Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Partner with StudyLight.org as God uses us to make a difference for those displaced by Russia's war on Ukraine.
Click to donate today!

Bible Commentaries
Zacharia 14

Bijbelverkaring van Matthew HenryHenry's compleet

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 14

Verschillende dingen werden in de twee voorgaande hoofdstukken voorspeld, die "te dien dage" zouden geschieden, dit hoofdstuk spreekt van "de dag des Heren, die komt", een dag van Zijn oordeel in de vorige hoofdstukken, en zevenmaal in dit hoofdstuk wordt herhaald: "Te dien dage", maar welke dag het is, die hier bedoeld wordt, is onzeker en zal het misschien blijven, totdat Elias komt, zoals de Joden zeggen of het betrekking heeft op het hele tijdsverloop van de dagen van de profeet tot de dagen van de Messias, of op enkele gebeurtenissen in die tijd, of op de komst van de Christus, en de oprichting van Zijn koninkrijk op de puinhopen van de Joodsen staat kunnen wij niet beslissen, maar verschillende passages hier schijnen te reiken tot in de tijd van het Evangelie. Nu brengt de dag des Heren beide, oordeel en genade mee, genade voor Zijn kerk, oordeel voor haar vijanden en vervolgen.

I. De poorten van de hel bedreigen hier de kerk, Zechariah 14:1, Zechariah 14:2, en toch overweldigen zij haar niet.

II. De macht des hemels verschijnt hier voor de kerk en tegen haar vijanden, Zechariah 14:3.

III. De gebeurtenissen, de kerk betreffende, worden hier voorgesteld als gemengd, Zechariah 14:6, Zechariah 14:7, maar als gelukkig eindigende.

IV. De verbreiding van de middelen om kennis te verkrijgen, wordt hier voorspeld en ook de oprichting van het koninkrijk van het Evangelie in de wereld, Zechariah 14:8, Zechariah 14:9, wat de vestiging en vergroting van een ander Jeruzalem zal zijn, Zechariah 14:10, Zechariah 14:11.

V. Afgerekend zal worden met die tegen Jeruzalem streden, Zechariah 14:12, en die Zijn dienst daar verwaarlozen, Zechariah 14:17.

Vl. Beloofd wordt, dat er een grote toestroming naar de kerk, en daarin grote zuiverheid en vroomheid zal zijn, Zechariah 14:16, Zechariah 14:20, Zechariah 14:21.

Inleiding

Bijbelverkaring van Matthew Henry, ZACHARIA 14

Verschillende dingen werden in de twee voorgaande hoofdstukken voorspeld, die "te dien dage" zouden geschieden, dit hoofdstuk spreekt van "de dag des Heren, die komt", een dag van Zijn oordeel in de vorige hoofdstukken, en zevenmaal in dit hoofdstuk wordt herhaald: "Te dien dage", maar welke dag het is, die hier bedoeld wordt, is onzeker en zal het misschien blijven, totdat Elias komt, zoals de Joden zeggen of het betrekking heeft op het hele tijdsverloop van de dagen van de profeet tot de dagen van de Messias, of op enkele gebeurtenissen in die tijd, of op de komst van de Christus, en de oprichting van Zijn koninkrijk op de puinhopen van de Joodsen staat kunnen wij niet beslissen, maar verschillende passages hier schijnen te reiken tot in de tijd van het Evangelie. Nu brengt de dag des Heren beide, oordeel en genade mee, genade voor Zijn kerk, oordeel voor haar vijanden en vervolgen.

I. De poorten van de hel bedreigen hier de kerk, Zechariah 14:1, Zechariah 14:2, en toch overweldigen zij haar niet.

II. De macht des hemels verschijnt hier voor de kerk en tegen haar vijanden, Zechariah 14:3.

III. De gebeurtenissen, de kerk betreffende, worden hier voorgesteld als gemengd, Zechariah 14:6, Zechariah 14:7, maar als gelukkig eindigende.

IV. De verbreiding van de middelen om kennis te verkrijgen, wordt hier voorspeld en ook de oprichting van het koninkrijk van het Evangelie in de wereld, Zechariah 14:8, Zechariah 14:9, wat de vestiging en vergroting van een ander Jeruzalem zal zijn, Zechariah 14:10, Zechariah 14:11.

V. Afgerekend zal worden met die tegen Jeruzalem streden, Zechariah 14:12, en die Zijn dienst daar verwaarlozen, Zechariah 14:17.

Vl. Beloofd wordt, dat er een grote toestroming naar de kerk, en daarin grote zuiverheid en vroomheid zal zijn, Zechariah 14:16, Zechariah 14:20, Zechariah 14:21.

Verzen 1-21

Zacharia 14:1-21

Gods leidingen met Zijn kerk worden hier voorgesteld in vreemde afwisseling en vreemde vermenging.

I. In vreemde afwisseling. Somtijds is het getij hoog en sterk tegen hen, maar dan keert het en wordt hun gunstig, en met wijze en heilige bedoelingen heeft God het een tegenover het ander gesteld.

1. God verschijnt hier tegen Jeruzalem, het oordeel begint bij het huis Gods. Als de dag des Heren komt, Zechariah 14:1, moet Jeruzalem door het vuur gaan, om gelouterd te worden. God zelf verzamelt alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde, Zechariah 14:2, Hij geeft hun een opdracht, zoals aan Sanherib, dat hij de roof rove en de plundering plundere, Isaiah 10:6, want het volk van Jeruzalem is nu het volk van Zijn verbolgenheid geworden. En wie kan voor Hem bestaan, of voor de volken, die Hij verzamelt? Waar Hij opdracht geeft, zal Hij voorspoed geven. De stad zal door de Romeinen ingenomen worden, die de heidenen tot hun beschikking hebben, de huizen zullen geplunderd en al hun rijkdommen weggenomen worden door de vijand, en, om aan een onverzadelijke lust tot onreinheid en hebzucht te voldoen, zullen de vrouwen geschonden worden, alsof de overwinning een vrijbrief was voor de ergste schanddaden, "iusque datum sceleri-en misdaden door de wet toegestaan waren". De helft van de stad zal uitgaan in gevangenis, om verkocht of tot slaaf gemaakt te worden, en zij zullen niet in staat zijn zichzelf te helpen, zodanig is de verwoesting, die aangericht zal worden op die groten en verschrikkelijke dag des Heren.

2. Dan verandert Hij Zijn weg en verschijnt voor Jeruzalem, want, hoewel het oordeel bij het huis des Heren begint, toch zal het daar niet eindigen en er evenmin een voleinding mee maken, Jeremiah 4:27, Jeremiah 30:11.

A. Een overblijfsel zal gespaard worden, hetzelfde als het derde deel, waarvan gesproken wordt in hoofdst. 8:8. De helft zal uitgaan in de gevangenis, van waar zij later misschien terug zullen komen, maar het overige des volks zal niet uitgeroeid worden uit de stad, zoals men vrezen zou. Velen van de Joden zullen het Evangelie aannemen, en zodoende voorkomen, dat zij uit de stad Gods, uit Zijn kerk op aarde, uitgeroeid worden. "Een tiende deel zal daarin zijn," Isaiah 6:13. Zie Ezechiël 5:3.

B. Hun twistzaak zal tegen hun vijanden getwist worden, Zechariah 14:3:Als God de heidenen als een gesel voor Zijn volk gebruikt heeft, zal Hij uittrekken en tegen hen strijden door Zijn oordeelen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, tegen de vijanden van Zijn kerk, vroeger, ten dage des strijds, namelijk tegen de Egyptenaars, Kananieten en anderen. De werktuigen van Gods toorn zullen zelf het voorwerp er van worden, want het zal hun beurt worden de beker van de vrijmaking te drinken, en tegen wie God strijdt, die zal Hij zeker overwinnen en te sterk zijn. En iedere vroegere dag des strijds, die God voor Zijn volk tot een dag van overwinning heeft gemaakt, is een aanmoediging voor hen om op Hem te vertrouwen, daar God op zich genomen heeft voor Zijn volk te verschijnen, en omdat Hij nog steeds dezelfde is. Het is opmerkelijk, dat het Romeinse rijk niet meer gebloeid heeft na de verwoesting van Jeruzalem, zoals het tevoren gedaan had, maar in vele gevallen streed God tegen hen.

C. Al zijn Jeruzalem en de tempel verwoest, toch zal God een kerk in de wereld hebben, waarin de heidenen zullen toegelaten en waarbij de gelovige Joden zullen ingelijfd worden, Zechariah 14:4, Zechariah 14:5. Deze verzen zijn duister en moeilijk te verstaan, maar verschillende goede uitleggers denken, dat dit de bedoeling er van is.

a. God zal Jeruzalem zorgvuldig onderzoeken, zelfs dan, als haar vijanden bezig zijn haar de verwoesten: Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, , van waar Hij stad en tempel kan overzien, Mark 13:3. Als de goudsmid het goud in de oven doet, blijft Hij er bij staan en houdt er het oog op, om toe te zien, dat er geen schade aan gedaan wordt, zo zal Hij er ook op toezien, als Jeruzalem, Gods goud, gelouterd wordt. Hij zal er bij blijven staan op de Olijfberg, dit werd letterlijk vervuld, toen onze Heere Jezus dikwijls op die berg was, in `t bijzonder, toen Hij van daar opvoer ten hemel, Acts 1:12. Het was de laatste plaats waar Zijn voet op aarde stond, de plaats vanwaar Hij henenvoer.

b. De muur des afscheidsels tussen Joden en heidenen zal weggenomen worden. De bergen rondom Jeruzalem, en deze in `t bijzonder, hadden de betekenis van een omheining, en stonden hun, die haar wilden naderen, in de weg. Tussen de heidenen en Jeruzalem stond deze berg van Bether, van scheiding, Song of Solomon 2:17. Maar door de verwoesting van Jeruzalem zal deze berg in tweeën gespleten worden, en zo zal de Joodse landpale weggenomen worden, en de kerk tot gemeen goed van de heidenen gemaakt, die met de Joden een gemaakt werden door de verbreking van deze "middelmuur des afscheidsels," Efeziers 2:14. Wie zijt gij, o grote berg? En een grote berg was de ceremonieële wet op de weg van de bekering van de Joden, die zij wel nooit te boven konden komen, zou men denken, toch werd hij voor Christus en het Evangelie tot een vlak veld. Deze berg zal wijken, deze heuvel verwijderd worden, maar het verbond des vredes kan niet verbroken worden, want vrede wordt nog steeds verkondigd, die die verre en die die nabij zijn.

c. Een nieuwe en levende weg zal geopend worden naar het nieuwe Jeruzalem, beide om het te zien en om er binnen te gaan. Als de berg verdeeld is, de eene helft naar het Noorden en de andere naar het Zuiden, zal er een zeer groote vallei zijn, dat wil zeggen er zal een breede gemeenschapsweg geopend worden tussen Jeruzalem en de heidenwereld, waarlangs de heidenen vrije toegang zullen hebben tot het Jeruzalem van het Evangelie, en het woord des Heeren, dat uitgaat van Jeruzalem, zal vrije loop hebben naar de heidenwereld. Aldus is de weg des Heren bereid, want "alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden," en vlakke en aangename valleien zullen er voor in de plaats komen Isaiah 40:4.

d. Diegenen van de Joden die geloven, zullen binnengaan, en zich bij de heidenen voegen, en met hen in de kerk van het Evangelie ingelijfd worden: Gij zult vlieden naar de vallei van de bergen, die vallei, die geopend is tussen de gescheiden helften van de Olijfberg, zij zullen zich haasten de kerk met de heidenen binnen te gaan, zoals vroeger de heidenen met hen, Zechariah 8:23. De vallei van de bergen is de kerk van het Evangelie, waartoe er van de Joden dagelijks toegevoegd werden, die zalig werden, die naar die vallei vloden als naar een schuilplaats. Deze vallei van de bergen zal reiken tot Azal, of tot de afgezonderde plaats, dat wil zeggen tot al degenen, die God voor zich afgezonderd heeft. Als God "Zijn bergen tot een weg maakt, Isaiah 49:21, door ze tot een vallei te maken, dan zal de weg gebaand worden allen, die deze weg wandelen Isaiah 35:8, en zelfs de dwazen zullen niet dwalen daarop. Of, deze vallei zal reiken tot degenen, die van God gescheiden zijn, want de heidenen, die ver af waren, zullen nader komen met de Joden, die zalig zijn, en zij zullen beide de toegang hebben tot elkander, en te zamen tot God als een Vader door een Geest, Efeziers 2:18. e. Zij zullen vlieden naar de vallei van de bergen, naar de kerk van het Evangelie, gedrongen door vrees voor de vloek van de wet. Zij zullen vlieden voor de toekomende toorn, voor de bloedwreker, die hen vervolgt, naar de kerk, die voor hen een vrijstad is, als duiven naar haar vensteren, of zoals zij vloden voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, Amos 1:1. Daarom openbaart het Evangelie de toorn Gods van de hemel, Romans 1:18, opdat wij opgewekt worden, om ons te behouden om des levens wil, te vlieden als voor een aardbeving, want wij gevoelen, dat de aarde gereed is om onder ons te verzinken, en wij vinden er geen zekere rustplaats voor onze voet, en daarop moeten wij onze toevlucht bij Christus zoeken, in Wien wij alleen vast kunnen staan en rusten.

D. God zal in Zijn heerlijkheid verschijnen voor de vervulling van dit alles. De Heere, -mijn God zal komen, en alle de heiligen met u, wat betrekking kan hebben op Zijn komst om Jeruzalem te verwoesten, of om de vijanden van Jeruzalem te verwoesten of Zijn komst om Zijn koninkrijk in de wereld op te richten, wat de toekomst van de Zoon des mensen wordt genoemd, Matthew 24:37, of op Zijn laatste komst, aan het einde van de tijd, in elk geval leert het ons,

a. Dat de Heere komen zal, dat is het geloof van alle heiligen geweest, Zie de Heere komt, om ieder woord, dat Hij eens gesproken heeft, te vervullen.

b. Als Hij komt, komen al Zijn heiligen met Hem, zij vergezellen Hem waar Hij gaat, en dienen al Zijn belangen. Aan het einde van de tijd zal Christus komen met Zijn vele duizenden heiligen, zoals toen Hij kwam om de wet te geven op de berg Sinai.

c. Ieder gelovige in `t bijzonder mag juichen in de verwachting van Zijn komst en er met blijdschap van spreken. De Heere mijn God zal komen, zal komen tot vertroosting van allen die de Zijnen zijn, want, "Gezegende Heer, alle de heiligen zullen met U zijn, en het zal hun eeuwige gelukzaligheid zijn in Uw tegenwoordigheid te vertoeven, en daarom, kom Heere Jezus." Sommigen menen, dat dit als een gebed te lezen is: O Heere, mijn God, kom toch, en breng alle heiligen mee.

II. Gods leidingen zijn hier op vreemde wijze vermengd, Zechariah 14:6, Zechariah 14:7:Te dien dage zal het geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht en de dikke duisternis, het zal noch dag noch nacht zijn, en ten tijde des avonds zal het licht wezen. Sommigen houden dit van toepassing op al de tijd van hier tot aan de komst van de Messias, de Joodse kerk had noch volkomen vrede, noch voortdurende benauwdheid, maar een bewolkte dag, noch regen noch zonneschijn. Maar men kan het ook meer in `t algemeen opvatten, als een voorstelling van de wijze, waarop God gewoonlijk beide rijken, dat van Zijn leiding en dat van de genade, bestuurt. Hier is,

1. Een voorstelling van de gewone loop en richting van Gods beschikkingen, de dag van Zijn genade en de dag van Zijn leiding zijn noch licht noch duisternis, noch dag noch nacht. Zo is het met de kerk van God in deze wereld, waar de Zon van de gerechtigheid opgegaan is, kan het geen duistere nacht zijn, en toch zal het geen heldere dag zijn, bij gebrek aan licht. Zo is het met iedere heilige afzonderlijk, zij zijn geen duisternis, maar licht in de Here, en toch zijn zij geen heldere dag, zolang er zoveel dwaling en verkeerds in hen overgebleven is. Zo is het ook ten opzichte van Gods leidingen met Zijn kerk, in `t algemeen is de toestand van de kerk noch goed noch slecht in de hoogste graad, maar hij is een vermenging van beide, wij zingen van beide, genade en oordeel, en zijn niet zeker, wat overwinnen zal, of het de schemering van de avond of van de morgen is. Wij zweven tussen hoop en vrees, niet wetende, wat er van te maken.

2. Een belofte van vertroosting met betrekking daarop: Het zal een enige dag zijn, die de Heere bekend zal zijn. Dit betekent,

a. De schoonheid en harmonie van zulke gemengde gebeurtenissen, een en dezelfde bedoeling en strekking ligt in dit alles, alle raderen vormen tezamen slechts een rad, alle veranderingen slechts een dag.

b. De kortheid er van, het is als het ware maar voor een dag, voor een klein ogenblik, de wolk, die het licht verduistert, zal spoedig overdrijven.

c. Hoe God het oog houdt op al deze gebeurtenissen, en overal de hand in heeft, zij zijn de Here bekend, Hij neemt er kennis van en beveelt en beschikt alles ten beste, naar de raad van Zijn wil.

3. De verzekering van een zeer gelukkige afloop: Ten tijde des avonds zal het licht wezen, het zal helder licht wezen, en niet langer duister, in de andere wereld zijn wij er zeker van, en in deze wereld hopen wij er op- ten tijde des avonds, als onze hoop geheel uitgeput is, doordat wij de hele dag tevergeefs gewacht hebben, ja, als wij vrezen, dat het geheel donker worden zal, als alles op zijn ergst en het lot van de kerk `t betreurenswaardigst is. Evenals voor de vijanden van de kerk de zon op de middag ondergaat, zo gaat zij voor de kerk op tegen de avond, de oprechten "gaat het licht op in de duisternis," Psalms 112:4, de verlossing komt, als het aantal opgelegde tichelstenen verdubbeld is, en als Gods volk het opgegeven heeft er naar uit te zien, en zo komt zij als een aangename verrassing.

I. Hier worden zegeningen beloofd aan Jeruzalem, aan het Jeruzalem van het Evangelie, op de dag van de Messias, en aan de gehele aarde, uit kracht van de zegeningen, op Jeruzalem uitgestort, in `t bijzonder aan het land van Israël.

1. Jeruzalem zal een bron van levend water zijn voor de gehele wereld, dat werd het, toen de Heilige Geest daar uitgestort werd op de apostelen, en van daar werd het woord des Heren verbreid over de omliggende volken, Zechariah 14:8:Levende wateren zullen uit Jeruzalem vlieten, want daar begonnen zij, en van daar gingen zij uit, die "bekering en vergeving van zonden zouden prediken onder alle volken," Luke 24:47. Waar het Evangelie komt, en het vergezeld wordt door de genade van Gods Geest, daar vlieten levende wateren, de stromen, die de stad Gods verblijden, verblijden het land evenzeer, en maken het tot een paradijs, als de hof des Heren, die wel besproeid was. Het is Jeruzalems eer, dat "des Heren woord daar van uitgaat," Isaiah 2:3, en in zover werd het zelfs in zijn ergste en meest ontaarde tijd om de oude kennis, tot een zegen gemaakt, en om dat te kunnen zijn is het zelf gezegend. De helft van deze wateren zal gaan naar de Oostzee en de andere helft naar de Achterste Zee, zoals alle rivieren haar loop nemen naar de een of andere zee, sommige naar het Oosten en sommige naar het Westen. Het Evangelie zal zich verbreiden over alle delen van de wereld, waarvan sommige ver weg liggen naar de ene zijde en andere naar de tegenoverliggende zijde, want de heerschappij van de Verlosser, die daardoor opgericht zou worden, moest zich uitstrekken "van de zee tot aan de zee," Psalms 72:8, en de aarde moest vol zijn van de kennis des Heren, gelijk de wateren de bodem van de zee bedekken, en gelijk de wateren, die in verschillende beddingen naar zee stromen. De kennis van God zal verspreid worden, a. Naar alle kanten. Deze levende wateren zullen beide, oosterse en westerse kerken doen opkomen, die, ieder op haar beurt beroemd zullen zijn.

b. Iedere dag: zij zullen des zomers en des winters zijn. Die arbeiden aan de verbreiding van het Evangelie, vinden des zomers en des winters werk, en moeten de Here daarin te allen tijde dienen, Acts 20:18. En zulk een goddelijke kracht gaat met deze levende wateren gepaard, dat zij niet zullen opdrogen, noch hun loop belemmering ondervinden, door droogte in de zomer noch door vorst in de winter.

2. Het koninkrijk Gods onder de mensen zal een algemeen en verenigd koninkrijk zijn, Zechariah 14:9.

a. Het zal een algemeen koninkrijk zijn. De Here zal tot Koning over de ganse aarde zijn. Rechtens en in de soevereine beschikkingen van Zijn leiding is Hij het, en is het altijd geweest, en heerst over alles en niemand is er, die niet tot Zijn rechtsgebied behoort, maar hier wordt beloofd, dat Hij het zijn zal door het werkelijk bezit van de harten van Zijn onderdanen, Hij zal op alle plaatsen door allen als Koning erkend worden, Zijn gezag zal erkend worden, men zal er zich aan onderwerpen, en Hem trouw zweren. Dit zal vervuld worden, zoals gezegd wordt in Openbaring 11:15:"De koninkrijken van de wereld zijn geworden onzes Heren en van Zijn Christus."

b. Het zal een verenigd koninkrijk zijn. De Here zal een zijn en Zijn naam een. Allen zullen een God dienen, en geen afgoden, en zullen eenstemmig zijn in Zijn dienst. Alle valse goden zullen verlaten, en alle valse erediensten vernietigd worden, en evenals God het middelpunt van hun eenheid zal zijn, in Wie zij allen een zullen zijn, zo zal ook de Schrift de leefregel van hun eenheid zijn, waarnaar zij allen zullen wandelen.

3. Het land van Judea en Jeruzalem, de moederstad, zal hersteld en vervuld worden, en onder de bijzondere bescherming des Hemels gesteld, Zechariah 14:10, Zechariah 14:11. Sommigen menen, dat dit een bijzondere gunst voor het volk van de Joden betekent, en op hun bekering en herstel in het laatste van de dagen, wijst, maar men moet het liever toepassen op de kerk van het Evangelie, door Juda en Jeruzalem afgebeeld, en dan betekent het de overvloedige genade, waarmee de kerk zal gekroond worden, en de vruchtbaarheid van haar leden, en hun groot aantal.

a. De kerk zal als een vruchtbaar land zijn, overvloeiende van al de rijke voortbrengselen van zijn bodem. Het hele land van Juda, dat van nature ongelijk en heuvelachtig is, zal als een vlak veld gemaakt worden, het zal een vlak, effen dal worden, van Geba of Gibea, zijn uiterste noordelijke landpale, tot Rimmon, dat zuidwaarts van Jeruzalem lag en de uiterste zuidelijke landpale was van Judea. Waar het Evangelie van Christus in zijn volle kracht verschijnt, effent het de bodem, bergen en heuvelen worden er door vernederd, opdat de Here alleen verhoogd worde.

b. Zij zal zijn als een volkrijke stad. Evenals het heilige land geëffend zal worden, zo zal de heilige stad bevolkt, herbouwd en vervuld worden. Jeruzalem zal verhoogd worden uit zijn diepe vernedering, zal uit zijn puinhopen verrijzen, wanneer het land als een vlak veld gemaakt is en niet alleen de Olijfberg verwijderd, Zechariah 14:4 maar de andere bergen eveneens, dan zal Jeruzalem verhoogd zijn dat wil zeggen het zal te meer in `t oog vallen, zij zal in haar plaats bewoond worden, zie Zechariah 12:6. De hele stad zal bewoond worden tot in haar uiterste hoeken, en geen enkel deel er van zal woest blijven liggen. De uiterste grenzen er van worden hier vermeld, en binnen deze zal geen enkel plekje onbebouwd blijven, van de poort Benjamin in het noordoosten af tot aan de hoekpoort in het noordwesten toe en van de toren Hananeel in het zuiden tot aan des konings wijnbakken in het noorden toe, als de kerk van Christus op alle plaatsen vervuld is met groote getallen heilige, nederige, ernstige christenen, en er dagelijks velen van de zodanigen aan toegevoegd worden dan wordt deze belofte vervuld.

c. Dit land en deze stad zullen beide veilig zijn, beide, het voedsel op het land en de monden in de stad: Die daarin wonen, zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, om hen bevreesd te maken, er zal niets meer overblijven van die volkomen verwoesting, die beide, stad en land tot woestheid heeft gemaakt, geen vervloeking meer, zoals sommigen lezen, geen afsnijding meer, geen vloek of afscheiding van God tot het kwaad, geen verwoestende oordelen meer, als waaronder gij gezucht hebt, maar Jeruzalem zal zeker wonen, er zal geen gevaar zijn, noch vrees voor gevaar, ook zullen haar vrienden zich niet ongerust maken, zodat zij vrees koesteren, en haar vijanden zullen niet zo geducht worden, dat zij haar verontrusten kunnen. Dit wordt verklaard door de belofte van Christus dat de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen, en eveneens door de heilige zekerheid en gemoedsrust, die door de gelovigen genoten wordt, als zij op de goddelijke bescherming zich verlaten.

II. Hier worden de vijanden van de kerk met oordelen bedreigd, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd hebben of nog krijg voeren, en de bedreiging met deze oordelen dient om de kerk te beveiligen en te bewaren. Die van deze plagen horen en lezen, zullen bevreesd zijn tegen Jeruzalem krijg te voeren, en als deze bedreigingen vervuld worden, zullen anderen het horen en te meer vrezen. Die tegen de stad Gods en Zijn volk strijden, zullen bevinden dat zij tegen God zelf strijden, en niemand heeft ooit tegen Hem zijn hart verhard en is voorspoedig geweest, Zechariah 14:12:Dat zal de plaag zijn, waarmede de Here alle de volken plagen zal, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd zullen hebben, wie zij ook zijn God zal hen straffen voor de beledigingen, die zij Hem aangedaan hebben, en Jeruzalem aan hen wreken.

1. Zij zullen wegkwijnen onder smartelijke en slepende ziekten. Eens iegelijks vlees zal uitteren, en zij zullen jammerlijk vermageren, daar zij op hun voeten staan, zodat zij wandelende geraamten zullen zijn, er zal niets aan hen overblijven als vel en been. Het vlees, dat zij overmatig voedsel gaven, en tot wellust verzorgden, toen zij leefden van de buit van Gods volk, en in overvloed verkeerden, zal nu "uitteren, dat het uit het gezicht verdwijnt, en de beenderen, die niet gezien werden, uitsteken," Job 33:21. Zij staan op hun voeten en hopen staande te blijven, en blijven kruipen zolang als mogelijk is, maar zij moeten tenslotte wijken. De organen van het gezicht, de poorten van de zonde, eens iegelijks ogen zullen uitteren in hunne holten, zullen in hun hoofd zinken of misschien uitpuilen, hun afgunstige, boosaardige, wellustige ogen, waarmee zij zich zo vaak hebben verlustigd in schouwspelen van ellende, die zullen uitteren, wat niet alleen hun aangezichten spookachtig, maar ook hun leven ongelukkig maken zal. De organen van de spraak, de poorten van de zonde, hun tong, zal in hun mond uitteren, waardoor God hen kastijden zal voor al de laster tegen Hem en de smaadredenen tegen Zijn volk. Aldus zal hun tong ze doen aanstoten tegen zichzelf, en hun straf zal in hun zonde gelezen kunnen worden, zoals die van hem, wiens tong in het helse vuur gepijnigd werd. Zo zijn Antiochus en Herodes uitgeteerd.

2. Zij zullen tegen elkander in stukken gestoten worden, Zechariah 14:13:Er zal een groot gedruis van de Here onder hen wezen. Maar komt een gedruis van de Here, die een God van orde en niet van verwarring is? In zover het hun zonde is, die het verwekt, is het niet van de Here, maar van de boze, en van `s mensen boze lusten, maar, in zover het hun straf is, namelijk van degenen, die er onder lijden, is het van de Here, die er Zijn eigen oogmerken mee dient, en Zijn doel bereikt door de zonden, dwaasheden en rusteloze geesten van de mensen. Het is van hen zelf, dat zij elkander bijten en vereten, maar het is van de Here, de rechtvaardige Rechter, dat zij aldus "van elkander verteerd worden," Galatians 5:15, zoals Achab bedrogen werd door een leugenachtige geest van de Here, zo werden ook Abimelech en de mannen van Sichem elkander vijandig, en vernietigd door een bozen geest van God, Rich. 9:23. Die tegen de kerk zijn saamvergaderd en samengerot zullen rechtvaardiglijk gescheiden en elkander vijandig worden, en het gedruis, dat zij verheffen tegen God, zal vergolden worden door een gedruis onder hen. En zij zullen een ieder zijns naasten hand aangrijpen, om te beletten, dat hij slaat, of om hem te binden als zijn gevangene: ja, zijn hand zal tegen de hand zijns naasten opgaan, om hem te slaan en te wonden. Die er zich op toeleggen de kerk te verwoesten, worden dikwijls tegen elkander verbitterd, zodat zij elkaar vernietigen, en somtijds wordt het zwaard van de een tegen de ander gekeerd, door Hem, wiens zwaard zij allen zijn. Sommigen menen, dat dit vervuld is in de partijen en twisten, die er onder de Joden waren, toen de Romeinen hen allen verdierven, want zij hadden gestreden tegen het geestelijk Jeruzalem, de kerk van het Evangelie, en daarmede stemt volkomen overeen Zechariah 14:14:En ook zal Juda tegen Jeruzalem strijden, het Joodse volk zal zichzelf verderven, zal door zijn eigen handen sterven, stad en land zullen met elkander in oorlog zijn en zo zullen beide verwoest worden. "Suis et ipsa Roma viribus ruit-Door eigen kracht is Rome ondergegaan."

3. Hun kamp zal geplunderd worden en het volk Gods grotelijks verrijken of ook de buit van hun land, Zechariah 14:14:Ook Juda zal te Jeruzalem eten, zo leest een geleerd uitlegger, van alle kanten zal men komen om deel te hebben aan de buit, evenals, toen Sanheribs leger voor Jeruzalem vernietigd werd, "de roof van een overvloedige buit uitgedeeld werd," Isaiah 33:23, Zo zal het nu ook zijn, het vermogen aller heidenen rondom, die Jeruzalem beroofd hebben, zal verzameld worden, goud en zilver en klederen in grote menigte, opdat iedereen, die recht heeft op een aandeel in de buit, krijgt, wat hem toekomt. Het vermogen des zondaars is dikwijls voor de rechtvaardige weggelegd, en Gods Israël verrijkt met de buit van de Egyptenaars.

4. Tot het vee toe zal delen in de plaag, waardoor de vijanden van Gods kerk zullen afgesneden worden, evenals in verschillende plagen van Egypte, Zechariah 14:15:Al de beesten, die in die heirlegers geweest zijn, zullen met hen omkomen, als God uitgaat om tegen hen te strijden, niet alleen de dieren, die in de oorlog gebruikt werden, zoals het paard, maar ook die gebruikt werden op reis, voor de ploeg, zoals de muilezel, de kameel en de ezel. De lagere schepselen lijden dikwijls om de zonde des mensen en onder zijn plagen. Aldus toont God Zijn verontwaardiging tegen de zonde en doet het schepsel, dat aldus aan de ijdelheid onderworpen is, zuchten om vrijgemaakt te worden tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen Gods, Romans 8:20, Romans 8:21. Zechariah 14:16

Drie dingen worden hier voorspeld:

I. Dat, zodra het Evangelie een nieuwe weg gebaand heeft voor de godsdienst, in de kerk, er een grote toeloop zal zijn en algemene belangstelling. Die van de vijanden van de godsdienst overgebleven zijn, zullen zo gevoelig zijn voor Gods genade, aan hen bewezen, doordat zij ternauwernood ontsnapt zijn, dat zij zich begeven zullen tot de dienst van de God Israëls en Hem hun hulde brengen Zechariah 14:16. Die niet verteerd zijn, zullen bekeerd worden, en dat maakt hun verlossing werkelijk tot een genade, een dubbele genade. Het is een grote verandering, die de genade Gods in ons werkt die tegen Jeruzalem gekomen zijn en bevinden dat hun pogingen vruchteloos en ijdel zijn, zullen evenzeer haar bewonderaars worden als zij ooit haar tegenstanders zijn geweest, en zullen naar Jeruzalem optrekken om daar te aanbidden in eendrachtige samenwerking met degenen, die zij bestreden hadden. Evenals sommigen van Christus' vijanden tot een voetbank van Zijn voeten zullen worden, zo zullen anderen Zijn vrienden worden, en als het beginsel van de vijandschap in hen gedood is, worden hun vroegere daden van vijandschap hun vergeven, en hun diensten aangenomen en aanvaard, alsof zij nooit tegen Jeruzalem gestreden hadden. Zij zullen optrekken om aan te bidden te Jeruzalem, omdat dat de plaats was, die God verkoren had, en omdat daar de tempel was, die het voorbeeld was van Christus en Zijn middelaarschap. De bekerende genade herstelt onze verhouding,

1. Tot het voorwerp van onze aanbidding. Zij zullen niet langer de Bals en de Molochs de koningen en de heren, aanbidden, de schepselen van hun eigen verbeelding, die de heidenen dienen, maar de Koning, de Here van de heirscharen, de eeuwige Koning, de Koning van de koningen, de soevereine Here over alles.

2. Tot de wetten van de eredienst, die God zelf gegeven heeft. De dienst van het Evangelie wordt hier voorgesteld door het vieren van het feest van de loofhutten, ter oorzake van die twee grote gunsten, die op bijzondere wijze door dat feest werden betekend en afgebeeld- verachting van de wereld, en blijdschap in God, Nehemiah 8:17. Het leven van een goed christen is een voortdurend feest van de loofhutten, en in alle vrome handelingen moeten wij ons afzonderen van de wereld en ons verblijden in de Here, moeten wij aanbidden als op het feest.

3. Tot de Middelaar van onze godsdienst, wij moeten met al onze offers tot Christus, onze tempel, gaan, want alleen in Hem zijn onze geestelijke offeranden aannemelijk voor God, 1 Peter 2:5. Als wij rusten in ons zelf, kunnen wij Gode niet voldoende welbehagelijk zijn, wij moeten tot Hem gaan, en alleen Zijn gerechtigheid vermelden.

4. Tot de tijd er van, wij moeten volharden. Zij zullen van jaar tot jaar optrekken, op de tijd, voor dit plechtige feest bepaald. Iedere dag van het leven eens christens is een dag van het feest van de loofhutten, en iedere dag des Heren in `t bijzonder, dat is de grote dag van het feest, en daarom moeten wij de Here van de heirscharen iedere dag dienen, en iedere dag des Heren met bijzondere plechtigheid.

II. Dat om hun verzuim zal afgerekend worden met hen, die de plichten van de eredienst van het Evangelie verwaarlozen. God zal hen dwingen te komen om Hem te aanbidden, door Zijn gunsten te onthouden aan degenen, die Zijn inzettingen niet bewaren: Over henlieden zal geen regen wezen, Zechariah 14:17. Sommigen vatten dit figuurlijk op, de regen van de hemelse leer zal ingehouden worden, en ook die van de hemelse genade, die er mee gepaard moest gaan. God zal de wolken gebieden geen regen op hen te regenen. Het is rechtvaardig van God, de zegeningen van de genade te onthouden aan die de middelen van de genade niet aangrijpen, de grazige weiden te onthouden aan die de woningen van de herders vermijden. Wij kunnen het ook letterlijk opvatten: Op hen zal geen regen zijn, om hun grond vruchtbaar te maken. De gaven van de gemene genade worden te recht onthouden aan die de inzettingen en rechten verwaarlozen en verachten. Die niet meehielpen de tempel te bouwen, werden gestraft met geen regen, Hagg. 2:17, en eveneens die daar niet verschenen, toen hij gebouwd was. Als wij woest en onvruchtbaar zijn voor God, wordt de aarde te recht voor ons woest gemaakt. Menigeen is ongelukkig, zijn zaken gaan achteruit, en dit is er de eigenlijke oorzaak van-zij houden zich niet zo aan de dienst van God, als zij behoorden te doen, zij wijken van God af en dan wandelt Hij in tegenheid met hen. Als zij de plichten, die Hij van ons verwacht, verzuimen of uitstellen, dan is het rechtvaardig van Hem dat Hij ons de gunsten weigert, die wij van Hem verwachten. Maar wat zal de schuldigen in het land van Egypte overkomen, voor wie de bedreiging van geen regen, in `t geheel geen bedreiging is, want zij hebben nooit regen, zij hebben geen regen nodig, zij verlangen geen regen, de rivier de Nijl vervangt voor hen de wolken des hemels, besproeit hun land, en maakt het vruchtbaar, zodat die straf voor anderen voor hen geen straf is? Zechariah 14:18, Zechariah 14:19. Gedreigd wordt, dat, indien het geslacht van de Egyptenaren niet optrekt, over dewelken de regen niet is, God toch middelen zal vinden hen te ontmoeten, want, in werkelijkheid zal daar dezelfde plaag heersen, waarmede andere volken getroffen werden om hun verzuim. God kan de overstroming van de rivier beletten, en heeft dat vaak gedaan, wat voor hen hetzelfde is, als geen regen voor anderen, of als de rivier het zijne deed, en even hoog steeg als gewoonlijk, dan had God nog andere middelen om hongersnood over hen te brengen, en de vruchten van hun grond te verderven, zoals Hij door verscheidene van de tien plagen over Egypte gedaan heeft, zodat dit, dat is hetzelfde, de zonde van de Egyptenaren zal zijn, als de zonde van de andere volken, die niet optrekken om te vieren het feest van de loofhutten. Degenen, die menen, dat zij het minst te danken hebben aan en afhankelijk zijn van de genade des hemels, moeten daarom niet denken, dat zij tegen de rechtvaardigheid des hemels beveiligd zijn. Als men zonder regen leven kan, volgt daaruit niet, dat men leven kan zonder God, want niet de hemel alleen, maar alle schepsel is voor ons datgene, wat God het voor ons maakt, en meer niet, en ook kan niemands wijze van leven hem in staat stellen Gods oordelen te verachten. Dit zal hun aller straf zijn. Hetzelfde woord betekent zonde en straf voor de zonde, zo nauw en onafscheidelijk is het verband tussen die beide, zie Genesis 4:7, en vaak is ook de zonde haar eigen straf. Verzuim is zonde, en wij komen er voor in `t oordeel, zij laden schuld op zich, die niet optrekken om te aanbidden op de bepaalde tijden, als zij er gelegenheid toe hebben, en het is een zonde, die haar eigen straf meebrengt, want die hun plicht verzaken, verbeuren het voorrecht van gemeenschap met God.

III. Dat zij, die de plichten van de godsdienst van het Evangelie waarnemen, genade zullen hebben om hun belijdenis bovendien te versieren met de plichten van de gemeenschap van het Evangelie. Dit is een belofte, Zechariah 14:20, Zechariah 14:21, en wel een noodzakelijke ter voltooiing van de schoonheid en het geluk van de kerk. In `t algemeen zal alles de Heere van de heirscharen heilig zijn.

1. De naam en het wezen van de heiligheid zullen niet zo beperkt zijn als vroeger. De heiligheid des Heren stond vroeger alleen geschreven op het voorhoofd van de hogepriester, maar nu zal zij niet meer voor dat doel bestemd zijn. Alle christenen zullen levende tempels en geestelijke priesters zijn, gewijd aan Gods eer, en werkzaam in Zijn dienst. 2. Wezenlijke heiligheid zal meer verbreid zijn dan vroeger, omdat de middelen tot heiligmaking krachtiger zullen zijn, de regels uitmuntender, de argumenten dringender, en de voorbeelden van heiligheid schitterender, en omdat er een overvloediger uitstorting van de Geest van heiligheid en heiligmaking zal zijn dan ooit, na Christus' hemelvaart.

A. Heiligheid zal in het dagelijks leven komen, en hetgeen volkomen vreemd aan God scheen te zijn, zal aan Hem gewijd worden.

a. Het tuig van hun paarden zal aan God gewijd zijn. "Op de bellen van de paarden zal te lezen zijn: DE HEILIGHEID DES HEREN, of op de tomen van de paarden, volgens de kanttekening, of op de stijgbeugels. De paarden, in de oorlog gebruikt, zullen niet langer tegen God en Zijn volk gebruikt worden, zoals vroeger, maar voor Hem en hen. Zelfs hun oorlogen zullen heilige oorlogen zijn, en hun krijgsknechten dienen onder Zijn banier. Hun aanzienlijken, die van een groot en statig gevolg vergezeld zijn, zullen het als hun grootste eer beschouwen, God met hun eerbewijzen te dienen. DE HEILIGHEID DES HEREN zal op het tuig van hun koetspaarden staan, zoals de aanzienlijken somtijds hun wapen en devies op hun koets laten schilderen, iedere aanzienlijke zal het devies van de hogepriester als het zijne aannemen, en er in roemen, en het tot een vermaning voor zich maken, om niets te doen, wat Hem onwaardig is. Reizigers zullen het op hun tomen hebben staan, waarmede zij hun paarden sturen, als degenen, die er altijd aan herinnerd willen worden, door het voortdurend voor zich te hebben, en om zich door dit richtsnoer bij al hun handelingen te laten leiden. De bellen van de paarden, die bestemd zijn om hen op reis aan te drijven en van hun nadering kennis te geven, zullen er van voorzien zijn, om te betekenen dat dat het is, waardoor wij onszelf moeten laten beïnvloeden, en, dat wij tegenover anderen moeten belijden, waar wij ook heengaan.

B. Ook de meubels in hun huizen zullen aan God gewild zijn, om in Zijn dienst gebruikt te worden.

Ten eerste, De meubels van de huizen van de priesters, of van hun kamers in het huis des Heren. De gewone drinkschalen, die zij gebruikten, zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar, die gebruikt werden, of om er het bloed van de offers in op te vangen, of om er de wijn en de olie in aan te bieden, die voor de drankofferen bestemd waren. De vaten, die zij gebruikten voor hun tafel, zullen op zulk een godsdienstige wijze, met zoveel soberheid en matigheid gebruikt worden en met zoveel ijver voor Gods eer, en in zulk een vermenging van vrome gedachten en woorden, dat hun maaltijden gelijk aan offers zullen zijn, zij zullen eten en drinken, niet zichzelf, maar Hem, die hun tafel voorzag en hun beker vulde. En aldus zullen vooral in de gezinnen van de priesters, alledaagse handelingen op godzalige wijze verricht worden, hoe ze dan ook in andere gezinnen verricht worden.

Ten tweede, De meubelen van andere huizen, die van gewone mensen: "Alle de potten in Jeruzalem en in Juda zullen de Here heilig zijn. De potten, waarin zij hun spijs koken, de bekers, waaruit zij hun wijn drinken, Jeremiah 35:5, in deze zullen Gods goede gaven nimmer bovenmatig misbruikt worden, noch tot voedsel of brandstof van de lusten gemaakt worden, wat olie behoort te zijn om de wielen van de gehoorzaamheid te smeren, zoals vroeger het geval was geweest, toen alle tafelen vol uitspuwsel en drek waren, Isaiah 28:8. "Wat zij daaruit eten en drinken zal hun lichaam voeden voor de dienst van God, en daaruit zullen zij met mildheid geven tot ondersteuning van de armen", dan zijn zij de Here heilig, zoals de koopwaar en het loon van de bekeerde Tyriërs genoemd worden, Isaiah 23:18, want beide, in onze inkomsten en in onze uitgaven moeten wij het oog gericht houden op de wij van God als onze leefregel, en op Gods eer als ons doel.

Ten derde, Als er zo'n overvloed van het wezen van de heiligheid is, zal men niet streng en precies zijn omtrent heilige ceremoniën: "Allen, die offeren, zullen komen en van dezelve, nl. van die gewone vaten nemen en hun offers in dezelve koken, zonder onderscheid te maken tussen die en de sprengbekkens voor het altaar". In de tijden van het Evangelie zullen de ware aanbidders God dienen in geest en in waarheid, en noch op deze berg noch te Jeruzalem, John 4:21. De ene plaats zal God even aangenaam zijn als de andere: Ik wil, dat de mannen bidden in alle plaatsen, en het ene vat zal even aangenaam zijn als het andere. Op de vorm zal weinig acht worden geslagen, zolang het wezen van de godsdienst bewaard en gehandhaafd wordt. Sommigen menen, dat het betekent, dat het aantal offers, dat gebracht wordt, zeer groot zal zijn, zodat de vaten van het heiligdom niet toereikend zullen zijn, maar liever dan dat er een afgewezen of uitgesteld wordt, zullen zij in `t geheel geen bezwaar maken tegen het gebruik van gewone vaten, zoals de Levieten in geval van nood de priesters hielpen de offers te doden, 2 Chronicles 29:34.

C. Er zal geen onheiligheid in hun heilige dingen toegelaten worden, om ze te verontreinigen: Daar zal geen Kananiet meer zijn in het huis des Heren te dien dage. Sommigen lezen dit: Er zal geen koopman meer zijn, want dat betekent Kananiet somtijds, en dat, menen zij, werd vervuld, toen Christus eenmaal en andermaal kopers en verkopers uit de tempel dreef. Of, hoewel degenen, die Kananieten, dit is vreemdelingen en bijwoners, waren, in de tempel gebracht worden, zullen zij geen Kananieten meer zijn, er zal in hen niets meer over zijn van het karakter of de geest van de Kananieten. Of het betekent, dat, hoewel de mensen in de tijd van het Evangelie onverschillig worden omtrent heilige vaten, zij toch zeer punctueel zullen zijn in kerkelijke tucht, en streng er op toezien, dat al wat onheilig is, niet toegelaten wordt tot de bijzondere inzettingen, en scheiding maken tussen het kostelijke en het snode, tussen Israëlieten en Kananieten. Toch zal dit zijn volledige vervulling niet hebben voor het hemelse Jeruzalem, dat huis des Heren der heirscharen, waarin niets, dat onrein is, zal binnenkomen, want ten einde van de tijd, en eerder niet, zal Christus uit Zijn koninkrijk bijeenvergaderen alles wat aanstoot geeft, en koren en kaf zullen volkomen en voor eeuwig gescheiden worden.

Verzen 1-21

Zacharia 14:1-21

Gods leidingen met Zijn kerk worden hier voorgesteld in vreemde afwisseling en vreemde vermenging.

I. In vreemde afwisseling. Somtijds is het getij hoog en sterk tegen hen, maar dan keert het en wordt hun gunstig, en met wijze en heilige bedoelingen heeft God het een tegenover het ander gesteld.

1. God verschijnt hier tegen Jeruzalem, het oordeel begint bij het huis Gods. Als de dag des Heren komt, Zechariah 14:1, moet Jeruzalem door het vuur gaan, om gelouterd te worden. God zelf verzamelt alle heidenen tegen Jeruzalem ten strijde, Zechariah 14:2, Hij geeft hun een opdracht, zoals aan Sanherib, dat hij de roof rove en de plundering plundere, Isaiah 10:6, want het volk van Jeruzalem is nu het volk van Zijn verbolgenheid geworden. En wie kan voor Hem bestaan, of voor de volken, die Hij verzamelt? Waar Hij opdracht geeft, zal Hij voorspoed geven. De stad zal door de Romeinen ingenomen worden, die de heidenen tot hun beschikking hebben, de huizen zullen geplunderd en al hun rijkdommen weggenomen worden door de vijand, en, om aan een onverzadelijke lust tot onreinheid en hebzucht te voldoen, zullen de vrouwen geschonden worden, alsof de overwinning een vrijbrief was voor de ergste schanddaden, "iusque datum sceleri-en misdaden door de wet toegestaan waren". De helft van de stad zal uitgaan in gevangenis, om verkocht of tot slaaf gemaakt te worden, en zij zullen niet in staat zijn zichzelf te helpen, zodanig is de verwoesting, die aangericht zal worden op die groten en verschrikkelijke dag des Heren.

2. Dan verandert Hij Zijn weg en verschijnt voor Jeruzalem, want, hoewel het oordeel bij het huis des Heren begint, toch zal het daar niet eindigen en er evenmin een voleinding mee maken, Jeremiah 4:27, Jeremiah 30:11.

A. Een overblijfsel zal gespaard worden, hetzelfde als het derde deel, waarvan gesproken wordt in hoofdst. 8:8. De helft zal uitgaan in de gevangenis, van waar zij later misschien terug zullen komen, maar het overige des volks zal niet uitgeroeid worden uit de stad, zoals men vrezen zou. Velen van de Joden zullen het Evangelie aannemen, en zodoende voorkomen, dat zij uit de stad Gods, uit Zijn kerk op aarde, uitgeroeid worden. "Een tiende deel zal daarin zijn," Isaiah 6:13. Zie Ezechiël 5:3.

B. Hun twistzaak zal tegen hun vijanden getwist worden, Zechariah 14:3:Als God de heidenen als een gesel voor Zijn volk gebruikt heeft, zal Hij uittrekken en tegen hen strijden door Zijn oordeelen, gelijk ten dage als Hij gestreden heeft, tegen de vijanden van Zijn kerk, vroeger, ten dage des strijds, namelijk tegen de Egyptenaars, Kananieten en anderen. De werktuigen van Gods toorn zullen zelf het voorwerp er van worden, want het zal hun beurt worden de beker van de vrijmaking te drinken, en tegen wie God strijdt, die zal Hij zeker overwinnen en te sterk zijn. En iedere vroegere dag des strijds, die God voor Zijn volk tot een dag van overwinning heeft gemaakt, is een aanmoediging voor hen om op Hem te vertrouwen, daar God op zich genomen heeft voor Zijn volk te verschijnen, en omdat Hij nog steeds dezelfde is. Het is opmerkelijk, dat het Romeinse rijk niet meer gebloeid heeft na de verwoesting van Jeruzalem, zoals het tevoren gedaan had, maar in vele gevallen streed God tegen hen.

C. Al zijn Jeruzalem en de tempel verwoest, toch zal God een kerk in de wereld hebben, waarin de heidenen zullen toegelaten en waarbij de gelovige Joden zullen ingelijfd worden, Zechariah 14:4, Zechariah 14:5. Deze verzen zijn duister en moeilijk te verstaan, maar verschillende goede uitleggers denken, dat dit de bedoeling er van is.

a. God zal Jeruzalem zorgvuldig onderzoeken, zelfs dan, als haar vijanden bezig zijn haar de verwoesten: Zijn voeten zullen te dien dage staan op de Olijfberg, , van waar Hij stad en tempel kan overzien, Mark 13:3. Als de goudsmid het goud in de oven doet, blijft Hij er bij staan en houdt er het oog op, om toe te zien, dat er geen schade aan gedaan wordt, zo zal Hij er ook op toezien, als Jeruzalem, Gods goud, gelouterd wordt. Hij zal er bij blijven staan op de Olijfberg, dit werd letterlijk vervuld, toen onze Heere Jezus dikwijls op die berg was, in `t bijzonder, toen Hij van daar opvoer ten hemel, Acts 1:12. Het was de laatste plaats waar Zijn voet op aarde stond, de plaats vanwaar Hij henenvoer.

b. De muur des afscheidsels tussen Joden en heidenen zal weggenomen worden. De bergen rondom Jeruzalem, en deze in `t bijzonder, hadden de betekenis van een omheining, en stonden hun, die haar wilden naderen, in de weg. Tussen de heidenen en Jeruzalem stond deze berg van Bether, van scheiding, Song of Solomon 2:17. Maar door de verwoesting van Jeruzalem zal deze berg in tweeën gespleten worden, en zo zal de Joodse landpale weggenomen worden, en de kerk tot gemeen goed van de heidenen gemaakt, die met de Joden een gemaakt werden door de verbreking van deze "middelmuur des afscheidsels," Efeziers 2:14. Wie zijt gij, o grote berg? En een grote berg was de ceremonieële wet op de weg van de bekering van de Joden, die zij wel nooit te boven konden komen, zou men denken, toch werd hij voor Christus en het Evangelie tot een vlak veld. Deze berg zal wijken, deze heuvel verwijderd worden, maar het verbond des vredes kan niet verbroken worden, want vrede wordt nog steeds verkondigd, die die verre en die die nabij zijn.

c. Een nieuwe en levende weg zal geopend worden naar het nieuwe Jeruzalem, beide om het te zien en om er binnen te gaan. Als de berg verdeeld is, de eene helft naar het Noorden en de andere naar het Zuiden, zal er een zeer groote vallei zijn, dat wil zeggen er zal een breede gemeenschapsweg geopend worden tussen Jeruzalem en de heidenwereld, waarlangs de heidenen vrije toegang zullen hebben tot het Jeruzalem van het Evangelie, en het woord des Heeren, dat uitgaat van Jeruzalem, zal vrije loop hebben naar de heidenwereld. Aldus is de weg des Heren bereid, want "alle bergen en heuvelen zullen vernederd worden," en vlakke en aangename valleien zullen er voor in de plaats komen Isaiah 40:4.

d. Diegenen van de Joden die geloven, zullen binnengaan, en zich bij de heidenen voegen, en met hen in de kerk van het Evangelie ingelijfd worden: Gij zult vlieden naar de vallei van de bergen, die vallei, die geopend is tussen de gescheiden helften van de Olijfberg, zij zullen zich haasten de kerk met de heidenen binnen te gaan, zoals vroeger de heidenen met hen, Zechariah 8:23. De vallei van de bergen is de kerk van het Evangelie, waartoe er van de Joden dagelijks toegevoegd werden, die zalig werden, die naar die vallei vloden als naar een schuilplaats. Deze vallei van de bergen zal reiken tot Azal, of tot de afgezonderde plaats, dat wil zeggen tot al degenen, die God voor zich afgezonderd heeft. Als God "Zijn bergen tot een weg maakt, Isaiah 49:21, door ze tot een vallei te maken, dan zal de weg gebaand worden allen, die deze weg wandelen Isaiah 35:8, en zelfs de dwazen zullen niet dwalen daarop. Of, deze vallei zal reiken tot degenen, die van God gescheiden zijn, want de heidenen, die ver af waren, zullen nader komen met de Joden, die zalig zijn, en zij zullen beide de toegang hebben tot elkander, en te zamen tot God als een Vader door een Geest, Efeziers 2:18. e. Zij zullen vlieden naar de vallei van de bergen, naar de kerk van het Evangelie, gedrongen door vrees voor de vloek van de wet. Zij zullen vlieden voor de toekomende toorn, voor de bloedwreker, die hen vervolgt, naar de kerk, die voor hen een vrijstad is, als duiven naar haar vensteren, of zoals zij vloden voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, Amos 1:1. Daarom openbaart het Evangelie de toorn Gods van de hemel, Romans 1:18, opdat wij opgewekt worden, om ons te behouden om des levens wil, te vlieden als voor een aardbeving, want wij gevoelen, dat de aarde gereed is om onder ons te verzinken, en wij vinden er geen zekere rustplaats voor onze voet, en daarop moeten wij onze toevlucht bij Christus zoeken, in Wien wij alleen vast kunnen staan en rusten.

D. God zal in Zijn heerlijkheid verschijnen voor de vervulling van dit alles. De Heere, -mijn God zal komen, en alle de heiligen met u, wat betrekking kan hebben op Zijn komst om Jeruzalem te verwoesten, of om de vijanden van Jeruzalem te verwoesten of Zijn komst om Zijn koninkrijk in de wereld op te richten, wat de toekomst van de Zoon des mensen wordt genoemd, Matthew 24:37, of op Zijn laatste komst, aan het einde van de tijd, in elk geval leert het ons,

a. Dat de Heere komen zal, dat is het geloof van alle heiligen geweest, Zie de Heere komt, om ieder woord, dat Hij eens gesproken heeft, te vervullen.

b. Als Hij komt, komen al Zijn heiligen met Hem, zij vergezellen Hem waar Hij gaat, en dienen al Zijn belangen. Aan het einde van de tijd zal Christus komen met Zijn vele duizenden heiligen, zoals toen Hij kwam om de wet te geven op de berg Sinai.

c. Ieder gelovige in `t bijzonder mag juichen in de verwachting van Zijn komst en er met blijdschap van spreken. De Heere mijn God zal komen, zal komen tot vertroosting van allen die de Zijnen zijn, want, "Gezegende Heer, alle de heiligen zullen met U zijn, en het zal hun eeuwige gelukzaligheid zijn in Uw tegenwoordigheid te vertoeven, en daarom, kom Heere Jezus." Sommigen menen, dat dit als een gebed te lezen is: O Heere, mijn God, kom toch, en breng alle heiligen mee.

II. Gods leidingen zijn hier op vreemde wijze vermengd, Zechariah 14:6, Zechariah 14:7:Te dien dage zal het geschieden, dat er niet zal zijn het kostelijk licht en de dikke duisternis, het zal noch dag noch nacht zijn, en ten tijde des avonds zal het licht wezen. Sommigen houden dit van toepassing op al de tijd van hier tot aan de komst van de Messias, de Joodse kerk had noch volkomen vrede, noch voortdurende benauwdheid, maar een bewolkte dag, noch regen noch zonneschijn. Maar men kan het ook meer in `t algemeen opvatten, als een voorstelling van de wijze, waarop God gewoonlijk beide rijken, dat van Zijn leiding en dat van de genade, bestuurt. Hier is,

1. Een voorstelling van de gewone loop en richting van Gods beschikkingen, de dag van Zijn genade en de dag van Zijn leiding zijn noch licht noch duisternis, noch dag noch nacht. Zo is het met de kerk van God in deze wereld, waar de Zon van de gerechtigheid opgegaan is, kan het geen duistere nacht zijn, en toch zal het geen heldere dag zijn, bij gebrek aan licht. Zo is het met iedere heilige afzonderlijk, zij zijn geen duisternis, maar licht in de Here, en toch zijn zij geen heldere dag, zolang er zoveel dwaling en verkeerds in hen overgebleven is. Zo is het ook ten opzichte van Gods leidingen met Zijn kerk, in `t algemeen is de toestand van de kerk noch goed noch slecht in de hoogste graad, maar hij is een vermenging van beide, wij zingen van beide, genade en oordeel, en zijn niet zeker, wat overwinnen zal, of het de schemering van de avond of van de morgen is. Wij zweven tussen hoop en vrees, niet wetende, wat er van te maken.

2. Een belofte van vertroosting met betrekking daarop: Het zal een enige dag zijn, die de Heere bekend zal zijn. Dit betekent,

a. De schoonheid en harmonie van zulke gemengde gebeurtenissen, een en dezelfde bedoeling en strekking ligt in dit alles, alle raderen vormen tezamen slechts een rad, alle veranderingen slechts een dag.

b. De kortheid er van, het is als het ware maar voor een dag, voor een klein ogenblik, de wolk, die het licht verduistert, zal spoedig overdrijven.

c. Hoe God het oog houdt op al deze gebeurtenissen, en overal de hand in heeft, zij zijn de Here bekend, Hij neemt er kennis van en beveelt en beschikt alles ten beste, naar de raad van Zijn wil.

3. De verzekering van een zeer gelukkige afloop: Ten tijde des avonds zal het licht wezen, het zal helder licht wezen, en niet langer duister, in de andere wereld zijn wij er zeker van, en in deze wereld hopen wij er op- ten tijde des avonds, als onze hoop geheel uitgeput is, doordat wij de hele dag tevergeefs gewacht hebben, ja, als wij vrezen, dat het geheel donker worden zal, als alles op zijn ergst en het lot van de kerk `t betreurenswaardigst is. Evenals voor de vijanden van de kerk de zon op de middag ondergaat, zo gaat zij voor de kerk op tegen de avond, de oprechten "gaat het licht op in de duisternis," Psalms 112:4, de verlossing komt, als het aantal opgelegde tichelstenen verdubbeld is, en als Gods volk het opgegeven heeft er naar uit te zien, en zo komt zij als een aangename verrassing.

I. Hier worden zegeningen beloofd aan Jeruzalem, aan het Jeruzalem van het Evangelie, op de dag van de Messias, en aan de gehele aarde, uit kracht van de zegeningen, op Jeruzalem uitgestort, in `t bijzonder aan het land van Israël.

1. Jeruzalem zal een bron van levend water zijn voor de gehele wereld, dat werd het, toen de Heilige Geest daar uitgestort werd op de apostelen, en van daar werd het woord des Heren verbreid over de omliggende volken, Zechariah 14:8:Levende wateren zullen uit Jeruzalem vlieten, want daar begonnen zij, en van daar gingen zij uit, die "bekering en vergeving van zonden zouden prediken onder alle volken," Luke 24:47. Waar het Evangelie komt, en het vergezeld wordt door de genade van Gods Geest, daar vlieten levende wateren, de stromen, die de stad Gods verblijden, verblijden het land evenzeer, en maken het tot een paradijs, als de hof des Heren, die wel besproeid was. Het is Jeruzalems eer, dat "des Heren woord daar van uitgaat," Isaiah 2:3, en in zover werd het zelfs in zijn ergste en meest ontaarde tijd om de oude kennis, tot een zegen gemaakt, en om dat te kunnen zijn is het zelf gezegend. De helft van deze wateren zal gaan naar de Oostzee en de andere helft naar de Achterste Zee, zoals alle rivieren haar loop nemen naar de een of andere zee, sommige naar het Oosten en sommige naar het Westen. Het Evangelie zal zich verbreiden over alle delen van de wereld, waarvan sommige ver weg liggen naar de ene zijde en andere naar de tegenoverliggende zijde, want de heerschappij van de Verlosser, die daardoor opgericht zou worden, moest zich uitstrekken "van de zee tot aan de zee," Psalms 72:8, en de aarde moest vol zijn van de kennis des Heren, gelijk de wateren de bodem van de zee bedekken, en gelijk de wateren, die in verschillende beddingen naar zee stromen. De kennis van God zal verspreid worden, a. Naar alle kanten. Deze levende wateren zullen beide, oosterse en westerse kerken doen opkomen, die, ieder op haar beurt beroemd zullen zijn.

b. Iedere dag: zij zullen des zomers en des winters zijn. Die arbeiden aan de verbreiding van het Evangelie, vinden des zomers en des winters werk, en moeten de Here daarin te allen tijde dienen, Acts 20:18. En zulk een goddelijke kracht gaat met deze levende wateren gepaard, dat zij niet zullen opdrogen, noch hun loop belemmering ondervinden, door droogte in de zomer noch door vorst in de winter.

2. Het koninkrijk Gods onder de mensen zal een algemeen en verenigd koninkrijk zijn, Zechariah 14:9.

a. Het zal een algemeen koninkrijk zijn. De Here zal tot Koning over de ganse aarde zijn. Rechtens en in de soevereine beschikkingen van Zijn leiding is Hij het, en is het altijd geweest, en heerst over alles en niemand is er, die niet tot Zijn rechtsgebied behoort, maar hier wordt beloofd, dat Hij het zijn zal door het werkelijk bezit van de harten van Zijn onderdanen, Hij zal op alle plaatsen door allen als Koning erkend worden, Zijn gezag zal erkend worden, men zal er zich aan onderwerpen, en Hem trouw zweren. Dit zal vervuld worden, zoals gezegd wordt in Openbaring 11:15:"De koninkrijken van de wereld zijn geworden onzes Heren en van Zijn Christus."

b. Het zal een verenigd koninkrijk zijn. De Here zal een zijn en Zijn naam een. Allen zullen een God dienen, en geen afgoden, en zullen eenstemmig zijn in Zijn dienst. Alle valse goden zullen verlaten, en alle valse erediensten vernietigd worden, en evenals God het middelpunt van hun eenheid zal zijn, in Wie zij allen een zullen zijn, zo zal ook de Schrift de leefregel van hun eenheid zijn, waarnaar zij allen zullen wandelen.

3. Het land van Judea en Jeruzalem, de moederstad, zal hersteld en vervuld worden, en onder de bijzondere bescherming des Hemels gesteld, Zechariah 14:10, Zechariah 14:11. Sommigen menen, dat dit een bijzondere gunst voor het volk van de Joden betekent, en op hun bekering en herstel in het laatste van de dagen, wijst, maar men moet het liever toepassen op de kerk van het Evangelie, door Juda en Jeruzalem afgebeeld, en dan betekent het de overvloedige genade, waarmee de kerk zal gekroond worden, en de vruchtbaarheid van haar leden, en hun groot aantal.

a. De kerk zal als een vruchtbaar land zijn, overvloeiende van al de rijke voortbrengselen van zijn bodem. Het hele land van Juda, dat van nature ongelijk en heuvelachtig is, zal als een vlak veld gemaakt worden, het zal een vlak, effen dal worden, van Geba of Gibea, zijn uiterste noordelijke landpale, tot Rimmon, dat zuidwaarts van Jeruzalem lag en de uiterste zuidelijke landpale was van Judea. Waar het Evangelie van Christus in zijn volle kracht verschijnt, effent het de bodem, bergen en heuvelen worden er door vernederd, opdat de Here alleen verhoogd worde.

b. Zij zal zijn als een volkrijke stad. Evenals het heilige land geëffend zal worden, zo zal de heilige stad bevolkt, herbouwd en vervuld worden. Jeruzalem zal verhoogd worden uit zijn diepe vernedering, zal uit zijn puinhopen verrijzen, wanneer het land als een vlak veld gemaakt is en niet alleen de Olijfberg verwijderd, Zechariah 14:4 maar de andere bergen eveneens, dan zal Jeruzalem verhoogd zijn dat wil zeggen het zal te meer in `t oog vallen, zij zal in haar plaats bewoond worden, zie Zechariah 12:6. De hele stad zal bewoond worden tot in haar uiterste hoeken, en geen enkel deel er van zal woest blijven liggen. De uiterste grenzen er van worden hier vermeld, en binnen deze zal geen enkel plekje onbebouwd blijven, van de poort Benjamin in het noordoosten af tot aan de hoekpoort in het noordwesten toe en van de toren Hananeel in het zuiden tot aan des konings wijnbakken in het noorden toe, als de kerk van Christus op alle plaatsen vervuld is met groote getallen heilige, nederige, ernstige christenen, en er dagelijks velen van de zodanigen aan toegevoegd worden dan wordt deze belofte vervuld.

c. Dit land en deze stad zullen beide veilig zijn, beide, het voedsel op het land en de monden in de stad: Die daarin wonen, zullen zeker wonen, en er zal niemand zijn, om hen bevreesd te maken, er zal niets meer overblijven van die volkomen verwoesting, die beide, stad en land tot woestheid heeft gemaakt, geen vervloeking meer, zoals sommigen lezen, geen afsnijding meer, geen vloek of afscheiding van God tot het kwaad, geen verwoestende oordelen meer, als waaronder gij gezucht hebt, maar Jeruzalem zal zeker wonen, er zal geen gevaar zijn, noch vrees voor gevaar, ook zullen haar vrienden zich niet ongerust maken, zodat zij vrees koesteren, en haar vijanden zullen niet zo geducht worden, dat zij haar verontrusten kunnen. Dit wordt verklaard door de belofte van Christus dat de poorten van de hel haar niet zullen overweldigen, en eveneens door de heilige zekerheid en gemoedsrust, die door de gelovigen genoten wordt, als zij op de goddelijke bescherming zich verlaten.

II. Hier worden de vijanden van de kerk met oordelen bedreigd, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd hebben of nog krijg voeren, en de bedreiging met deze oordelen dient om de kerk te beveiligen en te bewaren. Die van deze plagen horen en lezen, zullen bevreesd zijn tegen Jeruzalem krijg te voeren, en als deze bedreigingen vervuld worden, zullen anderen het horen en te meer vrezen. Die tegen de stad Gods en Zijn volk strijden, zullen bevinden dat zij tegen God zelf strijden, en niemand heeft ooit tegen Hem zijn hart verhard en is voorspoedig geweest, Zechariah 14:12:Dat zal de plaag zijn, waarmede de Here alle de volken plagen zal, die tegen Jeruzalem krijg gevoerd zullen hebben, wie zij ook zijn God zal hen straffen voor de beledigingen, die zij Hem aangedaan hebben, en Jeruzalem aan hen wreken.

1. Zij zullen wegkwijnen onder smartelijke en slepende ziekten. Eens iegelijks vlees zal uitteren, en zij zullen jammerlijk vermageren, daar zij op hun voeten staan, zodat zij wandelende geraamten zullen zijn, er zal niets aan hen overblijven als vel en been. Het vlees, dat zij overmatig voedsel gaven, en tot wellust verzorgden, toen zij leefden van de buit van Gods volk, en in overvloed verkeerden, zal nu "uitteren, dat het uit het gezicht verdwijnt, en de beenderen, die niet gezien werden, uitsteken," Job 33:21. Zij staan op hun voeten en hopen staande te blijven, en blijven kruipen zolang als mogelijk is, maar zij moeten tenslotte wijken. De organen van het gezicht, de poorten van de zonde, eens iegelijks ogen zullen uitteren in hunne holten, zullen in hun hoofd zinken of misschien uitpuilen, hun afgunstige, boosaardige, wellustige ogen, waarmee zij zich zo vaak hebben verlustigd in schouwspelen van ellende, die zullen uitteren, wat niet alleen hun aangezichten spookachtig, maar ook hun leven ongelukkig maken zal. De organen van de spraak, de poorten van de zonde, hun tong, zal in hun mond uitteren, waardoor God hen kastijden zal voor al de laster tegen Hem en de smaadredenen tegen Zijn volk. Aldus zal hun tong ze doen aanstoten tegen zichzelf, en hun straf zal in hun zonde gelezen kunnen worden, zoals die van hem, wiens tong in het helse vuur gepijnigd werd. Zo zijn Antiochus en Herodes uitgeteerd.

2. Zij zullen tegen elkander in stukken gestoten worden, Zechariah 14:13:Er zal een groot gedruis van de Here onder hen wezen. Maar komt een gedruis van de Here, die een God van orde en niet van verwarring is? In zover het hun zonde is, die het verwekt, is het niet van de Here, maar van de boze, en van `s mensen boze lusten, maar, in zover het hun straf is, namelijk van degenen, die er onder lijden, is het van de Here, die er Zijn eigen oogmerken mee dient, en Zijn doel bereikt door de zonden, dwaasheden en rusteloze geesten van de mensen. Het is van hen zelf, dat zij elkander bijten en vereten, maar het is van de Here, de rechtvaardige Rechter, dat zij aldus "van elkander verteerd worden," Galatians 5:15, zoals Achab bedrogen werd door een leugenachtige geest van de Here, zo werden ook Abimelech en de mannen van Sichem elkander vijandig, en vernietigd door een bozen geest van God, Rich. 9:23. Die tegen de kerk zijn saamvergaderd en samengerot zullen rechtvaardiglijk gescheiden en elkander vijandig worden, en het gedruis, dat zij verheffen tegen God, zal vergolden worden door een gedruis onder hen. En zij zullen een ieder zijns naasten hand aangrijpen, om te beletten, dat hij slaat, of om hem te binden als zijn gevangene: ja, zijn hand zal tegen de hand zijns naasten opgaan, om hem te slaan en te wonden. Die er zich op toeleggen de kerk te verwoesten, worden dikwijls tegen elkander verbitterd, zodat zij elkaar vernietigen, en somtijds wordt het zwaard van de een tegen de ander gekeerd, door Hem, wiens zwaard zij allen zijn. Sommigen menen, dat dit vervuld is in de partijen en twisten, die er onder de Joden waren, toen de Romeinen hen allen verdierven, want zij hadden gestreden tegen het geestelijk Jeruzalem, de kerk van het Evangelie, en daarmede stemt volkomen overeen Zechariah 14:14:En ook zal Juda tegen Jeruzalem strijden, het Joodse volk zal zichzelf verderven, zal door zijn eigen handen sterven, stad en land zullen met elkander in oorlog zijn en zo zullen beide verwoest worden. "Suis et ipsa Roma viribus ruit-Door eigen kracht is Rome ondergegaan."

3. Hun kamp zal geplunderd worden en het volk Gods grotelijks verrijken of ook de buit van hun land, Zechariah 14:14:Ook Juda zal te Jeruzalem eten, zo leest een geleerd uitlegger, van alle kanten zal men komen om deel te hebben aan de buit, evenals, toen Sanheribs leger voor Jeruzalem vernietigd werd, "de roof van een overvloedige buit uitgedeeld werd," Isaiah 33:23, Zo zal het nu ook zijn, het vermogen aller heidenen rondom, die Jeruzalem beroofd hebben, zal verzameld worden, goud en zilver en klederen in grote menigte, opdat iedereen, die recht heeft op een aandeel in de buit, krijgt, wat hem toekomt. Het vermogen des zondaars is dikwijls voor de rechtvaardige weggelegd, en Gods Israël verrijkt met de buit van de Egyptenaars.

4. Tot het vee toe zal delen in de plaag, waardoor de vijanden van Gods kerk zullen afgesneden worden, evenals in verschillende plagen van Egypte, Zechariah 14:15:Al de beesten, die in die heirlegers geweest zijn, zullen met hen omkomen, als God uitgaat om tegen hen te strijden, niet alleen de dieren, die in de oorlog gebruikt werden, zoals het paard, maar ook die gebruikt werden op reis, voor de ploeg, zoals de muilezel, de kameel en de ezel. De lagere schepselen lijden dikwijls om de zonde des mensen en onder zijn plagen. Aldus toont God Zijn verontwaardiging tegen de zonde en doet het schepsel, dat aldus aan de ijdelheid onderworpen is, zuchten om vrijgemaakt te worden tot de vrijheid van de heerlijkheid van de kinderen Gods, Romans 8:20, Romans 8:21. Zechariah 14:16

Drie dingen worden hier voorspeld:

I. Dat, zodra het Evangelie een nieuwe weg gebaand heeft voor de godsdienst, in de kerk, er een grote toeloop zal zijn en algemene belangstelling. Die van de vijanden van de godsdienst overgebleven zijn, zullen zo gevoelig zijn voor Gods genade, aan hen bewezen, doordat zij ternauwernood ontsnapt zijn, dat zij zich begeven zullen tot de dienst van de God Israëls en Hem hun hulde brengen Zechariah 14:16. Die niet verteerd zijn, zullen bekeerd worden, en dat maakt hun verlossing werkelijk tot een genade, een dubbele genade. Het is een grote verandering, die de genade Gods in ons werkt die tegen Jeruzalem gekomen zijn en bevinden dat hun pogingen vruchteloos en ijdel zijn, zullen evenzeer haar bewonderaars worden als zij ooit haar tegenstanders zijn geweest, en zullen naar Jeruzalem optrekken om daar te aanbidden in eendrachtige samenwerking met degenen, die zij bestreden hadden. Evenals sommigen van Christus' vijanden tot een voetbank van Zijn voeten zullen worden, zo zullen anderen Zijn vrienden worden, en als het beginsel van de vijandschap in hen gedood is, worden hun vroegere daden van vijandschap hun vergeven, en hun diensten aangenomen en aanvaard, alsof zij nooit tegen Jeruzalem gestreden hadden. Zij zullen optrekken om aan te bidden te Jeruzalem, omdat dat de plaats was, die God verkoren had, en omdat daar de tempel was, die het voorbeeld was van Christus en Zijn middelaarschap. De bekerende genade herstelt onze verhouding,

1. Tot het voorwerp van onze aanbidding. Zij zullen niet langer de Bals en de Molochs de koningen en de heren, aanbidden, de schepselen van hun eigen verbeelding, die de heidenen dienen, maar de Koning, de Here van de heirscharen, de eeuwige Koning, de Koning van de koningen, de soevereine Here over alles.

2. Tot de wetten van de eredienst, die God zelf gegeven heeft. De dienst van het Evangelie wordt hier voorgesteld door het vieren van het feest van de loofhutten, ter oorzake van die twee grote gunsten, die op bijzondere wijze door dat feest werden betekend en afgebeeld- verachting van de wereld, en blijdschap in God, Nehemiah 8:17. Het leven van een goed christen is een voortdurend feest van de loofhutten, en in alle vrome handelingen moeten wij ons afzonderen van de wereld en ons verblijden in de Here, moeten wij aanbidden als op het feest.

3. Tot de Middelaar van onze godsdienst, wij moeten met al onze offers tot Christus, onze tempel, gaan, want alleen in Hem zijn onze geestelijke offeranden aannemelijk voor God, 1 Peter 2:5. Als wij rusten in ons zelf, kunnen wij Gode niet voldoende welbehagelijk zijn, wij moeten tot Hem gaan, en alleen Zijn gerechtigheid vermelden.

4. Tot de tijd er van, wij moeten volharden. Zij zullen van jaar tot jaar optrekken, op de tijd, voor dit plechtige feest bepaald. Iedere dag van het leven eens christens is een dag van het feest van de loofhutten, en iedere dag des Heren in `t bijzonder, dat is de grote dag van het feest, en daarom moeten wij de Here van de heirscharen iedere dag dienen, en iedere dag des Heren met bijzondere plechtigheid.

II. Dat om hun verzuim zal afgerekend worden met hen, die de plichten van de eredienst van het Evangelie verwaarlozen. God zal hen dwingen te komen om Hem te aanbidden, door Zijn gunsten te onthouden aan degenen, die Zijn inzettingen niet bewaren: Over henlieden zal geen regen wezen, Zechariah 14:17. Sommigen vatten dit figuurlijk op, de regen van de hemelse leer zal ingehouden worden, en ook die van de hemelse genade, die er mee gepaard moest gaan. God zal de wolken gebieden geen regen op hen te regenen. Het is rechtvaardig van God, de zegeningen van de genade te onthouden aan die de middelen van de genade niet aangrijpen, de grazige weiden te onthouden aan die de woningen van de herders vermijden. Wij kunnen het ook letterlijk opvatten: Op hen zal geen regen zijn, om hun grond vruchtbaar te maken. De gaven van de gemene genade worden te recht onthouden aan die de inzettingen en rechten verwaarlozen en verachten. Die niet meehielpen de tempel te bouwen, werden gestraft met geen regen, Hagg. 2:17, en eveneens die daar niet verschenen, toen hij gebouwd was. Als wij woest en onvruchtbaar zijn voor God, wordt de aarde te recht voor ons woest gemaakt. Menigeen is ongelukkig, zijn zaken gaan achteruit, en dit is er de eigenlijke oorzaak van-zij houden zich niet zo aan de dienst van God, als zij behoorden te doen, zij wijken van God af en dan wandelt Hij in tegenheid met hen. Als zij de plichten, die Hij van ons verwacht, verzuimen of uitstellen, dan is het rechtvaardig van Hem dat Hij ons de gunsten weigert, die wij van Hem verwachten. Maar wat zal de schuldigen in het land van Egypte overkomen, voor wie de bedreiging van geen regen, in `t geheel geen bedreiging is, want zij hebben nooit regen, zij hebben geen regen nodig, zij verlangen geen regen, de rivier de Nijl vervangt voor hen de wolken des hemels, besproeit hun land, en maakt het vruchtbaar, zodat die straf voor anderen voor hen geen straf is? Zechariah 14:18, Zechariah 14:19. Gedreigd wordt, dat, indien het geslacht van de Egyptenaren niet optrekt, over dewelken de regen niet is, God toch middelen zal vinden hen te ontmoeten, want, in werkelijkheid zal daar dezelfde plaag heersen, waarmede andere volken getroffen werden om hun verzuim. God kan de overstroming van de rivier beletten, en heeft dat vaak gedaan, wat voor hen hetzelfde is, als geen regen voor anderen, of als de rivier het zijne deed, en even hoog steeg als gewoonlijk, dan had God nog andere middelen om hongersnood over hen te brengen, en de vruchten van hun grond te verderven, zoals Hij door verscheidene van de tien plagen over Egypte gedaan heeft, zodat dit, dat is hetzelfde, de zonde van de Egyptenaren zal zijn, als de zonde van de andere volken, die niet optrekken om te vieren het feest van de loofhutten. Degenen, die menen, dat zij het minst te danken hebben aan en afhankelijk zijn van de genade des hemels, moeten daarom niet denken, dat zij tegen de rechtvaardigheid des hemels beveiligd zijn. Als men zonder regen leven kan, volgt daaruit niet, dat men leven kan zonder God, want niet de hemel alleen, maar alle schepsel is voor ons datgene, wat God het voor ons maakt, en meer niet, en ook kan niemands wijze van leven hem in staat stellen Gods oordelen te verachten. Dit zal hun aller straf zijn. Hetzelfde woord betekent zonde en straf voor de zonde, zo nauw en onafscheidelijk is het verband tussen die beide, zie Genesis 4:7, en vaak is ook de zonde haar eigen straf. Verzuim is zonde, en wij komen er voor in `t oordeel, zij laden schuld op zich, die niet optrekken om te aanbidden op de bepaalde tijden, als zij er gelegenheid toe hebben, en het is een zonde, die haar eigen straf meebrengt, want die hun plicht verzaken, verbeuren het voorrecht van gemeenschap met God.

III. Dat zij, die de plichten van de godsdienst van het Evangelie waarnemen, genade zullen hebben om hun belijdenis bovendien te versieren met de plichten van de gemeenschap van het Evangelie. Dit is een belofte, Zechariah 14:20, Zechariah 14:21, en wel een noodzakelijke ter voltooiing van de schoonheid en het geluk van de kerk. In `t algemeen zal alles de Heere van de heirscharen heilig zijn.

1. De naam en het wezen van de heiligheid zullen niet zo beperkt zijn als vroeger. De heiligheid des Heren stond vroeger alleen geschreven op het voorhoofd van de hogepriester, maar nu zal zij niet meer voor dat doel bestemd zijn. Alle christenen zullen levende tempels en geestelijke priesters zijn, gewijd aan Gods eer, en werkzaam in Zijn dienst. 2. Wezenlijke heiligheid zal meer verbreid zijn dan vroeger, omdat de middelen tot heiligmaking krachtiger zullen zijn, de regels uitmuntender, de argumenten dringender, en de voorbeelden van heiligheid schitterender, en omdat er een overvloediger uitstorting van de Geest van heiligheid en heiligmaking zal zijn dan ooit, na Christus' hemelvaart.

A. Heiligheid zal in het dagelijks leven komen, en hetgeen volkomen vreemd aan God scheen te zijn, zal aan Hem gewijd worden.

a. Het tuig van hun paarden zal aan God gewijd zijn. "Op de bellen van de paarden zal te lezen zijn: DE HEILIGHEID DES HEREN, of op de tomen van de paarden, volgens de kanttekening, of op de stijgbeugels. De paarden, in de oorlog gebruikt, zullen niet langer tegen God en Zijn volk gebruikt worden, zoals vroeger, maar voor Hem en hen. Zelfs hun oorlogen zullen heilige oorlogen zijn, en hun krijgsknechten dienen onder Zijn banier. Hun aanzienlijken, die van een groot en statig gevolg vergezeld zijn, zullen het als hun grootste eer beschouwen, God met hun eerbewijzen te dienen. DE HEILIGHEID DES HEREN zal op het tuig van hun koetspaarden staan, zoals de aanzienlijken somtijds hun wapen en devies op hun koets laten schilderen, iedere aanzienlijke zal het devies van de hogepriester als het zijne aannemen, en er in roemen, en het tot een vermaning voor zich maken, om niets te doen, wat Hem onwaardig is. Reizigers zullen het op hun tomen hebben staan, waarmede zij hun paarden sturen, als degenen, die er altijd aan herinnerd willen worden, door het voortdurend voor zich te hebben, en om zich door dit richtsnoer bij al hun handelingen te laten leiden. De bellen van de paarden, die bestemd zijn om hen op reis aan te drijven en van hun nadering kennis te geven, zullen er van voorzien zijn, om te betekenen dat dat het is, waardoor wij onszelf moeten laten beïnvloeden, en, dat wij tegenover anderen moeten belijden, waar wij ook heengaan.

B. Ook de meubels in hun huizen zullen aan God gewild zijn, om in Zijn dienst gebruikt te worden.

Ten eerste, De meubels van de huizen van de priesters, of van hun kamers in het huis des Heren. De gewone drinkschalen, die zij gebruikten, zullen zijn als de sprengbekkens voor het altaar, die gebruikt werden, of om er het bloed van de offers in op te vangen, of om er de wijn en de olie in aan te bieden, die voor de drankofferen bestemd waren. De vaten, die zij gebruikten voor hun tafel, zullen op zulk een godsdienstige wijze, met zoveel soberheid en matigheid gebruikt worden en met zoveel ijver voor Gods eer, en in zulk een vermenging van vrome gedachten en woorden, dat hun maaltijden gelijk aan offers zullen zijn, zij zullen eten en drinken, niet zichzelf, maar Hem, die hun tafel voorzag en hun beker vulde. En aldus zullen vooral in de gezinnen van de priesters, alledaagse handelingen op godzalige wijze verricht worden, hoe ze dan ook in andere gezinnen verricht worden.

Ten tweede, De meubelen van andere huizen, die van gewone mensen: "Alle de potten in Jeruzalem en in Juda zullen de Here heilig zijn. De potten, waarin zij hun spijs koken, de bekers, waaruit zij hun wijn drinken, Jeremiah 35:5, in deze zullen Gods goede gaven nimmer bovenmatig misbruikt worden, noch tot voedsel of brandstof van de lusten gemaakt worden, wat olie behoort te zijn om de wielen van de gehoorzaamheid te smeren, zoals vroeger het geval was geweest, toen alle tafelen vol uitspuwsel en drek waren, Isaiah 28:8. "Wat zij daaruit eten en drinken zal hun lichaam voeden voor de dienst van God, en daaruit zullen zij met mildheid geven tot ondersteuning van de armen", dan zijn zij de Here heilig, zoals de koopwaar en het loon van de bekeerde Tyriërs genoemd worden, Isaiah 23:18, want beide, in onze inkomsten en in onze uitgaven moeten wij het oog gericht houden op de wij van God als onze leefregel, en op Gods eer als ons doel.

Ten derde, Als er zo'n overvloed van het wezen van de heiligheid is, zal men niet streng en precies zijn omtrent heilige ceremoniën: "Allen, die offeren, zullen komen en van dezelve, nl. van die gewone vaten nemen en hun offers in dezelve koken, zonder onderscheid te maken tussen die en de sprengbekkens voor het altaar". In de tijden van het Evangelie zullen de ware aanbidders God dienen in geest en in waarheid, en noch op deze berg noch te Jeruzalem, John 4:21. De ene plaats zal God even aangenaam zijn als de andere: Ik wil, dat de mannen bidden in alle plaatsen, en het ene vat zal even aangenaam zijn als het andere. Op de vorm zal weinig acht worden geslagen, zolang het wezen van de godsdienst bewaard en gehandhaafd wordt. Sommigen menen, dat het betekent, dat het aantal offers, dat gebracht wordt, zeer groot zal zijn, zodat de vaten van het heiligdom niet toereikend zullen zijn, maar liever dan dat er een afgewezen of uitgesteld wordt, zullen zij in `t geheel geen bezwaar maken tegen het gebruik van gewone vaten, zoals de Levieten in geval van nood de priesters hielpen de offers te doden, 2 Chronicles 29:34.

C. Er zal geen onheiligheid in hun heilige dingen toegelaten worden, om ze te verontreinigen: Daar zal geen Kananiet meer zijn in het huis des Heren te dien dage. Sommigen lezen dit: Er zal geen koopman meer zijn, want dat betekent Kananiet somtijds, en dat, menen zij, werd vervuld, toen Christus eenmaal en andermaal kopers en verkopers uit de tempel dreef. Of, hoewel degenen, die Kananieten, dit is vreemdelingen en bijwoners, waren, in de tempel gebracht worden, zullen zij geen Kananieten meer zijn, er zal in hen niets meer over zijn van het karakter of de geest van de Kananieten. Of het betekent, dat, hoewel de mensen in de tijd van het Evangelie onverschillig worden omtrent heilige vaten, zij toch zeer punctueel zullen zijn in kerkelijke tucht, en streng er op toezien, dat al wat onheilig is, niet toegelaten wordt tot de bijzondere inzettingen, en scheiding maken tussen het kostelijke en het snode, tussen Israëlieten en Kananieten. Toch zal dit zijn volledige vervulling niet hebben voor het hemelse Jeruzalem, dat huis des Heren der heirscharen, waarin niets, dat onrein is, zal binnenkomen, want ten einde van de tijd, en eerder niet, zal Christus uit Zijn koninkrijk bijeenvergaderen alles wat aanstoot geeft, en koren en kaf zullen volkomen en voor eeuwig gescheiden worden.

Bibliografische Informatie
Henry, Matthew. "Commentaar op Zechariah 14". "Bijbelverkaring van Matthew Henry". https://www.studylight.org/commentaries/dut/mhm/zechariah-14.html. 1706.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile