Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Psalmen 83

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 83

PSALM 83.

GEBED OM HULP TEGEN DE VIJANDEN DER KERK.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 83

PSALM 83.

GEBED OM HULP TEGEN DE VIJANDEN DER KERK.

Vers 1

1. Een lied, een Psalm van Asaf (1 Chronicles 25:31 ).

Deze is de laatste der 12 Psalmen van deze zangersfamilie. Hij is gemaakt in een tijd, toen de koning: van Juda, Josafat, gemeld werd van hen inval der Ammonieten en Moabieten en van andere volken in zijn rijk, en de gemeente in den tempel te zamen kwam, om den Heere te zoeken. (2 Chronicles 20:17 ).

2.

De Psalm, zo merkt Rieger aan, is een krijgsgebed, dat met het oog op toekomstigen nood in profetischen geest gesteld is: bovendien is het voor alle tijden geschikt, wanneer Gods volk reden heeft, tegen de list en de macht van zijne vijanden bij God veiligheid te zoeken.

I. Psalms 83:2-Psalms 83:9. Op de korte bede, dat God met Zijne werkzame macht mocht ingrijpen, volgt de schildering van den nood, welke tot zulk ene bede dringt; want de vijanden, tegen welke om Gods hulp gebeden wordt, bedoelen niets minder dan geheel Israël te verderven, en hun menigte is zo groot, dat Gods volk er zich levendig van bewust is, hoe zijne kunde, zijn vermogen niets vermag, niets baten kan.

Vers 1

1. Een lied, een Psalm van Asaf (1 Chronicles 25:31 ).

Deze is de laatste der 12 Psalmen van deze zangersfamilie. Hij is gemaakt in een tijd, toen de koning: van Juda, Josafat, gemeld werd van hen inval der Ammonieten en Moabieten en van andere volken in zijn rijk, en de gemeente in den tempel te zamen kwam, om den Heere te zoeken. (2 Chronicles 20:17 ).

2.

De Psalm, zo merkt Rieger aan, is een krijgsgebed, dat met het oog op toekomstigen nood in profetischen geest gesteld is: bovendien is het voor alle tijden geschikt, wanneer Gods volk reden heeft, tegen de list en de macht van zijne vijanden bij God veiligheid te zoeken.

I. Psalms 83:2-Psalms 83:9. Op de korte bede, dat God met Zijne werkzame macht mocht ingrijpen, volgt de schildering van den nood, welke tot zulk ene bede dringt; want de vijanden, tegen welke om Gods hulp gebeden wordt, bedoelen niets minder dan geheel Israël te verderven, en hun menigte is zo groot, dat Gods volk er zich levendig van bewust is, hoe zijne kunde, zijn vermogen niets vermag, niets baten kan.

Vers 2

2. O God! zwijg niet, gelijk Gij thans schijnt te doen, houd U niet als doof bij den druk, die ons overkomen is, en zijt niet stil, o God met Uw werk voor ons!

God werkt altijd. Zijn arbeid kan niet rusten, maar Hij verbergt dikwijls Zijn helpen en werken voor onze ogen Hij gebruikt middelen en wegen, die wij niet verstaan en haat der vijanden macht zich hoog verheffen, om des te meer verheerlijkt te worden. Wij menen dan, dat God zwijgt en zich terughoudt, maar juist dit zwijgen moet ons des te meer tot spreken en roepen brengen, zodat er den gehelen dag en den gansen nacht geen zwijgen zij, maar een aanmanen bij den Heere, om Zijne uitverkorenen te redden, opdat niet alleen hulp kome, maar ook de verleende hulp als ene verhoring des gebeds moge aangenomen worden..

Wanneer wordt God gezegd te zwijgen? Wanneer Hij niet terstond het gebed Zijner ellendigen hoort, wanneer Hij schijnbaar te vergeefs om uitredding laat smeken. En waarom handelt God aldus? Opdat Zijn volk des te vuriger Hem aanlope, met Hem worstelen, en het ervare, dat de Heere redt, enkel om Zichzelfs wille.

Vers 2

2. O God! zwijg niet, gelijk Gij thans schijnt te doen, houd U niet als doof bij den druk, die ons overkomen is, en zijt niet stil, o God met Uw werk voor ons!

God werkt altijd. Zijn arbeid kan niet rusten, maar Hij verbergt dikwijls Zijn helpen en werken voor onze ogen Hij gebruikt middelen en wegen, die wij niet verstaan en haat der vijanden macht zich hoog verheffen, om des te meer verheerlijkt te worden. Wij menen dan, dat God zwijgt en zich terughoudt, maar juist dit zwijgen moet ons des te meer tot spreken en roepen brengen, zodat er den gehelen dag en den gansen nacht geen zwijgen zij, maar een aanmanen bij den Heere, om Zijne uitverkorenen te redden, opdat niet alleen hulp kome, maar ook de verleende hulp als ene verhoring des gebeds moge aangenomen worden..

Wanneer wordt God gezegd te zwijgen? Wanneer Hij niet terstond het gebed Zijner ellendigen hoort, wanneer Hij schijnbaar te vergeefs om uitredding laat smeken. En waarom handelt God aldus? Opdat Zijn volk des te vuriger Hem aanlope, met Hem worstelen, en het ervare, dat de Heere redt, enkel om Zichzelfs wille.

Vers 3

3. Want zie, Uwe vijanden, van welke (Psalms 83:7) nader zal gesproken worden, maken getier, en Uwe haters steken het hoofd op in trotsen overmoed, als ware hun zaak zeker (Judges 8:28).

Men moet opmerken, dat zij, die de Kerk aanvallen, vijanden van God genoemd worden, omdat dit gene geringe reden tot vertrouwen is, dat wij met God gemeenschappelijke vijanden hebben..

Vers 3

3. Want zie, Uwe vijanden, van welke (Psalms 83:7) nader zal gesproken worden, maken getier, en Uwe haters steken het hoofd op in trotsen overmoed, als ware hun zaak zeker (Judges 8:28).

Men moet opmerken, dat zij, die de Kerk aanvallen, vijanden van God genoemd worden, omdat dit gene geringe reden tot vertrouwen is, dat wij met God gemeenschappelijke vijanden hebben..

Vers 4

4. Zij, deze Uwe vijanden, maken listiglijk enen heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uwe verborgenen1), tegen de leden van Uw volk, dat, naar Uwe belofte, onder Uwe heilige bescherming staat en niet kan aangetast worden, zonder dat Gij zelf, zijn Beschermer, aangevallen wordt (Psalms 27:5; Psalms 31:21).

1) Schone, troostvolle naam! Tot de verborgenen Gods te behoren, die Hij in bescherming heeft genomen, die Hij als een schijnt heeft weggelegd. Deze naam toont tevens aan, om zich niet met grootsheid en pralerij, naar de wijze der wereld in te laten, maar zich met Zijne verborgene bescherming gaarne door de hoogmoedige wereld te laten verachten en voor dood te laten aanzien..

Vers 4

4. Zij, deze Uwe vijanden, maken listiglijk enen heimelijken aanslag tegen Uw volk, en beraadslagen zich tegen Uwe verborgenen1), tegen de leden van Uw volk, dat, naar Uwe belofte, onder Uwe heilige bescherming staat en niet kan aangetast worden, zonder dat Gij zelf, zijn Beschermer, aangevallen wordt (Psalms 27:5; Psalms 31:21).

1) Schone, troostvolle naam! Tot de verborgenen Gods te behoren, die Hij in bescherming heeft genomen, die Hij als een schijnt heeft weggelegd. Deze naam toont tevens aan, om zich niet met grootsheid en pralerij, naar de wijze der wereld in te laten, maar zich met Zijne verborgene bescherming gaarne door de hoogmoedige wereld te laten verachten en voor dood te laten aanzien..

Vers 5

5. Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat separatistische, exclusieve, van het maatschappelijk leven zich afzonderende, dat ons veroordelend volk, dat zij voortaan geen volk meer zijn (Jeremiah 11:19; Jeremiah 48:2), dat aan den naam Israël's niet meer gedacht worde (2 Chronicles 20:23 ).

Vers 5

5. Zij hebben gezegd: Komt, en laat ons hen uitroeien, dat separatistische, exclusieve, van het maatschappelijk leven zich afzonderende, dat ons veroordelend volk, dat zij voortaan geen volk meer zijn (Jeremiah 11:19; Jeremiah 48:2), dat aan den naam Israël's niet meer gedacht worde (2 Chronicles 20:23 ).

Vers 6

6. Want zij hebben in het hart te zamen beraadslaagd, een gemeenschappelijk plan beraamd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt, een verbond gelijk in Psalms 83:5 genoemd is, om Uw Raadsbesluit te vernietigen, volgens hetwelk de eeuwige voortduring der Kerk bepaald is.

Indien de vijanden der kerk te zamen stemmen tot hare verwoesting, zullen dan niet de vrienden der kerk eensgezind zijn in het dienen van hare belangen! Indien Herodes en Pilatus vrienden geworden zijn, en zich verenigd hebben om Christus te kruisigen, zullen zeker Paulus en Barnabas, Paulus en Petrus vrienden geworden zijn, en zich verenigd hebben om Christus te prediken..

Vers 6

6. Want zij hebben in het hart te zamen beraadslaagd, een gemeenschappelijk plan beraamd; tegen U hebben zij een verbond gemaakt, een verbond gelijk in Psalms 83:5 genoemd is, om Uw Raadsbesluit te vernietigen, volgens hetwelk de eeuwige voortduring der Kerk bepaald is.

Indien de vijanden der kerk te zamen stemmen tot hare verwoesting, zullen dan niet de vrienden der kerk eensgezind zijn in het dienen van hare belangen! Indien Herodes en Pilatus vrienden geworden zijn, en zich verenigd hebben om Christus te kruisigen, zullen zeker Paulus en Barnabas, Paulus en Petrus vrienden geworden zijn, en zich verenigd hebben om Christus te prediken..

Vers 7

7. De krijgstenten, de legerscharen van Edom en der Ismaëlieten, Moab en de Hagarenen (1 Chronicles 5:10).

Vers 7

7. De krijgstenten, de legerscharen van Edom en der Ismaëlieten, Moab en de Hagarenen (1 Chronicles 5:10).

Vers 8

8. Gebal (Numbers 20:17 ), en Ammon, en Amalek, Palestina (liever: Filistaea), de Filistijnen met de inwoners van Tyrus in Fenicië. 9. Ook heeft zich Assur (Genesis 25:18)bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot, den Moabieten en Ammonieten, de eigenlijke aanleggers der onderneming, tot enen arm geweest; Assur heeft hen versterkt, zich bij hen gevoegd. Sela.

"De muziek verheft zich na deze optelling als in toorn."

De dichter rangschikt de vijandige volken naar hun geografische ligging; de zeven eerstgenoemde van Edom tot Amalek zijn die uit de streken oostelijk en zuidoostelijk van de Dode zee; deze "boze steden" zijn door westelijke en noordoostelijke volken ingesloten, die, daar zij Israël evenzeer haten, hun een krachtigen steun geven..

In het gevolg der Filistijnen komen de bewoners van Tyrus; dat kramersvolk wordt slechts door hebzucht bewogen, om zich aan te sluiten, het is overal waar iets te verdienen is..

De dichter spreekt het hier uit, dat het de vijanden, de kinderen Loths Moab en Ammon, niet te doen is, om een stuk van het land der vaderen af te nemen, maar om Israël gangen en al uit de landpalen te verdrijven.

Dat het geen gewone oorlog was, om enig land te veroveren, maar om Israël geheel en al uit te roeien.

Daarom is het den dichter zo bange, maar ook daarom roept hij om uitredding. Gans machteloos voelt hij zich in zich zelven, maar waar eigen kracht ontzinkt, daar neemt hij vertrouwend de toevlucht tot de mogendheden Gods.

10.

II. Psalms 83:10-Psalms 83:19. Aan de schildering van den bestaanden nood wordt nu de bede aangesloten en meer ontwikkeld. Eerst wordt de Heere aan de wonderbare hulp herinnerd, die Hij vroeger in dergelijke nood bewezen heeft; daarna wordt Hij opgeroepen, om den donder Zijns toorns tegen de vijanden los te laten, en door hunnen ondergang Zijne eer hier op aarde te bevorderen.

Vers 8

8. Gebal (Numbers 20:17 ), en Ammon, en Amalek, Palestina (liever: Filistaea), de Filistijnen met de inwoners van Tyrus in Fenicië. 9. Ook heeft zich Assur (Genesis 25:18)bij hen gevoegd; zij zijn den kinderen van Lot, den Moabieten en Ammonieten, de eigenlijke aanleggers der onderneming, tot enen arm geweest; Assur heeft hen versterkt, zich bij hen gevoegd. Sela.

"De muziek verheft zich na deze optelling als in toorn."

De dichter rangschikt de vijandige volken naar hun geografische ligging; de zeven eerstgenoemde van Edom tot Amalek zijn die uit de streken oostelijk en zuidoostelijk van de Dode zee; deze "boze steden" zijn door westelijke en noordoostelijke volken ingesloten, die, daar zij Israël evenzeer haten, hun een krachtigen steun geven..

In het gevolg der Filistijnen komen de bewoners van Tyrus; dat kramersvolk wordt slechts door hebzucht bewogen, om zich aan te sluiten, het is overal waar iets te verdienen is..

De dichter spreekt het hier uit, dat het de vijanden, de kinderen Loths Moab en Ammon, niet te doen is, om een stuk van het land der vaderen af te nemen, maar om Israël gangen en al uit de landpalen te verdrijven.

Dat het geen gewone oorlog was, om enig land te veroveren, maar om Israël geheel en al uit te roeien.

Daarom is het den dichter zo bange, maar ook daarom roept hij om uitredding. Gans machteloos voelt hij zich in zich zelven, maar waar eigen kracht ontzinkt, daar neemt hij vertrouwend de toevlucht tot de mogendheden Gods.

10.

II. Psalms 83:10-Psalms 83:19. Aan de schildering van den bestaanden nood wordt nu de bede aangesloten en meer ontwikkeld. Eerst wordt de Heere aan de wonderbare hulp herinnerd, die Hij vroeger in dergelijke nood bewezen heeft; daarna wordt Hij opgeroepen, om den donder Zijns toorns tegen de vijanden los te laten, en door hunnen ondergang Zijne eer hier op aarde te bevorderen.

Vers 10

10. Doe hun als in vroegeren tijd aan Midian (Judges 7:21), als Sisera, den veldoverste, als Jabin, den koning der Kananieten, aan de beek Kison (Judges 4:1);

Vers 10

10. Doe hun als in vroegeren tijd aan Midian (Judges 7:21), als Sisera, den veldoverste, als Jabin, den koning der Kananieten, aan de beek Kison (Judges 4:1);

Vers 11

11. Die (Sisera en Jabin) verdelgd zijn met hun leger te Endor, tot welke plaats zich het slagveld uitstrekte (Judges 5:19); zij zijn in de lijken der gevallenen, geworden tot drek der aarde, tot mest des lands.

Vers 11

11. Die (Sisera en Jabin) verdelgd zijn met hun leger te Endor, tot welke plaats zich het slagveld uitstrekte (Judges 5:19); zij zijn in de lijken der gevallenen, geworden tot drek der aarde, tot mest des lands.

Vers 12

12. Maak hen, de in Psalms 83:7, genoemde vijanden en hun prinsen, hun oversten, als die der Midianieten,als Oreb en als Zeëb (Judges 7:25), en al hun vorsten als Zebah en als Zalmna (Judges 8:5); 13. Hun vorsten en oversten, die zeiden, zich in misdadigen overmoed tegen Uzelven verheffende: Laat ons de schone woningen Gods, het land Kanan dat het eigendom van Jehova is, en dat Hij Zijn volk ten erve gegeven heeft, voor ons in erfelijke bezitting nemen.

Het "doe hun als Midian" werd boven bidden en denken vervuld; de nederlaag der vijanden had op dezelfde wijze als die der Midianieten plaats, door onderlinge verdeeldheid die zo dikwijls het rijk Gods voortreffelijke diensten bewezen heeft..

Vers 12

12. Maak hen, de in Psalms 83:7, genoemde vijanden en hun prinsen, hun oversten, als die der Midianieten,als Oreb en als Zeëb (Judges 7:25), en al hun vorsten als Zebah en als Zalmna (Judges 8:5); 13. Hun vorsten en oversten, die zeiden, zich in misdadigen overmoed tegen Uzelven verheffende: Laat ons de schone woningen Gods, het land Kanan dat het eigendom van Jehova is, en dat Hij Zijn volk ten erve gegeven heeft, voor ons in erfelijke bezitting nemen.

Het "doe hun als Midian" werd boven bidden en denken vervuld; de nederlaag der vijanden had op dezelfde wijze als die der Midianieten plaats, door onderlinge verdeeldheid die zo dikwijls het rijk Gods voortreffelijke diensten bewezen heeft..

Vers 14

14. Mijn God! maak hen als een wervel, als stof, dat een storm opzweept (Isaiah 17:13), als stoppelen voor den wind, onophoudelijk voortgedreven.

Vers 14

14. Mijn God! maak hen als een wervel, als stof, dat een storm opzweept (Isaiah 17:13), als stoppelen voor den wind, onophoudelijk voortgedreven.

Vers 15

15. Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt, de met bossen begroeide bergen afbrandt, zodat er slechts kale hoogten overblijven;

Vers 15

15. Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt, de met bossen begroeide bergen afbrandt, zodat er slechts kale hoogten overblijven;

Vers 16

16. Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uwen draaiwind, door buitengewone tussenkomst van Uw Alvermogen.

In den nazin der vergelijking gaat de dichter tot een ander aan het eerste verwant beeld over, want de toorn is een vuur, maar ook een adem (Isaiah 30:33), hij is een gloeiende adem, die in brand steekt..

Vers 16

16. Vervolg hen alzo met Uw onweder, en verschrik hen met Uwen draaiwind, door buitengewone tussenkomst van Uw Alvermogen.

In den nazin der vergelijking gaat de dichter tot een ander aan het eerste verwant beeld over, want de toorn is een vuur, maar ook een adem (Isaiah 30:33), hij is een gloeiende adem, die in brand steekt..

Vers 17

17. Maak hun aangezicht door diepe beschaming vol schande (Psalms 44:16; Psalms 69:8), opdat zij, o HEERE! niet langer Uwe slagen kunnen verdragen en Uwen naam zoeken, ootmoedig om genade komen smeken bij Jehova.

Zo is het ook geschied: Er werd ene verschrikking Gods over alle koninkrijken van die landen, als zij hoorden dat de Heere tegen de vijanden van Israël gestreden had (2 Chronicles 20:29)..

De wraak en toorn, die de dichter over Juda's vijanden inroept, heet de dichter, gelijk elders in de Schrift, een onweder vergezeld van een hevigen orkaan, en van vuur. Die vijanden. hoeveel en machtig ook, zijn voor dit onweder als lichte stoppelen, die hoog in de lucht geworpen en verteerd worden door vuur, het vuur des Heren gelijk een woud, gelijk het geboomte der bergen, dat, aangestoken, geheel verteert, omdat er geen blussen aan is.

Maar de dichter kan niet eindigen zonder zijn ernstige wens en bede, dat dit oordeel mag uitlopen tot grootmaking van `s Heren Naam, zelfs nog door die vijanden..

Vers 17

17. Maak hun aangezicht door diepe beschaming vol schande (Psalms 44:16; Psalms 69:8), opdat zij, o HEERE! niet langer Uwe slagen kunnen verdragen en Uwen naam zoeken, ootmoedig om genade komen smeken bij Jehova.

Zo is het ook geschied: Er werd ene verschrikking Gods over alle koninkrijken van die landen, als zij hoorden dat de Heere tegen de vijanden van Israël gestreden had (2 Chronicles 20:29)..

De wraak en toorn, die de dichter over Juda's vijanden inroept, heet de dichter, gelijk elders in de Schrift, een onweder vergezeld van een hevigen orkaan, en van vuur. Die vijanden. hoeveel en machtig ook, zijn voor dit onweder als lichte stoppelen, die hoog in de lucht geworpen en verteerd worden door vuur, het vuur des Heren gelijk een woud, gelijk het geboomte der bergen, dat, aangestoken, geheel verteert, omdat er geen blussen aan is.

Maar de dichter kan niet eindigen zonder zijn ernstige wens en bede, dat dit oordeel mag uitlopen tot grootmaking van `s Heren Naam, zelfs nog door die vijanden..

Vers 18

18. Laat hen beschaamd worden, wanneer Gij Uwe ontzettende gerichten over hen laat komen, en laat hen verschrikt wezen tot in eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden en omkomen (Psalms 6:11; Psalms 35:5).

Vers 18

18. Laat hen beschaamd worden, wanneer Gij Uwe ontzettende gerichten over hen laat komen, en laat hen verschrikt wezen tot in eeuwigheid, en laat hen schaamrood worden en omkomen (Psalms 6:11; Psalms 35:5).

Vers 19

19. Opdat zij, de weinigen, die nog uit den algemenen ondergang mochten gered worden 1), het weten, en de velen in hunnen ondergang het ervaren, dat Gij alleen met Uwen naam, Gij (die den Heere heet, en Wie die naam alleen door Uw volk wordt toegekend (Isaiah 37:20. Hosea 12:6), ook werkelijk zijt de HEERE, de Allerhoogste, niet slechts over een enkel volk, maar over de ganse aarde. (2 Kings 19:19 Jes 37:16)

1) Evenals bij de profeten aan den rand van hun profetieën des gerichts een zwak streepje van ene boodschap van genade ligt, zo schemert ook hier op den duisteren grond van ontzettende aankondigingen een wens van den dichter door. In elk geval-en dit is het slot van de laatste van Asafs zangen-is het doel aller gerichten en van de gehele geschiedenis, dat alle vijanden, zij mogen komen of niet, zij mogen willen of niet, van harte of geveinsd, voor Jehova als voor den Allerhoogsten en enigen Heer der gehele aarde de knieën moeten buigen, ter ere van Zijnen groten, heiligen en heerlijken naam. Dan zullen zij erkennen dat deze God van Israël geen volks-God, maar de God aller volken is, en dat de Heere n is en Zijn naam n (Zechariah 14:9).

Wij zien hier, dat geen persoonlijke haat Asaf bezielt. Niet om persoonlijken haat roept hij de wraak Gods in, maar wat hem drijft is de liefde tot `s Heren Naam en ere aan de ene zijde en aan de andere zijde de hartelijke begeerte, dat zijne vijanden nog tot bekering mogen komen.

Vers 19

19. Opdat zij, de weinigen, die nog uit den algemenen ondergang mochten gered worden 1), het weten, en de velen in hunnen ondergang het ervaren, dat Gij alleen met Uwen naam, Gij (die den Heere heet, en Wie die naam alleen door Uw volk wordt toegekend (Isaiah 37:20. Hosea 12:6), ook werkelijk zijt de HEERE, de Allerhoogste, niet slechts over een enkel volk, maar over de ganse aarde. (2 Kings 19:19 Jes 37:16)

1) Evenals bij de profeten aan den rand van hun profetieën des gerichts een zwak streepje van ene boodschap van genade ligt, zo schemert ook hier op den duisteren grond van ontzettende aankondigingen een wens van den dichter door. In elk geval-en dit is het slot van de laatste van Asafs zangen-is het doel aller gerichten en van de gehele geschiedenis, dat alle vijanden, zij mogen komen of niet, zij mogen willen of niet, van harte of geveinsd, voor Jehova als voor den Allerhoogsten en enigen Heer der gehele aarde de knieën moeten buigen, ter ere van Zijnen groten, heiligen en heerlijken naam. Dan zullen zij erkennen dat deze God van Israël geen volks-God, maar de God aller volken is, en dat de Heere n is en Zijn naam n (Zechariah 14:9).

Wij zien hier, dat geen persoonlijke haat Asaf bezielt. Niet om persoonlijken haat roept hij de wraak Gods in, maar wat hem drijft is de liefde tot `s Heren Naam en ere aan de ene zijde en aan de andere zijde de hartelijke begeerte, dat zijne vijanden nog tot bekering mogen komen.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 83". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-83.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile