Lectionary Calendar
Thursday, May 30th, 2024
the Week of Proper 3 / Ordinary 8
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 47

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 47

PSALM 47.

VAN CHRISTUS HEMELVAART.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 47

PSALM 47.

VAN CHRISTUS HEMELVAART.

Vers 1

1. Een Psalm (Psalms 3:1) voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), onder de kinderen van Korach. (1 Chronicles 25:31 ).

Deze Psalm ziet eveneens op de gebeurtenis van de overwinning van Josafat over de verenigde naburige volken, de Moabieten, Ammonieten en Maonieten, die Gods volk uit het land Zijner erve dachten te verdrijven en zich zelve daarin te vestigen (2 Chronicles 20:1, 2 Chronicles 20:1). Het was ene overwinning zonder strijd, een triomf zonder zwaardslag van de zijde van Josafat en van zijn volk. Des te duidelijker was het ene overwinning van Jehova zelven en het dal des lofs, waar hij verheerlijkt werd, werd nu tot de plaats, van waar de Heere, na de verlossing Zijns volks volbracht te hebben, en onder het gejubel der Levitische koren, als het ware Zijne hemelvaart hield. (2 Chronicles 20:26 ). Daarin ligt iets typisch en profetisch ten opzichte der toekomstige hemelvaart van Christus, de schone, door sterke vreugde bewogen Psalm, die aan de ene zijde met volle recht, als van het lofdal uit, gezongen kan verklaard worden, draagt aan de andere zijde zo beslist een profetisch-Messiaans karakter, dat hij in zijne gehele diepte eerst van den berg der hemelvaart kan begrepen worden. Geluk hij nu voor de Christenen een: "Christus voer ten hemel" is, zo heeft de Joodse synagoge hem tot een Nieuwjaars-Psalm gekozen.

2.

I. Psalms 47:2-Psalms 47:5. Eerst worden alle volken der aarde, dus de heidenen tot vrolijken lof voor den Heere opgewekt; want Hij is een hoog verheven en ontzaglijk God, de almachtige beheerser der gehele aarde. Als zodanig heeft Hij Zich duidelijk in de genoemde daadzaak betoond, die tot ene getuigenis dient, dat, gelijk Hem aan de ene zijde het heilige land, de erve Zijns volks ter harte gaat, Hij ook aan de andere zijde slechts daarom vooreerst Israël's God geworden is, om ten laatste de God van alle volkeren te worden.

Vers 1

1. Een Psalm (Psalms 3:1) voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), onder de kinderen van Korach. (1 Chronicles 25:31 ).

Deze Psalm ziet eveneens op de gebeurtenis van de overwinning van Josafat over de verenigde naburige volken, de Moabieten, Ammonieten en Maonieten, die Gods volk uit het land Zijner erve dachten te verdrijven en zich zelve daarin te vestigen (2 Chronicles 20:1, 2 Chronicles 20:1). Het was ene overwinning zonder strijd, een triomf zonder zwaardslag van de zijde van Josafat en van zijn volk. Des te duidelijker was het ene overwinning van Jehova zelven en het dal des lofs, waar hij verheerlijkt werd, werd nu tot de plaats, van waar de Heere, na de verlossing Zijns volks volbracht te hebben, en onder het gejubel der Levitische koren, als het ware Zijne hemelvaart hield. (2 Chronicles 20:26 ). Daarin ligt iets typisch en profetisch ten opzichte der toekomstige hemelvaart van Christus, de schone, door sterke vreugde bewogen Psalm, die aan de ene zijde met volle recht, als van het lofdal uit, gezongen kan verklaard worden, draagt aan de andere zijde zo beslist een profetisch-Messiaans karakter, dat hij in zijne gehele diepte eerst van den berg der hemelvaart kan begrepen worden. Geluk hij nu voor de Christenen een: "Christus voer ten hemel" is, zo heeft de Joodse synagoge hem tot een Nieuwjaars-Psalm gekozen.

2.

I. Psalms 47:2-Psalms 47:5. Eerst worden alle volken der aarde, dus de heidenen tot vrolijken lof voor den Heere opgewekt; want Hij is een hoog verheven en ontzaglijk God, de almachtige beheerser der gehele aarde. Als zodanig heeft Hij Zich duidelijk in de genoemde daadzaak betoond, die tot ene getuigenis dient, dat, gelijk Hem aan de ene zijde het heilige land, de erve Zijns volks ter harte gaat, Hij ook aan de andere zijde slechts daarom vooreerst Israël's God geworden is, om ten laatste de God van alle volkeren te worden.

Vers 2

2. Al gij volken! klapt in de hand, in vrolijkheid des harten, in plaats van te vrezen (2 Chronicles 20:29); juicht Gode met ene stem van vreugdegezang, als enen Koning, dien gij huldigen moet (1 Samuel 10:24. 2 Kings 11:12).

Vers 2

2. Al gij volken! klapt in de hand, in vrolijkheid des harten, in plaats van te vrezen (2 Chronicles 20:29); juicht Gode met ene stem van vreugdegezang, als enen Koning, dien gij huldigen moet (1 Samuel 10:24. 2 Kings 11:12).

Vers 3

3. Want de HEERE, de Allerhoogste (Psalms 78:56), is vreselijk, een voorwerp van schrik, voor wie men in diepen eerbied te vrezen heeft (Psalms 76:8), een groot Koning over de ganse aarde, en niet alleen over Israël, en diens land, hoewel hier het middelpunt Zijner heerschappij is.

Vers 3

3. Want de HEERE, de Allerhoogste (Psalms 78:56), is vreselijk, een voorwerp van schrik, voor wie men in diepen eerbied te vrezen heeft (Psalms 76:8), een groot Koning over de ganse aarde, en niet alleen over Israël, en diens land, hoewel hier het middelpunt Zijner heerschappij is.

Vers 4

4. Hij brengt, daar Hij ze steeds meer onderwerpt, waarvoor de zo even behaalde overwinning een heerlijk bewijs is, de volken onder ons, en de natiën onder onze voeten, wat voor hen iets bitters moge hebben; maar de bittere schaal houdt een zoete kern in zich.

Hiermede wordt bedoeld, dat de heidenen leerlingen zullen zijn en de Joden onderwijzers, want te zitten onder of aan de voeten wordt in de Schrift gebezigd voor leren. (Acts 22:3).

Vers 4

4. Hij brengt, daar Hij ze steeds meer onderwerpt, waarvoor de zo even behaalde overwinning een heerlijk bewijs is, de volken onder ons, en de natiën onder onze voeten, wat voor hen iets bitters moge hebben; maar de bittere schaal houdt een zoete kern in zich.

Hiermede wordt bedoeld, dat de heidenen leerlingen zullen zijn en de Joden onderwijzers, want te zitten onder of aan de voeten wordt in de Schrift gebezigd voor leren. (Acts 22:3).

Vers 5

5. Hij verkiest voor ons onze erfenis, het heilige land, dat wij bewonen, daar Hij ons beschermt tegen elke poging om het ons te ontroven (Psalms 83:5, Psalms 83:13. 2 Chronicles 20:23), de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad, dit land, waarop het volk der goddelijke liefde als op ene bijzondere genadegift roemen kan. Sela (zie Psalms 3:3). De muziek drukt hier op de stelling, die zo heerlijk door de ervaring bevestigd is haar zegel.

Wat nu aan Israël geschiedt, zou terecht voor de gehele wereld een voorwerp van levendige vreugde zijn, want ook zij, wie het in de eerste plaats geen heil aanbrengt, hebben toch daar in ene daadzakelijke belofte daarvan, een onderpand van het heil, dat in de toekomst zal toegedeeld worden. Toont het Gods grootheid, zo openbaart het ook, wat de heiden in de toekomst aan dezen God zal hebben.. 6. God vaart nu, nadat Hij te voren van den hemel neerkwam, en met heerlijke daden der verlossing Zijn volk gezegend heeft (2 Chronicles 20:22), weer op met gejuich 1), onder het dankend gejubel van Israël, dat Hem het lofoffer der lippen brengt (2 Chronicles 20:26); de HEERE, nadat Hij Zijne verbondstrouw op nieuw door daden van almacht en liefde bewezen heeft, met geklank der bazuin, onder het helder geklank der hoornen, die de zege verkondigen.

1) Er wordt hier gezinspeeld op het oude gebruik onder de Wet, want dewijl het geklank der bazuin placht aangewend te worden, om de heilige samenkomsten luister bij te zetten, zegt de Profeet, dat God opvoer, wanneer de bazuinen het volk vermaanden en opwekten, om Zijn macht groot te maken. Ondertussen is het niet twijfelachtig, of onder die schaduwachtige ceremonie heeft de Profeet een ander opvaren willen aanduiden, n.l. hoe Christus boven alle hemelen opgestegen, over de gehele wereld de regering heeft aanvaard, en, bekleed met hemelse kracht, alle trotsheid en hoogheid heeft onderworpen..

Vers 5

5. Hij verkiest voor ons onze erfenis, het heilige land, dat wij bewonen, daar Hij ons beschermt tegen elke poging om het ons te ontroven (Psalms 83:5, Psalms 83:13. 2 Chronicles 20:23), de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad, dit land, waarop het volk der goddelijke liefde als op ene bijzondere genadegift roemen kan. Sela (zie Psalms 3:3). De muziek drukt hier op de stelling, die zo heerlijk door de ervaring bevestigd is haar zegel.

Wat nu aan Israël geschiedt, zou terecht voor de gehele wereld een voorwerp van levendige vreugde zijn, want ook zij, wie het in de eerste plaats geen heil aanbrengt, hebben toch daar in ene daadzakelijke belofte daarvan, een onderpand van het heil, dat in de toekomst zal toegedeeld worden. Toont het Gods grootheid, zo openbaart het ook, wat de heiden in de toekomst aan dezen God zal hebben.. 6. God vaart nu, nadat Hij te voren van den hemel neerkwam, en met heerlijke daden der verlossing Zijn volk gezegend heeft (2 Chronicles 20:22), weer op met gejuich 1), onder het dankend gejubel van Israël, dat Hem het lofoffer der lippen brengt (2 Chronicles 20:26); de HEERE, nadat Hij Zijne verbondstrouw op nieuw door daden van almacht en liefde bewezen heeft, met geklank der bazuin, onder het helder geklank der hoornen, die de zege verkondigen.

1) Er wordt hier gezinspeeld op het oude gebruik onder de Wet, want dewijl het geklank der bazuin placht aangewend te worden, om de heilige samenkomsten luister bij te zetten, zegt de Profeet, dat God opvoer, wanneer de bazuinen het volk vermaanden en opwekten, om Zijn macht groot te maken. Ondertussen is het niet twijfelachtig, of onder die schaduwachtige ceremonie heeft de Profeet een ander opvaren willen aanduiden, n.l. hoe Christus boven alle hemelen opgestegen, over de gehele wereld de regering heeft aanvaard, en, bekleed met hemelse kracht, alle trotsheid en hoogheid heeft onderworpen..

Vers 7

7. Psalmzingt Gode, Gij kinderen van Juda, opdat de feesttonen van dezen dag een eindelozen en grenzelozen nagalm verkrijgen door uw gehele verdere leven, psalmzingt! psalmzingt onzen Koning, die Zich zelven verheerlijkt heeft (Isaiah 12:5), psalmzingt, opdat Zijn roem door de gehele wereld klinke.

Vers 7

7. Psalmzingt Gode, Gij kinderen van Juda, opdat de feesttonen van dezen dag een eindelozen en grenzelozen nagalm verkrijgen door uw gehele verdere leven, psalmzingt! psalmzingt onzen Koning, die Zich zelven verheerlijkt heeft (Isaiah 12:5), psalmzingt, opdat Zijn roem door de gehele wereld klinke.

Vers 8

8. Want God, dat is uit deze gebeurtenis weer duidelijk gebleken (Psalms 47:3), is een Koning der ganse aarde1), daarom moeten alle landen van Zijne eer vervuld worden (Psalms 72:19); psalmzingt met ene onderwijzing 2), een gezang, een uitnemend lied (Hebreeën Maskil vgl. 1 Chronicles 25:31 ).

1) Blijdschap moeten wij in ons hebben, hoe donker het rondom ons zij. Soms kan het ons toeschijnen, als werd onze tijd hoe langer hoe meer een tijd v r den storm: zwaar, drukkend, verstikkend. Men weet niet wat er komen zal. Maar God is een Koning der ganse aarde. Ja, het einddoel van alles is, dat God als Koning Zich zichtbaar in heerlijkheid zal openbaren. God is een koning der ganse aarde..

2) Wij moeten God prijzen met ene onderwijzing, wij moeten verstaan waarom en om wat redenen wij Hem prijzen. Dit is een regel van het Godsrijk, (1 Corinthians 14:15) zingen met den geest en ook met het verstand; het is alleen met het hart, dat wij melodie voor den Heere maken (Ephesians 5:19) Het is gene aangename dienst, indien het gene redelijke dienst is. Wij moeten God prijzen, als die verlangen, dat ook anderen Gods heerlijke volmaaktheden verstaan en begeren hen te onderwijzen in Zijnen lof..

Vers 8

8. Want God, dat is uit deze gebeurtenis weer duidelijk gebleken (Psalms 47:3), is een Koning der ganse aarde1), daarom moeten alle landen van Zijne eer vervuld worden (Psalms 72:19); psalmzingt met ene onderwijzing 2), een gezang, een uitnemend lied (Hebreeën Maskil vgl. 1 Chronicles 25:31 ).

1) Blijdschap moeten wij in ons hebben, hoe donker het rondom ons zij. Soms kan het ons toeschijnen, als werd onze tijd hoe langer hoe meer een tijd v r den storm: zwaar, drukkend, verstikkend. Men weet niet wat er komen zal. Maar God is een Koning der ganse aarde. Ja, het einddoel van alles is, dat God als Koning Zich zichtbaar in heerlijkheid zal openbaren. God is een koning der ganse aarde..

2) Wij moeten God prijzen met ene onderwijzing, wij moeten verstaan waarom en om wat redenen wij Hem prijzen. Dit is een regel van het Godsrijk, (1 Corinthians 14:15) zingen met den geest en ook met het verstand; het is alleen met het hart, dat wij melodie voor den Heere maken (Ephesians 5:19) Het is gene aangename dienst, indien het gene redelijke dienst is. Wij moeten God prijzen, als die verlangen, dat ook anderen Gods heerlijke volmaaktheden verstaan en begeren hen te onderwijzen in Zijnen lof..

Vers 9

9. De hoofdgedachte van dat lied en van die onderwijzing zijn deze: God regeert over de heidenen; God zit, nadat Hij neergekomen is om door vernietiging der vijanden Zich als Koning der heidenen te doen erkennen, op den troon Zijner heiligheid 1), om de gehele wereld ook werkelijk aan Zijne heerschappij te onderwerpen.

1) De troon moet hier niet gedacht worden te Jeruzalem te zijn in den heiligen tempel zoals sommigen willen, hoewel ook daar de Heere God gezegd wordt Zijn troon te hebben opgericht, maar de dichter denkt hier aan den hemel, waarin de Heere Zijn troon heeft, en vanwaar Hij zegevierend heerst over alle Zijne vijanden, vanwaar uit Hij de wereld aan Zich onderwerpt. Wij weten, dat dit in Christus is en wordt verzekerd, die alle vijanden Gods zal onderwerpen, totdat Hij het Koninkrijk den Vader zal hebben overgegeven, opdat God zij alles in allen.

Vers 9

9. De hoofdgedachte van dat lied en van die onderwijzing zijn deze: God regeert over de heidenen; God zit, nadat Hij neergekomen is om door vernietiging der vijanden Zich als Koning der heidenen te doen erkennen, op den troon Zijner heiligheid 1), om de gehele wereld ook werkelijk aan Zijne heerschappij te onderwerpen.

1) De troon moet hier niet gedacht worden te Jeruzalem te zijn in den heiligen tempel zoals sommigen willen, hoewel ook daar de Heere God gezegd wordt Zijn troon te hebben opgericht, maar de dichter denkt hier aan den hemel, waarin de Heere Zijn troon heeft, en vanwaar Hij zegevierend heerst over alle Zijne vijanden, vanwaar uit Hij de wereld aan Zich onderwerpt. Wij weten, dat dit in Christus is en wordt verzekerd, die alle vijanden Gods zal onderwerpen, totdat Hij het Koninkrijk den Vader zal hebben overgegeven, opdat God zij alles in allen.

Vers 10

10. Als dat doel bereikt is, dan zal het zijn: De edelen der volken, en met hen de volken zelf, zijn verzameld tot n volk, het is het volk van den God van Abraham, een volk van gelovigen, een volk dat in Israël's volksgemeenschap is ingelijfd; want de schilden der aarde zijn Godes 1), de bestuurders, de hoofden der vorsten, die voor de volken zijn als schilden voor de krijgslieden (Hosea 4:18), zijn des Heren en hem volgen de onderhorigen. Hij, de Heere is zeer verheven 2)!

1) Wat betreft, "dat de schilden der aarde Godes zijn," velen verstaan dit, van de vorsten. En ik beken wel, dat we deze metaphora meermalen in de Schrift ontmoeten. Vervolgens schijnt dit niet slecht met het verband van den zin overeen te komen, alsof de Profeet gezegd heeft, dat de aanzienlijken der wereld, naar de beslissing Gods in Zijn Kerk zijn ingezet, dewijl Hij ook door hen regeert. De zin is echter eenvoudiger, dat, dewijl de wereld beschermd en bewaard wordt door n God, met recht zulk een verhevenheid met verwondering wordt erkend, welke tot zulk een uitgestrekte bewaring voldoende is. Want daarom spreekt hij van schilden in het meervoud, dewijl in de verschillende en bijkans ontelbare gevaren, die voortdurend de wereld bedreigen op elk gebied, het noodzakelijk is, dat de meervoudige Voorzienigheid Gods als zo vele schilden, moet tussen beide komen..

Anderen zijn er, die schilden opvatten in den zin van de aanzienlijken en groten der aarde, en met hen verenigen wij ons het liefst. Zodat schild dan staat voor hen, die zich van een schild bedienen. In plaats echter van tegen God op te staan en Zijne vijanden te zijn, zijn zij Hem door vrije gunst en genade dierbaar geworden, Zijn eigendom, zodat Hij Zich van hen, ten behoeve van Zijn Koninkrijk bedient, om dit te dienen.

2) De ware, laatste overwinning van Jehova bestaat niet in bloedige onderwerping en doffe nederstorting, maar in omkering van de harten der volken tot blijde aanbidding. Israël, welks God de Heere slechts daarom geworden is, om aller volkeren God te worden, verlangt, dat dit doel Zijner verkiezing bereikt worde..

Dan zal het zijn ene kudde onder een Herder. De menigvuldige stammen van verworpen heidenen zullen zich vergaderen om de kruisbanier van den Messias; de verstrooide en verachte nakomelingschap van Abraham zal zich bekeren en leven; de kerk gelukkig en getooid in de duizendjarige heerlijkheid en schoonheid, zal de heerlijkheid beschouwen en den lof uitspreken van Hem, die haar heeft bedekt met het kleed Zijner gerechtigheid en die haar heeft versierd met de klederen der verlossing..

Wij mogen niet vergeten het gevolg van de Messias verhoging aan de rechterhand der Majesteit in de hemelen. Gedurig is het de vreugde van Profeten en Apostelen om te vertoeven bij de omkering der volken tot het Evangelie van Christus.. Heere! is het niet Uw roem en Uw behagen om Israël bekering en vergeving der zonden te schenken, nu Gij verhoogd zijt als Vorst en Zaligmaker. Heere! bestuur Gij in ons en voor ons. Schenk ons en uwe gehele Kerk al de zegeningen van Uw koninkrijk van genade hier en heerlijkheid hierna. Richt Uw Koninkrijk op in onze harten. Neem elke gedachte gevangen tot de gehoorzaamheid van Christus. Bedwing alzo zacht al de krachten en vermogens der zielen van Uwe gekochten in heilige liefde en vreze, en in welbehagen in U. Dat prijzen van U met onderwijzing ga uit van ieder hart, beide hier en voor eeuwig tot U, den god onzer verlossing.

Overheidspersonen worden gezegd het zwaard te dragen, niet dat zij zwaarden zijn, zij worden gezegd schilden te zijn, niet schilden te dragen. Dit wijst aan, dat beschermen en bewaren meer hun ambt is dan straffen.

