Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Spreuken 7

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 7

Proverbs 7:1.

BESCHRIJVING VAN DE VERLEIDING DER ECHTBREEKSTER EN WAARSCHUWING TEGEN HAAR.

XIII. Proverbs 7:1-Proverbs 7:27. Nogmaals begint de Schrijver zijne waarschuwing tegen den echtbreuk. Hij beveelt de heilige wijsheid aan, opdat men zich door ene vertrouwelijke gemeenschap met haar tegen die zonde wapene (Proverbs 7:1-Proverbs 7:5). In zijne vorige waarschuwingen (Proverbs 5:1) plaatste hij tegenover dien ongebonden geslachtslust den zegen van echtelijke trouw en kuise huwelijk liefde. In Proverbs 6:1 maande hij vooral aan, om de inwendige wortelen en beginselen van de zonde der onkuisheid te bestrijden. In onze afdeling staat hij met bijzondere uitvoerigheid stil bij de verleidingen, die van buiten af komen, tot overtreding van het zevende gebod. Hij schildert de verleidende kunsten van ene boeleerster, die enen dwazen jongeling met hare vleiende woorden gelokt en tot echtbreuk verleid heeft (Proverbs 7:6-Proverbs 7:23). Hoe aanschouwelijk en levendig het verhaal ook is, zo is er toch geen genoegzame grond aanwezig, om het als ene werkelijke ondervinding van den schrijver te beschouwen; integendeel is zij, even als de verhalen van den Heere Christus van den barmhartigen Samaritaan en andere, een verdicht verhaal tot onderwijzing. Ten slotte vermaant hij nogmaals ernstig, den weg der wellust te mijden, als den weg van den eeuwigen dood voor alle verleiden. (Proverbs 7:24-Proverbs 7:27).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, SPREUKEN 7

Proverbs 7:1.

BESCHRIJVING VAN DE VERLEIDING DER ECHTBREEKSTER EN WAARSCHUWING TEGEN HAAR.

XIII. Proverbs 7:1-Proverbs 7:27. Nogmaals begint de Schrijver zijne waarschuwing tegen den echtbreuk. Hij beveelt de heilige wijsheid aan, opdat men zich door ene vertrouwelijke gemeenschap met haar tegen die zonde wapene (Proverbs 7:1-Proverbs 7:5). In zijne vorige waarschuwingen (Proverbs 5:1) plaatste hij tegenover dien ongebonden geslachtslust den zegen van echtelijke trouw en kuise huwelijk liefde. In Proverbs 6:1 maande hij vooral aan, om de inwendige wortelen en beginselen van de zonde der onkuisheid te bestrijden. In onze afdeling staat hij met bijzondere uitvoerigheid stil bij de verleidingen, die van buiten af komen, tot overtreding van het zevende gebod. Hij schildert de verleidende kunsten van ene boeleerster, die enen dwazen jongeling met hare vleiende woorden gelokt en tot echtbreuk verleid heeft (Proverbs 7:6-Proverbs 7:23). Hoe aanschouwelijk en levendig het verhaal ook is, zo is er toch geen genoegzame grond aanwezig, om het als ene werkelijke ondervinding van den schrijver te beschouwen; integendeel is zij, even als de verhalen van den Heere Christus van den barmhartigen Samaritaan en andere, een verdicht verhaal tot onderwijzing. Ten slotte vermaant hij nogmaals ernstig, den weg der wellust te mijden, als den weg van den eeuwigen dood voor alle verleiden. (Proverbs 7:24-Proverbs 7:27).

Vers 1

1. Mijn zoon! bij de gevaarlijkheid en aantrekkelijkheid der verzoekingen, die u wachten, roep ik u toe: bewaar mijne redenen als een groten schat, en leg mijne geboden bij u weg in het binnenste van uw hart, zodat niemand ze u kan ontroven.

Vers 1

1. Mijn zoon! bij de gevaarlijkheid en aantrekkelijkheid der verzoekingen, die u wachten, roep ik u toe: bewaar mijne redenen als een groten schat, en leg mijne geboden bij u weg in het binnenste van uw hart, zodat niemand ze u kan ontroven.

Vers 2

2. a) Bewaar mijne geboden, in welke ik u den weg der wijsheid aantoon, en leef, zo zult gij hier op aarde gelukkig en hierna eeuwig zalig leven, en bewaar mijne wet zo zorgvuldig als den appel uwer ogen 1), dat door ieder stofje tot tranen wordt gebracht, en dat daarom de Schepper met zoveel zorg heeft beschermd.

a) Leviticus 18:5. Proverbs 4:4.

1) Een geringe zaak kan het oog beledigen of smarte aandoen, hetwelk hierom door den Schepper der natuur, zo goed tegen alle ongemakken verzorgd en gewapend is. Zij, die een stipten en omzichtigen levenswandel, als ene nodeloze kiesheid berispen, bedenke niet dat de wet moet gehouden worden, in gelijke waarde, als onze oogappel, daar ze toch zodanig is, dewijl ze niet alleen een licht is voor ons pad, maar ook de duistere, trage en zwakke zielen, van binnen verlicht en vertroost en die het oog der ziele mag heten..

Vers 2

2. a) Bewaar mijne geboden, in welke ik u den weg der wijsheid aantoon, en leef, zo zult gij hier op aarde gelukkig en hierna eeuwig zalig leven, en bewaar mijne wet zo zorgvuldig als den appel uwer ogen 1), dat door ieder stofje tot tranen wordt gebracht, en dat daarom de Schepper met zoveel zorg heeft beschermd.

a) Leviticus 18:5. Proverbs 4:4.

1) Een geringe zaak kan het oog beledigen of smarte aandoen, hetwelk hierom door den Schepper der natuur, zo goed tegen alle ongemakken verzorgd en gewapend is. Zij, die een stipten en omzichtigen levenswandel, als ene nodeloze kiesheid berispen, bedenke niet dat de wet moet gehouden worden, in gelijke waarde, als onze oogappel, daar ze toch zodanig is, dewijl ze niet alleen een licht is voor ons pad, maar ook de duistere, trage en zwakke zielen, van binnen verlicht en vertroost en die het oog der ziele mag heten..

Vers 3

3. a) Bind ze, als een kostbaren ring tot uw hoogste sieraad aan uwe vingeren, opdat zij u steeds voor ogen staan (Deuteronomy 6:8 ). schrijf ze op de tafel uws harten, opdat, zo dikwijls gij uw hart om raad vraagt, zij u raad en aanwijzing geven, welken weg gij moet gaan (Proverbs 6:21).

a) Deuteronomy 6:8; Deuteronomy 11:18. 4. Zeg met innige liefde tot de wijsheid: Gij zijt mijne zuster, en heet het verstand, dat uit de hemelse wijsheid voortkomt, uwen bloedvriend, leef steeds met haar in innigen, vertrouwelijken omgang.

Vers 3

3. a) Bind ze, als een kostbaren ring tot uw hoogste sieraad aan uwe vingeren, opdat zij u steeds voor ogen staan (Deuteronomy 6:8 ). schrijf ze op de tafel uws harten, opdat, zo dikwijls gij uw hart om raad vraagt, zij u raad en aanwijzing geven, welken weg gij moet gaan (Proverbs 6:21).

a) Deuteronomy 6:8; Deuteronomy 11:18. 4. Zeg met innige liefde tot de wijsheid: Gij zijt mijne zuster, en heet het verstand, dat uit de hemelse wijsheid voortkomt, uwen bloedvriend, leef steeds met haar in innigen, vertrouwelijken omgang.

Vers 5

5. a) Opdat zij, daar gij in het voortdurend genot van hare lieflijkheid en in het vertrouwelijk aanschouwen van hare alles overtreffende schoonheid leeft, u bewaren voor elke afwijking van den Heere, in `t bijzonder voor de verleiding van de vreemde, de overspelige vrouw, voor de onbekende, de uitlandsen die niet tot Gods volk behoort, en niets wil weten van den levenden God en Zijn woord (Proverbs 6:24). Wacht u voor haar, die met hare verleidende redenen vleit, maar inwendig van alles beroofd is, wat een hart waarlijk gelukkig maakt.

a) Proverbs 5:3.

Vers 5

5. a) Opdat zij, daar gij in het voortdurend genot van hare lieflijkheid en in het vertrouwelijk aanschouwen van hare alles overtreffende schoonheid leeft, u bewaren voor elke afwijking van den Heere, in `t bijzonder voor de verleiding van de vreemde, de overspelige vrouw, voor de onbekende, de uitlandsen die niet tot Gods volk behoort, en niets wil weten van den levenden God en Zijn woord (Proverbs 6:24). Wacht u voor haar, die met hare verleidende redenen vleit, maar inwendig van alles beroofd is, wat een hart waarlijk gelukkig maakt.

a) Proverbs 5:3.

Vers 6

6. Want anders mocht het u gaan als dien nog ongehuwden, zorgelozen jongeling, wiens droevige geschiedenis ik u nu zal verhalen: door het venster van mijn huis, door mijne tralie, het traliewerk, waarmee mijn venster gesloten was (Judges 5:28 ), keek ik uit:

Vers 6

6. Want anders mocht het u gaan als dien nog ongehuwden, zorgelozen jongeling, wiens droevige geschiedenis ik u nu zal verhalen: door het venster van mijn huis, door mijne tralie, het traliewerk, waarmee mijn venster gesloten was (Judges 5:28 ), keek ik uit:

Vers 7

7. En ik zag onder de slechten, de zielen, die zowel onervaren zijn in de verzoekingen tot zonde, als in de goddelijke wijsheid (Proverbs 1:4,Proverbs 1:22 ), ik merkte onder de jonge gezellen, die ledig op de straten rondgingen, enen verstandelozen jongeling.

Vers 7

7. En ik zag onder de slechten, de zielen, die zowel onervaren zijn in de verzoekingen tot zonde, als in de goddelijke wijsheid (Proverbs 1:4,Proverbs 1:22 ), ik merkte onder de jonge gezellen, die ledig op de straten rondgingen, enen verstandelozen jongeling.

Vers 8

8. Onnadenkend voorbijgaande op de straat, nevens haren hoek, ene plaats waar de bozen zich gaarne ophouden, en hij trad op den weg van haar huis, van het huis van ene bekende boeleerster.

Vers 8

8. Onnadenkend voorbijgaande op de straat, nevens haren hoek, ene plaats waar de bozen zich gaarne ophouden, en hij trad op den weg van haar huis, van het huis van ene bekende boeleerster.

Vers 9

9. In de schemering, tussen 9, 12 uur, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid.

Lediggang is het begin aan alle zonde. Luiheid is des duivels oorkussen. Luiheid is het graf der deugd. Ledigheid heeft kwade gevolgen. (Spreukenekwoorden). Ledigheid verteert het lichaam als roest het ijzer (Lijfspreuk aan keizer Maximiliaan I). Een ledig brein is het kraambed aan den duivel.

De schrijver hoopt de uitdrukkingen opeen, om de handelwijze van den jongeling voor te stellen als behorende tot de werken der duisternis. (Luke 22:53. Romans 13:12. 1 Thessalonicenzen. 5:4-7).

Terwijl er ene opklimming is in de woorden, die de duisternis beschrijven, zo dient dit wel om aan te duiden, dat hij lang ronddwaalde en wel met voordacht om de misdaad te begaan; maar vermits later nog overreding nodig is, zo heeft men nog aan een wankelen te denken, waarin hij door begeerlijkheid geprikkeld wordt en het daarop wil laten aankomen of de gelegenheid zich zal opdoen. V r vele zondige daden bevindt de mens zich in zodanige toestand, waarin hij in hoge mate tot zonde is aangezet, maar nog niet vaststaat in het besluit, ja in zekeren zin nog strijdt, waarin hij gelegenheid zoekt en om te kiezen slechts ene aanleidende oorzaak wacht, die hem voor zich zelven verontschuldigt. Zo gaat hij in de nabijheid van de hoeken der straten, waar het eerst zulke samenkomsten plaats hebben; hij kent haar huis reeds, en gaat met langzame schreden voorbij..

Vers 9

9. In de schemering, tussen 9, 12 uur, in den avond des daags, in den zwarten nacht en de donkerheid.

Lediggang is het begin aan alle zonde. Luiheid is des duivels oorkussen. Luiheid is het graf der deugd. Ledigheid heeft kwade gevolgen. (Spreukenekwoorden). Ledigheid verteert het lichaam als roest het ijzer (Lijfspreuk aan keizer Maximiliaan I). Een ledig brein is het kraambed aan den duivel.

De schrijver hoopt de uitdrukkingen opeen, om de handelwijze van den jongeling voor te stellen als behorende tot de werken der duisternis. (Luke 22:53. Romans 13:12. 1 Thessalonicenzen. 5:4-7).

Terwijl er ene opklimming is in de woorden, die de duisternis beschrijven, zo dient dit wel om aan te duiden, dat hij lang ronddwaalde en wel met voordacht om de misdaad te begaan; maar vermits later nog overreding nodig is, zo heeft men nog aan een wankelen te denken, waarin hij door begeerlijkheid geprikkeld wordt en het daarop wil laten aankomen of de gelegenheid zich zal opdoen. V r vele zondige daden bevindt de mens zich in zodanige toestand, waarin hij in hoge mate tot zonde is aangezet, maar nog niet vaststaat in het besluit, ja in zekeren zin nog strijdt, waarin hij gelegenheid zoekt en om te kiezen slechts ene aanleidende oorzaak wacht, die hem voor zich zelven verontschuldigt. Zo gaat hij in de nabijheid van de hoeken der straten, waar het eerst zulke samenkomsten plaats hebben; hij kent haar huis reeds, en gaat met langzame schreden voorbij..

Vers 10

10. En ziet, ene vrouw ontmoette hem, als toevallig, maar toch door beide wel berekend, in hoerenversiersel, reeds uitwendig kenbaar door hare opzichtelijke, de zinnen bekorende kleding, en met het hart op hare hoede, geslepen en afgericht op alles, en nu listig overdenkende, hoe zij dezen jongeling in hare netten verstrikken zou.

Vers 10

10. En ziet, ene vrouw ontmoette hem, als toevallig, maar toch door beide wel berekend, in hoerenversiersel, reeds uitwendig kenbaar door hare opzichtelijke, de zinnen bekorende kleding, en met het hart op hare hoede, geslepen en afgericht op alles, en nu listig overdenkende, hoe zij dezen jongeling in hare netten verstrikken zou.

Vers 11

11. a) Deze vrouw was woelachtig, vol onrustige, lichtzinnige gebaren, stormachtig door den hartstocht der wellust geslingerd, en wederstrevig, als ene dolle koe, die haren nek niet onder het juk wil buigen; hare voeten bleven in haar huis niet, in voortdurende onvast trachtte zij steeds naar nieuwe gelegenheid, om hare ontuchtige begeerten te bevredigen.

a) Proverbs 9:13.

Vers 11

11. a) Deze vrouw was woelachtig, vol onrustige, lichtzinnige gebaren, stormachtig door den hartstocht der wellust geslingerd, en wederstrevig, als ene dolle koe, die haren nek niet onder het juk wil buigen; hare voeten bleven in haar huis niet, in voortdurende onvast trachtte zij steeds naar nieuwe gelegenheid, om hare ontuchtige begeerten te bevredigen.

a) Proverbs 9:13.

Vers 12

12. Nu buiten voor de deur, dan midden op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende, waar meerdere straten samenlopen, alzo te eerder mannen te vinden zijn en men gemakkelijk den ongewensten getuige kan ontwijken;

Vers 12

12. Nu buiten voor de deur, dan midden op de straten zijnde, en bij alle hoeken loerende, waar meerdere straten samenlopen, alzo te eerder mannen te vinden zijn en men gemakkelijk den ongewensten getuige kan ontwijken;

Vers 13

13. En zij greep hem, den onervaren jongeling aan, en kuste hem op de open straat; zij sterkte haar aangezicht, en zei tot hem, zij sprak tot hem met onbeschaamde kaken:

Hier wordt een jong mens beschreven, die nog niet het bepaalde besluit tot de onreine daad in het hart heeft, maar alleen de vleiende vrouw en hare handelwijze wilde zien. Hoe gelijk aan dit beeld zijn vele onzer jongelingen, die zonder waarachtigen haat tegen alle ontucht en onreinheid en zonder de bescherming der godsvrucht, ook eens bekend willen worden met de bordelen en alsdan gevangen worden; hoe duidelijk gelijken op hem onze jonge filosofen, die goddeloze boeken alleen wensen te lezen, om ze te kunnen wederleggen, en daarbij geloof en deugd verliezen? Wie zonder bepaalde roeping zich met goddeloosheden inlaat, is reeds half verloren. De slang loert altijd op den boon der kennis (2 Corinthians 11:3)..

Vers 13

13. En zij greep hem, den onervaren jongeling aan, en kuste hem op de open straat; zij sterkte haar aangezicht, en zei tot hem, zij sprak tot hem met onbeschaamde kaken:

Hier wordt een jong mens beschreven, die nog niet het bepaalde besluit tot de onreine daad in het hart heeft, maar alleen de vleiende vrouw en hare handelwijze wilde zien. Hoe gelijk aan dit beeld zijn vele onzer jongelingen, die zonder waarachtigen haat tegen alle ontucht en onreinheid en zonder de bescherming der godsvrucht, ook eens bekend willen worden met de bordelen en alsdan gevangen worden; hoe duidelijk gelijken op hem onze jonge filosofen, die goddeloze boeken alleen wensen te lezen, om ze te kunnen wederleggen, en daarbij geloof en deugd verliezen? Wie zonder bepaalde roeping zich met goddeloosheden inlaat, is reeds half verloren. De slang loert altijd op den boon der kennis (2 Corinthians 11:3)..

Vers 14

14. Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijne geloften betaald, die offers gebracht, en nu wens ik het overige vlees en een vrolijken maaltijd te genieten (Leviticus 7:16).

Ook de meest goddeloze mens wil nog altijd wat vroomheid, deels om de stem aan zijn eigen geweten, deels om de bedenkingen der door hem verleiden te niet te doen. Zo zoekt ook deze overspelige vrouw de bedenkingen van den dwazen jongeling aanstonds daardoor krachteloos te maken, dat zij hem voorspiegelt, hoe ook hij zeer gesteld is op goede zeden en op godsdienst, en gene gewone boeleerster is. Nog pas heeft zij zich met God verzoend en Hem hare geloften van dank betaald. Een offermaaltijd na het volbrachte offer te houden, veroorloven wet en goede zeden (ook de hoer meent nog hare eer te hebben). Een weinig uitspatting en vrolijkheid zal op zulk een dag zo zeer gene schade doen, want de verworvene genade Gods zal het wel weer bedekken. Zulke gedachten, die aan de rede der vrouw ten grondslag liggen, worden door de ervaring bevestigd. Nooit zijn de verzoekingen zwaarder en gevaarlijker, dan na het ontvangen van de genade Gods, en wanneer de duivel zich vroom houdt, is hij het meest te vrezen. Op den kerkweg en op de grote feestdagen is de duivel het ijverigst en vangt hij meer zielen dan de Heilige Geest (Isaiah 1:12)..

1) Deze woorden geven een juisten blik in de verwereldlijking van die dagen, dewijl deze vrouw er op wijzen durfde, dat zij dien dag nog in den Tempel was geweest en de offeranden den Heere had gebracht, en nu een gedeelte er van mee naar huis had genomen, om ze vrolijk te genieten.

Vers 14

14. Dankoffers zijn bij mij, ik heb heden mijne geloften betaald, die offers gebracht, en nu wens ik het overige vlees en een vrolijken maaltijd te genieten (Leviticus 7:16).

Ook de meest goddeloze mens wil nog altijd wat vroomheid, deels om de stem aan zijn eigen geweten, deels om de bedenkingen der door hem verleiden te niet te doen. Zo zoekt ook deze overspelige vrouw de bedenkingen van den dwazen jongeling aanstonds daardoor krachteloos te maken, dat zij hem voorspiegelt, hoe ook hij zeer gesteld is op goede zeden en op godsdienst, en gene gewone boeleerster is. Nog pas heeft zij zich met God verzoend en Hem hare geloften van dank betaald. Een offermaaltijd na het volbrachte offer te houden, veroorloven wet en goede zeden (ook de hoer meent nog hare eer te hebben). Een weinig uitspatting en vrolijkheid zal op zulk een dag zo zeer gene schade doen, want de verworvene genade Gods zal het wel weer bedekken. Zulke gedachten, die aan de rede der vrouw ten grondslag liggen, worden door de ervaring bevestigd. Nooit zijn de verzoekingen zwaarder en gevaarlijker, dan na het ontvangen van de genade Gods, en wanneer de duivel zich vroom houdt, is hij het meest te vrezen. Op den kerkweg en op de grote feestdagen is de duivel het ijverigst en vangt hij meer zielen dan de Heilige Geest (Isaiah 1:12)..

1) Deze woorden geven een juisten blik in de verwereldlijking van die dagen, dewijl deze vrouw er op wijzen durfde, dat zij dien dag nog in den Tempel was geweest en de offeranden den Heere had gebracht, en nu een gedeelte er van mee naar huis had genomen, om ze vrolijk te genieten.

Vers 15

15. Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om enen gast tot mijnen maaltijd te nodigen, en in `t bijzonder om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, daar ik u reeds lang in `t verborgen bemin, en, o hoe gelukkig ben ik, ik heb u gevonden.

Door vleierijen vangt de duivel kinderen der wereld en kinderen Gods; met vrome spreekwijzen slechts de laatsten. Voor ieder legt hij de hem bekoorlijke lokspijzen weg..

Behalve de omstandigheid, dat het `t nachtelijk ronddwalen is, dat den lichtzinnigen, zorgelozen en lediglopenden jongeling der verleiding in handen levert (Proverbs 7:9), behalve den anderen betekenisvollen trek, dat hij na eerst kort en zwak tegenstand te hebben geboden, zich plotseling en met de volle kracht der hartstocht in het door hem zelven begeerde verderf stort (Proverbs 7:22 vgl. James 1:15), moeten wij vooral opmerken de gewichtige rol, die de heerlijke maaltijd als medewerkende factor tot verleiding van den naar genot zoekenden jongeling speelt (Proverbs 7:14). De vermelding aan den maaltijd is zeker niet iets toevalligs zonder diepere betekenis en doel, want het kittelen van het gehemelte door lekkere spijzen en dranken, baant den weg voor den wellust en dient om de geslachtslusten sterk op te wekken, gelijk men steeds en overal opmerkte. Vergelijk Exodus 32:6. Het volk zette zich neer om te eten en te drinken en stond op om te spelen.

De wellust zou zonder verzoeking tot zwelgerij voor iets ongepast wordt gehouden, daar beide zonden zo met elkaar verbonden voorkomen, dat wanneer zij zouden kunnen gescheiden worden, de werktuigen van den wellust met het onderlijf niet zouden zamen hangen. Beschouw het lichaam; het is n geheel, toch rangschikken zich de zonden naar het op elkaar volgen der leden; eerst de buik, dan volgt aanstonds het werktuig der ontucht, het gevolg der zwelgerij; zo komt de onreinheid van de overdaad.

Vers 15

15. Daarom ben ik uitgegaan u tegemoet, om enen gast tot mijnen maaltijd te nodigen, en in `t bijzonder om uw aangezicht naarstiglijk te zoeken, daar ik u reeds lang in `t verborgen bemin, en, o hoe gelukkig ben ik, ik heb u gevonden.

Door vleierijen vangt de duivel kinderen der wereld en kinderen Gods; met vrome spreekwijzen slechts de laatsten. Voor ieder legt hij de hem bekoorlijke lokspijzen weg..

Behalve de omstandigheid, dat het `t nachtelijk ronddwalen is, dat den lichtzinnigen, zorgelozen en lediglopenden jongeling der verleiding in handen levert (Proverbs 7:9), behalve den anderen betekenisvollen trek, dat hij na eerst kort en zwak tegenstand te hebben geboden, zich plotseling en met de volle kracht der hartstocht in het door hem zelven begeerde verderf stort (Proverbs 7:22 vgl. James 1:15), moeten wij vooral opmerken de gewichtige rol, die de heerlijke maaltijd als medewerkende factor tot verleiding van den naar genot zoekenden jongeling speelt (Proverbs 7:14). De vermelding aan den maaltijd is zeker niet iets toevalligs zonder diepere betekenis en doel, want het kittelen van het gehemelte door lekkere spijzen en dranken, baant den weg voor den wellust en dient om de geslachtslusten sterk op te wekken, gelijk men steeds en overal opmerkte. Vergelijk Exodus 32:6. Het volk zette zich neer om te eten en te drinken en stond op om te spelen.

De wellust zou zonder verzoeking tot zwelgerij voor iets ongepast wordt gehouden, daar beide zonden zo met elkaar verbonden voorkomen, dat wanneer zij zouden kunnen gescheiden worden, de werktuigen van den wellust met het onderlijf niet zouden zamen hangen. Beschouw het lichaam; het is n geheel, toch rangschikken zich de zonden naar het op elkaar volgen der leden; eerst de buik, dan volgt aanstonds het werktuig der ontucht, het gevolg der zwelgerij; zo komt de onreinheid van de overdaad.

Vers 16

16. Ik heb mijn gehele huis op `t schoonst versierd en gereed gemaakt om u te ontvangen, mijne bedstede met tapijtsieraad losgemaakt, met uitgehouwene werken, bonte specerijen, met fijn linnen van Egypte.

Het bed is hier het ledikant (Deuteronomy 3:11) met gordijnen omgeven. De hier vermelde dekkleden, welke er over gespreid of er om gehangen werden, waren aan ene toen buitengewoon dure stof, die slechts in Egypte werd bereid..

Vers 16

16. Ik heb mijn gehele huis op `t schoonst versierd en gereed gemaakt om u te ontvangen, mijne bedstede met tapijtsieraad losgemaakt, met uitgehouwene werken, bonte specerijen, met fijn linnen van Egypte.

Het bed is hier het ledikant (Deuteronomy 3:11) met gordijnen omgeven. De hier vermelde dekkleden, welke er over gespreid of er om gehangen werden, waren aan ene toen buitengewoon dure stof, die slechts in Egypte werd bereid..

Vers 17

17. Ik heb mijn leger, den divan, waarop wij zullen rusten,met mirre, aloë (Numbers 24:6 Numbers 24:6 ), en kaneel, welriekende gemaakt; besprengd, zodat een lieflijke geur ons van alle zijden omgeeft (Song of Solomon 5:1; Song of Solomon 4:14). Gelijk de mirre en de aloë (het bruin en zwart gespikkelde, zeer aangenaam en versterkend, als citroenen riekend hout aan de Agila of den paradijsboom, die in Indië en op de bergen aan Cochinchina in `t wild groeit), zo was ook de kaneel in de oudheid een product, dat veelvuldig gebruikt werd voor welriekende oliën en zalven. Het is de kruidachtig smakende, pijpvormige bast van een boom die in zuid-oostelijk Azië en voornamelijk op het eiland Ceylon te huis behoort, en de grote aan enen pruimenboom bereikt. Het besprengen is te verstaan of van vloeistoffen, die uit de bovengenoemde specerijen gedistilleerd of geperst waren, of van kleine stukjes, die over de tapijten gestrooid waren, om die met hunnen reuk te doortrekken. Hoezeer de Oosterlingen op aangename geuren gesteld waren en nog zijn, is algemeen bekend. Ook nog heden, even als toen bij de boeleerster, behoren fijne reukwerken, die de zinnen betoveren en de zenuwen aandoen, bij elke opwekkenden lust der van God vervreemde wereld..

Vers 17

17. Ik heb mijn leger, den divan, waarop wij zullen rusten,met mirre, aloë (Numbers 24:6 Numbers 24:6 ), en kaneel, welriekende gemaakt; besprengd, zodat een lieflijke geur ons van alle zijden omgeeft (Song of Solomon 5:1; Song of Solomon 4:14). Gelijk de mirre en de aloë (het bruin en zwart gespikkelde, zeer aangenaam en versterkend, als citroenen riekend hout aan de Agila of den paradijsboom, die in Indië en op de bergen aan Cochinchina in `t wild groeit), zo was ook de kaneel in de oudheid een product, dat veelvuldig gebruikt werd voor welriekende oliën en zalven. Het is de kruidachtig smakende, pijpvormige bast van een boom die in zuid-oostelijk Azië en voornamelijk op het eiland Ceylon te huis behoort, en de grote aan enen pruimenboom bereikt. Het besprengen is te verstaan of van vloeistoffen, die uit de bovengenoemde specerijen gedistilleerd of geperst waren, of van kleine stukjes, die over de tapijten gestrooid waren, om die met hunnen reuk te doortrekken. Hoezeer de Oosterlingen op aangename geuren gesteld waren en nog zijn, is algemeen bekend. Ook nog heden, even als toen bij de boeleerster, behoren fijne reukwerken, die de zinnen betoveren en de zenuwen aandoen, bij elke opwekkenden lust der van God vervreemde wereld..

Vers 18

18. Kom nu spoedig en talm niet langer, laat ons dronken worden van minnen, in den wellust zwelgen (Song of Solomon 5:1),tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.

De wereld wacht reeds op ons, wij behoeven slechts op de straat te gaan en op te houden met ons waken en bidden, zo behandelt zij ons reeds als ene oude bekende..

Vers 18

18. Kom nu spoedig en talm niet langer, laat ons dronken worden van minnen, in den wellust zwelgen (Song of Solomon 5:1),tot den morgen toe; laat ons ons vrolijk maken in grote liefde.

De wereld wacht reeds op ons, wij behoeven slechts op de straat te gaan en op te houden met ons waken en bidden, zo behandelt zij ons reeds als ene oude bekende..

Vers 19

19. Gevaar om door een ongewensten getuige ontdekt te worden is er niet, want de enige, die ons zou kunnen storen, de man, gelijk men hem noemt, is niet in zijn huis, hij is enen verren weg getogen, zodat van hem niets te vrezen is.

Vers 19

19. Gevaar om door een ongewensten getuige ontdekt te worden is er niet, want de enige, die ons zou kunnen storen, de man, gelijk men hem noemt, is niet in zijn huis, hij is enen verren weg getogen, zodat van hem niets te vrezen is.

Vers 20

20. Hij heeft enen bundel gelds in zijne hand genomen, omdat hij een geruimen tijd op zijne reis moest doorbrengen en gewichtige bezigheden moest verrichten; ten bestemden dage 1), zal hij naar zijn huis komen, zodat er nog verscheidene dagen en nachten moeten voorbijgaan.

1) In het Hebreeën Lejoom hakkè . Beter: ten dage van de volle maan. Duidelijk is derhalve, dat het toen was de tijd der nieuwe maan, zodat het duister in de straten was, en die duisternis juist geschikt was voor dit werk der boosheid.

Vers 20

20. Hij heeft enen bundel gelds in zijne hand genomen, omdat hij een geruimen tijd op zijne reis moest doorbrengen en gewichtige bezigheden moest verrichten; ten bestemden dage 1), zal hij naar zijn huis komen, zodat er nog verscheidene dagen en nachten moeten voorbijgaan.

1) In het Hebreeën Lejoom hakkè . Beter: ten dage van de volle maan. Duidelijk is derhalve, dat het toen was de tijd der nieuwe maan, zodat het duister in de straten was, en die duisternis juist geschikt was voor dit werk der boosheid.

Vers 21

21. Zij bewoog hem eindelijk door de veelheid van haar onderricht 1) door hare vele schoon klinkende woorden, die hare liefde betuigden en hoe er gene kwade gevolgen uit zouden voortkomen; zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen, door haren kussenden en vleienden mond.

1) De grondtekst wijst op den overvloed van woorden der rhetorica van deze echtbreekster en haar gebrek aan werkelijken inhoud; verder op de listige keus en berekening der woorden, op het overtuigende, dat in de veinzende redenen der wereld en in hare wijsheid licht; terwijl hij de ironische woorden "door de veelheid van haar onderricht" heeft. -De wereld wil ons door vele woorden dringen, haar te volgen, waarheen ons vlees ons reeds trekt, en toch maken al die woorden nooit, dat deze weg recht wordt; zij bewijzen integendeel, hoe sterk door God verboden en hoe verderfelijk die is.. 22. Hij ging haar straks, na enig talmen en een zwak tegenstaan, dat niet ernstig gemeend was, plotseling en snel achterna in haar huis, terwijl hij door een snel besluit elke verdere tegenbedenking van het geweten afsneed en dit besluit ook aanstonds en haastig volvoerde, als ware hij bezorgd, dat het hem nog weer zou berouwen of iets hem daarvan zou terughouden. Hij ging haar na, gelijk een os, die, gelijk deze jongeling aan het koord van den lust, aan het touw ter slachting gaat, en niet weet waarheen hij gaat, en gelijk een dwaas, een misdadiger tot de tuchtiging der boeien, gelijk hij, dikwijls gewaarschuwd, toch den verboden weg betreedt en plotseling door den daar verborgen liggenden voetangel wordt gevangen en vastgehouden.

Vers 21

21. Zij bewoog hem eindelijk door de veelheid van haar onderricht 1) door hare vele schoon klinkende woorden, die hare liefde betuigden en hoe er gene kwade gevolgen uit zouden voortkomen; zij dreef hem aan door het gevlei harer lippen, door haren kussenden en vleienden mond.

1) De grondtekst wijst op den overvloed van woorden der rhetorica van deze echtbreekster en haar gebrek aan werkelijken inhoud; verder op de listige keus en berekening der woorden, op het overtuigende, dat in de veinzende redenen der wereld en in hare wijsheid licht; terwijl hij de ironische woorden "door de veelheid van haar onderricht" heeft. -De wereld wil ons door vele woorden dringen, haar te volgen, waarheen ons vlees ons reeds trekt, en toch maken al die woorden nooit, dat deze weg recht wordt; zij bewijzen integendeel, hoe sterk door God verboden en hoe verderfelijk die is.. 22. Hij ging haar straks, na enig talmen en een zwak tegenstaan, dat niet ernstig gemeend was, plotseling en snel achterna in haar huis, terwijl hij door een snel besluit elke verdere tegenbedenking van het geweten afsneed en dit besluit ook aanstonds en haastig volvoerde, als ware hij bezorgd, dat het hem nog weer zou berouwen of iets hem daarvan zou terughouden. Hij ging haar na, gelijk een os, die, gelijk deze jongeling aan het koord van den lust, aan het touw ter slachting gaat, en niet weet waarheen hij gaat, en gelijk een dwaas, een misdadiger tot de tuchtiging der boeien, gelijk hij, dikwijls gewaarschuwd, toch den verboden weg betreedt en plotseling door den daar verborgen liggenden voetangel wordt gevangen en vastgehouden.

Vers 23

23. Totdat hem de dodelijke pijl van den volbrachten wellust zijne lever doorsneed, en hij ene prooi des doods, der bezoldiging der zonde werd (Job 16:13; Job 20:25); zo handelde hij dan, a) gelijk een vogel zich haast naar den strik, als brachten de lokspijzen hem het grootste genot, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is. (Numbers 17:3).

a) Proverbs 1:17.

De lever wordt hier voorgesteld als de zetel der zinnelijke begeerte. Ook de ouden Grieken, Arabieren en Perzen gaven aan dezen die betekenis.

De drie verschillende beelden, welke hier (Proverbs 7:22 v.). op elkaar volgen, zijn juist in dit op elkaar volgen onovertreffelijk schoon. Men ziet eerst den dommen stier, die zich eindelijk met een enkelen ruk laat voortdreven, hij weet niet waarheen; men ziet vervolgens bij den ingang van het huis der vrouw den voetangel, in welken de bedrogene reeds wordt gevangen, en men merkt eindelijk den laatsten pijl des doods op, die hem zelfs binnen in het huis bereikt, als ware hij niet slechts die stier, die zich laat drijven, en die ongelukkige, die zich laat vangen, maar de door eigene begeerlijkheid naar de lokspijs blindelings in het net gedreven vogel. -Als nu het laatste en hoogste moet geschilderd worden, hoe ten gevolge daarvan de goddelijke noodzakelijkheid met hare heilige macht te voorschijn treedt, breidt zich onvoorziens beeld en uitzicht uit. Over het mindere en aardse wordt een sluier geworpen en slechts het zuiver goddelijke schittert door; nu zien wij niet meer alleen het einde van dezen enkelen dwaas, maar dat van een ieder, die aan enige dwaasheid zich overgeeft. Ieder, die de volle mate der dwaasheid in zich heeft opgenomen, snelt zo ogenblikkelijk in zijn verderf. Die vrouw is het beeld van alle verleidende dwaasheid geworden; zo kan van haar gezegd worden, dat zij er reeds velen heeft neergeveld. Niets is geschiedkundig meer waar en kan volgens de werkelijke ervaring meer aanschouwelijk worden aangewezen, dan dat gedrag van die oude verharde boeleerster jegens dien jongen onervaren man. Men wordt hier geheel verplaatst in de gehele werkelijkheid van dat voorval, waarvan de dichter zegt, dat hij het gezien heeft. Maar nauwelijks is men den dichter diep genoeg gevolgd in dit levensbeeld, of ongemerkt draait hij zijne tekenen om, en onweerstaanbaar brengt hij ons in dat hogere gebied, waar alle bedwelming der zinnelijkheid verdwijnt en nog slechts de reine lucht des hemels kan worden ingeademd, om ook van deze hoogte al het geringe des te beter te kunnen overzien.. 24. Nu dan, kinderen! daar zulke zware verzoekingen u wachten, die u met den tijdelijken en eeuwigen dood bedreigen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.

Vers 23

23. Totdat hem de dodelijke pijl van den volbrachten wellust zijne lever doorsneed, en hij ene prooi des doods, der bezoldiging der zonde werd (Job 16:13; Job 20:25); zo handelde hij dan, a) gelijk een vogel zich haast naar den strik, als brachten de lokspijzen hem het grootste genot, en niet weet, dat dezelve tegen zijn leven is. (Numbers 17:3).

a) Proverbs 1:17.

De lever wordt hier voorgesteld als de zetel der zinnelijke begeerte. Ook de ouden Grieken, Arabieren en Perzen gaven aan dezen die betekenis.

De drie verschillende beelden, welke hier (Proverbs 7:22 v.). op elkaar volgen, zijn juist in dit op elkaar volgen onovertreffelijk schoon. Men ziet eerst den dommen stier, die zich eindelijk met een enkelen ruk laat voortdreven, hij weet niet waarheen; men ziet vervolgens bij den ingang van het huis der vrouw den voetangel, in welken de bedrogene reeds wordt gevangen, en men merkt eindelijk den laatsten pijl des doods op, die hem zelfs binnen in het huis bereikt, als ware hij niet slechts die stier, die zich laat drijven, en die ongelukkige, die zich laat vangen, maar de door eigene begeerlijkheid naar de lokspijs blindelings in het net gedreven vogel. -Als nu het laatste en hoogste moet geschilderd worden, hoe ten gevolge daarvan de goddelijke noodzakelijkheid met hare heilige macht te voorschijn treedt, breidt zich onvoorziens beeld en uitzicht uit. Over het mindere en aardse wordt een sluier geworpen en slechts het zuiver goddelijke schittert door; nu zien wij niet meer alleen het einde van dezen enkelen dwaas, maar dat van een ieder, die aan enige dwaasheid zich overgeeft. Ieder, die de volle mate der dwaasheid in zich heeft opgenomen, snelt zo ogenblikkelijk in zijn verderf. Die vrouw is het beeld van alle verleidende dwaasheid geworden; zo kan van haar gezegd worden, dat zij er reeds velen heeft neergeveld. Niets is geschiedkundig meer waar en kan volgens de werkelijke ervaring meer aanschouwelijk worden aangewezen, dan dat gedrag van die oude verharde boeleerster jegens dien jongen onervaren man. Men wordt hier geheel verplaatst in de gehele werkelijkheid van dat voorval, waarvan de dichter zegt, dat hij het gezien heeft. Maar nauwelijks is men den dichter diep genoeg gevolgd in dit levensbeeld, of ongemerkt draait hij zijne tekenen om, en onweerstaanbaar brengt hij ons in dat hogere gebied, waar alle bedwelming der zinnelijkheid verdwijnt en nog slechts de reine lucht des hemels kan worden ingeademd, om ook van deze hoogte al het geringe des te beter te kunnen overzien.. 24. Nu dan, kinderen! daar zulke zware verzoekingen u wachten, die u met den tijdelijken en eeuwigen dood bedreigen, hoort naar mij, en luistert naar de redenen mijns monds.

Vers 25

25. Laat uw hart, uwe neigingen en begeerten, tot hare wegen niet wijken; doodt aanstonds elke wens, die in u opkomt om van het rechte pad der godsvrucht en der hemelse wijsheid af te gaan, en ook maar die der boeleerster en van elke verleiding, van de wereld en hare vermeende wijsheid te zien; en wanneer gij ooit in gevaar zijt aan hare zoete vleiende verlokkingen gehoor te geven, zo weest sterk, keert u om en dwaalt niet op hare paden.

Vers 25

25. Laat uw hart, uwe neigingen en begeerten, tot hare wegen niet wijken; doodt aanstonds elke wens, die in u opkomt om van het rechte pad der godsvrucht en der hemelse wijsheid af te gaan, en ook maar die der boeleerster en van elke verleiding, van de wereld en hare vermeende wijsheid te zien; en wanneer gij ooit in gevaar zijt aan hare zoete vleiende verlokkingen gehoor te geven, zo weest sterk, keert u om en dwaalt niet op hare paden.

Vers 26

26. Want zij, de goddeloze vrouw, in welke gij een beeld van alle verzoeking door duivel, wereld en vlees kunt zien, heeft niet alleen dezen jongeling, wiens geschiedenis ik u ter lering en waarschuwing heb meegedeeld, maar vele naar lichaam en ziel gewonden neergeveld, en alle hare gedoden door vleselijken of geestelijken echtbreuk zijn machtig vele.

Vers 26

26. Want zij, de goddeloze vrouw, in welke gij een beeld van alle verzoeking door duivel, wereld en vlees kunt zien, heeft niet alleen dezen jongeling, wiens geschiedenis ik u ter lering en waarschuwing heb meegedeeld, maar vele naar lichaam en ziel gewonden neergeveld, en alle hare gedoden door vleselijken of geestelijken echtbreuk zijn machtig vele.

Vers 27

27. a) Haar huis, het huis van de hoer dezer wereld, die in het boze ligt, zijn wegen des grafs; wie zich in haar huis laat lokken, verliest dikwijls genoeg reeds, vroeg zijn aardse leven, maar zeker het geestelijk en eeuwig leven; het is een huis, dalende naar de binnenkamers des doods, ja naar den poel, die daar eeuwig brandt van vuur en zwavel.

a) Proverbs 2:18; Proverbs 5:5.

Laat u niet verleiden door de vleiende verlokkingen der boeleerster, der wereld, der tot geestelijke hoererij en tot afval van den Heere verleidende dwaalleraars of des satans. Stop voor dat alles uwe oren, d.i. weiger in Christelijke oprechtheid en getrouwe liefde jegens den Heere naar enige verleiding tot ongehoorzaamheid aan Hem te luisteren. Volg niet Eva's maar Jozef's voorbeeld.

Wij moeten dagelijks bidden bewaard te worden, dat wij in doorzoeking lopen; anders nodigen wij de vijanden onzer zielen uit, om netten voor ons te spreiden. Ieder ontvluchte de nabijheid der zonde. Wacht u voor de zonden die u worden voorgesteld als lieflijke zonden. Zij zijn gevaarlijker dan andere, omdat zij het gemakkelijkst de harten winnen en het de krachtige wapenen zijn tegen waar berouw. Onze eerste ouders bevonden, dat het genot der verboden vrucht alleen ene inleiding was tot verschrikking en wroeging. Onze harten moeten echter tegen het toelaten der zonde gewapend zijn met sterkere beweegredenen dan de vrees voor ontdekking en schande. Jozefs beweegreden was onweerstaanbaar: "Hoe zou ik zo groot een kwaad doen en zondigen tegen God?" (Genesis 39:9). Doe niets voordat gij wel overlegd hebt, wat het einde zal zijn. Al leefde iemand zo lang als Methusalem en bracht hij alle zijne dagen door in de hoogste genietingen der zonde, n uur van den angst en de pijniging, die volgen moeten, zou oneindig zwaarder wegen. Denk er dan aan, dat het toegeven aan ene onreine gedachte het bewijs is van een zinnelijk hart en het begin van een lichtzinnig gedrag, dat naar alle waarschijnlijkheid tot een ellendig einde zal voeren. Hij, die eens dien weg is ingeslagen, is op ene helling, die naar dood en hel leidt, en het nederdalen maakt de hersenen zo duizelig, dat er zelden macht is om nog tijdig terug te keren. Zij misleiden zich zelven, die zich inbeelden, dat zij voor een tijd zich aan de zinnelijkheid zullen overgeven, dan zullen ophouden en berouw hebben als het hun behaagt. Niemand dan God kan tot de baren der zonde zeggen: "tot hiertoe zult gij komen en niet verder.".

Vers 27

27. a) Haar huis, het huis van de hoer dezer wereld, die in het boze ligt, zijn wegen des grafs; wie zich in haar huis laat lokken, verliest dikwijls genoeg reeds, vroeg zijn aardse leven, maar zeker het geestelijk en eeuwig leven; het is een huis, dalende naar de binnenkamers des doods, ja naar den poel, die daar eeuwig brandt van vuur en zwavel.

a) Proverbs 2:18; Proverbs 5:5.

Laat u niet verleiden door de vleiende verlokkingen der boeleerster, der wereld, der tot geestelijke hoererij en tot afval van den Heere verleidende dwaalleraars of des satans. Stop voor dat alles uwe oren, d.i. weiger in Christelijke oprechtheid en getrouwe liefde jegens den Heere naar enige verleiding tot ongehoorzaamheid aan Hem te luisteren. Volg niet Eva's maar Jozef's voorbeeld.

Wij moeten dagelijks bidden bewaard te worden, dat wij in doorzoeking lopen; anders nodigen wij de vijanden onzer zielen uit, om netten voor ons te spreiden. Ieder ontvluchte de nabijheid der zonde. Wacht u voor de zonden die u worden voorgesteld als lieflijke zonden. Zij zijn gevaarlijker dan andere, omdat zij het gemakkelijkst de harten winnen en het de krachtige wapenen zijn tegen waar berouw. Onze eerste ouders bevonden, dat het genot der verboden vrucht alleen ene inleiding was tot verschrikking en wroeging. Onze harten moeten echter tegen het toelaten der zonde gewapend zijn met sterkere beweegredenen dan de vrees voor ontdekking en schande. Jozefs beweegreden was onweerstaanbaar: "Hoe zou ik zo groot een kwaad doen en zondigen tegen God?" (Genesis 39:9). Doe niets voordat gij wel overlegd hebt, wat het einde zal zijn. Al leefde iemand zo lang als Methusalem en bracht hij alle zijne dagen door in de hoogste genietingen der zonde, n uur van den angst en de pijniging, die volgen moeten, zou oneindig zwaarder wegen. Denk er dan aan, dat het toegeven aan ene onreine gedachte het bewijs is van een zinnelijk hart en het begin van een lichtzinnig gedrag, dat naar alle waarschijnlijkheid tot een ellendig einde zal voeren. Hij, die eens dien weg is ingeslagen, is op ene helling, die naar dood en hel leidt, en het nederdalen maakt de hersenen zo duizelig, dat er zelden macht is om nog tijdig terug te keren. Zij misleiden zich zelven, die zich inbeelden, dat zij voor een tijd zich aan de zinnelijkheid zullen overgeven, dan zullen ophouden en berouw hebben als het hun behaagt. Niemand dan God kan tot de baren der zonde zeggen: "tot hiertoe zult gij komen en niet verder.".

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Proverbs 7". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/proverbs-7.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile