Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 6

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 6

Proverbs 6:1.

WAARSCHUWING VOOR ONTROUW IN DEN HANDEL.

IX. Proverbs 6:1-Proverbs 6:5. Thans volgen vier op zich zelf staande vermaningen in den vorm van liederen, die, wat den inhoud aangaat, zeer van elkaar verschillen. Even als de vorige acht moeten zij voorbereiden tot de uitnodiging om in de Goddelijke wijsheid te leven. De eerste, of in `t geheel de negende vermaning: stelt de noodzakelijkheid voor, om zich van alle menselijke afhankelijkheid los te worstelen, omdat daardoor de volkomen overgave aan de goddelijke Wijsheid wordt verhinderd. De heilige dichter kiest als voorbeeld vooreerst het op zich nemen van dwaze borgtochten, door welke de mens gebonden wordt.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 6

Proverbs 6:1.

WAARSCHUWING VOOR ONTROUW IN DEN HANDEL.

IX. Proverbs 6:1-Proverbs 6:5. Thans volgen vier op zich zelf staande vermaningen in den vorm van liederen, die, wat den inhoud aangaat, zeer van elkaar verschillen. Even als de vorige acht moeten zij voorbereiden tot de uitnodiging om in de Goddelijke wijsheid te leven. De eerste, of in `t geheel de negende vermaning: stelt de noodzakelijkheid voor, om zich van alle menselijke afhankelijkheid los te worstelen, omdat daardoor de volkomen overgave aan de goddelijke Wijsheid wordt verhinderd. De heilige dichter kiest als voorbeeld vooreerst het op zich nemen van dwaze borgtochten, door welke de mens gebonden wordt.

Vers 1

1. Mijn zoon! zo gij in overhaasting voor uwen naaste, die ene schuld heeft, borg geworden zijt, voor enen vreemde 1) uwe hand toegeklapt hebt, voor hem bij handslag u verbonden hebt, bij de schuldeisers voor zijne schuld in te staan. (Proverbs 11:15; Proverbs 17:18; Proverbs 20:16; Proverbs 22:26);

1) Wanneer men al de plaatsen in dit Boek, waarin van borgtochten gehandeld wordt, oplettend nagaat, schijnt men het daarvoor te moeten houden, dat zij doorgaans door Israëlieten werden aangegaan ten behoeve van vreemdelingen, misschien wel voornamelijk van Feniciërs, die geld opnamen voor hunnen handel, waaruit men dan ook het strenge dwangrecht tegen borgen, waarvan zo vele Spreuken getuigenis dragen, natuurlijkst verklaren kan. Geldschieter en borg waren Israëlieten, de schuldenaar een vreemdeling..

Vers 1

1. Mijn zoon! zo gij in overhaasting voor uwen naaste, die ene schuld heeft, borg geworden zijt, voor enen vreemde 1) uwe hand toegeklapt hebt, voor hem bij handslag u verbonden hebt, bij de schuldeisers voor zijne schuld in te staan. (Proverbs 11:15; Proverbs 17:18; Proverbs 20:16; Proverbs 22:26);

1) Wanneer men al de plaatsen in dit Boek, waarin van borgtochten gehandeld wordt, oplettend nagaat, schijnt men het daarvoor te moeten houden, dat zij doorgaans door Israëlieten werden aangegaan ten behoeve van vreemdelingen, misschien wel voornamelijk van Feniciërs, die geld opnamen voor hunnen handel, waaruit men dan ook het strenge dwangrecht tegen borgen, waarvan zo vele Spreuken getuigenis dragen, natuurlijkst verklaren kan. Geldschieter en borg waren Israëlieten, de schuldenaar een vreemdeling..

Vers 2

2. Gij zijt verstrikt, ten gevolge van dat borg blijven, en gedwongen dien borgtocht na te komen, met (ten gevolge van) de redenen uws monds; gij zijt als in een net (Proverbs 6:5) gevangen met de redenen door de belofte uws monds.

Vers 2

2. Gij zijt verstrikt, ten gevolge van dat borg blijven, en gedwongen dien borgtocht na te komen, met (ten gevolge van) de redenen uws monds; gij zijt als in een net (Proverbs 6:5) gevangen met de redenen door de belofte uws monds.

Vers 3

3. Doe nu dit, mijn zoon! gelijk ik u zal raden, en red u, zoek u zelven op ene rechte wijze vrij te maken, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt, die ook uwe geestelijke vrijheid in banden heeft gebracht; ga, onderwerp u zelven 1), en sterk bestorm uwen naaste, dring sterk bij den schuldenaar aan, dat hij zijne verbintenissen nakome, en daardoor ook u van de uwe ontheffe, voordat het te laat is, en het tot gerechtelijke dwangmiddelen komt.

1) In het Hebreeën Hithrafees. Hiervan is wel de letterlijke vertaling, onderwerp U, maar dan in dien van, verneder U, kom tot uwen naaste als een smekeling, om er bij hem op aan te dringen, dat hij zijn schuld betale en U van uw borgschap verlosse. Want toch een borg is de knecht van den schuldeiser en van den schuldenaar. Beiden rekenen op hem, de schuldeiser rekent er op, dat hij gedekt is, en de schuldenaar, dat de borg wel zal betalen, indien hij ontoereikende is.

Vers 3

3. Doe nu dit, mijn zoon! gelijk ik u zal raden, en red u, zoek u zelven op ene rechte wijze vrij te maken, dewijl gij in de hand uws naasten gekomen zijt, die ook uwe geestelijke vrijheid in banden heeft gebracht; ga, onderwerp u zelven 1), en sterk bestorm uwen naaste, dring sterk bij den schuldenaar aan, dat hij zijne verbintenissen nakome, en daardoor ook u van de uwe ontheffe, voordat het te laat is, en het tot gerechtelijke dwangmiddelen komt.

1) In het Hebreeën Hithrafees. Hiervan is wel de letterlijke vertaling, onderwerp U, maar dan in dien van, verneder U, kom tot uwen naaste als een smekeling, om er bij hem op aan te dringen, dat hij zijn schuld betale en U van uw borgschap verlosse. Want toch een borg is de knecht van den schuldeiser en van den schuldenaar. Beiden rekenen op hem, de schuldeiser rekent er op, dat hij gedekt is, en de schuldenaar, dat de borg wel zal betalen, indien hij ontoereikende is.

Vers 4

4. Laat uwen ogen geen slaap toe, noch uwen oogleden sluimering, voordat gij middelen hebt gevonden om vrij te worden. 5. Red u als ene ree, die in het net gevangen is, en alle pogingen in `t werk stelt, om te ontkomen uit de hand des jagers, en als een vogel door heen en weer vliegen en buitelen zich zoekt te redden uit de hand des vogelvangers, zoek zo ook te ontkomen, wanneer desgelijks boze mensen trachten, om wat gij uit goedheid deed, op uwe slavernij te laten uitlopen.

De menigvuldige waarschuwingen voor borgtochten in ons Boek worden zonder twijfel verklaard uit de harde behandeling, welke men volgens het Oud-Hebreeuwse rechtsgebruik den borgen aandeed, daar men ze geheel als schuldenaars, die niet konden betalen (2 Kings 4:1. Matthew 18:25) verpande, of zelfs als slaven verkocht (vgl. Sir. 8:16; 29:18-24).

De oude Grieken hadden ten spreekwoord: "Wees borg en het verderf is nabij," omdat de borg eenvoudig belooft, wat niet van hem zelven afhangt, maar van de trouw en geloofswaardigheid van anderen. Trouw en oprechtheid nu worden altijd slechts bij weinigen gevonden. Alle mensen zijn leugenaars," zegt Psalms 116:11. Romans 3:4; en "vervloekt is de man, die op enen mens vertrouwt," Jeremiah 17:5. Met de vermaningen des Heren in de bergpredikatie, om altijd tot lenen en weggeven van zijne have bereid te zijn, ook daar, waar men gene hoop kan hebben, dat het weggegevene zal worden weer ontvangen, (Luke 6:30,Luke 6:34,Luke 6:36) is niet in tegenspraak de eis van onze plaats, om zich zo spoedig mogelijk los te maken van dat borg blijven, waaruit nadelige gevolgen voor onze vrijheid en welvaart zouden kunnen voortvloeien. Want het is duidelijk, dat ook Christus niet zulk ene bereidwilligheid eist, dat wij schade zouden moeten lijden om des naasten wil, die ons van onze persoonlijke vrijheid zou beroven en ons alle middelen tot verder goed doen zou ontnemen..

6.

X. Proverbs 6:6-Proverbs 6:11. Ook in de volgende waarschuwing tegen traagheid wordt vooral op het gevaar van verarming genezen. De luiaard moet uit het voorbeeld der mier leren, dat men in den zomer met vlijt moet vergaderen, opdat men in den winter geen gebrek zou behoeven te lijden. Na den tijd van den oogst komen ook tijden van gebrek, in welke de grootste vlijt niets kan verwerven. Daarom moet ieder zich den gunstigen tijd ten nutte maken tot ingespannen arbeid, opdat hij rustig den ongunstigen kan tegemoet gaan.

Vers 4

4. Laat uwen ogen geen slaap toe, noch uwen oogleden sluimering, voordat gij middelen hebt gevonden om vrij te worden. 5. Red u als ene ree, die in het net gevangen is, en alle pogingen in `t werk stelt, om te ontkomen uit de hand des jagers, en als een vogel door heen en weer vliegen en buitelen zich zoekt te redden uit de hand des vogelvangers, zoek zo ook te ontkomen, wanneer desgelijks boze mensen trachten, om wat gij uit goedheid deed, op uwe slavernij te laten uitlopen.

De menigvuldige waarschuwingen voor borgtochten in ons Boek worden zonder twijfel verklaard uit de harde behandeling, welke men volgens het Oud-Hebreeuwse rechtsgebruik den borgen aandeed, daar men ze geheel als schuldenaars, die niet konden betalen (2 Kings 4:1. Matthew 18:25) verpande, of zelfs als slaven verkocht (vgl. Sir. 8:16; 29:18-24).

De oude Grieken hadden ten spreekwoord: "Wees borg en het verderf is nabij," omdat de borg eenvoudig belooft, wat niet van hem zelven afhangt, maar van de trouw en geloofswaardigheid van anderen. Trouw en oprechtheid nu worden altijd slechts bij weinigen gevonden. Alle mensen zijn leugenaars," zegt Psalms 116:11. Romans 3:4; en "vervloekt is de man, die op enen mens vertrouwt," Jeremiah 17:5. Met de vermaningen des Heren in de bergpredikatie, om altijd tot lenen en weggeven van zijne have bereid te zijn, ook daar, waar men gene hoop kan hebben, dat het weggegevene zal worden weer ontvangen, (Luke 6:30,Luke 6:34,Luke 6:36) is niet in tegenspraak de eis van onze plaats, om zich zo spoedig mogelijk los te maken van dat borg blijven, waaruit nadelige gevolgen voor onze vrijheid en welvaart zouden kunnen voortvloeien. Want het is duidelijk, dat ook Christus niet zulk ene bereidwilligheid eist, dat wij schade zouden moeten lijden om des naasten wil, die ons van onze persoonlijke vrijheid zou beroven en ons alle middelen tot verder goed doen zou ontnemen..

6.

X. Proverbs 6:6-Proverbs 6:11. Ook in de volgende waarschuwing tegen traagheid wordt vooral op het gevaar van verarming genezen. De luiaard moet uit het voorbeeld der mier leren, dat men in den zomer met vlijt moet vergaderen, opdat men in den winter geen gebrek zou behoeven te lijden. Na den tijd van den oogst komen ook tijden van gebrek, in welke de grootste vlijt niets kan verwerven. Daarom moet ieder zich den gunstigen tijd ten nutte maken tot ingespannen arbeid, opdat hij rustig den ongunstigen kan tegemoet gaan.

Vers 6

6. Ga tot de mier, gij luiaard! zie hare wegen en word wijs, leer van haar hoe men met geringe middelen iets groots kan bereiken zonder de vrijheid te verliezen; en laat haar voorbeeld u tot beschaming zijn.

Bij vele volken, zowel van het Oosten als van het Westen, is de mier het beeld van vlijt, van onvermoeid volharden..

Vers 6

6. Ga tot de mier, gij luiaard! zie hare wegen en word wijs, leer van haar hoe men met geringe middelen iets groots kan bereiken zonder de vrijheid te verliezen; en laat haar voorbeeld u tot beschaming zijn.

Bij vele volken, zowel van het Oosten als van het Westen, is de mier het beeld van vlijt, van onvermoeid volharden..

Vers 7

7. Dewelke, genen overste, die haar wetten voorschrijft, noch ambtman, die haren arbeid regelt, noch heerser, die haar tot den arbeid dwingt, hebbende 1),

1) De mier is het toonbeeld van rusteloze vlijt, maar ook van wel georganiseerden arbeid. Zij heeft veel met de bijen gemeen, alleen ontbreekt het aan een koningin. Vandaar dat hier gezegd wordt, dat er geen rechterlijke, geen burgerlijke en geen uitvoerende macht onder deze dieren wordt gevonden en zij toch zorgen voor den winter, om niet van gebrek om te komen. Zij wordt daarom dan luid voorgehouden als een beschamend, maar ook als een prikkelend voorbeeld, om van haar te leren, wat hij door zijn leven zozeer schijnt te vergeten, om te werken terwijl het tijd, terwijl het dag is.

Vers 7

7. Dewelke, genen overste, die haar wetten voorschrijft, noch ambtman, die haren arbeid regelt, noch heerser, die haar tot den arbeid dwingt, hebbende 1),

1) De mier is het toonbeeld van rusteloze vlijt, maar ook van wel georganiseerden arbeid. Zij heeft veel met de bijen gemeen, alleen ontbreekt het aan een koningin. Vandaar dat hier gezegd wordt, dat er geen rechterlijke, geen burgerlijke en geen uitvoerende macht onder deze dieren wordt gevonden en zij toch zorgen voor den winter, om niet van gebrek om te komen. Zij wordt daarom dan luid voorgehouden als een beschamend, maar ook als een prikkelend voorbeeld, om van haar te leren, wat hij door zijn leven zozeer schijnt te vergeten, om te werken terwijl het tijd, terwijl het dag is.

Vers 8

8. Haar brood bereidt in den zomer, zolang het mogelijk is, vlijtig werkt, hare spijs vergadert in den oogst, opdat zij ten tijde van winter en van gebrek haar leven kan onderhouden. (Proverbs 30:27).

Ook in `t geestelijk leven is er een zomer of een oogsttijd, de tijd der genade, de dag des heils; dan komt het er op aan onvermoeid te werken om de spijze, die blijft in het eeuwige leven, enen schat van geloof, van godsvrucht, van kennis des Heren Jezus Christus, van het woord en de beloften Gods te verzamelen en in het hart te dragen, opdat men geen gebrek behoeft te lijden, en in nood behoeft te lijden, en in nood behoeft te zijn, wanneer de winter der verzoekingen, der vervolgingen en van het laatste uurtje komt. Het spreekt vanzelf, dat in het hier voor ons liggende gedeelte niet elke soort van arbeid wordt aanbevolen, maar slechts de verstandige werkzaamheid, die uit de Goddelijke wijsheid voortvloeit.

De wereld meent, dat, wanneer zij zich zelve maar bezigheid geeft, het genoeg is, en hij daardoor iets betekent. Maar die arbeid, die alleen dienstbaar is aan den lust der ogen, behoort niet in den kring der hemelse wijsheid. De Grieken, die steeds naar iets nieuws vraagden, dienden met hun gehele kunst slechts hun ogenblikkelijke begeerten. De hier aanbevolen arbeid moet integendeel daarop gericht zijn, dat wij iets waarachtigs werken, en dus ook het leven in God onderhouden. Begint een volk zijn werk van de beuzelingen dezes levens te maken, in plaats van hetgeen in God zijn grond heeft, zo is dit een duidelijk teken van nabijzijnd verval van het volk.

Vers 8

8. Haar brood bereidt in den zomer, zolang het mogelijk is, vlijtig werkt, hare spijs vergadert in den oogst, opdat zij ten tijde van winter en van gebrek haar leven kan onderhouden. (Proverbs 30:27).

Ook in `t geestelijk leven is er een zomer of een oogsttijd, de tijd der genade, de dag des heils; dan komt het er op aan onvermoeid te werken om de spijze, die blijft in het eeuwige leven, enen schat van geloof, van godsvrucht, van kennis des Heren Jezus Christus, van het woord en de beloften Gods te verzamelen en in het hart te dragen, opdat men geen gebrek behoeft te lijden, en in nood behoeft te lijden, en in nood behoeft te zijn, wanneer de winter der verzoekingen, der vervolgingen en van het laatste uurtje komt. Het spreekt vanzelf, dat in het hier voor ons liggende gedeelte niet elke soort van arbeid wordt aanbevolen, maar slechts de verstandige werkzaamheid, die uit de Goddelijke wijsheid voortvloeit.

De wereld meent, dat, wanneer zij zich zelve maar bezigheid geeft, het genoeg is, en hij daardoor iets betekent. Maar die arbeid, die alleen dienstbaar is aan den lust der ogen, behoort niet in den kring der hemelse wijsheid. De Grieken, die steeds naar iets nieuws vraagden, dienden met hun gehele kunst slechts hun ogenblikkelijke begeerten. De hier aanbevolen arbeid moet integendeel daarop gericht zijn, dat wij iets waarachtigs werken, en dus ook het leven in God onderhouden. Begint een volk zijn werk van de beuzelingen dezes levens te maken, in plaats van hetgeen in God zijn grond heeft, zo is dit een duidelijk teken van nabijzijnd verval van het volk.

Vers 9

9. Hoe lang zult gij, a) luiaard! neerliggen? wanneer zult gij van uwen slaap opstaan, en den arbeid aanvangen?

a) Proverbs 13:4; Proverbs 20:4; Proverbs 24:33,Proverbs 24:34.

Vers 9

9. Hoe lang zult gij, a) luiaard! neerliggen? wanneer zult gij van uwen slaap opstaan, en den arbeid aanvangen?

a) Proverbs 13:4; Proverbs 20:4; Proverbs 24:33,Proverbs 24:34.

Vers 10

10. Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, de armen over elkaar laten hangen, al neerliggende 1) (Proverbs 24:33).

1) Deze woorden bevatten de verontschuldiging of het antwoord van den luiaard, hetwelk hij geeft op de vraag in Proverbs 6:9 gedaan, een antwoord, wat den luiaard in den mond wordt gelegd en waarop in Proverbs 6:11 de waarschuwing volgt, dat, indien hij dit in praktijk brengt, armoede en gebrek voor de deur staan en hem zeker zullen overkomen.

Vers 10

10. Een weinig slapens, een weinig sluimerens, een weinig handvouwens, de armen over elkaar laten hangen, al neerliggende 1) (Proverbs 24:33).

1) Deze woorden bevatten de verontschuldiging of het antwoord van den luiaard, hetwelk hij geeft op de vraag in Proverbs 6:9 gedaan, een antwoord, wat den luiaard in den mond wordt gelegd en waarop in Proverbs 6:11 de waarschuwing volgt, dat, indien hij dit in praktijk brengt, armoede en gebrek voor de deur staan en hem zeker zullen overkomen.

Vers 11

11. Zo zal uwe armoede u onverwacht overkomen als een wandelaar, als een rover onverwacht den eenzamen reiziger overvalt, en uw gebrek als een gewapend man, wie gij geen weerstand kunt bieden. De uitdrukking: "als een wandelaar," duidt aan, den langzamen, de uitdrukking: "een gewapend man" den zekeren tred, waarmee de armoede den luiaard nadert.

Vlijt is voor ieder plicht, niet zozeer opdat hij wereldsen rijkdom verkrijge, als dat hij niet worde tot een last voor de maatschappij en ene schandvlek voor de kerk, opdat hij niet kome in verzoeking, en dat hij de ongelukkigen kan helpen..

Helaas! hoevelen beminnen den slaap der zonde en hun dromen van werelds geluk, en begeren noch een weinig langer verontschuldigd te zijn van berouw, gebed, zelfverloochening en inspanning. Zullen wij niet trachten dezulken te doen ontwaken, opdat zij het gevaar zien, terwijl er een weg van ontkoming is? Zullen wij ons niet inspannen, om ons eigen heil te verzekeren en elke gelegenheid aangrijpen om God te verheerlijken en anderen wel te doen?.

12.

XI. Proverbs 6:12-Proverbs 6:19. Deze rede wordt in twee delen verdeeld, die met elkaar overeenstemmen: Proverbs 6:12-Proverbs 6:15 en Proverbs 6:16-Proverbs 6:19. In beide waarschuwt de Schrijver met groten ernst voor de valsheid, wier gewoonte en genot het is overal heimelijk haat en vijandschap te zaaien. In de eerste plaats schildert hij haar naar haar wezen en hare openbaringen, terwijl hij tevens meldt, hoe zij voor God verwerpelijk is en hoe zeker zij zal gestraft worden. Wiens hart eenmaal vol is van verkeerdheid, of lust tot verwoesting, die strooit ieder ogenblik het zaad van haat en van alle twist, terwijl alle onwillekeurige bewegingen van lichaam en ziel, van tong, ogen, voet en vinger, er bij hem toe dienstbaar zijn, om die valsheid van zijn binnenste in dubbelzinnige redenen, in werken en wijzen op verborgene wijze te laten werken. Hij telt vervolgens de zes soorten van list nog eens kortelijk op, als voor God eeuwig verwerpelijke zonde, om als zevende en zwaarste er de vroeger genoemde valsheid bij te voegen, en alzo in `t bijzonder op treffende wijze er nogmaals voor te waarschuwen.

Vers 11

11. Zo zal uwe armoede u onverwacht overkomen als een wandelaar, als een rover onverwacht den eenzamen reiziger overvalt, en uw gebrek als een gewapend man, wie gij geen weerstand kunt bieden. De uitdrukking: "als een wandelaar," duidt aan, den langzamen, de uitdrukking: "een gewapend man" den zekeren tred, waarmee de armoede den luiaard nadert.

Vlijt is voor ieder plicht, niet zozeer opdat hij wereldsen rijkdom verkrijge, als dat hij niet worde tot een last voor de maatschappij en ene schandvlek voor de kerk, opdat hij niet kome in verzoeking, en dat hij de ongelukkigen kan helpen..

Helaas! hoevelen beminnen den slaap der zonde en hun dromen van werelds geluk, en begeren noch een weinig langer verontschuldigd te zijn van berouw, gebed, zelfverloochening en inspanning. Zullen wij niet trachten dezulken te doen ontwaken, opdat zij het gevaar zien, terwijl er een weg van ontkoming is? Zullen wij ons niet inspannen, om ons eigen heil te verzekeren en elke gelegenheid aangrijpen om God te verheerlijken en anderen wel te doen?.

12.

XI. Proverbs 6:12-Proverbs 6:19. Deze rede wordt in twee delen verdeeld, die met elkaar overeenstemmen: Proverbs 6:12-Proverbs 6:15 en Proverbs 6:16-Proverbs 6:19. In beide waarschuwt de Schrijver met groten ernst voor de valsheid, wier gewoonte en genot het is overal heimelijk haat en vijandschap te zaaien. In de eerste plaats schildert hij haar naar haar wezen en hare openbaringen, terwijl hij tevens meldt, hoe zij voor God verwerpelijk is en hoe zeker zij zal gestraft worden. Wiens hart eenmaal vol is van verkeerdheid, of lust tot verwoesting, die strooit ieder ogenblik het zaad van haat en van alle twist, terwijl alle onwillekeurige bewegingen van lichaam en ziel, van tong, ogen, voet en vinger, er bij hem toe dienstbaar zijn, om die valsheid van zijn binnenste in dubbelzinnige redenen, in werken en wijzen op verborgene wijze te laten werken. Hij telt vervolgens de zes soorten van list nog eens kortelijk op, als voor God eeuwig verwerpelijke zonde, om als zevende en zwaarste er de vroeger genoemde valsheid bij te voegen, en alzo in `t bijzonder op treffende wijze er nogmaals voor te waarschuwen.

Vers 12

12. Wacht u voor de gemeenschap met allen, die zich in de plaats van uwen leraar willen stellen als uw vriend, en u van zich afhankelijk willen maken. Een Belials een nietswaardig mens (Deuteronomy 13:13 ), een ondeugdzaam man, een booswicht, gaat met verkeerdheid des monds om, houdt zich met leugen en veinzerij op.

Vers 12

12. Wacht u voor de gemeenschap met allen, die zich in de plaats van uwen leraar willen stellen als uw vriend, en u van zich afhankelijk willen maken. Een Belials een nietswaardig mens (Deuteronomy 13:13 ), een ondeugdzaam man, een booswicht, gaat met verkeerdheid des monds om, houdt zich met leugen en veinzerij op.

Vers 13

13. Hij wenkt, terwijl Hij met u spreekt, met zijne ogenheimelijk tot enen derde. Hij spreekt met zijne voeten, geeft er tekenen mede, leert met zijne vingeren, wijst met zijne vingeren op iemand verachtelijk.

Hij schimpt met zijne ogen, dat is hij beangst zijnen naaste door het nijpen, wenken en draaien van zijn gezicht en zijne oogleden. Zijne voeten schijnen te branden, alsof ze op hete as stonden, zo trippelt en trapt hij er mede, om zijne medespotters als het ware een sein er door te geven, en hij scheert met zijne vingeren, hij maakt al vingertogende een beschimpend gebaar. Van hier ons Nederlands, den gek scheren met iemand, of iemand onder het scheen of vilmes hebben en houden.. 14. In zijn hart zijn verkeerdheden, onheil en verderf, hij smeedt te aller tijd kwaad, hij werpt twisten in, 1) hij zaait twist, werpt twistappels in.

1) Hij gelijkt den duivel in boosheid. Hij bedoelt niet zozeer zich te verrijken met door en onrecht, als dat hij zich verheerlijkt in anderen een kwaden trek te spelen. Zijne slimheid is er op uit, om aan velen nadeel te doen, al had hij geen het minste voordeel er van. Kortom, hij is een man, die zich in het kwade verlustigt, en dus een echte zoon van Satan, den Belial van ouds..

Vers 13

13. Hij wenkt, terwijl Hij met u spreekt, met zijne ogenheimelijk tot enen derde. Hij spreekt met zijne voeten, geeft er tekenen mede, leert met zijne vingeren, wijst met zijne vingeren op iemand verachtelijk.

Hij schimpt met zijne ogen, dat is hij beangst zijnen naaste door het nijpen, wenken en draaien van zijn gezicht en zijne oogleden. Zijne voeten schijnen te branden, alsof ze op hete as stonden, zo trippelt en trapt hij er mede, om zijne medespotters als het ware een sein er door te geven, en hij scheert met zijne vingeren, hij maakt al vingertogende een beschimpend gebaar. Van hier ons Nederlands, den gek scheren met iemand, of iemand onder het scheen of vilmes hebben en houden.. 14. In zijn hart zijn verkeerdheden, onheil en verderf, hij smeedt te aller tijd kwaad, hij werpt twisten in, 1) hij zaait twist, werpt twistappels in.

1) Hij gelijkt den duivel in boosheid. Hij bedoelt niet zozeer zich te verrijken met door en onrecht, als dat hij zich verheerlijkt in anderen een kwaden trek te spelen. Zijne slimheid is er op uit, om aan velen nadeel te doen, al had hij geen het minste voordeel er van. Kortom, hij is een man, die zich in het kwade verlustigt, en dus een echte zoon van Satan, den Belial van ouds..

Vers 15

15. Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen meer aan zij; dus zal zijne gemeenschap, die redding belooft, u integendeel verderf aanbrengen.

Vers 15

15. Daarom zal zijn verderf haastelijk komen; hij zal schielijk verbroken worden, dat er geen genezen meer aan zij; dus zal zijne gemeenschap, die redding belooft, u integendeel verderf aanbrengen.

Vers 16

16. Deze zes, die wij in `t volgende nevens elkaar zullen optellen, deze zes gezindheden en handelwijzen van den valsaard haat de HEERE; ja zeven zijn Zijne ziel een gruwel.

De eigenaardigheid der Hebreeën poëzie, van welke ook bij Arabische en Perzische dichters talrijke voorbeelden voorkomen, om bij een getal een tweede en wel het naast volgende te voegen, met het doel van opklimming of tot bijzonderen nadruk, wordt door vele uitleggers uit de wet van het parallelismus verklaard (2 Samuel 1:27 ). "De vorm van het parallelismus kan om de gelijkmatigheid in geen vers achterwege blijven; maar hoe zou men bij een getal ene parallel vinden? Daar het hier niet zo nauwkeurig op een bepaald getal aankwam, zo hielp men zich daardoor, dat men een van de naastbij zijnde getallen, met dat wat men eigenlijk in de gedachte had, parallel zette." Toch schijnt ook het doel, om voor iets bijzonders aandacht te trekken, tot dezen eigenaardigen poëtischen vorm aanleiding gegeven te hebben, hetgeen dan door de bijvoeging van een parallel lid geschiedde, zoals uit Om. 1:3. Sir. 25:9. Job 5:19. Proverbs 30:15,Proverbs 30:18, blijkt..

Vers 16

16. Deze zes, die wij in `t volgende nevens elkaar zullen optellen, deze zes gezindheden en handelwijzen van den valsaard haat de HEERE; ja zeven zijn Zijne ziel een gruwel.

De eigenaardigheid der Hebreeën poëzie, van welke ook bij Arabische en Perzische dichters talrijke voorbeelden voorkomen, om bij een getal een tweede en wel het naast volgende te voegen, met het doel van opklimming of tot bijzonderen nadruk, wordt door vele uitleggers uit de wet van het parallelismus verklaard (2 Samuel 1:27 ). "De vorm van het parallelismus kan om de gelijkmatigheid in geen vers achterwege blijven; maar hoe zou men bij een getal ene parallel vinden? Daar het hier niet zo nauwkeurig op een bepaald getal aankwam, zo hielp men zich daardoor, dat men een van de naastbij zijnde getallen, met dat wat men eigenlijk in de gedachte had, parallel zette." Toch schijnt ook het doel, om voor iets bijzonders aandacht te trekken, tot dezen eigenaardigen poëtischen vorm aanleiding gegeven te hebben, hetgeen dan door de bijvoeging van een parallel lid geschiedde, zoals uit Om. 1:3. Sir. 25:9. Job 5:19. Proverbs 30:15,Proverbs 30:18, blijkt..

Vers 17

17. Hoge ogen 1), ogen, die het geringe voorbijzien en alleen maar op het grote letten (Proverbs 30:13. Psalms 18:28; Psalms 131:1. Job 21:22),ene valse, leugenachtige tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten (Isaiah 59:7. Romans 3:15 Romans 3:15).

1) De deugden samen zijn als n lichaam en de nederigheid is het hoofd er van. Daarom staat als de zonde der zonden de trots van een hoogmoedig hart bovenaan, welke zich in opgetrokken wenkbrauwen uitspreekt..

De hoogmoed of trotsheid is de grondslag en de bron van vele zonden en daarom staat zij het eerst. Onder valse tong heeft men niet den meinedige te verstaan, deze wordt genoemd in Proverbs 6:19, maar alle list en leugen, welke zich in het dagelijks leven openbaart.

Vers 17

17. Hoge ogen 1), ogen, die het geringe voorbijzien en alleen maar op het grote letten (Proverbs 30:13. Psalms 18:28; Psalms 131:1. Job 21:22),ene valse, leugenachtige tong, en handen, die onschuldig bloed vergieten (Isaiah 59:7. Romans 3:15 Romans 3:15).

1) De deugden samen zijn als n lichaam en de nederigheid is het hoofd er van. Daarom staat als de zonde der zonden de trots van een hoogmoedig hart bovenaan, welke zich in opgetrokken wenkbrauwen uitspreekt..

De hoogmoed of trotsheid is de grondslag en de bron van vele zonden en daarom staat zij het eerst. Onder valse tong heeft men niet den meinedige te verstaan, deze wordt genoemd in Proverbs 6:19, maar alle list en leugen, welke zich in het dagelijks leven openbaart.

Vers 18

18. Een hart dat ondeugdzame gedachten smeedt, plannen, die Godonterend en den naaste tot schade zijn; a) voeten, die door ingewortelde gewoonte om te zondigen zich haasten, steeds bereid zijn om tot kwaad te lopen (Proverbs 1:16).

a) Romans 3:15. 1) Het hart staat onder de zeven zonden, die Gode een gruwel zijn, in het midden, omdat het de bron is, waaruit zich het boze naar alle zijden heen uitstort. Dus baat de Heere niet alleen de werkelijke openbaringen der zonde, maar ook de aanslagen der goddelozen, die zij in hun begeerten doen, die zij voor gene zonde houden, terwijl zij dag en nacht er op peinzen, hoe zij hun begeerte zullen volbrengen.

Vers 18

18. Een hart dat ondeugdzame gedachten smeedt, plannen, die Godonterend en den naaste tot schade zijn; a) voeten, die door ingewortelde gewoonte om te zondigen zich haasten, steeds bereid zijn om tot kwaad te lopen (Proverbs 1:16).

a) Romans 3:15. 1) Het hart staat onder de zeven zonden, die Gode een gruwel zijn, in het midden, omdat het de bron is, waaruit zich het boze naar alle zijden heen uitstort. Dus baat de Heere niet alleen de werkelijke openbaringen der zonde, maar ook de aanslagen der goddelozen, die zij in hun begeerten doen, die zij voor gene zonde houden, terwijl zij dag en nacht er op peinzen, hoe zij hun begeerte zullen volbrengen.

Vers 19

19. Een valse getuige, die niet tengevolge van ene ogenblikkelijke verzoeking, maar uit gewoonte en uit boosheid leugens blaast, wiens adem met de leugen verpest is, en eindelijk het toppunt van alle zes genoemde zonden van hoogmoed, de ergste en gevaarlijkste (James 3:14) van deze, die tussen broederen, bloedverwanten of door het geloof verbondenen, krakelen, twisten inwerpt, door welke zonde de mens zich zelven in verbond met den satan stelt.

De God der liefde en vredes haat degenen, die twist en tweedracht zaaien onder broeders en vrienden, en die een vermaak scheppen in verdorvenheid. Hij woont integendeel bij degenen, die eendrachtelijk verkeren met elkaar, en de liefde en eensgezindheid zoeken te behouden door den band des vredes. Zij, die zich door achterklap en valse uitstrooiingen, en leugenvertelsels, en door het verzwaren en vergroten van alles, wat er gezegd wordt of gedaan moest zijn, zowel als door het aankweken van nijd en boze verdenkingen de twistkolen aanblazen, bereiden slechts voor zich zelven een vuur van gelijken aard..

20.

XII. Proverbs 6:20-Proverbs 6:35. In de twaalfde rede begint de leraar der waarheid met ene uitvoerige vermaning, om gehoor te geven aan de van de vaderen overgeleverde wijsheidslessen die even als een licht voor de sluipwegen der gevaarlijkste verzoekingen van de zijde der overspelige vrouw bewaren (Proverbs 6:20-Proverbs 6:24). De verzoekingen en gevaren der onkuisheid zijn groot. Wie zich door de overspelige vrouw laat verleiden zal even zo min de straf ontgaan, als die het vuur aanraakt ongezengd blijft, en als dieven zonder schadevergoeding worden vrijgelaten. Zijne dwaasheid zal door den beledigden echtgenoot op vreselijke wijze gestraft worden (Proverbs 6:25-Proverbs 6:35).

Vers 19

19. Een valse getuige, die niet tengevolge van ene ogenblikkelijke verzoeking, maar uit gewoonte en uit boosheid leugens blaast, wiens adem met de leugen verpest is, en eindelijk het toppunt van alle zes genoemde zonden van hoogmoed, de ergste en gevaarlijkste (James 3:14) van deze, die tussen broederen, bloedverwanten of door het geloof verbondenen, krakelen, twisten inwerpt, door welke zonde de mens zich zelven in verbond met den satan stelt.

De God der liefde en vredes haat degenen, die twist en tweedracht zaaien onder broeders en vrienden, en die een vermaak scheppen in verdorvenheid. Hij woont integendeel bij degenen, die eendrachtelijk verkeren met elkaar, en de liefde en eensgezindheid zoeken te behouden door den band des vredes. Zij, die zich door achterklap en valse uitstrooiingen, en leugenvertelsels, en door het verzwaren en vergroten van alles, wat er gezegd wordt of gedaan moest zijn, zowel als door het aankweken van nijd en boze verdenkingen de twistkolen aanblazen, bereiden slechts voor zich zelven een vuur van gelijken aard..

20.

XII. Proverbs 6:20-Proverbs 6:35. In de twaalfde rede begint de leraar der waarheid met ene uitvoerige vermaning, om gehoor te geven aan de van de vaderen overgeleverde wijsheidslessen die even als een licht voor de sluipwegen der gevaarlijkste verzoekingen van de zijde der overspelige vrouw bewaren (Proverbs 6:20-Proverbs 6:24). De verzoekingen en gevaren der onkuisheid zijn groot. Wie zich door de overspelige vrouw laat verleiden zal even zo min de straf ontgaan, als die het vuur aanraakt ongezengd blijft, en als dieven zonder schadevergoeding worden vrijgelaten. Zijne dwaasheid zal door den beledigden echtgenoot op vreselijke wijze gestraft worden (Proverbs 6:25-Proverbs 6:35).

Vers 20

20. Mijn zoon! a) bewaar met alle trouw en vlijt het gebod uws vaders, dat hij u uit den schat van ervaring en wijsheid van der ouden tijd gegeven heeft en verlaat de wet, de onderwijzing uwer moeder niet, door welke zij in u de zaden van de kennis des Heren heeft gestrooid (Proverbs 5:1,Proverbs 5:2; Proverbs 23:22).

a) Proverbs 1:8.

Het is ene heerlijke en schone roeping der ouders, dat zij de ware kennis van God en de ervaringen van de kinderen Gods in den vroegeren tijd, aan het toekomstig geslacht overleveren, en daardoor het hoogste doel aan den heiligen echt, de voortplanting van de schatten der Goddelijke genade vervullen.. 21. Bind ze steeds aan uw hart, zodat ze geen ogenblik door u worden vergeten, hecht ze aan uwen hals, zodat gij ze niet alleen met het hart gelooft, maar ook met den mond belijdt (Romans 10:9), alsdan zal de verzoeking verre van u blijven (Proverbs 3:3).

Vers 20

20. Mijn zoon! a) bewaar met alle trouw en vlijt het gebod uws vaders, dat hij u uit den schat van ervaring en wijsheid van der ouden tijd gegeven heeft en verlaat de wet, de onderwijzing uwer moeder niet, door welke zij in u de zaden van de kennis des Heren heeft gestrooid (Proverbs 5:1,Proverbs 5:2; Proverbs 23:22).

a) Proverbs 1:8.

Het is ene heerlijke en schone roeping der ouders, dat zij de ware kennis van God en de ervaringen van de kinderen Gods in den vroegeren tijd, aan het toekomstig geslacht overleveren, en daardoor het hoogste doel aan den heiligen echt, de voortplanting van de schatten der Goddelijke genade vervullen.. 21. Bind ze steeds aan uw hart, zodat ze geen ogenblik door u worden vergeten, hecht ze aan uwen hals, zodat gij ze niet alleen met het hart gelooft, maar ook met den mond belijdt (Romans 10:9), alsdan zal de verzoeking verre van u blijven (Proverbs 3:3).

Vers 22

22. Als gij wandelt bij dag, om uwe beroepsbezigheden te gaan vervullen, zal a) dat u geleiden op de wegen Gods, evenals de wolkkolom de kinderen Israël's; als gij neerligt in den slaap zal het over u de wacht houden, als ene wacht des hemels (Psalms 34:8), zodat gij van zondige dromen en schandelijke nachtgezichten rein blijft en altijd tot uwen God waakt; als gij des morgens wakker wordt, zal hetzelve met u spreken, bij het ontwaken zult gij nadenken over de diepte en de lieflijkheid dier waarheid, zij zullen u tot lof en dank aan God opwekken en tot den strijd tegen alle verzoekingen des daags versterken (Deuteronomy 6:7 ).

a) Romans 3:23,Romans 3:24.

Zolang gij leeft en het licht der zon ziet, moge Gods wijsheid u leiden; wanneer de avond nadert en uw laatste uurtje komt, moge zij u voor `s duivels list beschermen; wanneer de Heere u op den eeuwigen morgen uit den slaap des grafs roept, moge zij uw voorspraak en patroon zijn in het gericht van God.

Vers 22

22. Als gij wandelt bij dag, om uwe beroepsbezigheden te gaan vervullen, zal a) dat u geleiden op de wegen Gods, evenals de wolkkolom de kinderen Israël's; als gij neerligt in den slaap zal het over u de wacht houden, als ene wacht des hemels (Psalms 34:8), zodat gij van zondige dromen en schandelijke nachtgezichten rein blijft en altijd tot uwen God waakt; als gij des morgens wakker wordt, zal hetzelve met u spreken, bij het ontwaken zult gij nadenken over de diepte en de lieflijkheid dier waarheid, zij zullen u tot lof en dank aan God opwekken en tot den strijd tegen alle verzoekingen des daags versterken (Deuteronomy 6:7 ).

a) Romans 3:23,Romans 3:24.

Zolang gij leeft en het licht der zon ziet, moge Gods wijsheid u leiden; wanneer de avond nadert en uw laatste uurtje komt, moge zij u voor `s duivels list beschermen; wanneer de Heere u op den eeuwigen morgen uit den slaap des grafs roept, moge zij uw voorspraak en patroon zijn in het gericht van God.

Vers 23

23. Zij kunnen u leiding en bescherming geven, want het gebodmet de daarin liggende hemelse wijsheid is ene lamp, die op den duisteren weg der onwetendheid en den dwaalweg der zonde, de rechte baan aan geloof en van heilig leven aanwijst (Psalms 119:105. 2 Peter 1:19), en de wet, waarin zich Gods heilige wil openbaart, is een licht, dat de duisternis van de goddeloosheid openbaar maakt, bestraft en verdrijft (Psalms 19:9), en de bestraffingen der tucht, de terechtwijzingen, waardoor wij tot de wijsheid moeten worden teruggetrokken en verbeterd, zijn de weg des levens, dringen ons naar het ware leven, dat uit God is, naar de godzaligheid, welke de belofte des levens heeft, te grijpen (1 Timothy 4:8);

Vers 23

23. Zij kunnen u leiding en bescherming geven, want het gebodmet de daarin liggende hemelse wijsheid is ene lamp, die op den duisteren weg der onwetendheid en den dwaalweg der zonde, de rechte baan aan geloof en van heilig leven aanwijst (Psalms 119:105. 2 Peter 1:19), en de wet, waarin zich Gods heilige wil openbaart, is een licht, dat de duisternis van de goddeloosheid openbaar maakt, bestraft en verdrijft (Psalms 19:9), en de bestraffingen der tucht, de terechtwijzingen, waardoor wij tot de wijsheid moeten worden teruggetrokken en verbeterd, zijn de weg des levens, dringen ons naar het ware leven, dat uit God is, naar de godzaligheid, welke de belofte des levens heeft, te grijpen (1 Timothy 4:8);

Vers 24

24. Om u te bewaren voor allerlei goddeloosheid, en in `t bijzonder voor `t geen het gevaarlijkste is voor de jeugd, voor de kwade, boelerende vrouw, voor het gevlei a) der vreemde tong, dat u door liefkozingen tot overspel wil verleiden.

a) Proverbs 2:16; Proverbs 5:3; Proverbs 7:15.

Vers 24

24. Om u te bewaren voor allerlei goddeloosheid, en in `t bijzonder voor `t geen het gevaarlijkste is voor de jeugd, voor de kwade, boelerende vrouw, voor het gevlei a) der vreemde tong, dat u door liefkozingen tot overspel wil verleiden.

a) Proverbs 2:16; Proverbs 5:3; Proverbs 7:15.

Vers 25

25. Begeer hare schoonheid niet in uw hart, onderdruk de eerste, de geringste opwelling van welgevallen en van begeerte, die het verblindend schijnsel van bekoorlijkheid en liefde opwekt (Matthew 5:28; Matthew 6:22. Job 31:1), en laat ze u niet vangen met hare schone, lange, wenkende en smachtende oogleden, die zij als een net uitwerpt tot verleiding van eenvoudige harten.

Vers 25

25. Begeer hare schoonheid niet in uw hart, onderdruk de eerste, de geringste opwelling van welgevallen en van begeerte, die het verblindend schijnsel van bekoorlijkheid en liefde opwekt (Matthew 5:28; Matthew 6:22. Job 31:1), en laat ze u niet vangen met hare schone, lange, wenkende en smachtende oogleden, die zij als een net uitwerpt tot verleiding van eenvoudige harten.

Vers 26

26. Want door ene vrouw, die ene hoer is, komt men tot een stuk broods 1), tot den bedelstaf; de aan haar te betalen gelden en de in het verkeer met haar aangelegde drinkgelagen, richten het vermogen ten gronde, en daarom is zij reeds-afgezien van de zonde harer gemeenschap-ene bron van onmetelijk ongeluk; en eens mans huisvrouw, met welke men zich in ongeoorloofde wellust inlaat, jaagt de kostelijke ziel, 1) zij veroorzaakt een vroegtijdigen dood door ontzenuwing van het lichaam, door schandelijke ziekte en door de wraak van den bedrogen echtgenoot; ten laatste heeft zij den eeuwigen dood ten gevolge (Proverbs 5:9).

1) Het woord in den grondtekst duidt aan, een klein rond brood, en de uitdrukking heeft de kracht van te komen tot volslagen armoede.

2) Wie zich met ene hoer afgeeft, heeft geen ander ongeluk meer nodig. Wie den enen voet heeft in het bordeel, heeft den anderen in het ziekenhuis.

Vers 26

26. Want door ene vrouw, die ene hoer is, komt men tot een stuk broods 1), tot den bedelstaf; de aan haar te betalen gelden en de in het verkeer met haar aangelegde drinkgelagen, richten het vermogen ten gronde, en daarom is zij reeds-afgezien van de zonde harer gemeenschap-ene bron van onmetelijk ongeluk; en eens mans huisvrouw, met welke men zich in ongeoorloofde wellust inlaat, jaagt de kostelijke ziel, 1) zij veroorzaakt een vroegtijdigen dood door ontzenuwing van het lichaam, door schandelijke ziekte en door de wraak van den bedrogen echtgenoot; ten laatste heeft zij den eeuwigen dood ten gevolge (Proverbs 5:9).

1) Het woord in den grondtekst duidt aan, een klein rond brood, en de uitdrukking heeft de kracht van te komen tot volslagen armoede.

2) Wie zich met ene hoer afgeeft, heeft geen ander ongeluk meer nodig. Wie den enen voet heeft in het bordeel, heeft den anderen in het ziekenhuis.

Vers 27

27. Deze straf is evenzeer aan den echtbreuk verbonden als aan het vuur de kracht om te branden. Zal iemand vuur in zijnen boezem nemen, dat zijne klederen niet verbrand worden?

Vers 27

27. Deze straf is evenzeer aan den echtbreuk verbonden als aan het vuur de kracht om te branden. Zal iemand vuur in zijnen boezem nemen, dat zijne klederen niet verbrand worden?

Vers 28

28. Zal iemand op kolen gaan, dat zijne voeten niet bernen, schroeien (1 Corinthians 6:18. Job 31:12)?

Het onreine liefdesvuur in het hart steekt den gehelen wandel aan, en de wegen der zonde zijn een gloeiende bodem voor den voet, die de gevoeligste smarten veroorzaken. Ook in de Griekse oudheid vinden wij deze gedachte, die in het aan HERCULES door zijne vrouw gegeven hemd (dat bij zijne ontrouw zijn vlees verbrandde) zijne zinnebeeldige uitdrukking heeft gevonden..

Vers 28

28. Zal iemand op kolen gaan, dat zijne voeten niet bernen, schroeien (1 Corinthians 6:18. Job 31:12)?

Het onreine liefdesvuur in het hart steekt den gehelen wandel aan, en de wegen der zonde zijn een gloeiende bodem voor den voet, die de gevoeligste smarten veroorzaken. Ook in de Griekse oudheid vinden wij deze gedachte, die in het aan HERCULES door zijne vrouw gegeven hemd (dat bij zijne ontrouw zijn vlees verbrandde) zijne zinnebeeldige uitdrukking heeft gevonden..

Vers 29

29. Alzo gaat het hem, die tot zijne naasten huisvrouw ingaat, die den echt breekt; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden, en al is het, dat hij van de wereld en van de Overheid zijne straf niet ontvangt, zo zal hij toch aan het oordeel Gods niet ontkomen. (Hebrews 13:4).

Vers 29

29. Alzo gaat het hem, die tot zijne naasten huisvrouw ingaat, die den echt breekt; al wie haar aanroert, zal niet onschuldig gehouden worden, en al is het, dat hij van de wereld en van de Overheid zijne straf niet ontvangt, zo zal hij toch aan het oordeel Gods niet ontkomen. (Hebrews 13:4).

Vers 30

30. Men doet, om de zware zonde en de zekere straf van den echtbreker nog door een ander voorbeeld aan te wijzen, enen dief gene verachting aan; zijne zonde is niet zo zwaar als die van den echtbreker; op hem rust niet zulk ene openbare schande, voornamelijk niet als hij steelt om zijne ziel te vullen, om bij het leven behouden te worden, dewijl hij honger heeft, en in deze allerdringendste behoefte nog enige verontschuldiging voor zijne zonde heeft.

Vers 30

30. Men doet, om de zware zonde en de zekere straf van den echtbreker nog door een ander voorbeeld aan te wijzen, enen dief gene verachting aan; zijne zonde is niet zo zwaar als die van den echtbreker; op hem rust niet zulk ene openbare schande, voornamelijk niet als hij steelt om zijne ziel te vullen, om bij het leven behouden te worden, dewijl hij honger heeft, en in deze allerdringendste behoefte nog enige verontschuldiging voor zijne zonde heeft.

Vers 31

31. Voor hem is er nog herstel mogelijk door ene bijzondere overeenkomst tussen hem en den bestolene, gevonden zijnde vergeldt hij het op het hoogst zevenvoudig (Exodus 22:1-Exodus 22:4 Luke 19:8), hij geeft, laat het zelfs zijn al het goed van zijn huis.

In Proverbs 6:30, Proverbs 6:31 wordt de dief tegenover den overspeler geplaatst. Een dief, die van wege den honger steelt, veracht men niet, dewijl hij het uit nood deed, en hij kan het meer dan overvloedig teruggeven, (want dit ligt in het zevenvoudige, dewijl de Israëlitische wetgeving slechts hoogstens een vijfvoudige vergoeding kende) zodat de bestolene er geen schade van heeft, maar de zonde van overspel is onherstelbaar, in den zin, zoals in de volgende verzen wordt aangegeven.

Vers 31

31. Voor hem is er nog herstel mogelijk door ene bijzondere overeenkomst tussen hem en den bestolene, gevonden zijnde vergeldt hij het op het hoogst zevenvoudig (Exodus 22:1-Exodus 22:4 Luke 19:8), hij geeft, laat het zelfs zijn al het goed van zijn huis.

In Proverbs 6:30, Proverbs 6:31 wordt de dief tegenover den overspeler geplaatst. Een dief, die van wege den honger steelt, veracht men niet, dewijl hij het uit nood deed, en hij kan het meer dan overvloedig teruggeven, (want dit ligt in het zevenvoudige, dewijl de Israëlitische wetgeving slechts hoogstens een vijfvoudige vergoeding kende) zodat de bestolene er geen schade van heeft, maar de zonde van overspel is onherstelbaar, in den zin, zoals in de volgende verzen wordt aangegeven.

Vers 32

32. Maar die met ene vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijne ziel, die dat doet. (Ecclesiastes 10:3). Verstandeloos worden zij genoemd, die het kwade boven het goede kiezen, zich niet voor smaad en schande wachten, ook niet willen weten, wat hun goed en tot voordeel is, die aan hun lusten gehoorzamen, den Geest tegenstreven, de lusten van hun vlees volgen en aan hun zielen schade berokkenen; die in het tijdelijke hun afgod vinden en het eeuwige verliezen, zich den Satan tot vriend en God tot vijand maken, die weten, dat de zonde aan het adderen vergif gelijk is en zich er toch niet voor wachten, dat zij gelijk is aan den kanker en haar toch altijd meer en meer laten voortvreten; die menen, God ziet het niet en let er niet op, hoe zij handelen, hoewel Hij ogen heeft, die helderder zijn dan de zon, en een wreker over alle goddeloosheid is,.

Vers 32

32. Maar die met ene vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijne ziel, die dat doet. (Ecclesiastes 10:3). Verstandeloos worden zij genoemd, die het kwade boven het goede kiezen, zich niet voor smaad en schande wachten, ook niet willen weten, wat hun goed en tot voordeel is, die aan hun lusten gehoorzamen, den Geest tegenstreven, de lusten van hun vlees volgen en aan hun zielen schade berokkenen; die in het tijdelijke hun afgod vinden en het eeuwige verliezen, zich den Satan tot vriend en God tot vijand maken, die weten, dat de zonde aan het adderen vergif gelijk is en zich er toch niet voor wachten, dat zij gelijk is aan den kanker en haar toch altijd meer en meer laten voortvreten; die menen, God ziet het niet en let er niet op, hoe zij handelen, hoewel Hij ogen heeft, die helderder zijn dan de zon, en een wreker over alle goddeloosheid is,.

Vers 33

33. Plagen, namelijk slagen en wonden, wanneer hij door den echtgenoot der vrouw wordt ontdekt, en schande bij iedereen zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.

Vers 33

33. Plagen, namelijk slagen en wonden, wanneer hij door den echtgenoot der vrouw wordt ontdekt, en schande bij iedereen zal hij vinden, en zijn smaad zal niet uitgewist worden.

Vers 34

34. Want jaloersheid is ene grimmigheid des mans, een geweldig woedend vuur; en in den dag der wraak, zal hij niet verschonen, wanneer hij gelegenheid tot straffen heeft, gelijk misschien de vrouw zou doen.

Vers 34

34. Want jaloersheid is ene grimmigheid des mans, een geweldig woedend vuur; en in den dag der wraak, zal hij niet verschonen, wanneer hij gelegenheid tot straffen heeft, gelijk misschien de vrouw zou doen.

Vers 35

35. Hij zal gene verzoening aannemen, zich niet door wat geld laten tevreden stellen, gelijk dat bij een diefstal mogelijk is (Proverbs 6:31), en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot, om hem van de bestraffing af te houden.

Zo min de echtbreker, op de daad betrapt, ongestraft wordt gelaten, zo min en nog veel minder zal een echtbreker in het geestelijke (die Gods verbond verlaat en de goden dezer wereld nahoereert) van den Heere ongestraft blijven (1 Corinthians 3:17).

Vers 35

35. Hij zal gene verzoening aannemen, zich niet door wat geld laten tevreden stellen, gelijk dat bij een diefstal mogelijk is (Proverbs 6:31), en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot, om hem van de bestraffing af te houden.

Zo min de echtbreker, op de daad betrapt, ongestraft wordt gelaten, zo min en nog veel minder zal een echtbreker in het geestelijke (die Gods verbond verlaat en de goden dezer wereld nahoereert) van den Heere ongestraft blijven (1 Corinthians 3:17).

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 6". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-6.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile