Lectionary Calendar
Tuesday, May 28th, 2024
the Week of Proper 3 / Ordinary 8
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
1 Kronieken 22

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 22

Spijze ging uit van de eter. Het was bij gelegenheid van het schrikkelijk oordeel, waardoor Israël om Davids zonde geteisterd werd, dat God de aanduiding gaf om een ander altaar op te richten, en van de plaats, waar Hij wilde dat de tempel gebouwd zou worden, waarop David opgewekt werd om met kracht en ijver toebereidselen te maken voor dit grote werk waarin hij, hoewel hij het sinds lang had voorgenomen in de laatste tijd ietwat nalatig scheen geworden te zijn, totdat hij door de verschrikking van dat oordeel wakker geschud werd. De tekenen, die hij ontving van Gods gunst, na die van Zijn misnoegen:

I. Leidden hem naar de plek, 1 Chronicles 22:1.

II. Moedigden hem aan tot het werk.

1. Hij maakte toebereidselen voor het bouwen, 1 Chronicles 22:2

2. Hij onderrichtte Salomo en droeg hem een last op voor dit werk, 1 Chronicles 22:6.

3. Hij gebood vorsten hem er behulpzaam in te zijn, 1 Chronicles 22:17.

Er is een zeer groot verschil tussen Davids gemoedsgesteldheid aan het begin van het vorige hoofdstuk en aan het begin van dit hoofdstuk. Daar heeft hij in de hoogmoed zijns harten het volk geteld, hier bereidt hij in ootmoed voorden dienst van God. Daar had het bederf de overhand (maar de bron van levend water in de ziel kan wei voor een wijle troebel worden, doch zal van de onreine mengselen ontdaan worden en wederom helder zijn) hier heeft de genade weer de bovenhand verkregen.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, 1 KRONIEKEN 22

Spijze ging uit van de eter. Het was bij gelegenheid van het schrikkelijk oordeel, waardoor Israël om Davids zonde geteisterd werd, dat God de aanduiding gaf om een ander altaar op te richten, en van de plaats, waar Hij wilde dat de tempel gebouwd zou worden, waarop David opgewekt werd om met kracht en ijver toebereidselen te maken voor dit grote werk waarin hij, hoewel hij het sinds lang had voorgenomen in de laatste tijd ietwat nalatig scheen geworden te zijn, totdat hij door de verschrikking van dat oordeel wakker geschud werd. De tekenen, die hij ontving van Gods gunst, na die van Zijn misnoegen:

I. Leidden hem naar de plek, 1 Chronicles 22:1.

II. Moedigden hem aan tot het werk.

1. Hij maakte toebereidselen voor het bouwen, 1 Chronicles 22:2

2. Hij onderrichtte Salomo en droeg hem een last op voor dit werk, 1 Chronicles 22:6.

3. Hij gebood vorsten hem er behulpzaam in te zijn, 1 Chronicles 22:17.

Er is een zeer groot verschil tussen Davids gemoedsgesteldheid aan het begin van het vorige hoofdstuk en aan het begin van dit hoofdstuk. Daar heeft hij in de hoogmoed zijns harten het volk geteld, hier bereidt hij in ootmoed voorden dienst van God. Daar had het bederf de overhand (maar de bron van levend water in de ziel kan wei voor een wijle troebel worden, doch zal van de onreine mengselen ontdaan worden en wederom helder zijn) hier heeft de genade weer de bovenhand verkregen.

Verzen 1-5

1 Kronieken 22:1-5

I. Hier is:

De plaats waar de tempel gebouwd moest worden, 1 Chronicles 22:1.

En David zei door ingeving van God, en als een verklaring van Zijn voornemen: Hier zal het huis Gods des Heeren zijn.

Als een tempel voor God gebouwd moet worden, dan is het voegzaam Hem de grond te laten kiezen, want de gehele aarde is Zijne, en dit is de plek gronds, die Hij kiest.

Zij had toebehoord aan een Jebusiet, en misschien was er in of rondom Jeruzalem geen andere plek gronds, die aan hem of aan een anderen vreemdeling toebehoorde, een gelukkig voorteken van de oprichting van de Evangelietempel onder de heidenen. Zie Acts 15:16,Acts 15:17.

De grond was een dorsvloer, want de kerk van de levenden God is Zijn dorsvloer, Zijn dorsing, en "de tarwe Zijns dorsvloers", Isaiah 21:10.

Christus' wan is in Zijn hand om Zijn dorsvloer te doorzuiveren. Dit zal het huis zijn, omdat dit het altaar is, de tempel werd gebouwd om de wille van het altaar, er waren altaren lang voordat er tempels weren.

II. Er werden toebereidselen gemaakt voor dat gebouw. David moest het niet bouwen, maar hij wilde er alles voor doen wat hij kon hij bereidde voorraad in menigte voor zijn dood, 1 Chronicles 22:5.

Het geeft te kennen dat de gedachte aan zijn hoge jaren en toenemende zwakheden, die hem deden zien dat zijn dood naderde, hem in de laatste tijd van zijn leven aangespoord hebben tot grote ijver in het maken van deze toebereidselen. Wat onze hand vindt om te doen voor God en onze ziel en ons geslacht, laat ons het doen met alle macht v r onze dood want daar is geen werk noch verzinning in het graf.

Nu wordt ons hier gezegd:

1. Wat hem bewoog om die toebereidselen te maken. Hij overwoog twee dingen:

a. Dat Salomo jong en teder was, en zich waarschijnlijk niet terstond met grote kracht op die zaak zou toeleggen, zodat, tenzij hij de raderen aan de gang vindt, hij gevaar zou lopen van in het begin zeer veel tijd verloren te laten gaan, temeer omdat hij, jong zijnde, in verzoeking zou wezen om het uit te stellen, terwijl, als hij de materialen allen ten gebruike toebereid zou vinden, het moeilijkste deel van het werk gedaan ZOU zijn, en dit zou hem opwekken en aanmoedigen om het reeds aan het begin van zijn regering ter hand te nemen. Zij, die oud en ervaren zijn, moeten bedachtzaam wezen voor hen, die jong en teder zijn, en hun zoveel hulp bereiden als zij slechts kunnen, teneinde hun het werk van God zo gemakkelijk mogelijk te maken. b. Dat het huis zeer schoon en prachtig moet worden, zeer statig en kostbaar, sterk en sierlijk, alles wat er in of aan was moest het beste wezen in zijn soort, en wel om een goede reden, het was bestemd voor de eer van de grote God, de Heere van de gehele aarde, en moest een type wezen van Christus, in wie alle volheid woont, en in wie alle schatten verborgen zijn.

De mensen moesten toenmaals door bespeurbare methodes onderwezen worden, het grootse van het huis zal de aanbidders heilig ontzag en eerbied voor God inboezemen en vreemdelingen uitnodigen om het te komen zien als het wonder van de wereld, en hierdoor zullen deze met de waren God bekend worden, daarom wordt het hier bestemd om tot een naam en tot heerlijkheid te zijn in alle landen.

David heeft die goede uitwerking van die pracht voorzegd, Psalms 68:30 :"Om Uws tempels wil te Jeruzalem zullen U de koningen geschenken brengen".

2. Welke toebereidselen hij maakte: in het algemeen: hij bereidde voorraad in menigte, zoals wij later zullen bevinden: cederhout en stenen, ijzer en koper worden hier in het bijzonder genoemd, 1 Chronicles 22:2. Cederhout had hij van de Tyriërs en Sidoniers: "de dochter van Tyrus zal Uw aangezicht met geschenk smeken," Psalms 45:13. Hij verzamelde ook werklieden de vreemdelingen, die in het land Israëls waren. Sommigen denken dat hij hen gebruikte, omdat zij over het algemeen betere kunstenaars waren, vernuftiger in handenarbeid dan de Israëlieten, of liever omdat hij de vrijgeboren Israëlieten niet gebruiken wilde in iets dat gering of slavenarbeid scheen te zijn. Zij waren verlost van het slavenwerk om tichelstenen te maken in Egypte, en moeten niet terugkeren tot de arbeid van stenen te houwen. Deze vreemdelingen waren proselieten van de Joodsen Godsdienst, die hoewel niet tot slaven gemaakt, toch niet van gelijke waardigheid waren als de Israëlieten.

Verzen 1-5

1 Kronieken 22:1-5

I. Hier is:

De plaats waar de tempel gebouwd moest worden, 1 Chronicles 22:1.

En David zei door ingeving van God, en als een verklaring van Zijn voornemen: Hier zal het huis Gods des Heeren zijn.

Als een tempel voor God gebouwd moet worden, dan is het voegzaam Hem de grond te laten kiezen, want de gehele aarde is Zijne, en dit is de plek gronds, die Hij kiest.

Zij had toebehoord aan een Jebusiet, en misschien was er in of rondom Jeruzalem geen andere plek gronds, die aan hem of aan een anderen vreemdeling toebehoorde, een gelukkig voorteken van de oprichting van de Evangelietempel onder de heidenen. Zie Acts 15:16,Acts 15:17.

De grond was een dorsvloer, want de kerk van de levenden God is Zijn dorsvloer, Zijn dorsing, en "de tarwe Zijns dorsvloers", Isaiah 21:10.

Christus' wan is in Zijn hand om Zijn dorsvloer te doorzuiveren. Dit zal het huis zijn, omdat dit het altaar is, de tempel werd gebouwd om de wille van het altaar, er waren altaren lang voordat er tempels weren.

II. Er werden toebereidselen gemaakt voor dat gebouw. David moest het niet bouwen, maar hij wilde er alles voor doen wat hij kon hij bereidde voorraad in menigte voor zijn dood, 1 Chronicles 22:5.

Het geeft te kennen dat de gedachte aan zijn hoge jaren en toenemende zwakheden, die hem deden zien dat zijn dood naderde, hem in de laatste tijd van zijn leven aangespoord hebben tot grote ijver in het maken van deze toebereidselen. Wat onze hand vindt om te doen voor God en onze ziel en ons geslacht, laat ons het doen met alle macht v r onze dood want daar is geen werk noch verzinning in het graf.

Nu wordt ons hier gezegd:

1. Wat hem bewoog om die toebereidselen te maken. Hij overwoog twee dingen:

a. Dat Salomo jong en teder was, en zich waarschijnlijk niet terstond met grote kracht op die zaak zou toeleggen, zodat, tenzij hij de raderen aan de gang vindt, hij gevaar zou lopen van in het begin zeer veel tijd verloren te laten gaan, temeer omdat hij, jong zijnde, in verzoeking zou wezen om het uit te stellen, terwijl, als hij de materialen allen ten gebruike toebereid zou vinden, het moeilijkste deel van het werk gedaan ZOU zijn, en dit zou hem opwekken en aanmoedigen om het reeds aan het begin van zijn regering ter hand te nemen. Zij, die oud en ervaren zijn, moeten bedachtzaam wezen voor hen, die jong en teder zijn, en hun zoveel hulp bereiden als zij slechts kunnen, teneinde hun het werk van God zo gemakkelijk mogelijk te maken. b. Dat het huis zeer schoon en prachtig moet worden, zeer statig en kostbaar, sterk en sierlijk, alles wat er in of aan was moest het beste wezen in zijn soort, en wel om een goede reden, het was bestemd voor de eer van de grote God, de Heere van de gehele aarde, en moest een type wezen van Christus, in wie alle volheid woont, en in wie alle schatten verborgen zijn.

De mensen moesten toenmaals door bespeurbare methodes onderwezen worden, het grootse van het huis zal de aanbidders heilig ontzag en eerbied voor God inboezemen en vreemdelingen uitnodigen om het te komen zien als het wonder van de wereld, en hierdoor zullen deze met de waren God bekend worden, daarom wordt het hier bestemd om tot een naam en tot heerlijkheid te zijn in alle landen.

David heeft die goede uitwerking van die pracht voorzegd, Psalms 68:30 :"Om Uws tempels wil te Jeruzalem zullen U de koningen geschenken brengen".

2. Welke toebereidselen hij maakte: in het algemeen: hij bereidde voorraad in menigte, zoals wij later zullen bevinden: cederhout en stenen, ijzer en koper worden hier in het bijzonder genoemd, 1 Chronicles 22:2. Cederhout had hij van de Tyriërs en Sidoniers: "de dochter van Tyrus zal Uw aangezicht met geschenk smeken," Psalms 45:13. Hij verzamelde ook werklieden de vreemdelingen, die in het land Israëls waren. Sommigen denken dat hij hen gebruikte, omdat zij over het algemeen betere kunstenaars waren, vernuftiger in handenarbeid dan de Israëlieten, of liever omdat hij de vrijgeboren Israëlieten niet gebruiken wilde in iets dat gering of slavenarbeid scheen te zijn. Zij waren verlost van het slavenwerk om tichelstenen te maken in Egypte, en moeten niet terugkeren tot de arbeid van stenen te houwen. Deze vreemdelingen waren proselieten van de Joodsen Godsdienst, die hoewel niet tot slaven gemaakt, toch niet van gelijke waardigheid waren als de Israëlieten.

Verzen 6-16

1 Kronieken 22:6-16

Hoewel Salomo jong en teder was, was hij toch instaat om onderricht te ontvangen nopens het werk, waarvoor hij bestemd was, dienovereenkomstig geeft zijn vader hem hier onderricht. Toen David aan de regering kwam, had hij veel te doen, want de fondamenten wankelden, maar aan Salomo was slechts een last opgedragen, en die was: het huis des Heeren, des Gods Israëls, te bouwen, 1 Chronicles 22:6.

I. Hij, zegt hem waarom hij het zelf niet deed. Het was in zijn hart om het te doen, 1 Chronicles 22:7, maar God verbood het hem, omdat hij veel bloed had vergoten, 1 Chronicles 22:8.

Sommigen denken dat dit ziet op het bloed van Uria, dat zo'n vlek op hem deed kleven, dat het hem de eer onwaardig maakte om de tempel te bouwen. Maar die eer was hem ontzegd, voordat hij dat bloed had vergoten, daarom moet het bedoeld zijn, zoals het hier verklaard wordt.

Van het bloed, dat hij in zijn oorlogen had vergoten, want hij is een krijgsman geweest van zijn jeugd af aan, welk bloed, hoewel het rechtvaardig, eervol, in de dienst van God en Israël vergoten was, hem toch ongeschikt maakte om in deze dienst gebruikt te worden, of liever, minder geschikt dan een ander, die nooit tot zo bloedig werk was geroepen.

Door deze reden aan te duiden, waarom David dit werk niet doen mocht, heeft God getoond hoe dierbaar Hem het menselijk leven is, en die de tempel zal bouwen moest het type wezen van Hem, die de Evangelietempel zou bouwen, niet door van de mensen leven te verderven, maar te behouden, Luke 9:56.

II. Hij zegt hem de reden, waarom hij hem die plicht oplegde.

1. Omdat God hem er voor bestemd had hem genoemd had als de man, die het doen moest. "Een zoon zal u geboren worden, wiens naam Salomo zal zijn, die zal Mijnen naam een huis bouwen", 1 Chronicles 22:9, 1 Chronicles 22:10.

Niets is krachtiger om ons te verbinden aan en te bemoedigen in enigerlei dienst voor God, dan te weten dat wij er toe verordineerd zijn.

2. Omdat hij tijd en gelegenheid zal hebben om het te doen. Hij zal een man van rust zijn, en daarom zullen zijn tijd en zijn gedachten en zijn vermogen niet afgeleid worden van deze zaak. Hij zal rust hebben van zijn vijanden buitenslands, (geen hunner zal hem aanvallen of bedreigen of beledigen) en hij zal binnenslands rust en vrede hebben, en daarom: laat hem het huis bouwen. Als God rust geeft, verwacht Hij werk.

3. Omdat God beloofd heeft zijn koninkrijk te bevestigen. Laat dit hem aanmoedigen om God te eren, dat God eer voor hem heeft weggelegd, laat hem Gods huis bouwen, en God zal zijn troon opbouwen.

Gods genaderijke beloften moeten ons opwekken en bekrachtigen tot de dienst van God. III. Hij geeft hem een overzicht van de grote toebereidselen, die hij had gemaakt voor dit bouwwerk, 1 Chronicles 22:14, niet uit hoogmoed of verwaandheid (hij spreekt er van als van iets zeer gerings, ik heb in mijn armoede bereid zoals de kanttekening het heeft) maar als een aanmoediging voor Salomo om het werk goedsmoeds ter hand te nemen, voor hetwelk reeds zo'n degelijken grondslag aanwezig was.

De schatten, hier vermeld van honderd duizend talenten gouds en een millioen talenten zilvers, bedragen zo'n ongelooflijk grote som geld, dat de meeste uitleggers of een vergissing bij het overschrijven onderstellen of van mening zijn dat het talent hier slechts de betekenis heeft van een plaat of een stuk `baren' of `staven' noemen wij ze.

Ik ben geneigd te denken dat hier een zeker voor een onzeker getal genomen is, omdat in 1 Chronicles 22:16 gezegd is, dat van het goud en zilver, zowel als van het koper en ijzer geen getal was, en dat David hier al de geheiligde dingen bij insloot, 1 Chronicles 18:11, die hij bestemde voor het huis des Heeren, niet alleen voor het bouwen ervan maar voor de schatkist ervan, en dit alles tezamen voegende kan het de som wel nabijkomen, die hier genoemd is. Honderden en duizenden zijn getallen, die wij dikwijls gebruiken om uit te drukken wat zeer groot of zeer veel is, terwijl wij dan toch niet willen dat dit letterlijk zal opgevat worden.

IV. Hij beveelt hem Gods geboden te houden, en in alles zijn plicht te behartigen, 1 Chronicles 22:13. Hij moet niet denken dat hij met het bouwen van de tempel een vrijstelling koopt om te zondigen, neen, integendeel, zijn doen daarvan zal niet aangenomen worden, Gode niet welbehaaglijk zijn, indien "hij niet waarneemt te doen de inzettingen en de rechten die de Heere Mozes geboden heeft over Israël" 1 Chronicles 22:13.

Ofschoon hij koning zal zijn van Israël, moet hij toch altijd gedenken dat hij een onderdaan is van de God van Israël.

V. Hij moedigt hem aan om zich tot dit grote werk te begeven en er mee voort te gaan, 1 Chronicles 22:13. Wees sterk en heb goeden moed, hoewel het een zeer grote onderneming is behoeft gij niet te vrezen onder de smaad te vallen van de dwazen bouwer, die begon te bouwen maar niet instaat was er mee voort te gaan, het is Gods werk, en het zal voleindigd worden, vrees niet, en wees niet verslagen.

In ons geestelijk werk hebben wij moed en vastberadenheid nodig, zowel als in onze geestelijken strijd.

Vl. Hij spoort hem aan om het niet te laten blijven bij de toebereidselen, die hij had gemaakt, maar er nog aan toe te voegen, 1 Chronicles 22:14.

Zij, die ingaan tot de arbeid van anderen en voortbouwen op het door hen gelegde fondament, moeten nog naar vordering en verbetering streven.

Eindelijk. Hij bidt voor hem. De Heere geve u kloekheid en verstand, en geve u bevel over Israël, 1 Chronicles 22:12. Welken last wij ook hebben, als wij zien dat God ons de last geeft en ons er toe roept, dan kunnen wij hopen dat Hij ons wijsheid zal geven om hem te volbrengen.

Misschien had Salomo het oog op dit gebed van zijn vader voor hem in het gebed, dat hij voor zichzelf opzond: "Heere geef mij een wijs en verstandig hart".

Hij besluit in 1 Chronicles 22:16 :Maak u op en doe het, en de Heere zal met u zijn. Hoop op Gods tegenwoordigheid moet ons niet verslappen in onze pogingen, hoewel de Heere met ons is, moeten wij `ons opmaken en doen', dan hebben wij reden te geloven, dat Hij met ons is en met ons zijn zal. Werkt uws zelfs zaligheid, en God zal in u werken.

Verzen 6-16

1 Kronieken 22:6-16

Hoewel Salomo jong en teder was, was hij toch instaat om onderricht te ontvangen nopens het werk, waarvoor hij bestemd was, dienovereenkomstig geeft zijn vader hem hier onderricht. Toen David aan de regering kwam, had hij veel te doen, want de fondamenten wankelden, maar aan Salomo was slechts een last opgedragen, en die was: het huis des Heeren, des Gods Israëls, te bouwen, 1 Chronicles 22:6.

I. Hij, zegt hem waarom hij het zelf niet deed. Het was in zijn hart om het te doen, 1 Chronicles 22:7, maar God verbood het hem, omdat hij veel bloed had vergoten, 1 Chronicles 22:8.

Sommigen denken dat dit ziet op het bloed van Uria, dat zo'n vlek op hem deed kleven, dat het hem de eer onwaardig maakte om de tempel te bouwen. Maar die eer was hem ontzegd, voordat hij dat bloed had vergoten, daarom moet het bedoeld zijn, zoals het hier verklaard wordt.

Van het bloed, dat hij in zijn oorlogen had vergoten, want hij is een krijgsman geweest van zijn jeugd af aan, welk bloed, hoewel het rechtvaardig, eervol, in de dienst van God en Israël vergoten was, hem toch ongeschikt maakte om in deze dienst gebruikt te worden, of liever, minder geschikt dan een ander, die nooit tot zo bloedig werk was geroepen.

Door deze reden aan te duiden, waarom David dit werk niet doen mocht, heeft God getoond hoe dierbaar Hem het menselijk leven is, en die de tempel zal bouwen moest het type wezen van Hem, die de Evangelietempel zou bouwen, niet door van de mensen leven te verderven, maar te behouden, Luke 9:56.

II. Hij zegt hem de reden, waarom hij hem die plicht oplegde.

1. Omdat God hem er voor bestemd had hem genoemd had als de man, die het doen moest. "Een zoon zal u geboren worden, wiens naam Salomo zal zijn, die zal Mijnen naam een huis bouwen", 1 Chronicles 22:9, 1 Chronicles 22:10.

Niets is krachtiger om ons te verbinden aan en te bemoedigen in enigerlei dienst voor God, dan te weten dat wij er toe verordineerd zijn.

2. Omdat hij tijd en gelegenheid zal hebben om het te doen. Hij zal een man van rust zijn, en daarom zullen zijn tijd en zijn gedachten en zijn vermogen niet afgeleid worden van deze zaak. Hij zal rust hebben van zijn vijanden buitenslands, (geen hunner zal hem aanvallen of bedreigen of beledigen) en hij zal binnenslands rust en vrede hebben, en daarom: laat hem het huis bouwen. Als God rust geeft, verwacht Hij werk.

3. Omdat God beloofd heeft zijn koninkrijk te bevestigen. Laat dit hem aanmoedigen om God te eren, dat God eer voor hem heeft weggelegd, laat hem Gods huis bouwen, en God zal zijn troon opbouwen.

Gods genaderijke beloften moeten ons opwekken en bekrachtigen tot de dienst van God. III. Hij geeft hem een overzicht van de grote toebereidselen, die hij had gemaakt voor dit bouwwerk, 1 Chronicles 22:14, niet uit hoogmoed of verwaandheid (hij spreekt er van als van iets zeer gerings, ik heb in mijn armoede bereid zoals de kanttekening het heeft) maar als een aanmoediging voor Salomo om het werk goedsmoeds ter hand te nemen, voor hetwelk reeds zo'n degelijken grondslag aanwezig was.

De schatten, hier vermeld van honderd duizend talenten gouds en een millioen talenten zilvers, bedragen zo'n ongelooflijk grote som geld, dat de meeste uitleggers of een vergissing bij het overschrijven onderstellen of van mening zijn dat het talent hier slechts de betekenis heeft van een plaat of een stuk `baren' of `staven' noemen wij ze.

Ik ben geneigd te denken dat hier een zeker voor een onzeker getal genomen is, omdat in 1 Chronicles 22:16 gezegd is, dat van het goud en zilver, zowel als van het koper en ijzer geen getal was, en dat David hier al de geheiligde dingen bij insloot, 1 Chronicles 18:11, die hij bestemde voor het huis des Heeren, niet alleen voor het bouwen ervan maar voor de schatkist ervan, en dit alles tezamen voegende kan het de som wel nabijkomen, die hier genoemd is. Honderden en duizenden zijn getallen, die wij dikwijls gebruiken om uit te drukken wat zeer groot of zeer veel is, terwijl wij dan toch niet willen dat dit letterlijk zal opgevat worden.

IV. Hij beveelt hem Gods geboden te houden, en in alles zijn plicht te behartigen, 1 Chronicles 22:13. Hij moet niet denken dat hij met het bouwen van de tempel een vrijstelling koopt om te zondigen, neen, integendeel, zijn doen daarvan zal niet aangenomen worden, Gode niet welbehaaglijk zijn, indien "hij niet waarneemt te doen de inzettingen en de rechten die de Heere Mozes geboden heeft over Israël" 1 Chronicles 22:13.

Ofschoon hij koning zal zijn van Israël, moet hij toch altijd gedenken dat hij een onderdaan is van de God van Israël.

V. Hij moedigt hem aan om zich tot dit grote werk te begeven en er mee voort te gaan, 1 Chronicles 22:13. Wees sterk en heb goeden moed, hoewel het een zeer grote onderneming is behoeft gij niet te vrezen onder de smaad te vallen van de dwazen bouwer, die begon te bouwen maar niet instaat was er mee voort te gaan, het is Gods werk, en het zal voleindigd worden, vrees niet, en wees niet verslagen.

In ons geestelijk werk hebben wij moed en vastberadenheid nodig, zowel als in onze geestelijken strijd.

Vl. Hij spoort hem aan om het niet te laten blijven bij de toebereidselen, die hij had gemaakt, maar er nog aan toe te voegen, 1 Chronicles 22:14.

Zij, die ingaan tot de arbeid van anderen en voortbouwen op het door hen gelegde fondament, moeten nog naar vordering en verbetering streven.

Eindelijk. Hij bidt voor hem. De Heere geve u kloekheid en verstand, en geve u bevel over Israël, 1 Chronicles 22:12. Welken last wij ook hebben, als wij zien dat God ons de last geeft en ons er toe roept, dan kunnen wij hopen dat Hij ons wijsheid zal geven om hem te volbrengen.

Misschien had Salomo het oog op dit gebed van zijn vader voor hem in het gebed, dat hij voor zichzelf opzond: "Heere geef mij een wijs en verstandig hart".

Hij besluit in 1 Chronicles 22:16 :Maak u op en doe het, en de Heere zal met u zijn. Hoop op Gods tegenwoordigheid moet ons niet verslappen in onze pogingen, hoewel de Heere met ons is, moeten wij `ons opmaken en doen', dan hebben wij reden te geloven, dat Hij met ons is en met ons zijn zal. Werkt uws zelfs zaligheid, en God zal in u werken.

Verzen 17-19

1 Kronieken 22:17-19

David beveelt de vorsten Israëls om Salomo te helpen in het grote werk, dat hij te doen had, dat ieder hunner hem de hand moest lenen in de volvoering ervan. Zij, die op de troon zijn, kunnen het goede niet doen, dat zij zouden willen doen, tenzij degenen, die de troon omringen, er zich met hen in verenigen. David begeerde dus dat de vorsten Salomo zullen bijstaan met hun raad, hem zullen opwekken en aanmoedigen, en hem het werk zo gemakkelijk zullen maken als zij kunnen, door het, ieder op zijn plaats en naar zijn vermogen, te bevorderen.

1. Hij toonde hun welke verplichtingen op hen rustten om ijverig te zijn in deze zaak, in dankbaarheid aan God voor de grote dingen die Hij voor hen gedaan heeft, Hij had hun de overwinning gegeven, Hij had hun rust gegeven en een goed land tot een erfdeel, 1 Chronicles 22:18.

Hoe meer God voor ons gedaan heeft, hoe meer wij moeten trachten voor Hem te doen.

2. Hij dringt er bij hen op aan om ijverig te zijn in de zaak, 1 Chronicles 22:19.. Zo begeeft dan nu uw hart en uw ziel om te zoeken de Heere, uw God, stelt uw geluk in Zijn gunst, en houdt uw oog gericht op Zijn heerlijkheid, zoekt Hem als uw voornaamste goed en uw hoogste doeleinde, en doet dit met uw hart en uw ziel, maakt de Godsdienst tot uw keus uw werk, dan zult gij geen moeite of kosten ontzien om de bouw van dit heiligdom te bevorderen. Laat slechts het hart in oprechtheid voor God zijn, dan zullen het hoofd en de hand, de bezitting en de invloed, ja alles blijmoedig voor Hem worden gebruikt.

Verzen 17-19

1 Kronieken 22:17-19

David beveelt de vorsten Israëls om Salomo te helpen in het grote werk, dat hij te doen had, dat ieder hunner hem de hand moest lenen in de volvoering ervan. Zij, die op de troon zijn, kunnen het goede niet doen, dat zij zouden willen doen, tenzij degenen, die de troon omringen, er zich met hen in verenigen. David begeerde dus dat de vorsten Salomo zullen bijstaan met hun raad, hem zullen opwekken en aanmoedigen, en hem het werk zo gemakkelijk zullen maken als zij kunnen, door het, ieder op zijn plaats en naar zijn vermogen, te bevorderen.

1. Hij toonde hun welke verplichtingen op hen rustten om ijverig te zijn in deze zaak, in dankbaarheid aan God voor de grote dingen die Hij voor hen gedaan heeft, Hij had hun de overwinning gegeven, Hij had hun rust gegeven en een goed land tot een erfdeel, 1 Chronicles 22:18.

Hoe meer God voor ons gedaan heeft, hoe meer wij moeten trachten voor Hem te doen.

2. Hij dringt er bij hen op aan om ijverig te zijn in de zaak, 1 Chronicles 22:19.. Zo begeeft dan nu uw hart en uw ziel om te zoeken de Heere, uw God, stelt uw geluk in Zijn gunst, en houdt uw oog gericht op Zijn heerlijkheid, zoekt Hem als uw voornaamste goed en uw hoogste doeleinde, en doet dit met uw hart en uw ziel, maakt de Godsdienst tot uw keus uw werk, dan zult gij geen moeite of kosten ontzien om de bouw van dit heiligdom te bevorderen. Laat slechts het hart in oprechtheid voor God zijn, dan zullen het hoofd en de hand, de bezitting en de invloed, ja alles blijmoedig voor Hem worden gebruikt.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op 1 Chronicles 22". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/1-chronicles-22.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile