Lectionary Calendar
Friday, July 18th, 2025
the Week of Proper 10 / Ordinary 15
video advertismenet
Read the Bible
span data-lang="dut" data-trans="lie" data-ref="1sa.14.1" class="versetxt"> Op zekeren dag zeide Sauls zoon Jonathan tot zijn wapendrager: Kom, laten wij oversteken naar den wachtpost der Filistijnen--aan den overkant--maar aan zijn vader gaf hij er geen kennis van. Saul nu zat aan de grens van Gibea onder den granaatboom die op den dorschvloer staat; het volk dat hij bij zich had was omstreeks zeshonderd man, en Ahia, de zoon van Ahitub, den broeder van Ichabod, den zoon van Pinehas, den zoon van Eli, den priester des Heeren te Sjilo, droeg den efod. Het volk wist niet dat Jonathan was weggegaan. Tussen de passen nu waar Jonathan trachtte over te steken naar den wachtpost der Filistijnen verhief zich aan weerskanten een klip, een aan deze en een aan gene zijde; de ene heette Boses en de andere Sene; de ene, ten noorden, tegenover Michmas, de andere, ten zuiden, tegenover Gibea. Jonathan zeide tot zijn wapendrager: Kom laten wij oversteken naar den wachtpost dier onbesnedenen! Wellicht zal de Heer ons de zege schenken; want het maakt voor den Heer geen onderscheid, met velen of met weinigen de zege te schenken. Toen zeide zijn wapendrager tot hem: Doe alwat uw hart u ingeeft. Ik ga met u. Wat gij wilt wil ik. Daarop zeide Jonathan: Zie, wij zullen tot die mannen oversteken en ons aan hen vertonen; zeggen zij dan tot ons: Wacht eens even, totdat wij bij u komen! dan blijven wij stilstaan en klimmen niet tot hen op. Maar zeggen zij: Klimt eens tot ons op! dan doen wij het; want dan heeft de Heer hen in onze hand gegeven. Dit zal ons teken zijn. Toen nu de wachtpost der Filistijnen die beiden in het oog kreeg, zeiden de Filistijnen: Kijk, daar komen Hebreen uit de holen waarin zij zich verscholen hebben te voorschijn! En de mannen van den wachtpost riepen Jonathan en zijn wapendrager toe: Klimt eens tot ons op, dan zullen wij u iets vertellen! Toen zeide Jonathan tot zijn wapendrager: Mij na! de Heer heeft hen in de hand van Israel gegeven. En Jonathan klom op handen en voeten naar boven, zijn wapendrager hem na. Toen keerden zij om voor Jonathan, die hen nedervelde, waarna zijn wapendrager achter hem hen afmaakte. Deze eerste slachting welke Jonathan en zijn wapendrager hebben aangericht, was van omstreeks twintig man. Toen ontstond een schrik in de legerplaats en op het veld; het gehele volk, zelfs de stropers, werden door schrik bevangen; ja, de aarde beefde, zodat er een schrik Gods ontstond. Toen de schildwachten van Saul te Gibea in Benjamin zagen dat de legerplaats heen en weer golfde, zeide Saul tot het volk dat bij hem was: Houdt eens monstering, en gaat na, wie van ons weggegaan is. Bij de monstering bleek dat Jonathan en zijn wapendrager er niet waren. Toen zeide Saul tot Ahia: Haal den efod hier--want Ahia droeg te dier tijd den efod voor Israel. Intussen, terwijl Saul nog met den priester sprak, werd het rumoer in de legerplaats der Filistijnen steeds sterker. Daarom zeide Saul tot den priester: Trek uw hand terug! En Saul en het ganse volk dat bij hem was verzamelden zich. Maar toen zij ten strijde kwamen, zie, de een was den ander met het zwaard te lijf gegaan: een zeer grote verwarring! En de Hebreen die tot de Filistijnen in dezelfde verhouding als gisteren en eergisteren gebleven en met hen te velde getrokken waren, ook zij keerden zich om en kozen partij voor de Israelieten die bij Saul en Jonathan waren. Ook zetten al de Israelieten die zich in het gebergte van Efraim hadden verscholen gewapenderhand de Filistijnen na, zodra zij hoorden dat zij op de vlucht waren gegaan. Zo schonk de Heer op dien dag Israel de zege. Toen nu de strijd zich tot voorbij Beth-awen uitstrekte, schaarde zich het ganse volk, omstreeks tienduizend man, aan de zijde van Saul en breidde zich de strijd over het gebergte van Efraim uit. Te dien dage beging Saul een groten misslag: hij bezwoer het volk met de woorden: Vervloekt de man die iets gebruikt voor den avond, voordat ik mij op mijn vijanden gewroken heb! Dientengevolge at het ganse volk niets. 08.1sa.nl.lie.ot.his 014:026 Het volk nu kwam in een bos, en zie, daar was overvloed van honing; maar niemand bracht de hand aan den mond; want het vreesde den eed.
Bible Study Resources
Concordances:
-
Nave's Topical Bible -
Jonathan;
Torrey's Topical Textbook -
Armies of Israel, the;
Forests;
Honey;
Dictionaries:
-
American Tract Society Bible Dictionary -
Philistines;
Bridgeway Bible Dictionary -
Jonathan;
Oath;
Philistia, philistines;
Saul, king of israel;
Baker Evangelical Dictionary of Biblical Theology -
Land (of Israel);
Charles Buck Theological Dictionary -
Prayer;
Easton Bible Dictionary -
Honey;
Philistines;
Saul;
Fausset Bible Dictionary -
Adjuration;
Holman Bible Dictionary -
Court Systems;
Jearim;
Mouth;
Samuel, Books of;
Hastings' Dictionary of the Bible -
Gibeah;
Honey;
Israel;
Jonathan;
Michmash;
Ner;
Philistines;
Samuel, Books of;
Saul;
Urim and Thummim;
Morrish Bible Dictionary -
Bee;
Jonathan ;
People's Dictionary of the Bible -
Jonathan;
Smith Bible Dictionary -
Jon'athan,;
Watson's Biblical & Theological Dictionary -
Jephthah;
Encyclopedias:
-
Condensed Biblical Cyclopedia -
Hebrew Monarchy, the;
International Standard Bible Encyclopedia -
Drop, Dropping;
Forest;
Honey;
Samuel, Books of;
The Jewish Encyclopedia -
Ban;
Jonathan, Jehonathan;
Parallel Translations
Gereviseerde Lutherse Vertaling
en toen het volk in het woud kwam, zie, toen stroomde het honig; maar niemand bracht dien met zijne hand aan zijnen mond, want het volk vreesde voor den eed.
Staten Vertaling
Toen het volk in het woud kwam, ziet, zo was er een honigvloed; maar niemand raakte met zijn hand aan zijn mond, want het volk vreesde de bezwering.
Bible Verse Review
from Treasury of Scripure Knowledge
the people: Ecclesiastes 9:2
Reciprocal: Psalms 19:10 - honeycomb Psalms 81:16 - honey Matthew 26:63 - I adjure
Gill's Notes on the Bible
And when the people came into the wood, behold, the honey dropped,.... Either from trees, which produced it; so Diodorus Siculus t speaks of trees in some countries which produce honey; or from the sugar canes, as Jarchi; or rather from the honeycombs which were framed in trees by bees; so Hesiod u speaks of bees making their nests or combs in trees. Ben Gersom thinks that bee hives were placed here in rows by the wayside, from whence the honey flowed; or "went" w, or there was a going of it; perhaps the combs being pressed by the Philistines as they fled: the land of Canaan was a land flowing with milk and honey:
but no man put his hand to his mouth; that is, took not any of the honey and ate it, though it was so near at hand, and there was plenty of it:
for the people feared the oath: Saul adjured them by, or the imprecation he made on the person that should eat any food that day.
t Bibliothec. l. 17. p. 548. u Hesiod, Theogon. ver. 230. Vid. Diodor. Sic. ut supra. (Bibliothec. l. 17. p. 548.) w ××× ××ש "ambulatio mellis", Montanus; "itio mellis", Drusius; so in Ovid. Metamorph. l. 1. fab. 3. "----jam flumina nectaris ibant".
Barnes' Notes on the Bible
The honey dropped - Rather, âBehold a stream of honey.â The same thing may be seen in Spain, where in woody and rocky ground copious streams of honey are often found.
Clarke's Notes on the Bible
Verse 1 Samuel 14:26. The honey dropped — It seems to have dropped from the trees on the ground. Honey dews, as they are called, are not uncommon in most countries; and this appears to have been something of this kind. I have seen honey in considerable quantity on the trees and long grass in the fields, and have often eaten of it.