Vers 10

10. Als dat doel bereikt is, dan zal het zijn: De edelen der volken, en met hen de volken zelf, zijn verzameld tot n volk, het is het volk van den God van Abraham, een volk van gelovigen, een volk dat in Israël's volksgemeenschap is ingelijfd; want de schilden der aarde zijn Godes 1), de bestuurders, de hoofden der vorsten, die voor de volken zijn als schilden voor de krijgslieden (Hosea 4:18), zijn des Heren en hem volgen de onderhorigen. Hij, de Heere is zeer verheven 2)!

1) Wat betreft, "dat de schilden der aarde Godes zijn," velen verstaan dit, van de vorsten. En ik beken wel, dat we deze metaphora meermalen in de Schrift ontmoeten. Vervolgens schijnt dit niet slecht met het verband van den zin overeen te komen, alsof de Profeet gezegd heeft, dat de aanzienlijken der wereld, naar de beslissing Gods in Zijn Kerk zijn ingezet, dewijl Hij ook door hen regeert. De zin is echter eenvoudiger, dat, dewijl de wereld beschermd en bewaard wordt door n God, met recht zulk een verhevenheid met verwondering wordt erkend, welke tot zulk een uitgestrekte bewaring voldoende is. Want daarom spreekt hij van schilden in het meervoud, dewijl in de verschillende en bijkans ontelbare gevaren, die voortdurend de wereld bedreigen op elk gebied, het noodzakelijk is, dat de meervoudige Voorzienigheid Gods als zo vele schilden, moet tussen beide komen..

Anderen zijn er, die schilden opvatten in den zin van de aanzienlijken en groten der aarde, en met hen verenigen wij ons het liefst. Zodat schild dan staat voor hen, die zich van een schild bedienen. In plaats echter van tegen God op te staan en Zijne vijanden te zijn, zijn zij Hem door vrije gunst en genade dierbaar geworden, Zijn eigendom, zodat Hij Zich van hen, ten behoeve van Zijn Koninkrijk bedient, om dit te dienen.

2) De ware, laatste overwinning van Jehova bestaat niet in bloedige onderwerping en doffe nederstorting, maar in omkering van de harten der volken tot blijde aanbidding. Israël, welks God de Heere slechts daarom geworden is, om aller volkeren God te worden, verlangt, dat dit doel Zijner verkiezing bereikt worde..

Dan zal het zijn ene kudde onder een Herder. De menigvuldige stammen van verworpen heidenen zullen zich vergaderen om de kruisbanier van den Messias; de verstrooide en verachte nakomelingschap van Abraham zal zich bekeren en leven; de kerk gelukkig en getooid in de duizendjarige heerlijkheid en schoonheid, zal de heerlijkheid beschouwen en den lof uitspreken van Hem, die haar heeft bedekt met het kleed Zijner gerechtigheid en die haar heeft versierd met de klederen der verlossing..

Wij mogen niet vergeten het gevolg van de Messias verhoging aan de rechterhand der Majesteit in de hemelen. Gedurig is het de vreugde van Profeten en Apostelen om te vertoeven bij de omkering der volken tot het Evangelie van Christus.. Heere! is het niet Uw roem en Uw behagen om Israël bekering en vergeving der zonden te schenken, nu Gij verhoogd zijt als Vorst en Zaligmaker. Heere! bestuur Gij in ons en voor ons. Schenk ons en uwe gehele Kerk al de zegeningen van Uw koninkrijk van genade hier en heerlijkheid hierna. Richt Uw Koninkrijk op in onze harten. Neem elke gedachte gevangen tot de gehoorzaamheid van Christus. Bedwing alzo zacht al de krachten en vermogens der zielen van Uwe gekochten in heilige liefde en vreze, en in welbehagen in U. Dat prijzen van U met onderwijzing ga uit van ieder hart, beide hier en voor eeuwig tot U, den god onzer verlossing.

Overheidspersonen worden gezegd het zwaard te dragen, niet dat zij zwaarden zijn, zij worden gezegd schilden te zijn, niet schilden te dragen. Dit wijst aan, dat beschermen en bewaren meer hun ambt is dan straffen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 47". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-47.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile