Lectionary Calendar
Wednesday, July 9th, 2025
the Week of Proper 9 / Ordinary 14
the Week of Proper 9 / Ordinary 14
video advertismenet
advertisement
advertisement
advertisement
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!
Click here to join the effort!
Read the Bible
Gereviseerde Lutherse Vertaling
Jeremia 27:20
die Nebukadnezar, de koning van Babel, niet wegnam, toen hij Jechonia, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, van Jeruzalem wegvoerde naar Babel, benevens alle vorsten van Juda en Jeruzalem;
Bible Study Resources
Concordances:
- Nave'sDictionaries:
- AmericanParallel Translations
Gereviseerde Leidse Vertaling
van alwat Nebukadnesar, de koning van Babel, niet heeft meegenomen, toen hij Jechonja, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, uit Jeruzalem wegvoerde:
van alwat Nebukadnesar, de koning van Babel, niet heeft meegenomen, toen hij Jechonja, den zoon van Jojakim, den koning van Juda, uit Jeruzalem wegvoerde:
Staten Vertaling
Die Nebukadnezar, de koning van Babel, niet heeft weggenomen, als hij Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, van Jeruzalem, naar Babel gevankelijk wegvoerde, mitsgaders al de edelen van Juda en Jeruzalem;
Die Nebukadnezar, de koning van Babel, niet heeft weggenomen, als hij Jechonia, den zoon van Jojakim, koning van Juda, van Jeruzalem, naar Babel gevankelijk wegvoerde, mitsgaders al de edelen van Juda en Jeruzalem;
Bible Verse Review
from Treasury of Scripure Knowledge
when: Jeremiah 22:28, Coniah, Jeremiah 24:1, 2 Kings 24:14-16, Jehoiachin, 2 Chronicles 36:10, 2 Chronicles 36:18
Reciprocal: Jeremiah 27:1 - the beginning Jeremiah 29:2 - Jeconiah Daniel 1:2 - with part Matthew 1:11 - about
Gill's Notes on the Bible
Which Nebuchadnezzar king of Babylon took not,.... For he seems only to have taken the vessels of gold, and left the vessels of brass, as the above were; see 2 Kings 24:13;
when he carried away captive Jeconiah, the son of Jehoiakim, king of Judah, from Jerusalem to Babylon, and all the nobles of Judah and Jerusalem; of which see 2 Kings 24:12.