Lectionary Calendar
Monday, May 20th, 2024
the Week of Proper 2 / Ordinary 7
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 29

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 29

Proverbs 29:1.

DE HALSTARRIGHEID IS EEN DERDE HINDERPAAL VOOR DE WIJSHEID.

V. Proverbs 29:1-Proverbs 29:27. Deze afdeling, die de Hizkiaansche verzameling van Spreuken sluit, ontwikkelt nog eenmaal de gedachte, dat op het aannemen der tucht. d.i op de nederige onderwerping van het hart aan de bestraffing van Gods woord alles aankomt, en zij toont aan, welk een verderf hen zal treffen, die hun hart verharden en niet naar de tucht horen. Men kan de volgende groepen onderscheiden; in Proverbs 29:1-Proverbs 29:7 worden verschillende vormen van hardnekkige ongerechtigheid, zo als onderdrukking, verkwisting, vleierij bestraft; in Proverbs 29:8-Proverbs 29:11, spotternij, twistgierigheid, bloeddorst, drift; in Proverbs 29:12-Proverbs 29:17 wordt vermaand tot ene rechtvaardige en milde regering en tot strenge tucht over kinderen; in Proverbs 29:18-Proverbs 29:23 worden wetteloosheid, losbandigheid, drift en hoogmoed bestraft, terwijl Proverbs 29:24-Proverbs 29:27 waarschuwen voor mensenvrees, mensen behagen en deelneming aan elke ongerechtigheid, waardoor de afscheiding en tegenstelling tussen gerechtigheid en goddeloosheid, rechtvaardigen en goddelozen, zo als die altijd bestaan hebben, nog altijd bestaan, en zich hoe langer hoe sterker zullen openbaren, nog eenmaal duidelijk in het licht worden gesteld.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 29

Proverbs 29:1.

DE HALSTARRIGHEID IS EEN DERDE HINDERPAAL VOOR DE WIJSHEID.

V. Proverbs 29:1-Proverbs 29:27. Deze afdeling, die de Hizkiaansche verzameling van Spreuken sluit, ontwikkelt nog eenmaal de gedachte, dat op het aannemen der tucht. d.i op de nederige onderwerping van het hart aan de bestraffing van Gods woord alles aankomt, en zij toont aan, welk een verderf hen zal treffen, die hun hart verharden en niet naar de tucht horen. Men kan de volgende groepen onderscheiden; in Proverbs 29:1-Proverbs 29:7 worden verschillende vormen van hardnekkige ongerechtigheid, zo als onderdrukking, verkwisting, vleierij bestraft; in Proverbs 29:8-Proverbs 29:11, spotternij, twistgierigheid, bloeddorst, drift; in Proverbs 29:12-Proverbs 29:17 wordt vermaand tot ene rechtvaardige en milde regering en tot strenge tucht over kinderen; in Proverbs 29:18-Proverbs 29:23 worden wetteloosheid, losbandigheid, drift en hoogmoed bestraft, terwijl Proverbs 29:24-Proverbs 29:27 waarschuwen voor mensenvrees, mensen behagen en deelneming aan elke ongerechtigheid, waardoor de afscheiding en tegenstelling tussen gerechtigheid en goddeloosheid, rechtvaardigen en goddelozen, zo als die altijd bestaan hebben, nog altijd bestaan, en zich hoe langer hoe sterker zullen openbaren, nog eenmaal duidelijk in het licht worden gesteld.

Vers 1

1. Een man die, dikwijls bestraft zijnde, of gelijk er eigenlijk staat: een man der bestraffing, dien God door allerlei middelen gewaarschuwd en bestraft heeft, om hem terecht te brengen, en die ondanks dit alles den nek verhardt en de boete verwerpt, zal schielijk zonder vooraf nogmaals gewaarschuwd te zijn, door een gericht Gods verbroken wordenen aan het verderf worden prijsgegeven, zodat er gene genezing aan zij 1) (Proverbs 15:10; Proverbs 13:18; Proverbs 6:15).

1) Als de roede niet aan het einde voldoet, moet men den bijl verwachten. Zij zullen schielijk verbroken worden, in het midden hunner gerustheid en zekerheid zal het verderf hun als een wervelwind overkomen en hun breuk zal ijlings ontstaan. Ook zal er geen genezen aan zijn. De hel is een ongeneeslijk en onherstelbaar verderf. En wie onzer kan bestaan voor de verbrekende hand van den Almachtige, of wie de wonden genezen, welke God in Zijn toorn toeslaat?.

Duidelijk wordt het hier uitgesproken dat de deur der genade niet immer geopend blijft. God, de Heere, komt herhaaldelijk waarschuwen; maar is eenmaal de tijd der genade voorbij, dan wordt de deur onherroepelijk gesloten, en plotseling, onverwacht, ja altijd onverwacht gebeurt dit. Fara was dikwijls gewaarschuwd en plotseling komt hij om in de wateren der Rode Zee.

Vers 1

1. Een man die, dikwijls bestraft zijnde, of gelijk er eigenlijk staat: een man der bestraffing, dien God door allerlei middelen gewaarschuwd en bestraft heeft, om hem terecht te brengen, en die ondanks dit alles den nek verhardt en de boete verwerpt, zal schielijk zonder vooraf nogmaals gewaarschuwd te zijn, door een gericht Gods verbroken wordenen aan het verderf worden prijsgegeven, zodat er gene genezing aan zij 1) (Proverbs 15:10; Proverbs 13:18; Proverbs 6:15).

1) Als de roede niet aan het einde voldoet, moet men den bijl verwachten. Zij zullen schielijk verbroken worden, in het midden hunner gerustheid en zekerheid zal het verderf hun als een wervelwind overkomen en hun breuk zal ijlings ontstaan. Ook zal er geen genezen aan zijn. De hel is een ongeneeslijk en onherstelbaar verderf. En wie onzer kan bestaan voor de verbrekende hand van den Almachtige, of wie de wonden genezen, welke God in Zijn toorn toeslaat?.

Duidelijk wordt het hier uitgesproken dat de deur der genade niet immer geopend blijft. God, de Heere, komt herhaaldelijk waarschuwen; maar is eenmaal de tijd der genade voorbij, dan wordt de deur onherroepelijk gesloten, en plotseling, onverwacht, ja altijd onverwacht gebeurt dit. Fara was dikwijls gewaarschuwd en plotseling komt hij om in de wateren der Rode Zee.

Vers 2

2. a) Als de rechtvaardigen groot worden in het land, en hunnen invloed doen gevoelen, verblijdt zich het volk, dat den zegen daarvan ondervindt; maar als de goddeloze heerst, zucht het ganse volkvan wege de onderdrukking en dwingelandij (Ecclesiastes 9:18).

a) Proverbs 11:10; Proverbs 28:21,Proverbs 28:28.

Vers 2

2. a) Als de rechtvaardigen groot worden in het land, en hunnen invloed doen gevoelen, verblijdt zich het volk, dat den zegen daarvan ondervindt; maar als de goddeloze heerst, zucht het ganse volkvan wege de onderdrukking en dwingelandij (Ecclesiastes 9:18).

a) Proverbs 11:10; Proverbs 28:21,Proverbs 28:28.

Vers 3

3. a) Een man, die de wijsheid, welke uit God is, als zijn hoogste goed bemint, verblijdt zijnen vader, want het zal hem in alles welgaan; b) maar de dwaas, die tot bevrediging van zijnen lust een metgezel der hoeren is, brengt het goed, zijn vaderlijk erfdeel door, en zal in verderf en ondergang verzinken (Proverbs 6:26)

a) Proverbs 10:1; Proverbs 15:20. b) Proverbs 28:7. Luke 15:13.

Vers 3

3. a) Een man, die de wijsheid, welke uit God is, als zijn hoogste goed bemint, verblijdt zijnen vader, want het zal hem in alles welgaan; b) maar de dwaas, die tot bevrediging van zijnen lust een metgezel der hoeren is, brengt het goed, zijn vaderlijk erfdeel door, en zal in verderf en ondergang verzinken (Proverbs 6:26)

a) Proverbs 10:1; Proverbs 15:20. b) Proverbs 28:7. Luke 15:13.

Vers 4

4. Een koning, die om zijne wijsheid dezen naam verdient, houdt het land staande, en behartigt deszelfs ware belangen door het recht1), dat hij jegens een ieder uitoefent, terwijl hij een ieder het zijn geeft en laat; maar een, die tot geschenken 2) genegen is, verstoort hetzelve; hij brengt niet alleen verderf over zijn land, maar hij doet daarin ook de zedeloosheid en ongerechtigheid toenemen, dewijl hij zijn onderdanen door zijn slecht voorbeeld tot hetzelfde kwaad verlokt (Isaiah 32:7,Isaiah 32:8. 1 Kings 15:4).

1) De Heere Jezus wordt door de ganse Heilige Schrift aangewezen als de Koning, wiens richten is in gerechtigheid, en die Zijn volk richten zal in rechtmatigheid..

1) Het is de vraag wat hier bedoeld wordt. Het woord in den grondtekst kan zowel vrijwillige geschenken bedoelen, als ook gedwongene in den zin van belasting, of beter nog in dien van brandschatting. In elk geval wordt hier iets in ongunstigen zin bedoeld, in den zin van knevelarij, waardoor de welstand der burgers te gronde gaat.

Vers 4

4. Een koning, die om zijne wijsheid dezen naam verdient, houdt het land staande, en behartigt deszelfs ware belangen door het recht1), dat hij jegens een ieder uitoefent, terwijl hij een ieder het zijn geeft en laat; maar een, die tot geschenken 2) genegen is, verstoort hetzelve; hij brengt niet alleen verderf over zijn land, maar hij doet daarin ook de zedeloosheid en ongerechtigheid toenemen, dewijl hij zijn onderdanen door zijn slecht voorbeeld tot hetzelfde kwaad verlokt (Isaiah 32:7,Isaiah 32:8. 1 Kings 15:4).

1) De Heere Jezus wordt door de ganse Heilige Schrift aangewezen als de Koning, wiens richten is in gerechtigheid, en die Zijn volk richten zal in rechtmatigheid..

1) Het is de vraag wat hier bedoeld wordt. Het woord in den grondtekst kan zowel vrijwillige geschenken bedoelen, als ook gedwongene in den zin van belasting, of beter nog in dien van brandschatting. In elk geval wordt hier iets in ongunstigen zin bedoeld, in den zin van knevelarij, waardoor de welstand der burgers te gronde gaat.

Vers 5

5. Een man, die zijnen naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen, en legt hem een valstrik, want door hem de waarheid te verzwijgen en hem door vleitaal in zijn kwaad te stijven, stort hij hem in het verderf, waarin hij zelf ook eenmaal, als zijne valsheid en huichelarij aan het licht komt, zal nederstorten (Proverbs 26:27. Psalms 57:7).

Vers 5

5. Een man, die zijnen naaste vleit, spreidt een net uit voor deszelfs gangen, en legt hem een valstrik, want door hem de waarheid te verzwijgen en hem door vleitaal in zijn kwaad te stijven, stort hij hem in het verderf, waarin hij zelf ook eenmaal, als zijne valsheid en huichelarij aan het licht komt, zal nederstorten (Proverbs 26:27. Psalms 57:7).

Vers 6

6. In de overtreding eens bozen mans is een strik 1) verborgen, zodat hij hoe langer hoe meer in de zonde verward raakt, en eindelijk aan het oordeel wordt overgegeven; maar de rechtvaardige, die door het geloof leeft en den smallen weg bewandelt, ontgaat het oordeel en het verderf, hij juicht en is blijde, om het eeuwige heil, dat hem ten deel zal vallen (Proverbs 5:22. Psalms 9:17).

1) Het gevaar van den zondigen weg bestaat niet alleen daarin, dat de straf op het einde van dezelve te wachten is, maar dat er ook schrik op schrik in ligt, zijnde de ene zonde een verzoeking tot de andere; gelijk er ook droefenissen en kwellingen zijn, welke als strikken de bozen in het midden hunner overtredingen overvallen; ja hun overtredingen wikkelen hen dikwijls in vele onheilen, kwellingen en verdrietelijkheden in; want hun zonden zijn meermalen hun straffen en zij worden met koorden der ongerechtigheid aan het kwade als vastgehouden..

Vers 6

6. In de overtreding eens bozen mans is een strik 1) verborgen, zodat hij hoe langer hoe meer in de zonde verward raakt, en eindelijk aan het oordeel wordt overgegeven; maar de rechtvaardige, die door het geloof leeft en den smallen weg bewandelt, ontgaat het oordeel en het verderf, hij juicht en is blijde, om het eeuwige heil, dat hem ten deel zal vallen (Proverbs 5:22. Psalms 9:17).

1) Het gevaar van den zondigen weg bestaat niet alleen daarin, dat de straf op het einde van dezelve te wachten is, maar dat er ook schrik op schrik in ligt, zijnde de ene zonde een verzoeking tot de andere; gelijk er ook droefenissen en kwellingen zijn, welke als strikken de bozen in het midden hunner overtredingen overvallen; ja hun overtredingen wikkelen hen dikwijls in vele onheilen, kwellingen en verdrietelijkheden in; want hun zonden zijn meermalen hun straffen en zij worden met koorden der ongerechtigheid aan het kwade als vastgehouden..

Vers 7

7. a) De rechtvaardige neemt kennis, in het bijzonder van de rechtszaak der armen, en beslecht ze met liefde, wijsheid en rechtvaardigheid; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet; hij kan het recht niet verstaan en wil zich ook gene genoegzame moeite geven, de rechtzaak te onderzoeken, en dit wel het minst, waar het die eens armen betreft.

a) Job 29:16. De begeerte om in alles recht te doen verheldert den blik; het tegendeel verduistert hem. -Elk mens, bij wien deze begeerte leeft, krijgt daardoor in alle zaken dezes levens een juister inzicht, hij kan zich namelijk in den toestand van den onderdrukte en in het onrecht, dat hem aangedaan wordt, verplaatsen; terwijl zulks voor den goddeloze, die alles naar den uitwendigen schijn beoordeelt, verborgen blijft, waardoor hij er gemakkelijk toe komt, den arme te onderdrukken..

Hier heeft men de tegenstelling tussen het doen van den rechtvaardige en van den goddeloze, ten opzichte van het recht der armen en geringen. De rechtvaardige, zegt hier de Schrift, erkent het recht van den arme, maar de goddeloze heeft daarvoor geen oren, heeft er geen begrip van, dat de arme evenzeer een schepsel Gods is, dat God niet alleen den rijke, maar ook den arme heeft gemaakt, dat daarom de arme ook hierop recht heeft, als een schepsel Gods behandeld te worden. Een woord van veel gewicht voor alle eeuwen, en ook voor onzen tijd.

Vers 7

7. a) De rechtvaardige neemt kennis, in het bijzonder van de rechtszaak der armen, en beslecht ze met liefde, wijsheid en rechtvaardigheid; maar de goddeloze begrijpt de wetenschap niet; hij kan het recht niet verstaan en wil zich ook gene genoegzame moeite geven, de rechtzaak te onderzoeken, en dit wel het minst, waar het die eens armen betreft.

a) Job 29:16. De begeerte om in alles recht te doen verheldert den blik; het tegendeel verduistert hem. -Elk mens, bij wien deze begeerte leeft, krijgt daardoor in alle zaken dezes levens een juister inzicht, hij kan zich namelijk in den toestand van den onderdrukte en in het onrecht, dat hem aangedaan wordt, verplaatsen; terwijl zulks voor den goddeloze, die alles naar den uitwendigen schijn beoordeelt, verborgen blijft, waardoor hij er gemakkelijk toe komt, den arme te onderdrukken..

Hier heeft men de tegenstelling tussen het doen van den rechtvaardige en van den goddeloze, ten opzichte van het recht der armen en geringen. De rechtvaardige, zegt hier de Schrift, erkent het recht van den arme, maar de goddeloze heeft daarvoor geen oren, heeft er geen begrip van, dat de arme evenzeer een schepsel Gods is, dat God niet alleen den rijke, maar ook den arme heeft gemaakt, dat daarom de arme ook hierop recht heeft, als een schepsel Gods behandeld te worden. Een woord van veel gewicht voor alle eeuwen, en ook voor onzen tijd.

Vers 8

8. Spotdrijvende lieden ontsteken onder de mensen een vuur van toorn en tweedracht, zij blazen ene stad aan brand en storten haar daardoor op lichtvaardige en onbeschaamde wijze in het ongeluk; maar de wijzen, die de waarlijk vreedzamen zijn, keren den aldus ontstanen toorn af, en brengen de hartstochten tot bedaren (Proverbs 15:1,Proverbs 15:18. Ecclesiastes 10:4)

Lieden, die met heilige dingen den spot drijven, brengen Gods oordelen over een land, en doen overal verwarring ontstaan. Mensen, die den dienst van God bevorderen, hetwelk ware wijsheid is, keren den toorn Gods af en voorkomen de rampzalige gevolgen der verwarring en verdeeldheid..

Vers 8

8. Spotdrijvende lieden ontsteken onder de mensen een vuur van toorn en tweedracht, zij blazen ene stad aan brand en storten haar daardoor op lichtvaardige en onbeschaamde wijze in het ongeluk; maar de wijzen, die de waarlijk vreedzamen zijn, keren den aldus ontstanen toorn af, en brengen de hartstochten tot bedaren (Proverbs 15:1,Proverbs 15:18. Ecclesiastes 10:4)

Lieden, die met heilige dingen den spot drijven, brengen Gods oordelen over een land, en doen overal verwarring ontstaan. Mensen, die den dienst van God bevorderen, hetwelk ware wijsheid is, keren den toorn Gods af en voorkomen de rampzalige gevolgen der verwarring en verdeeldheid..

Vers 9

9. Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetgeen bij de tegenstrijdigheden hunner gezindheid en handelingen zo gemakkelijk kan plaatshebben; hetzij dat hij beroerd is, opbeurt, of lacht, 1) zo is er toch gene rust, want de tegenspraak en vijandschap van den dwaas zal nog slechts te groter worden.

1) Op wie is dit beroerd zijn, dit opbruisen, of lachen van toepassing? Op den wijze of op den dwaze? O.i. op den dwaze, die als een wijze met hem in strijd is, nu eens opbruist en dan weer schertst en zich niet stil houdt, niet rust met zich op alle mogelijke wijze te verzetten, naar geen rede wil luisteren en het niet gewonnen wil geven. Betere vertaling is dan ook: Wanneer een wijs man met een dwaas man zich in rechten begeeft, dan wordt deze f boos f lacht en rust niet, d.i. houdt zich niet stil. Salomo maant hier af, om met een dwaas te gaan strijden, dewijl het toch ten slotte niets geeft.

Vers 9

9. Een wijs man, met een dwaas man in rechten zich begeven hebbende, hetgeen bij de tegenstrijdigheden hunner gezindheid en handelingen zo gemakkelijk kan plaatshebben; hetzij dat hij beroerd is, opbeurt, of lacht, 1) zo is er toch gene rust, want de tegenspraak en vijandschap van den dwaas zal nog slechts te groter worden.

1) Op wie is dit beroerd zijn, dit opbruisen, of lachen van toepassing? Op den wijze of op den dwaze? O.i. op den dwaze, die als een wijze met hem in strijd is, nu eens opbruist en dan weer schertst en zich niet stil houdt, niet rust met zich op alle mogelijke wijze te verzetten, naar geen rede wil luisteren en het niet gewonnen wil geven. Betere vertaling is dan ook: Wanneer een wijs man met een dwaas man zich in rechten begeeft, dan wordt deze f boos f lacht en rust niet, d.i. houdt zich niet stil. Salomo maant hier af, om met een dwaas te gaan strijden, dewijl het toch ten slotte niets geeft.

Vers 10

10. Bloedgierige lieden, in het bijzonder wrede dwingelanden, haten met volkomen eensgezindheid den vrome, die toch, zonder hen te benadelen, stil zijnen rechten weg bewandelt (Proverbs 12:2 ), ten bloede toe; maar zij willen niet inzien en erkennen, dat de oprechten, of vromen naar de gerechtigheid, welke uit God is, trachten, en die zij daarom zo dodelijk haten, zoeken zijne ziel. Ook de oprechten staan den hoogmoedigen verachter naar het leven, maar in den goeden zin; zij zoeken zijn leven en niet zijnen dood, namelijk het ware leven zijner ziel, zij willen zijne ziel doden, om ze levend te maken.

Het ganse zaad der oude slang, die een menschenmoordenaar was van den beginne, erft zijne vijandschap tegen het zaad der vrouw; zij zoeken den ondergang der goeden, omdat zij de boze wereld veroordelen en tegen haar getuigen. Christus zei tot zijne discipelen, dat zij door allen gehaat zouden worden. De rechtvaardigen, die door bloedgierigen gehaat worden zoeken hun zielen, bidden voor hun bekering, en zouden gaarne alles voor hun redding aanwenden..

Het woordje "zijne" wordt door sommigen toegepast op "den vrome" zodat dan de zin van het laatste gedeelte van het vers zou zijn: maar de oprechten zoeken zijne ziel, namelijk van den vrome, om die te behouden.

Anderen vertalen het laatste gedeelte, en de oprechten ook hun zielen zoeken zij, n.l. de bloedgierige lieden. Ook deze vertaling heeft veel voor. Iemands ziele zoeken wordt toch immer gebruikt, van iemand naar het leven staan. (Zie Exod 4:19. 2 Samuel 4:8 hier dus van de vromen gezegd, dan treden zij op als bloedwrekers, als degenen, die er op uit zijn, om de mannen des bloeds uit te roeien. Dit strijdt echter met de leer der Schrift. Een van beide, dus, of men moet hier tegen het gewone spraakgebruik in, zoeken zijne ziele opvatten in den zin van, zoeken die te behouden, of men moet dit zoeken der ziele ook toepassen op de mannen des bloeds.

Vers 10

10. Bloedgierige lieden, in het bijzonder wrede dwingelanden, haten met volkomen eensgezindheid den vrome, die toch, zonder hen te benadelen, stil zijnen rechten weg bewandelt (Proverbs 12:2 ), ten bloede toe; maar zij willen niet inzien en erkennen, dat de oprechten, of vromen naar de gerechtigheid, welke uit God is, trachten, en die zij daarom zo dodelijk haten, zoeken zijne ziel. Ook de oprechten staan den hoogmoedigen verachter naar het leven, maar in den goeden zin; zij zoeken zijn leven en niet zijnen dood, namelijk het ware leven zijner ziel, zij willen zijne ziel doden, om ze levend te maken.

Het ganse zaad der oude slang, die een menschenmoordenaar was van den beginne, erft zijne vijandschap tegen het zaad der vrouw; zij zoeken den ondergang der goeden, omdat zij de boze wereld veroordelen en tegen haar getuigen. Christus zei tot zijne discipelen, dat zij door allen gehaat zouden worden. De rechtvaardigen, die door bloedgierigen gehaat worden zoeken hun zielen, bidden voor hun bekering, en zouden gaarne alles voor hun redding aanwenden..

Het woordje "zijne" wordt door sommigen toegepast op "den vrome" zodat dan de zin van het laatste gedeelte van het vers zou zijn: maar de oprechten zoeken zijne ziel, namelijk van den vrome, om die te behouden.

Anderen vertalen het laatste gedeelte, en de oprechten ook hun zielen zoeken zij, n.l. de bloedgierige lieden. Ook deze vertaling heeft veel voor. Iemands ziele zoeken wordt toch immer gebruikt, van iemand naar het leven staan. (Zie Exod 4:19. 2 Samuel 4:8 hier dus van de vromen gezegd, dan treden zij op als bloedwrekers, als degenen, die er op uit zijn, om de mannen des bloeds uit te roeien. Dit strijdt echter met de leer der Schrift. Een van beide, dus, of men moet hier tegen het gewone spraakgebruik in, zoeken zijne ziele opvatten in den zin van, zoeken die te behouden, of men moet dit zoeken der ziele ook toepassen op de mannen des bloeds.

Vers 11

11. a) Een zot laat zijn gansen geest, wanneer hij in lijden verkeert, uit, d.i. al zijne gedachten en gewaarwordingen (Proverbs 29:10); maar de wijze wederhoudt dien met verstandige bedachtzaamheid en zelfbeheersing achterwaarts, zodat hij zijne klachten niet den vrijen loop laat, en dat is zijn schoonste sieraad, zijne gewichtigste eigenschap, wanneer hij in geduld blijvende vrucht wil voortbrengen.

a) Proverbs 14:33

Vers 11

11. a) Een zot laat zijn gansen geest, wanneer hij in lijden verkeert, uit, d.i. al zijne gedachten en gewaarwordingen (Proverbs 29:10); maar de wijze wederhoudt dien met verstandige bedachtzaamheid en zelfbeheersing achterwaarts, zodat hij zijne klachten niet den vrijen loop laat, en dat is zijn schoonste sieraad, zijne gewichtigste eigenschap, wanneer hij in geduld blijvende vrucht wil voortbrengen.

a) Proverbs 14:33

Vers 12

12. Een machtige, invloedrijke heerser, wiens gunst door zo velen gezocht wordt (Proverbs 29:26 Proverbs 29:29:26), die, in plaats van gerechtigheid en wijsheid tot den grondslag zijner heerschappij te stellen, op leugentaal acht geeft, en zijn oor tot lastertaal leent, al zijne dienaars zijn of worden goddeloos, zo als hij zelf is.

Het voorbeeld van leraars en andere invloedrijke personen, met uitstekende talenten bedeeld, kan, zowel ten goede als ten kwade, enen ontzaglijken invloed uitoefenen. Het snelst plant zich de pest van bozen laster voort, voornamelijk in den kring der huisgenoten en in de dagelijkse omgeving van zulke hooggeplaatste personen.

Uit de leugen komt goddeloosheid voort, en reeds is de enkele leugen een wortel der zonde en het begin van toenemende boosheid; daarom is bij den goddeloze ene macht om te beschadigen, te verderven en te verleiden. 13. De arme en de bedrieger 1) die zich door woeker en andere ongeoorloofde middelen ten koste van arme verrijkt heeft, ontmoeten elkaar in het leven en komen als zodanig veelvuldig in vijandige aanraking; maar de HEERE verlicht hun beider ogen. a)

a) Proverbs 22:2.

1) In het Hebreeën Isch thekanim. letterlijk, een man van kwellingen, d.i. een plager, een verdrukker, in het bijzonder der armen, o.a. door hun geld op woeker te lenen en zich ten hunnen koste op onrechtvaardige wijze te verrijken. Van hen wordt gezegd, dat God hun beider ogen verlicht. Dit wil zeggen, dat Hij van beiden de Schepper is en Onderhouder, dat zij Hem eenmaal rekenschap zullen hebben te geven van al hun daden.

Vers 12

12. Een machtige, invloedrijke heerser, wiens gunst door zo velen gezocht wordt (Proverbs 29:26 Proverbs 29:29:26), die, in plaats van gerechtigheid en wijsheid tot den grondslag zijner heerschappij te stellen, op leugentaal acht geeft, en zijn oor tot lastertaal leent, al zijne dienaars zijn of worden goddeloos, zo als hij zelf is.

Het voorbeeld van leraars en andere invloedrijke personen, met uitstekende talenten bedeeld, kan, zowel ten goede als ten kwade, enen ontzaglijken invloed uitoefenen. Het snelst plant zich de pest van bozen laster voort, voornamelijk in den kring der huisgenoten en in de dagelijkse omgeving van zulke hooggeplaatste personen.

Uit de leugen komt goddeloosheid voort, en reeds is de enkele leugen een wortel der zonde en het begin van toenemende boosheid; daarom is bij den goddeloze ene macht om te beschadigen, te verderven en te verleiden. 13. De arme en de bedrieger 1) die zich door woeker en andere ongeoorloofde middelen ten koste van arme verrijkt heeft, ontmoeten elkaar in het leven en komen als zodanig veelvuldig in vijandige aanraking; maar de HEERE verlicht hun beider ogen. a)

a) Proverbs 22:2.

1) In het Hebreeën Isch thekanim. letterlijk, een man van kwellingen, d.i. een plager, een verdrukker, in het bijzonder der armen, o.a. door hun geld op woeker te lenen en zich ten hunnen koste op onrechtvaardige wijze te verrijken. Van hen wordt gezegd, dat God hun beider ogen verlicht. Dit wil zeggen, dat Hij van beiden de Schepper is en Onderhouder, dat zij Hem eenmaal rekenschap zullen hebben te geven van al hun daden.

Vers 14

14. a) Een koning. die de armen in trouw recht doet, 1) en daardoor voor onderdrukking, waaraan zij van zo velerlei zijden blootgesteld zijn, beveiligt diens troon, benevens zijne koninklijke macht en heerlijkheid, zal in eeuwigheid bevestigd worden, want hij is ene afschaduwing van den troon van den rechtvaardigen en barmhartigen God (Psalms 72:1).

a) Proverbs 20:28; Proverbs 25:5

1) Dit zal en kan hen verzekeren van de gunste Gods, hen bevestigen in de genegenheden des volks, en hun zaken bevorderen, welke veel zal toebrengen tot vaststelling van hun macht en om deze in hun huisgenoten te doen beklijven, en van kind tot kind te doen overgaan..

Vers 14

14. a) Een koning. die de armen in trouw recht doet, 1) en daardoor voor onderdrukking, waaraan zij van zo velerlei zijden blootgesteld zijn, beveiligt diens troon, benevens zijne koninklijke macht en heerlijkheid, zal in eeuwigheid bevestigd worden, want hij is ene afschaduwing van den troon van den rechtvaardigen en barmhartigen God (Psalms 72:1).

a) Proverbs 20:28; Proverbs 25:5

1) Dit zal en kan hen verzekeren van de gunste Gods, hen bevestigen in de genegenheden des volks, en hun zaken bevorderen, welke veel zal toebrengen tot vaststelling van hun macht en om deze in hun huisgenoten te doen beklijven, en van kind tot kind te doen overgaan..

Vers 15

15. a) De roede, en de bestraffing, de uitoefening der tucht door woord en daad ter bestrijding van alle ongoddelijkheid geeft, wanneer men zich gewillig aan haar onderwerpt, en van eigen wijsheid en welgevallen aan zelfgekozen wegen afstand doet, wijsheid; b) maar een kind, dat aan zich zelf, aan zijne eigene ingeschapen natuur met al hare dwaasheid en boosheid overgelaten is, zodat aan hetzelve de zo noodzakelijke tucht onthouden, of dat deze door het kind verworpen wordt, beschaamtniet alleen zich zelf, maar ook zijne moeder, die bij haren groteren invloed en dikwijls groter onverstand, de grootste schuld heeft, en daarom ook de zwaarste straf draagt.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 22:15; Proverbs 23:13. b) Proverbs 10:1; Proverbs 17:21,Proverbs 17:25.

Deze waarheid, dat op de aanneming of verwerping der tucht alles aankomt, waarin de grond ligt van het onderscheid tussen wijzen en dwazen, rechtvaardigen en goddelozen vormt het middelpunt van de wijsheid, die in al de Spreuken neergelegd is. Waar het dagelijks berouw, het dagelijkse afsterven van den ouden mens ontbreekt, daar kan wel een schijngeloof zijn, een geloof, dat uit boeken geleerd is en slechts in den mond leeft, maar nooit het ware leven uit God, het geloof, dat met geduld in goede werken tracht naar het eeuwige leven.

Moedertranen, het moederoog, en bovenal het gebed der moeder hebben den grootsten invloed op den zedelijken voorspoed van het kind. Onder honderd vrome kerkleraars zal men er nauwelijks n vinden, die niet ene godzalige moeder dankbaar te gedenken heeft. -Wat hier van het kind gezegd wordt, is evenwel slechts bij wijze van voorbeeld, en geldt evenzeer van elken natuurlijken mens met een onverbroken hart..

Vers 15

15. a) De roede, en de bestraffing, de uitoefening der tucht door woord en daad ter bestrijding van alle ongoddelijkheid geeft, wanneer men zich gewillig aan haar onderwerpt, en van eigen wijsheid en welgevallen aan zelfgekozen wegen afstand doet, wijsheid; b) maar een kind, dat aan zich zelf, aan zijne eigene ingeschapen natuur met al hare dwaasheid en boosheid overgelaten is, zodat aan hetzelve de zo noodzakelijke tucht onthouden, of dat deze door het kind verworpen wordt, beschaamtniet alleen zich zelf, maar ook zijne moeder, die bij haren groteren invloed en dikwijls groter onverstand, de grootste schuld heeft, en daarom ook de zwaarste straf draagt.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 22:15; Proverbs 23:13. b) Proverbs 10:1; Proverbs 17:21,Proverbs 17:25.

Deze waarheid, dat op de aanneming of verwerping der tucht alles aankomt, waarin de grond ligt van het onderscheid tussen wijzen en dwazen, rechtvaardigen en goddelozen vormt het middelpunt van de wijsheid, die in al de Spreuken neergelegd is. Waar het dagelijks berouw, het dagelijkse afsterven van den ouden mens ontbreekt, daar kan wel een schijngeloof zijn, een geloof, dat uit boeken geleerd is en slechts in den mond leeft, maar nooit het ware leven uit God, het geloof, dat met geduld in goede werken tracht naar het eeuwige leven.

Moedertranen, het moederoog, en bovenal het gebed der moeder hebben den grootsten invloed op den zedelijken voorspoed van het kind. Onder honderd vrome kerkleraars zal men er nauwelijks n vinden, die niet ene godzalige moeder dankbaar te gedenken heeft. -Wat hier van het kind gezegd wordt, is evenwel slechts bij wijze van voorbeeld, en geldt evenzeer van elken natuurlijken mens met een onverbroken hart..

Vers 16

16. Als de goddelozen vele worden, en in macht en aanzien toenemen, wordt de overtreding door de kracht der verleiding veel (Proverbs 29:2. Proverbs 28:28); maar a) de rechtvaardigen zullen eenmaal hunnen plotselingen diepen valals gericht Gods aanzien, 1) en zich met heiligen dank verheugen over de verlossing, die hun door Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid genadig geschonken is.

a) Psalms 37:36; Psalms 58:11; Psalms 91:8.

1) Deze Spreukenuk wil zeggen, dat wanneer onder een volk de partij der goddelozen in aantal en daardoor in macht sterker wordt, de overtreding, d.i. de zonde van afval in denkwijze en in handelingen en daarom ook de schuld der overtreding de overhand neemt. Wanneer zulk ene ongodsdienstigheid en zedenbederf om zich heen grijpen, bedroeven zich de rechtvaardigen, maar het regiment der goddelozen draagt het gericht in zich, en de rechtvaardigen zullen het met vreugde over Gods rechtvaardige vergelding beleven, dat de goddeloze machthebbers en volksmenners ten val komen..

Vers 16

16. Als de goddelozen vele worden, en in macht en aanzien toenemen, wordt de overtreding door de kracht der verleiding veel (Proverbs 29:2. Proverbs 28:28); maar a) de rechtvaardigen zullen eenmaal hunnen plotselingen diepen valals gericht Gods aanzien, 1) en zich met heiligen dank verheugen over de verlossing, die hun door Gods rechtvaardigheid en barmhartigheid genadig geschonken is.

a) Psalms 37:36; Psalms 58:11; Psalms 91:8.

1) Deze Spreukenuk wil zeggen, dat wanneer onder een volk de partij der goddelozen in aantal en daardoor in macht sterker wordt, de overtreding, d.i. de zonde van afval in denkwijze en in handelingen en daarom ook de schuld der overtreding de overhand neemt. Wanneer zulk ene ongodsdienstigheid en zedenbederf om zich heen grijpen, bedroeven zich de rechtvaardigen, maar het regiment der goddelozen draagt het gericht in zich, en de rechtvaardigen zullen het met vreugde over Gods rechtvaardige vergelding beleven, dat de goddeloze machthebbers en volksmenners ten val komen..

Vers 17

17. a) Tuchtig uwen zoon, van jongs af met woord en daad (Proverbs 29:15), en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal in plaats van u met angst en kommer over hem te vervullen, uwe ziel vermakelijkheden geven en u velerlei vreugde bereiden.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 22:15; Proverbs 23:13,Proverbs 23:14.

Vers 17

17. a) Tuchtig uwen zoon, van jongs af met woord en daad (Proverbs 29:15), en hij zal u gerustheid aandoen, en hij zal in plaats van u met angst en kommer over hem te vervullen, uwe ziel vermakelijkheden geven en u velerlei vreugde bereiden.

a) Proverbs 13:24; Proverbs 22:15; Proverbs 23:13,Proverbs 23:14.

Vers 18

18. Als er gene profetie is, d.i. wanneer de wet Gods en in het algemeen Zijn Woord niet onderwezen wordt, en er dus evenmin sprake zijn kan van de toepassing daarvan op de harten der mensen en de toestanden van een volk, gelijk dit het geval was in de tijden, beschreven in 1 Samuel 3:1. Hosea 3:4 Amos 8:12. 2 Chronicles 15:2. Psalms 74:9, dan, naarmate de lippen der trouwe wachters en leraars meer en meer verstommen, wordt ook het volk meer en meer ontbloot van allen godsdienstzin en het neemt toe in lichtzinnigheid en goddeloosheid; maar welgelukzalig is hij, of het volk die, of hetwelk de wet en in het algemeen Gods Woord bewaart. 1)

1) Zonder Gods Woord kan een mens niet anders doen dan afgoderij bedrijven en zijn eigen wil opvolgen.

De bovenstaande Spreukenuk geeft een merkwaardig getuigenis voor de noodwendigheid der profetie als levende bewaakster en bewaarster der wet; de gedachte in dit getuigenis vervat, waardoor zich deze afdeling ook hoofdzakelijk kenmerkt, is voor de dogmatiek en de geschiedenis des heils van de grootste betekenis; Ofschoon nu deze gedachte eerst in den loop der tijden tot bewustzijn komen kon, toen men de treurige gevolgen van het gehele of gedeeltelijke gemis der profetie ondervonden had, zo behoeft men hieruit nog volstrekt niet de gevolgtrekking te maken, dat de voor ons liggende afdeling eerst na de tijden van Hizkia ontstaan zou zijn.

Waar de profetische openbaringen, welker taak het was de eenmaal in de wet gegeven hoofdopenbaringen levendig te houden en te ontwikkelen, afgebroken werd, daar was dit een teken van enen stilstand of ene verstomping van het theokratische leven, van ene ongeschiktheid, om voortdurend de stem Gods te vernemen, en een dergelijke toestand moest daarom ook noodzakelijk losbandigheid bij het volk veroorzaken. Want wanneer de wet naar den geest opgevat werd, moest zij noodzakelijk ene ontwikkeling in de profetie aanbrengen, omdat in haar zelf een streven naar ene hogere volmaking ligt, zodat de trouwe bewaring der wet met den bloei der profetie in het innigste verband stond.

Natuurlijk geldt onze Spreukenuk ook in vollen zin van de toestanden der Christenheid. -Waar in een land de prediking der wet en van het Evangelie verstoord wordt, waar aan de trouwe herders en profeten Gods door de dwingelandij de mond gesloten wordt, daar moeten zedelijk verderf en verval het volks- en familieleven treffen..

Ook dit laatste geldt van het volk en niet van den enkelen persoon. Is een volk diep te beklagen als het; ontbloot is van de profetie, als Gods Woord niet gehoord, niet betracht wordt, welgelukzalig is het, wanneer het als volk nog de Wet, het Woord Gods betracht en beleeft, en geregeerd wordt naar de ordinantiën Gods. De geschiedenis van alle eeuwen heeft dit bevestigd. Een volk dat Gods Woord en daarom God verlaat, moet zinken.

Vers 18

18. Als er gene profetie is, d.i. wanneer de wet Gods en in het algemeen Zijn Woord niet onderwezen wordt, en er dus evenmin sprake zijn kan van de toepassing daarvan op de harten der mensen en de toestanden van een volk, gelijk dit het geval was in de tijden, beschreven in 1 Samuel 3:1. Hosea 3:4 Amos 8:12. 2 Chronicles 15:2. Psalms 74:9, dan, naarmate de lippen der trouwe wachters en leraars meer en meer verstommen, wordt ook het volk meer en meer ontbloot van allen godsdienstzin en het neemt toe in lichtzinnigheid en goddeloosheid; maar welgelukzalig is hij, of het volk die, of hetwelk de wet en in het algemeen Gods Woord bewaart. 1)

1) Zonder Gods Woord kan een mens niet anders doen dan afgoderij bedrijven en zijn eigen wil opvolgen.

De bovenstaande Spreukenuk geeft een merkwaardig getuigenis voor de noodwendigheid der profetie als levende bewaakster en bewaarster der wet; de gedachte in dit getuigenis vervat, waardoor zich deze afdeling ook hoofdzakelijk kenmerkt, is voor de dogmatiek en de geschiedenis des heils van de grootste betekenis; Ofschoon nu deze gedachte eerst in den loop der tijden tot bewustzijn komen kon, toen men de treurige gevolgen van het gehele of gedeeltelijke gemis der profetie ondervonden had, zo behoeft men hieruit nog volstrekt niet de gevolgtrekking te maken, dat de voor ons liggende afdeling eerst na de tijden van Hizkia ontstaan zou zijn.

Waar de profetische openbaringen, welker taak het was de eenmaal in de wet gegeven hoofdopenbaringen levendig te houden en te ontwikkelen, afgebroken werd, daar was dit een teken van enen stilstand of ene verstomping van het theokratische leven, van ene ongeschiktheid, om voortdurend de stem Gods te vernemen, en een dergelijke toestand moest daarom ook noodzakelijk losbandigheid bij het volk veroorzaken. Want wanneer de wet naar den geest opgevat werd, moest zij noodzakelijk ene ontwikkeling in de profetie aanbrengen, omdat in haar zelf een streven naar ene hogere volmaking ligt, zodat de trouwe bewaring der wet met den bloei der profetie in het innigste verband stond.

Natuurlijk geldt onze Spreukenuk ook in vollen zin van de toestanden der Christenheid. -Waar in een land de prediking der wet en van het Evangelie verstoord wordt, waar aan de trouwe herders en profeten Gods door de dwingelandij de mond gesloten wordt, daar moeten zedelijk verderf en verval het volks- en familieleven treffen..

Ook dit laatste geldt van het volk en niet van den enkelen persoon. Is een volk diep te beklagen als het; ontbloot is van de profetie, als Gods Woord niet gehoord, niet betracht wordt, welgelukzalig is het, wanneer het als volk nog de Wet, het Woord Gods betracht en beleeft, en geregeerd wordt naar de ordinantiën Gods. De geschiedenis van alle eeuwen heeft dit bevestigd. Een volk dat Gods Woord en daarom God verlaat, moet zinken.

Vers 19

19. Een knecht met slaafsen zin, zo als alle mensen dien van nature hebben, zal door de woorden alleen niet getuchtigd worden, hij zal er zich niet door laten bewegen, zijn ongoddelijk leven te laten varen; hoewel hij u verstaat en zeer goed bemerkt, wat gij met uwe bestraffing van hem verlangt, nochtans zal hij niet antwoorden en door woord en daad te kennen geven, dat hij zich beteren wil, want de slaafse zin zit te diep bij hem, en heeft daarom zwaarder tuchtiging nodig.

Vers 19

19. Een knecht met slaafsen zin, zo als alle mensen dien van nature hebben, zal door de woorden alleen niet getuchtigd worden, hij zal er zich niet door laten bewegen, zijn ongoddelijk leven te laten varen; hoewel hij u verstaat en zeer goed bemerkt, wat gij met uwe bestraffing van hem verlangt, nochtans zal hij niet antwoorden en door woord en daad te kennen geven, dat hij zich beteren wil, want de slaafse zin zit te diep bij hem, en heeft daarom zwaarder tuchtiging nodig.

Vers 20

20. Hebt gij enen man gezien, die haastig in zijne woorden is, die in vertrouwen op eigene wijsheid en deugd, spoedig gereed is een oordeel te vellen en zijne besluiten en meningen uit te spreken? a) van enen zot, wiens hart nog niet geheel voor de wijsheid Gods gesloten is, is meer verwachting, dat hij zich nog bekeren zal, dan van hem; 1) want hij is wijs en verstandig genoeg in eigene ogen en verwerpt alle tucht, vermaning en raad (James 1:19. Matthew 21:31).

1) Zie hier, hoe luttel hope er is, om een haastigen en driftigen man, die zijne woorden onbedachtelijk uitwerpt, weer tot wijsheid en bedachtzaamheid te brengen, uit kracht namelijk van zijne voortvarendheid en gebrek aan overleg en nadere beschouwing. Hij is driftig in zijn begrip, en wil met n oogopslag terstond alles bevatten, doch ziet dikwijls de dingen maar ten halve, springt van het ene op het andere, overweegt niets behoorlijker wijze, denkt nooit bezadigd om zijn werk, en is dus van een wuften weifelachtigen, ongestadigen geest, van wien nooit iets goeds te maken is, gelijk men dus nog iets zou kunnen uitwerken met iemand, die zwaar van begrip en traag van bevatting is, en luttel vordert in het leren.. 21. Als men zijnen knecht, in het algemeen ieder, die nog niet tot de vrijheid van den waarlijk wijze doorgedrongen is, in plaats van hem met de roede der wet Gods te tuchtigen, van jongs op weeldrig houdt, en alzo den hem aangeboren lust, om zijn eigen wil op te volgen, versterkt, hij zal in zijn laatste, zonder evenwel tot de innerlijke vrijheid gekomen te zijn, een zoon 1) en erfgenaam willen zijn, zodat hij een ware dwingeland voor zijnen heer wordt.

1) Het woord in den grondtekst komt slechts nmaal in het O.Testament voor. Luther vertaalt het door jonker. Anderen door een ondankbare ziel In elk geval wordt hier door den wijzen koning Israëls gewaarschuwd tegen het uitwissen der standen en het niet uitoefenen van het gezag tegenover den dienstbare. Coccejus geeft het aldus terug: "Iemand, die zijn knecht al te zacht en te teder behandelt, die zal eindelijk zelf een kind worden of zich zo zeer onder zijn knecht vernederen, gelijk een kind onder een hofmeester of een opziener zijner jeugd."

Vers 20

20. Hebt gij enen man gezien, die haastig in zijne woorden is, die in vertrouwen op eigene wijsheid en deugd, spoedig gereed is een oordeel te vellen en zijne besluiten en meningen uit te spreken? a) van enen zot, wiens hart nog niet geheel voor de wijsheid Gods gesloten is, is meer verwachting, dat hij zich nog bekeren zal, dan van hem; 1) want hij is wijs en verstandig genoeg in eigene ogen en verwerpt alle tucht, vermaning en raad (James 1:19. Matthew 21:31).

1) Zie hier, hoe luttel hope er is, om een haastigen en driftigen man, die zijne woorden onbedachtelijk uitwerpt, weer tot wijsheid en bedachtzaamheid te brengen, uit kracht namelijk van zijne voortvarendheid en gebrek aan overleg en nadere beschouwing. Hij is driftig in zijn begrip, en wil met n oogopslag terstond alles bevatten, doch ziet dikwijls de dingen maar ten halve, springt van het ene op het andere, overweegt niets behoorlijker wijze, denkt nooit bezadigd om zijn werk, en is dus van een wuften weifelachtigen, ongestadigen geest, van wien nooit iets goeds te maken is, gelijk men dus nog iets zou kunnen uitwerken met iemand, die zwaar van begrip en traag van bevatting is, en luttel vordert in het leren.. 21. Als men zijnen knecht, in het algemeen ieder, die nog niet tot de vrijheid van den waarlijk wijze doorgedrongen is, in plaats van hem met de roede der wet Gods te tuchtigen, van jongs op weeldrig houdt, en alzo den hem aangeboren lust, om zijn eigen wil op te volgen, versterkt, hij zal in zijn laatste, zonder evenwel tot de innerlijke vrijheid gekomen te zijn, een zoon 1) en erfgenaam willen zijn, zodat hij een ware dwingeland voor zijnen heer wordt.

1) Het woord in den grondtekst komt slechts nmaal in het O.Testament voor. Luther vertaalt het door jonker. Anderen door een ondankbare ziel In elk geval wordt hier door den wijzen koning Israëls gewaarschuwd tegen het uitwissen der standen en het niet uitoefenen van het gezag tegenover den dienstbare. Coccejus geeft het aldus terug: "Iemand, die zijn knecht al te zacht en te teder behandelt, die zal eindelijk zelf een kind worden of zich zo zeer onder zijn knecht vernederen, gelijk een kind onder een hofmeester of een opziener zijner jeugd."

Vers 22

22. a) Een toornig man, die gewoon is de ingevingen van zijn onverbroken, hartstochtelijk gemoed op te volgen, verwekt overal, waar hij komt gekijf, hij verwoest alzo, in plaats van te behouden en op te bouwen; en de grammoedige is veelvoudig in overtreding, en stort zich zelven in het verderf, dat Gods gerechtigheid over hem zal doen komen (James 1:20).

a) Proverbs 15:18; Proverbs 16:21.

Vers 22

22. a) Een toornig man, die gewoon is de ingevingen van zijn onverbroken, hartstochtelijk gemoed op te volgen, verwekt overal, waar hij komt gekijf, hij verwoest alzo, in plaats van te behouden en op te bouwen; en de grammoedige is veelvoudig in overtreding, en stort zich zelven in het verderf, dat Gods gerechtigheid over hem zal doen komen (James 1:20).

a) Proverbs 15:18; Proverbs 16:21.

Vers 23

23. a) De hoogmoed des natuurlijken mensen, die de heilzame tucht verwerpt en zich tegenstelt en verheft boven al wat goddelijk is, zal hem vernederen, smaad en schande zullen over hem komen van Godswege, die den hovaardige wederstaat; maar de nederige van geest, die zijn hart gewillig onder de tucht van Gods woord buigt, en zijnen wandel daarnaar inricht, zal de eer niet alleen ontvangen, maar ook vasthouden; en God zal hem genade geven, en hem deelgenoot der eeuwige heerlijkheid maken.

a) Job 22:29. Proverbs 15:33; Proverbs 18:12. Isaiah 66:2. Matthew 23:12. Luke 14:11; Luke 18:14. James 4:6,James 4:10. 1 Peter 5:5.

Deze waarheid vormt in vereniging met die, welke in Proverbs 29:15 uitgesproken is, ene grondstelling van de door Salomo verkondigde wijsheid, even als van de ganse openbaring

De Heere Jezus heeft meer dan eens gezegd, dat zij, die zich zelven verhogen, vernederd zullen worden. Zij, die menen de achting te winnen, door zich zelven te verheffen, stellen zich integendeel bloot aan minachting, en wekken Gods gramschap op. Zij, die zich zelven vernederen, zullen verhoogd en bevestigd worden..

Vers 23

23. a) De hoogmoed des natuurlijken mensen, die de heilzame tucht verwerpt en zich tegenstelt en verheft boven al wat goddelijk is, zal hem vernederen, smaad en schande zullen over hem komen van Godswege, die den hovaardige wederstaat; maar de nederige van geest, die zijn hart gewillig onder de tucht van Gods woord buigt, en zijnen wandel daarnaar inricht, zal de eer niet alleen ontvangen, maar ook vasthouden; en God zal hem genade geven, en hem deelgenoot der eeuwige heerlijkheid maken.

a) Job 22:29. Proverbs 15:33; Proverbs 18:12. Isaiah 66:2. Matthew 23:12. Luke 14:11; Luke 18:14. James 4:6,James 4:10. 1 Peter 5:5.

Deze waarheid vormt in vereniging met die, welke in Proverbs 29:15 uitgesproken is, ene grondstelling van de door Salomo verkondigde wijsheid, even als van de ganse openbaring

De Heere Jezus heeft meer dan eens gezegd, dat zij, die zich zelven verhogen, vernederd zullen worden. Zij, die menen de achting te winnen, door zich zelven te verheffen, stellen zich integendeel bloot aan minachting, en wekken Gods gramschap op. Zij, die zich zelven vernederen, zullen verhoogd en bevestigd worden..

Vers 24

24. Die met enen dief deelt, in het algemeen, die met grove, openbare zondaren en verachters van Gods geboden gemeenschap heeft, om des voordeels wille, of om andere redenen, haat zijne ziel; a) hij hoort enen vloek, 1) en hij geeft het toch niet te kennen, waardoor hij dien vloek van zich kon weren; daarom zal de vloek Gods hem zelven even als den dief treffen, en tijdelijke en eeuwige straf zal hij over zich brengen (Matthew 10:39). a) Leviticus 5:1.

1) Hier wordt van den heler gesproken. Het een vloek horen heeft dan ook betrekking op de eedsvordering van den rechter, waarvan in Leviticus 5:1 wordt gesproken. Als de rechter hem met ede afvraagt, of hij er schuld aan heeft, of hij een heler is, en hij niet bekent, dan haat hij zich zelven, zijne ziele, dewijl hij door te ontkennen, zich ook feitelijk aan een meineed schuldig maakt. Dezulken haken naar hun eigen ondergang en verderf.

Vers 24

24. Die met enen dief deelt, in het algemeen, die met grove, openbare zondaren en verachters van Gods geboden gemeenschap heeft, om des voordeels wille, of om andere redenen, haat zijne ziel; a) hij hoort enen vloek, 1) en hij geeft het toch niet te kennen, waardoor hij dien vloek van zich kon weren; daarom zal de vloek Gods hem zelven even als den dief treffen, en tijdelijke en eeuwige straf zal hij over zich brengen (Matthew 10:39). a) Leviticus 5:1.

1) Hier wordt van den heler gesproken. Het een vloek horen heeft dan ook betrekking op de eedsvordering van den rechter, waarvan in Leviticus 5:1 wordt gesproken. Als de rechter hem met ede afvraagt, of hij er schuld aan heeft, of hij een heler is, en hij niet bekent, dan haat hij zich zelven, zijne ziele, dewijl hij door te ontkennen, zich ook feitelijk aan een meineed schuldig maakt. Dezulken haken naar hun eigen ondergang en verderf.

Vers 25

25. De siddering des, of van de mensen, 1) de vrees voor het oordeel, den haat, de bedreiging en vervolging der grote massa, of van enkele machtigen, legt voor hem, die zich daardoor in zijne gedachten en handelingen laat besturen, enen strik, zodat hij van de ene zonde in de andere en eindelijk in het verderf zal vallen; maar die op den HEERE vertrouwt en met heiligen geloofsmoed, overeenkomstig Gods woord, spreekt en handelt, zal in een hoog vertrek gesteld worden, waar hij voor het gevaar dor zonde en der verzoeking, voor het oordeel en het verderf beveiligd is. (Proverbs 18:10).

1) Velen durven niet belijden, wat zij geloven, of hunnen plicht doen, waar zij dien kennen. Zij schamen zich den Heere te belijden voor de mensen, maar indien zij hierin volharden, zal Hij hen ook verloochenen in den dag des oordeels. Zij echter, die op den Heere vertrouwen zullen aan dezen strik ontkomen, en op Gods genade vertrouwende, zullen zij moedig Zijne geboden bewaren, en daarin hun geluk en hun heiligheid vinden..

Siddering voor den mens, of mensenvrees brengt menigeen in ongelegenheid, legt menigeen strikken op zijn weg. Voor mensenvrees en het zoeken naar menschengunst bewaard te blijven en te worden is een grote genade Gods. Door mensenvrees zijn duizenden verslagen en teruggehouden van het pad des levens. Mensenvrees is in den grond der zaak wantrouwen jegens God. Daarom stelt de Schrift haar ook hier tegenover het vertrouwen op den Heere. Voert mensenvrees ten dode, het vertrouwen op den Heere ten leven.

Vers 25

25. De siddering des, of van de mensen, 1) de vrees voor het oordeel, den haat, de bedreiging en vervolging der grote massa, of van enkele machtigen, legt voor hem, die zich daardoor in zijne gedachten en handelingen laat besturen, enen strik, zodat hij van de ene zonde in de andere en eindelijk in het verderf zal vallen; maar die op den HEERE vertrouwt en met heiligen geloofsmoed, overeenkomstig Gods woord, spreekt en handelt, zal in een hoog vertrek gesteld worden, waar hij voor het gevaar dor zonde en der verzoeking, voor het oordeel en het verderf beveiligd is. (Proverbs 18:10).

1) Velen durven niet belijden, wat zij geloven, of hunnen plicht doen, waar zij dien kennen. Zij schamen zich den Heere te belijden voor de mensen, maar indien zij hierin volharden, zal Hij hen ook verloochenen in den dag des oordeels. Zij echter, die op den Heere vertrouwen zullen aan dezen strik ontkomen, en op Gods genade vertrouwende, zullen zij moedig Zijne geboden bewaren, en daarin hun geluk en hun heiligheid vinden..

Siddering voor den mens, of mensenvrees brengt menigeen in ongelegenheid, legt menigeen strikken op zijn weg. Voor mensenvrees en het zoeken naar menschengunst bewaard te blijven en te worden is een grote genade Gods. Door mensenvrees zijn duizenden verslagen en teruggehouden van het pad des levens. Mensenvrees is in den grond der zaak wantrouwen jegens God. Daarom stelt de Schrift haar ook hier tegenover het vertrouwen op den Heere. Voert mensenvrees ten dode, het vertrouwen op den Heere ten leven.

Vers 26

26. a) Velen, ja de meeste mensen zoeken, door zulke mensenvrees gedreven, het aangezicht des heersers, in het algemeen eens machtigen, al ware hij ook een goddeloze, wiens macht en invloed hen zou kunnen schaden; zij dingen naar zijne gunst en regelen zich naar zijne gedachten en wensen; maar, wat baat het hun, een ieders recht, ook van den rijkste en machtigste, is van den HEERE 1) en hun lot is in Zijne handen; zo is het dan zeker beter en wijzer, geen mens, maar Hem alleen te vrezen, in wiens hand de harten der koningen zijn als waterbeken, en die ze neigt, tot al wat Hij wil.

a) Proverbs 19:6.

1) De Heere God is de eerste oorzaak. Hij is de Fontein aan alle goeds, de Bron aan alle heil. Niet de machtigste hier op aarde, maar God alleen is het, die in waarheid gelukkig maakt, die recht doet aan de verdrukten en het recht der armen op geestelijk en tijdelijk gebied bestelt. Salomo zegt hier hetzelfde als wat de dichter in Psalms 146:1 uitspreekt. 27. Een ongerechtig man, die niet naar Gods gebod vraagt, maar zich overgeeft aan de lusten van zijn tot het kwade geneigd hart, is den rechtvaardige, die in de vreze Gods den weg Zijner geboden wandelt, een gruwel, hij gevoelt zich innerlijk van hem gescheiden; maar ook het omgekeerde is waar: want die recht is van weg, is den goddeloze een gruwel, en wordt dodelijk door hem gehaat. Even groot als de tegenstelling tussen beiden is, even verschillend zal ook hun beider oordeel (Proverbs 29:26) zijn.

Met deze duidelijke uiteenzetting van de nooit op te heffen tegenstelling, die sedert Adams val tussen de goddelozen en rechtvaardigen bestaan heeft, sluiten de mannen aan Hizkia hun verzameling.

Maar deze tegenstelling tussen goeden en bozen scherp te doen uitkomen en in een helder licht te stellen is ook de taak van de wereldgeschiedenis, het doel aan alle goddelijke onderwijzing en leiding in den loop der gebeurtenissen.

Er bestaat velerlei en grote verscheidenheid en tegenstelling onder de mensen, maar het sterkst openbaren die zich tussen goddelozen, ongelovigen, gewetenlozen en tussen vromen, gelovigen, wedergeborenen. De wereld tracht altijd gaarne dat onderscheid te verbloemen. Zij zou zo gaarne de weinige vromen voor goddeloos en de vele goddelozen, d.i. alle onbekeerden en ongelovigen vroom verklaren. En toch wil zij aan den anderen kant slechts geheel heiligen als vromen en grove misdadigers als goddeloos aanmerken. De ganse Heilige schrift ijvert en getuigt daartegen. Zij tracht even als hier, ons geweten wakker te schudden en sterker te doen spreken, opdat wij ons ernstig onderzoeken en ons in het licht van Gods woord afvragen: tot welke behoort gij?.

Daar is een onophoudelijke strijd tussen deugd en ondeugd, even als tussen licht en duisternis, vuur en water, maar dit is in het bijzonder waar, met betrekking tot de oude vijandschap tussen het Zaad der vrouw en het zaad der slang. Allen, die geheiligd zijn, stellen belang in het heil der zielen van anderen, maar zij haten de wegen en daden van hen, die God niet voor ogen houden, en de mensen tot het verderf brengen; zij verfoeien hun gedrag, maar bidden voor hun personen, die zij beklagen..

De rechtvaardige verfoeit de zonden der goddelozen, mijdt hun gezelschap en getuigt door woord en daad tegen hun ongerechtigheden. Zijn afkeer van dezelve is een deel van zijne gelijkvormigheid met Christus, die de huichelaars ten toon stelde, en tegen de goddeloosheid der mensen getuigde, die evenwel allen tot bekering riep, en voor de goddelozen bad, toen zij Hem kruisigden. Haat tegen de zonde in ons zelven en anderen is noodzakelijk in den Christus. Indien wij vrienden van Christus zijn, zullen wij vijanden zijn van hen, die Hem op het kruis brachten..

Allen, die ongeheiligd zijn, hebben een even diep gewortelden afkeer van godsvrucht en vromen. De goddeloosheid der goddelozen openbaart zich daarin, dat zij degenen haten, die God liefheeft, maar hun ellende bestaat daarin, dat zij hen haten, die zij eerlang eeuwige eer en zaligheid zullen zien genieten, en die eenmaal heerschappij over hen zullen voeren..

Vers 26

26. a) Velen, ja de meeste mensen zoeken, door zulke mensenvrees gedreven, het aangezicht des heersers, in het algemeen eens machtigen, al ware hij ook een goddeloze, wiens macht en invloed hen zou kunnen schaden; zij dingen naar zijne gunst en regelen zich naar zijne gedachten en wensen; maar, wat baat het hun, een ieders recht, ook van den rijkste en machtigste, is van den HEERE 1) en hun lot is in Zijne handen; zo is het dan zeker beter en wijzer, geen mens, maar Hem alleen te vrezen, in wiens hand de harten der koningen zijn als waterbeken, en die ze neigt, tot al wat Hij wil.

a) Proverbs 19:6.

1) De Heere God is de eerste oorzaak. Hij is de Fontein aan alle goeds, de Bron aan alle heil. Niet de machtigste hier op aarde, maar God alleen is het, die in waarheid gelukkig maakt, die recht doet aan de verdrukten en het recht der armen op geestelijk en tijdelijk gebied bestelt. Salomo zegt hier hetzelfde als wat de dichter in Psalms 146:1 uitspreekt. 27. Een ongerechtig man, die niet naar Gods gebod vraagt, maar zich overgeeft aan de lusten van zijn tot het kwade geneigd hart, is den rechtvaardige, die in de vreze Gods den weg Zijner geboden wandelt, een gruwel, hij gevoelt zich innerlijk van hem gescheiden; maar ook het omgekeerde is waar: want die recht is van weg, is den goddeloze een gruwel, en wordt dodelijk door hem gehaat. Even groot als de tegenstelling tussen beiden is, even verschillend zal ook hun beider oordeel (Proverbs 29:26) zijn.

Met deze duidelijke uiteenzetting van de nooit op te heffen tegenstelling, die sedert Adams val tussen de goddelozen en rechtvaardigen bestaan heeft, sluiten de mannen aan Hizkia hun verzameling.

Maar deze tegenstelling tussen goeden en bozen scherp te doen uitkomen en in een helder licht te stellen is ook de taak van de wereldgeschiedenis, het doel aan alle goddelijke onderwijzing en leiding in den loop der gebeurtenissen.

Er bestaat velerlei en grote verscheidenheid en tegenstelling onder de mensen, maar het sterkst openbaren die zich tussen goddelozen, ongelovigen, gewetenlozen en tussen vromen, gelovigen, wedergeborenen. De wereld tracht altijd gaarne dat onderscheid te verbloemen. Zij zou zo gaarne de weinige vromen voor goddeloos en de vele goddelozen, d.i. alle onbekeerden en ongelovigen vroom verklaren. En toch wil zij aan den anderen kant slechts geheel heiligen als vromen en grove misdadigers als goddeloos aanmerken. De ganse Heilige schrift ijvert en getuigt daartegen. Zij tracht even als hier, ons geweten wakker te schudden en sterker te doen spreken, opdat wij ons ernstig onderzoeken en ons in het licht van Gods woord afvragen: tot welke behoort gij?.

Daar is een onophoudelijke strijd tussen deugd en ondeugd, even als tussen licht en duisternis, vuur en water, maar dit is in het bijzonder waar, met betrekking tot de oude vijandschap tussen het Zaad der vrouw en het zaad der slang. Allen, die geheiligd zijn, stellen belang in het heil der zielen van anderen, maar zij haten de wegen en daden van hen, die God niet voor ogen houden, en de mensen tot het verderf brengen; zij verfoeien hun gedrag, maar bidden voor hun personen, die zij beklagen..

De rechtvaardige verfoeit de zonden der goddelozen, mijdt hun gezelschap en getuigt door woord en daad tegen hun ongerechtigheden. Zijn afkeer van dezelve is een deel van zijne gelijkvormigheid met Christus, die de huichelaars ten toon stelde, en tegen de goddeloosheid der mensen getuigde, die evenwel allen tot bekering riep, en voor de goddelozen bad, toen zij Hem kruisigden. Haat tegen de zonde in ons zelven en anderen is noodzakelijk in den Christus. Indien wij vrienden van Christus zijn, zullen wij vijanden zijn van hen, die Hem op het kruis brachten..

Allen, die ongeheiligd zijn, hebben een even diep gewortelden afkeer van godsvrucht en vromen. De goddeloosheid der goddelozen openbaart zich daarin, dat zij degenen haten, die God liefheeft, maar hun ellende bestaat daarin, dat zij hen haten, die zij eerlang eeuwige eer en zaligheid zullen zien genieten, en die eenmaal heerschappij over hen zullen voeren..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 29". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-29.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile