is nog toekomstig, des te minder moeten zij zich aan het tegenwoordige schijngoed der goddelozen vergapen.

Hoe veel reden hebben wij om aan de oude onveranderlijke grondslagen der ware godsvrucht onwankelbaar getrouw te blijven.

Er zijn drie voortreffelijke behoedmiddelen tegen de zonde, namelijk: 1. Het mijden van slechte voorbeelden; 2. Eerbied voor God; 3. De gedurige herinnering aan den zegen der deugd..

Vers 18

18. a) Want zeker, er is ene beloning, 1) ene zalige toekomst voor den vromen, den getrouwen dienaar van God, al moet hij ook voor het tegenwoordige lijden; en uwe verwachting op de hulp van God, en op de verschijning van de hope Israëls, zal niet afgesneden worden. 2)

a) Proverbs 24:14. 1) In het Hebreeën Ki im-jeesch acharith. Beter: Letterlijk er is een toekomst. M.a.w. wie ten alle dage in de vreze des Heeren is, kan op een gelukkige toekomst hopen en deze verwachten, terwijl het waar is, wat de Heere God elders zegt: Die Mij eren, zal Ik eren.

Beloning moet hier dan opgevat worden in den zin aan, een heerlijke en gelukkige toekomst.

2) Het ware goed der vromen is nog toekomstig, des te minder moeten zij zich aan het tegenwoordige schijngoed der goddelozen vergapen.

Hoe veel reden hebben wij om aan de oude onveranderlijke grondslagen der ware godsvrucht onwankelbaar getrouw te blijven.

Er zijn drie voortreffelijke behoedmiddelen tegen de zonde, namelijk: 1. Het mijden van slechte voorbeelden; 2. Eerbied voor God; 3. De gedurige herinnering aan den zegen der deugd..

Vers 19

19. Hoort gij, mijn zoon! gaarne naar mijne woorden, want zij zijn de woorden van God; en wordt wijs, en richt uw hart, uw ganse wezen, met al uwe gedachten, neigingen en daden op den enigen waren weg, die heenleidt naar het geluk op aarde en het eeuwige heil; het is de weg der wijsheid, die recht voor u uit ligt. (Proverbs 9:6; Proverbs 10:17; Proverbs 16:17).

Vers 19

19. Hoort gij, mijn zoon! gaarne naar mijne woorden, want zij zijn de woorden van God; en wordt wijs, en richt uw hart, uw ganse wezen, met al uwe gedachten, neigingen en daden op den enigen waren weg, die heenleidt naar het geluk op aarde en het eeuwige heil; het is de weg der wijsheid, die recht voor u uit ligt. (Proverbs 9:6; Proverbs 10:17; Proverbs 16:17).

Vers 20

20. {a} Zijt vooral niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters; die bij overdadige maaltijden aan de afgoden hunner begeerlijkheden offeren, en door onmatigheid hun eigen lichaam verwoesten.

{a} Isaiah 5:22. Luke 21:34. Romans 13:13. Ephesians 5:18.

Vers 20

20. {a} Zijt vooral niet onder de wijnzuipers, noch onder de vleesvreters; die bij overdadige maaltijden aan de afgoden hunner begeerlijkheden offeren, en door onmatigheid hun eigen lichaam verwoesten.

{a} Isaiah 5:22. Luke 21:34. Romans 13:13. Ephesians 5:18.

Vers 21

21. Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimeringvan iemand, die door zijne uitspattingen, zijn zweven van het ene genot tot het andere traag en slaperig wordt, doet eindelijk verscheurde klederen dragen, 1) en zal ten laatste met de schande van den bedelstaf eindigen.

1) De wijze koning ontleent een reden tegen deze zonde uit derzelver kostbaarheid en uit hare strikken tot verarming van den mens. Want zo de mensen zich van dit kwaad niet willen laten afschrikken door het verderf, welke het aan hunnen tijdelijke belangen kan toebrengen, welke hen toch meestal het naaste aan het hart liggen, geen wonder dan dat zij er zich niet van laten afschrikken door iets, het welke hen uit Gods Woord bericht wordt wegens de nadelen, welke het aan hun geestelijk en eeuwig belang reeds waarlijk toebrengt..

Vers 21

21. Want een zuiper en vraat zal arm worden; en de sluimeringvan iemand, die door zijne uitspattingen, zijn zweven van het ene genot tot het andere traag en slaperig wordt, doet eindelijk verscheurde klederen dragen, 1) en zal ten laatste met de schande van den bedelstaf eindigen.

1) De wijze koning ontleent een reden tegen deze zonde uit derzelver kostbaarheid en uit hare strikken tot verarming van den mens. Want zo de mensen zich van dit kwaad niet willen laten afschrikken door het verderf, welke het aan hunnen tijdelijke belangen kan toebrengen, welke hen toch meestal het naaste aan het hart liggen, geen wonder dan dat zij er zich niet van laten afschrikken door iets, het welke hen uit Gods Woord bericht wordt wegens de nadelen, welke het aan hun geestelijk en eeuwig belang reeds waarlijk toebrengt..

Vers 22

22. a) Hoor naar uwen vader, want hij is het, die u gewonnen en opgevoed heeft, en daarom verdient hij uwe gehoorzaamheid; en veracht uwe moeder ook niet, als zij oud, zwak en gemelijk geworden is.

a) Proverbs 1:8. In de ogen van goddeloze kinderen is gewoonlijk niets verachtelijker, dan ene oude moeder, en toch is degene, die zijne moeder bedroeft, door den Heere vervloekt!.

Vers 22

22. a) Hoor naar uwen vader, want hij is het, die u gewonnen en opgevoed heeft, en daarom verdient hij uwe gehoorzaamheid; en veracht uwe moeder ook niet, als zij oud, zwak en gemelijk geworden is.

a) Proverbs 1:8. In de ogen van goddeloze kinderen is gewoonlijk niets verachtelijker, dan ene oude moeder, en toch is degene, die zijne moeder bedroeft, door den Heere vervloekt!.

Vers 23

23. a) Koop, verwerf met alle inspanning en moeite, door allerlei zelfopoffering (Proverbs 16:16. Matthew 13:34,Matthew 13:46) de waarheid, zowel de eeuwige waarheid, die uit God is, als ook die aan het hart, en verkoop ze nietweer, hetzij door snode geringschatting, of voor het linzengerecht van den lust des vleses en der wereld, mitsgaders de begeerlijkheid der ogen; mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand, waardoor gij het goede van het kwade, de waarheid van de leugen zult leren onderscheiden.

a) Proverbs 4:7.

Het onderzoek der waarheid sluit de volgende zeven plichten in zich: 1. wees opmerkzaam; 2. laat u de arbeid niet afschrikken; 3. handel met oordeel; 4. luister meer naar de stem van het verstand dan naar vooroordelen; 5. wees leerzaam; 6. betoom uwe onverzadelijke weetgierigheid; 7. wanneer gij uw verstand wilt verlichten, bedwing dan eerst uw hart.

De waarheid kopen, is met alle macht en ten koste van alles wat haar in de weg staat, naar de waarheid staan, de waarheid in bezit krijgen; en de waarheid verkopen is haar verachten, om wat deze wereld aanbiedt. Het ene is alles veil hebben, om die ene parel van grote waarde te verkrijgen, het andere is haar verliezen, omdat men hare belijdenis verwerpt en aan haar heerschappij zich onttrekt. De Apostel vermaant om het voorbeeld der gezonde leer te blijven vasthouden.

Vers 23

23. a) Koop, verwerf met alle inspanning en moeite, door allerlei zelfopoffering (Proverbs 16:16. Matthew 13:34,Matthew 13:46) de waarheid, zowel de eeuwige waarheid, die uit God is, als ook die aan het hart, en verkoop ze nietweer, hetzij door snode geringschatting, of voor het linzengerecht van den lust des vleses en der wereld, mitsgaders de begeerlijkheid der ogen; mitsgaders wijsheid, en tucht, en verstand, waardoor gij het goede van het kwade, de waarheid van de leugen zult leren onderscheiden.

a) Proverbs 4:7.

Het onderzoek der waarheid sluit de volgende zeven plichten in zich: 1. wees opmerkzaam; 2. laat u de arbeid niet afschrikken; 3. handel met oordeel; 4. luister meer naar de stem van het verstand dan naar vooroordelen; 5. wees leerzaam; 6. betoom uwe onverzadelijke weetgierigheid; 7. wanneer gij uw verstand wilt verlichten, bedwing dan eerst uw hart.

De waarheid kopen, is met alle macht en ten koste van alles wat haar in de weg staat, naar de waarheid staan, de waarheid in bezit krijgen; en de waarheid verkopen is haar verachten, om wat deze wereld aanbiedt. Het ene is alles veil hebben, om die ene parel van grote waarde te verkrijgen, het andere is haar verliezen, omdat men hare belijdenis verwerpt en aan haar heerschappij zich onttrekt. De Apostel vermaant om het voorbeeld der gezonde leer te blijven vasthouden.

Vers 24

24. a) De vader des rechtvaardigen, die enen zoon heeft, die in Gods wegen wandelt, zal zich zeer verheugen; en die enen wijzen zoon gewint en opvoedt, zal zich over hem verblijden, en hij heeft wel reden daartoe; want de Heere heeft iets groots aan hem gedaan, er is gene zaak waarover hij meer van ganser harte kan juichen.

a) Proverbs 10:1; Proverbs 15:20; Proverbs 27:11.

Vers 24

24. a) De vader des rechtvaardigen, die enen zoon heeft, die in Gods wegen wandelt, zal zich zeer verheugen; en die enen wijzen zoon gewint en opvoedt, zal zich over hem verblijden, en hij heeft wel reden daartoe; want de Heere heeft iets groots aan hem gedaan, er is gene zaak waarover hij meer van ganser harte kan juichen.

a) Proverbs 10:1; Proverbs 15:20; Proverbs 27:11.

Vers 25

25. Daarom streef naar gerechtigheid en wijsheid, en laat uwen vader zich verblijden, ook uwe moeder, en laat haar zich daarover verheugen, die u gebaard heeft.

Vers 25

25. Daarom streef naar gerechtigheid en wijsheid, en laat uwen vader zich verblijden, ook uwe moeder, en laat haar zich daarover verheugen, die u gebaard heeft.

Vers 26

26. Mijn zoon! geef mij uw hart, u zelven, met alles wat gij zijt en hebt, tot een eeuwig eigendom, aan mij, de goddelijke wijsheid, die tot heden toe, door den mond van uwen leermeester, tot u gesproken heb, en laat uwe ogen mijne wegen bewaren, want zij mogen soms oneffen en duister zijn, toch zijn zij enkel heil en leven (1 Chronicles 22:19).

Hier is ieder woord van ene diepe betekenis. Geef: men kan het eigen hart geven, ofschoon de overgave aan God zelf niets dan ene vrucht der genade is; men is verplicht het te geven, vrijwillig, gaarne, anders heeft het gene waarde; men moet het geven, want van nature is het niet bij God, al is het ook Zijn rechtmatig eigendom. Ja,.... geven, schenken volkomen, geheel, onvoorwaardelijk geven, zoals God (John 3:16) ons Zijn Hart, Zijn Eniggeborene in den dood des kruises gegeven heeft. -Mij: niet aan de wereld, niet aan den Satan, die daarom vleien. Mij, aan wien het alleen toebehoort, en die het alleen kan zalig maken. Mijn zoon: gij zijt Mijn eigendom, Ik heb u bij uwen naam geroepen en u den Mijnen gegeven. Zoon, Ik heb u gebaard naar Mijn welbehagen, gij zijt Mijn geliefde, Mijn trots, Mijne eer. Uw hart, niet enkel dat van uw kind, van uwen vriend, het uwe, u wil Ik hebben! -uw hart verlang Ik, niet uw goed, niet uwen dienst, niet uwe werken, niet uw lijden-niet dat geen, waardoor gij leeft, uwe ziel, uwe liefde, uw leven, ja alles wat u het dierbaarste is. -En laat uwe ogen, uwe overdenkingen, uwe begeerten een welgevallen hebben in Mijne wegen; want dat gij die bewandelt, dat is Mij niet genoeg, zij moeten uwe vreugde zijn. Mijne wegen, wegen, die menigmaal niet de uwe zijn (John 21:18); de wegen, die Ik u in Mijn woord, in de wet en in het Evangelie getoond heb, waarin Ik u voorgegaan ben naar Golgotha, waarop Ik u leid tot uw heil (Psalms 119:30. Isaiah 59:8). -Daardoor zult gij een hart krijgen vervuld met het geloof aan God, met liefde tot den Heere Jezus, met een levendige en verblijdende hoop op de toekomst, met de lijdzaamheid en de gezindheid van Christus in nederigheid en zachtmoedigheid, waardoor u de overgave nimmer berouwen zal.

Hiertoe wordt vereist een bespiegeling en bewonderende overdenking van de Goddelijke leidingen, een beschouwing van de wondere wegen der hemelse wijsheid, een omzichtige opmerking op onze eigene paden, een zuivere gewilligheid, om ons aan Gods bevelen, zonder morren of tegenspreken, te onderwerpen en eindelijk een ongekrenkte standvastigheid in de aankleving van onzen plicht en alle de voorschriften der ware Wijsheid..

Vers 26

26. Mijn zoon! geef mij uw hart, u zelven, met alles wat gij zijt en hebt, tot een eeuwig eigendom, aan mij, de goddelijke wijsheid, die tot heden toe, door den mond van uwen leermeester, tot u gesproken heb, en laat uwe ogen mijne wegen bewaren, want zij mogen soms oneffen en duister zijn, toch zijn zij enkel heil en leven (1 Chronicles 22:19).

Hier is ieder woord van ene diepe betekenis. Geef: men kan het eigen hart geven, ofschoon de overgave aan God zelf niets dan ene vrucht der genade is; men is verplicht het te geven, vrijwillig, gaarne, anders heeft het gene waarde; men moet het geven, want van nature is het niet bij God, al is het ook Zijn rechtmatig eigendom. Ja,.... geven, schenken volkomen, geheel, onvoorwaardelijk geven, zoals God (John 3:16) ons Zijn Hart, Zijn Eniggeborene in den dood des kruises gegeven heeft. -Mij: niet aan de wereld, niet aan den Satan, die daarom vleien. Mij, aan wien het alleen toebehoort, en die het alleen kan zalig maken. Mijn zoon: gij zijt Mijn eigendom, Ik heb u bij uwen naam geroepen en u den Mijnen gegeven. Zoon, Ik heb u gebaard naar Mijn welbehagen, gij zijt Mijn geliefde, Mijn trots, Mijne eer. Uw hart, niet enkel dat van uw kind, van uwen vriend, het uwe, u wil Ik hebben! -uw hart verlang Ik, niet uw goed, niet uwen dienst, niet uwe werken, niet uw lijden-niet dat geen, waardoor gij leeft, uwe ziel, uwe liefde, uw leven, ja alles wat u het dierbaarste is. -En laat uwe ogen, uwe overdenkingen, uwe begeerten een welgevallen hebben in Mijne wegen; want dat gij die bewandelt, dat is Mij niet genoeg, zij moeten uwe vreugde zijn. Mijne wegen, wegen, die menigmaal niet de uwe zijn (John 21:18); de wegen, die Ik u in Mijn woord, in de wet en in het Evangelie getoond heb, waarin Ik u voorgegaan ben naar Golgotha, waarop Ik u leid tot uw heil (Psalms 119:30. Isaiah 59:8). -Daardoor zult gij een hart krijgen vervuld met het geloof aan God, met liefde tot den Heere Jezus, met een levendige en verblijdende hoop op de toekomst, met de lijdzaamheid en de gezindheid van Christus in nederigheid en zachtmoedigheid, waardoor u de overgave nimmer berouwen zal.

Hiertoe wordt vereist een bespiegeling en bewonderende overdenking van de Goddelijke leidingen, een beschouwing van de wondere wegen der hemelse wijsheid, een omzichtige opmerking op onze eigene paden, een zuivere gewilligheid, om ons aan Gods bevelen, zonder morren of tegenspreken, te onderwerpen en eindelijk een ongekrenkte standvastigheid in de aankleving van onzen plicht en alle de voorschriften der ware Wijsheid..

Vers 27

27. a) Want ene hoer, die uw hart aan mij, de wijsheid, die uit God is, zoekt te onttrekken, is ene diepe gracht, die u enen zekeren dood berokkent, en ene vreemde, overspelige vrouw, zo als de goddeloze wijsheid dezer wereld er ene is (Proverbs 9:13),is een enge put, die degene, die door hare verleidelijke stem er in gevallen is, niet weer loslaat.

a) Proverbs 22:14.

Die zijn hart voor de lusten dezer wereld inruimt, toont daardoor een vijand van God en de eeuwige wijsheid te zijn.

Wat de Heere hier vraagt is het onverdeelde hart, het hart, dat heeft leren breken met al wat van God aftrekt en Hem mishaagt. En daarbij een gedurig en nauwlettend toezien op het bewandelen van de wegen Gods, zodat men zich noch ter linker-, noch ter rechterzijde laat aftrekken van die wegen, waarop het leven en de vrede is te vinden.

Vers 27

27. a) Want ene hoer, die uw hart aan mij, de wijsheid, die uit God is, zoekt te onttrekken, is ene diepe gracht, die u enen zekeren dood berokkent, en ene vreemde, overspelige vrouw, zo als de goddeloze wijsheid dezer wereld er ene is (Proverbs 9:13),is een enge put, die degene, die door hare verleidelijke stem er in gevallen is, niet weer loslaat.

a) Proverbs 22:14.

Die zijn hart voor de lusten dezer wereld inruimt, toont daardoor een vijand van God en de eeuwige wijsheid te zijn.

Wat de Heere hier vraagt is het onverdeelde hart, het hart, dat heeft leren breken met al wat van God aftrekt en Hem mishaagt. En daarbij een gedurig en nauwlettend toezien op het bewandelen van de wegen Gods, zodat men zich noch ter linker-, noch ter rechterzijde laat aftrekken van die wegen, waarop het leven en de vrede is te vinden.

Vers 28

28. Ook loert zij in de donkere schuilhoeken en aan de hoeken der straten en stegen als een rover, die zielen zoekt te vangen, om die in den eeuwigen dood te storten; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen, terwijl zij velen, die hun hart nog niet aan de wijsheid Gods hebben overgegeven, door hare verleidelijke kunsten tot trouweloosheid verlokt, en om zich heen verzamelt.

Huizen van ontucht zijn derhalve besmettelijke plaatsen in de stad, welke behoorden gedempt en uitgeroeid te worden door dezulken, aan wie de zorg en het toezicht over den openbaren welstand en de burgerlijke wellevendheid en het onderling geluk des vredes is toevertrouwd.. 29. Bij wien is wee? bij wien och arme mens? bij wien gekijf? bij wien het geklag over den verloren tijd, over het verspilde geld en over de beroofde krachten? bij wien wonden en striemen, die men zich zonder oorzaak, door geheel ijdele, nutteloze twisten heeft op den hals gehaald? bij wien de roodheid en dofheid der ogen, die zo klaar aantonen, dat men de nachten in zwelgerij en dronkenschap heeft doorgebracht?

Vers 28

28. Ook loert zij in de donkere schuilhoeken en aan de hoeken der straten en stegen als een rover, die zielen zoekt te vangen, om die in den eeuwigen dood te storten; en zij vermenigvuldigt de trouwelozen onder de mensen, terwijl zij velen, die hun hart nog niet aan de wijsheid Gods hebben overgegeven, door hare verleidelijke kunsten tot trouweloosheid verlokt, en om zich heen verzamelt.

Huizen van ontucht zijn derhalve besmettelijke plaatsen in de stad, welke behoorden gedempt en uitgeroeid te worden door dezulken, aan wie de zorg en het toezicht over den openbaren welstand en de burgerlijke wellevendheid en het onderling geluk des vredes is toevertrouwd.. 29. Bij wien is wee? bij wien och arme mens? bij wien gekijf? bij wien het geklag over den verloren tijd, over het verspilde geld en over de beroofde krachten? bij wien wonden en striemen, die men zich zonder oorzaak, door geheel ijdele, nutteloze twisten heeft op den hals gehaald? bij wien de roodheid en dofheid der ogen, die zo klaar aantonen, dat men de nachten in zwelgerij en dronkenschap heeft doorgebracht?

Vers 30

30. a) Bij degenen, die tot laat in den nacht bij den wijn vertoeven; bij degenen; die bij elkaar komen om gemengden drank, die nog sneller dronken maakt dan de wijn, na te zoeken, en onmatig te drinken.

a) Isaiah 5:11,Isaiah 5:22. Ecclesiastes 10:16,

Ook hier (Proverbs 23:27-Proverbs 23:30) volgt op de waarschuwing tegen de zonde der ontucht onmiddellijk de waarschuwing tegen de zucht naar wijn en sterken drank, als twee uitingen van de begeerlijkheid des vleses, die altijd gepaard gaan en even verderflijk zijn in hare gevolgen..

Alle zonden gaan zo lieflijk naar binnen, en smaken den mond zo aangenaam; maar daarna worden zij zo bitter als gal, en zo verderflijk als addergif..

De wijn is ene edele gave van God; het misbruik daarvan is juist daarom te schadelijker, en dus als een dodelijk vergif te vlieden..

Een mens is eerst recht en in geestelijken zin dronken, wanneer hij het grote gevaar, dat zijne ziel loopt, niet bemerkt, en bij alle bestraffing gedurig in zich zelven geruster en onbeschaamder wordt. (Jeremiah 5:3).

Vers 30

30. a) Bij degenen, die tot laat in den nacht bij den wijn vertoeven; bij degenen; die bij elkaar komen om gemengden drank, die nog sneller dronken maakt dan de wijn, na te zoeken, en onmatig te drinken.

a) Isaiah 5:11,Isaiah 5:22. Ecclesiastes 10:16,

Ook hier (Proverbs 23:27-Proverbs 23:30) volgt op de waarschuwing tegen de zonde der ontucht onmiddellijk de waarschuwing tegen de zucht naar wijn en sterken drank, als twee uitingen van de begeerlijkheid des vleses, die altijd gepaard gaan en even verderflijk zijn in hare gevolgen..

Alle zonden gaan zo lieflijk naar binnen, en smaken den mond zo aangenaam; maar daarna worden zij zo bitter als gal, en zo verderflijk als addergif..

De wijn is ene edele gave van God; het misbruik daarvan is juist daarom te schadelijker, en dus als een dodelijk vergif te vlieden..

Een mens is eerst recht en in geestelijken zin dronken, wanneer hij het grote gevaar, dat zijne ziel loopt, niet bemerkt, en bij alle bestraffing gedurig in zich zelven geruster en onbeschaamder wordt. (Jeremiah 5:3).

Vers 31

31. Zie den wijn, die zovele aanlokkelijkheden ter verleiding heeft, niet aan, als hij zich rood, of hoog geel of roodachtig vertoont, als hij in den beker zijne verve geeft, als paarlen glinstert, en als hij recht op gaat, bruist en schuimt, en uitlokt tot drinken;

Vers 31

31. Zie den wijn, die zovele aanlokkelijkheden ter verleiding heeft, niet aan, als hij zich rood, of hoog geel of roodachtig vertoont, als hij in den beker zijne verve geeft, als paarlen glinstert, en als hij recht op gaat, bruist en schuimt, en uitlokt tot drinken;

Vers 32

32. In zijn einde, wanneer gij er u aan overgegeven hebt, en er door zijt verhit, zal hij als ene slang bijten, en steken, gift uitspuwen als ene adder, wier beet zo dodelijk is.

Salomo wil zeggen: als een mens, die zijn leven liefheeft, een glas met den heerlijksten wijn voor zich ziet, maar weet, dat er vergift onder gemengd is, dan zal hij nooit zo dwaas zijn om er van te drinken. Noch door de schone kleur, noch door den lekkeren smaak zal hij verleid worden, om er zijne lippen mede te bevochtigen. Wanneer ene slang een mens steekt, dan dringt terstond het vergift door alle aderen en delen des lichaams, en weldra moet hij onder de grootste smarten den geest geven. Dit kan ook van het onmatige gebruik van den wijn gezegd worden, die uit de maag doordringt in het hart, het hoofd, de lever en andere inwendige delen van het lichaam, het bloed en de levensgeesten ontsteekt, de zinnen bederft, en zo de oorzaak is, niet alleen van de ziekten des lichaams, maar ook van de verwarring der geestvermogens, ja zelfs soms van den lichamelijken en helaas! ook van den eeuwigen dood. 33. Uwe ogen zullen, wanneer uw geest en lichaam door den drank verhit is, met begeerlijkheid naar vreemde vrouwen 1) zien, en uw hart zal verkeerdheden, onzinnige en goddeloze dingen van God en de wereld tot u zelven en tot anderen spreken; alzo zal de wijn hart en zinnen verbijsteren.

1) Anderen, (zoals Delitzsch) vertalen: Zullen vreemde dingen zien, in verband met het tweede gedeelte van het vers, en verklaren dan dit van den overspannen toestand van den dronkaard, die allerlei visioenen heeft, en zich in zijn benevelden toestand in droombeelden verlustigt. Salomo waarschuwt hier tegen het zich dronken drinken aan den wijn, wat vooral dan kon gebeuren, wanneer men dezen onvermengd dronk. Over den onvermengden wijn wordt hier gesproken.

Wie den wijn dronk, zoals het betaamde, vermengde haar met water.

Vers 32

32. In zijn einde, wanneer gij er u aan overgegeven hebt, en er door zijt verhit, zal hij als ene slang bijten, en steken, gift uitspuwen als ene adder, wier beet zo dodelijk is.

Salomo wil zeggen: als een mens, die zijn leven liefheeft, een glas met den heerlijksten wijn voor zich ziet, maar weet, dat er vergift onder gemengd is, dan zal hij nooit zo dwaas zijn om er van te drinken. Noch door de schone kleur, noch door den lekkeren smaak zal hij verleid worden, om er zijne lippen mede te bevochtigen. Wanneer ene slang een mens steekt, dan dringt terstond het vergift door alle aderen en delen des lichaams, en weldra moet hij onder de grootste smarten den geest geven. Dit kan ook van het onmatige gebruik van den wijn gezegd worden, die uit de maag doordringt in het hart, het hoofd, de lever en andere inwendige delen van het lichaam, het bloed en de levensgeesten ontsteekt, de zinnen bederft, en zo de oorzaak is, niet alleen van de ziekten des lichaams, maar ook van de verwarring der geestvermogens, ja zelfs soms van den lichamelijken en helaas! ook van den eeuwigen dood. 33. Uwe ogen zullen, wanneer uw geest en lichaam door den drank verhit is, met begeerlijkheid naar vreemde vrouwen 1) zien, en uw hart zal verkeerdheden, onzinnige en goddeloze dingen van God en de wereld tot u zelven en tot anderen spreken; alzo zal de wijn hart en zinnen verbijsteren.

1) Anderen, (zoals Delitzsch) vertalen: Zullen vreemde dingen zien, in verband met het tweede gedeelte van het vers, en verklaren dan dit van den overspannen toestand van den dronkaard, die allerlei visioenen heeft, en zich in zijn benevelden toestand in droombeelden verlustigt. Salomo waarschuwt hier tegen het zich dronken drinken aan den wijn, wat vooral dan kon gebeuren, wanneer men dezen onvermengd dronk. Over den onvermengden wijn wordt hier gesproken.

Wie den wijn dronk, zoals het betaamde, vermengde haar met water.

Vers 34

34. En gij zult zijn, gelijk een die, bedwelmd en zonder bewustzijn in het hart, op den bodem van de zee slaapt, zonder van het gevaar, dat u omringt bewust te zijn; en gelijk een, die in het opperste van den mast slaapt, waar hij heen en weer wordt bewogen door de slingeringen van het schip, en aan de grootste gevaren is blootgesteld.

Vers 34

34. En gij zult zijn, gelijk een die, bedwelmd en zonder bewustzijn in het hart, op den bodem van de zee slaapt, zonder van het gevaar, dat u omringt bewust te zijn; en gelijk een, die in het opperste van den mast slaapt, waar hij heen en weer wordt bewogen door de slingeringen van het schip, en aan de grootste gevaren is blootgesteld.

Vers 35

35. Men heeft mij geslagen, zult gij zeggen, in de bedwelming uwer dronkenschap, en ik ben niet ziek geweest, ik heb geen pijn er door gehad; men heeft mij gebeukt en gestoten, en ik heb het niet gevoeld. Maar ofschoon gij reeds onverschillig zijt voor schande, en alle vrees voor smaad en straf verloren hebt, toch zal wel in nuchtere ogenblikken het verschrikkelijke van uwen toestand u voor ogen komen, en gij zult zeggen: wanneer zal ik eindelijk eens opwaken, en van die verderflijke zucht naar drank verlost worden? Maar wanneer gij op u zelven vertrouwt, zal het alles te vergeefs zijn: het einde zal erger zijn dan het begin; gij zult als in wanhoop uitroepen: ik zal hem nog meer zoeken!

Voorzeker moet deze treffende schilderij der dronkenschap ons het verfoeilijke van die ondeugd doen zien. Welk ene verontschuldiging blijft daardoor over voor een dronkaard, die den Bijbel gelezen heeft? Hoe zal zijn mond gestopt worden in den jongsten dag! Hoe zal hij zich zelven vervloeken in de eeuwigheid, dat hij zich eerst gelijk gemaakt heeft met een beest, en daarna met een duivel!.

De Wijsheid schijnt in deze hoofdstukken tot ons te spreken even als in het begin van het Boek; want van vele dingen kan men niet bepaald zeggen, dat Salomo die tot zijnen zoon of den lezer sprak. Zij moeten beschouwd worden als de woorden van Christus tot den zondaar. Zoeken wij dan in de vreze Gods te leven al onze dagen, en wachten wij op de genade van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven..

Vers 35

35. Men heeft mij geslagen, zult gij zeggen, in de bedwelming uwer dronkenschap, en ik ben niet ziek geweest, ik heb geen pijn er door gehad; men heeft mij gebeukt en gestoten, en ik heb het niet gevoeld. Maar ofschoon gij reeds onverschillig zijt voor schande, en alle vrees voor smaad en straf verloren hebt, toch zal wel in nuchtere ogenblikken het verschrikkelijke van uwen toestand u voor ogen komen, en gij zult zeggen: wanneer zal ik eindelijk eens opwaken, en van die verderflijke zucht naar drank verlost worden? Maar wanneer gij op u zelven vertrouwt, zal het alles te vergeefs zijn: het einde zal erger zijn dan het begin; gij zult als in wanhoop uitroepen: ik zal hem nog meer zoeken!

Voorzeker moet deze treffende schilderij der dronkenschap ons het verfoeilijke van die ondeugd doen zien. Welk ene verontschuldiging blijft daardoor over voor een dronkaard, die den Bijbel gelezen heeft? Hoe zal zijn mond gestopt worden in den jongsten dag! Hoe zal hij zich zelven vervloeken in de eeuwigheid, dat hij zich eerst gelijk gemaakt heeft met een beest, en daarna met een duivel!.

De Wijsheid schijnt in deze hoofdstukken tot ons te spreken even als in het begin van het Boek; want van vele dingen kan men niet bepaald zeggen, dat Salomo die tot zijnen zoon of den lezer sprak. Zij moeten beschouwd worden als de woorden van Christus tot den zondaar. Zoeken wij dan in de vreze Gods te leven al onze dagen, en wachten wij op de genade van onzen Heere Jezus Christus ten eeuwigen leven..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 23". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-23.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile