Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
We are taking food to Ukrainians still living near the front lines. You can help by getting your church involved.
Click to donate today!

Bible Commentaries
1 Kronieken 23

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 23

1 Chronicles 23:1

GETAL, INDELING EN AMBT VAN DE LEVIETEN

III. 1 Chronicles 23:1-1 Chronicles 23:32. David bereidt niet enkel in ieder opzicht de bouw van de uitwendige tempel voor, hij zorgt ook voor de nauwkeurige regeling en verdeling van de werkzaamheden van de personen voor de openbare Godsdienst of de Levieten. Met dit doel laat hij ten eerste in een openbare rijksvergadering de Levieten naar hun verscheidene afdelingen verschijnen, en allen, van twintig jaren en daarboven tellen; daarop verdeelt hij de 38.000 man, die er blijken te zijn, in vier ambtsklassen, waarvan de eerste 24.000, de tweede 6.000, de derde 4.000 en de vierde insgelijks 4.000 personen bevatten. Van de eerste klasse, die wij kortaf priesterknechten zullen noemen, is eerst sprake.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 1 KRONIEKEN 23

1 Chronicles 23:1

GETAL, INDELING EN AMBT VAN DE LEVIETEN

III. 1 Chronicles 23:1-1 Chronicles 23:32. David bereidt niet enkel in ieder opzicht de bouw van de uitwendige tempel voor, hij zorgt ook voor de nauwkeurige regeling en verdeling van de werkzaamheden van de personen voor de openbare Godsdienst of de Levieten. Met dit doel laat hij ten eerste in een openbare rijksvergadering de Levieten naar hun verscheidene afdelingen verschijnen, en allen, van twintig jaren en daarboven tellen; daarop verdeelt hij de 38.000 man, die er blijken te zijn, in vier ambtsklassen, waarvan de eerste 24.000, de tweede 6.000, de derde 4.000 en de vierde insgelijks 4.000 personen bevatten. Van de eerste klasse, die wij kortaf priesterknechten zullen noemen, is eerst sprake.

Vers 1

1. Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte hij, na de vermaning aan de oudsten van Israël (1 Chronicles 22:1), zijn zoon Salomo tot koning over Israël. 1)

1) Hier is van de benoeming van Salomo sprake, die de in 1 Kings 1:1 vermelde zalving vooraf ging, en welke de aanvang van de regering van Salomo vormt..

De vermelding van het tot koning maken van Salomo dient om te komen tot de aankondiging van het getal, de ordening en de ambten van de Levieten, welke verordening David heeft gemaakt in de tijd, die zijn grote lichaamszwakte voorafging, gelijktijdig met het tot koning verklaren van Salomo. Van de zalving tot koning, na de opstand van Adonia, is hier geen sprake. Wat hier vermeld wordt, heeft vroeger plaats gehad.

Vers 1

1. Toen nu David oud was en zat van dagen, maakte hij, na de vermaning aan de oudsten van Israël (1 Chronicles 22:1), zijn zoon Salomo tot koning over Israël. 1)

1) Hier is van de benoeming van Salomo sprake, die de in 1 Kings 1:1 vermelde zalving vooraf ging, en welke de aanvang van de regering van Salomo vormt..

De vermelding van het tot koning maken van Salomo dient om te komen tot de aankondiging van het getal, de ordening en de ambten van de Levieten, welke verordening David heeft gemaakt in de tijd, die zijn grote lichaamszwakte voorafging, gelijktijdig met het tot koning verklaren van Salomo. Van de zalving tot koning, na de opstand van Adonia, is hier geen sprake. Wat hier vermeld wordt, heeft vroeger plaats gehad.

Vers 2

2. En hij, David vergaderde, om aan de door hem bedoelde inrichting openlijk gezag te geven door er de vertegenwoordigers van de gemeente in te mengen, al de vorsten van Israël 1), ook de priesters en de Levieten, insgelijks op het einde van zijn leven (1 Chronicles 26:31), maar nog v rdat de laatste rijksdag gehouden werd (1 Chronicles 28:1).

1) David verzamelde de oversten van Israël, omdat de monstering van de Levieten en het bepalen van de kring voor hun bediening een algemene rijksaangelegenheid was..

Vers 2

2. En hij, David vergaderde, om aan de door hem bedoelde inrichting openlijk gezag te geven door er de vertegenwoordigers van de gemeente in te mengen, al de vorsten van Israël 1), ook de priesters en de Levieten, insgelijks op het einde van zijn leven (1 Chronicles 26:31), maar nog v rdat de laatste rijksdag gehouden werd (1 Chronicles 28:1).

1) David verzamelde de oversten van Israël, omdat de monstering van de Levieten en het bepalen van de kring voor hun bediening een algemene rijksaangelegenheid was..

Vers 3

3. En de Levieten werden, ten behoeve van een nauwkeurig geregelde indeling bij de verschillende takken van de godsdienstige werkzaamheden geteld, en wel de tot het ambt bekwame van dertig jaren af en daarboven 1) (Numbers 4:3); en hun getal was, naar hun hoofden, aan mannen, dus de vrouwen, kinderen en jongelingen niet meegerekend, achtendertig duizend.

1) Deze ouderdomsbepaling is hier niet in de eigenlijke zin te nemen, als zouden slechts de Levieten van 30-50 jaren geteld zijn, maar de uitdrukking moet enkel in het algemeen de tot het ambt bevoegden aanduiden. Naar Numbers 4:1 zouden die van 30 jaar en daarboven dit geweest zijn; maar zoals Mozes zelf in Numbers 8:24 vanwege de toestand in het Heilige land, naar de dienst van de Levieten voor het lichaam lichter was dan in de woestijn, de bevoegdheid tot het ambt reeds van de 25-jarige leeftijd af rekent, zo ging David nog enige jaren verder terug en gaf reeds de twintigjarigen recht (1 Chronicles 23:24) en dit bleef ook voor het vervolg (2 Chronicles 31:17 Ezra 3:4) de wettige ouderdom..

Vers 3

3. En de Levieten werden, ten behoeve van een nauwkeurig geregelde indeling bij de verschillende takken van de godsdienstige werkzaamheden geteld, en wel de tot het ambt bekwame van dertig jaren af en daarboven 1) (Numbers 4:3); en hun getal was, naar hun hoofden, aan mannen, dus de vrouwen, kinderen en jongelingen niet meegerekend, achtendertig duizend.

1) Deze ouderdomsbepaling is hier niet in de eigenlijke zin te nemen, als zouden slechts de Levieten van 30-50 jaren geteld zijn, maar de uitdrukking moet enkel in het algemeen de tot het ambt bevoegden aanduiden. Naar Numbers 4:1 zouden die van 30 jaar en daarboven dit geweest zijn; maar zoals Mozes zelf in Numbers 8:24 vanwege de toestand in het Heilige land, naar de dienst van de Levieten voor het lichaam lichter was dan in de woestijn, de bevoegdheid tot het ambt reeds van de 25-jarige leeftijd af rekent, zo ging David nog enige jaren verder terug en gaf reeds de twintigjarigen recht (1 Chronicles 23:24) en dit bleef ook voor het vervolg (2 Chronicles 31:17 Ezra 3:4) de wettige ouderdom..

Vers 4

4. Uit dezen waren er vierentwintig duizend, om het werk van het huis van de Heere aan te drijven of, voor te staan, op de 1 Chronicles 23:28-1 Chronicles 23:32 nader beschreven wijze; en zesduizend ambtlieden en rechters (1 Chronicles 26:29).

Vers 4

4. Uit dezen waren er vierentwintig duizend, om het werk van het huis van de Heere aan te drijven of, voor te staan, op de 1 Chronicles 23:28-1 Chronicles 23:32 nader beschreven wijze; en zesduizend ambtlieden en rechters (1 Chronicles 26:29).

Vers 5

5. En vierduizend portiers (1 Chronicles 9:17), en vier duizend lofzangers van de Heere 1), die Hem loven moesten met instrumenten, die ik gemaakt heb zei David, terwijl hij de bestemming dezer vier klassen, waarin hij de 38.000 Levieten (1 Chronicles 23:3) verdeelde, aan de oversten in Israël verklaarde, om lof te zingen 2), de lofzangen met instrumentaal muziek te begeleiden.

1) Drie klassen van de Levieten (de priesterknechten, zangers of muzikanten en de deurwachters) moesten dus bij het heiligdom zelf werkzaam zijn, maar de vierde klasse (ambtlieden en rechters hadden uitwendige dienst; de ambten waren erfelijk in dezelfde families, ten minste bij de klassen, die in het heiligdom dienden. Wat nu de verschillende klassen, die wij hier in de volgorde opnoemden waar in zij later besproken, niet waarin zij in 1 Chronicles 23:4 beschouwd worden, in bijzonderheden betreft, zo is, tot juist verstand van het volgende, op te merken: De eerste klasse, die men ook gewoon is kortaf met de naam van "Levieten" aan te duiden (Nehemiah 12:47; Nehemiah 13:5) leverde de priester de nodige helpers bij de werkzaamheden, die in 1 Chronicles 23:28, zijn opgenoemd; zij bezorgde dus de reiniging van de tempel, het aanbrengen van de offervoorraad, de bereiding van het bakwerk, namelijk van de toonbroden, en werd, in overeenstemming met de 24 priesterklassen (1 Chronicles 24:1) in 24 orden verdeeld, waarvan negen op Gerson, negen op Kahath en zes op Merari kwamen (1 Chronicles 23:6 vv.). Uit deze klasse werden waarschijnlijk ook de in 1 Chronicles 26:20, opgegeven bewaarders van de Schriften van het heiligdom benoemd; zij zelf had weer voor de geringste arbeid bij het heiligdom de Nethinim tot dienaars (1Ch 9:2). De tweede klasse, die van de zangers en muzikanten, werd verdeeld in 24 koren (1 Chronicles 25:1) ieder met een overste en 11 meesters uit dezelfde familie aan het hoofd. Onder de koorleiders waren vier zonen van Asaf, uit het geslacht van Gerson, zes zonen van Jeduthun of Ethan uit Merari, veertien zonen van Heman, de Korahiet, uit Kahath, de dienst onder de 24 koren wisselde waarschijnlijk even zo af als onder de 24 priesterklassen. De dienst van de derde Levieten-klasse of de deurwachters werd als een militaire beschouwd, zodat men de ligging van het leger van de Heere in de woestijn ook bij de tempel aanschouwde. In 1 Chronicles 26:1 vv. worden drie portiers-families opgegeven; een Korachitische voor de Oost- en Noordzijde, Obed-Edom voor de Zuid- en Hosea voor de Westzijde; de eerste dus uit Kahath de beide laatsten uit Merari (2 Kings 25:18 Jeremiah 52:24). Deze drie families nu moesten bij de tempel dagelijks 24 opperportiers stellen waaronder de 4.000 Levieten dezer klasse zo verdeeld zullen geweest zijn, dat ieder over plus minus 167 man te bevelen had; dus wanneer deze laatsten met elke zeven weekdagen afwisselden, stonden door elkaar elke dag 24 man onder bevel van iedere opperportier. De vierde klasse was die van de ambtlieden en rechters, over wier bestemming in 1 Chronicles 26:29, slechts kort en in hoofdzaak dit aangemerkt wordt, dat zij zowel voor zaken van de Heere als van de koning werden gebruikt. Zij behoorde tot het geslacht van Kehath, en wel tot de zijtakken Jizhar en Hebron.. 1) Stond de toonkunst bij de heidense volkeren in de dienst van hun afgoderij (Daniël3:5), bij Gods volk stond zij in de dienst van de Heere, de ware, levende God. Met het doel, om de Gods verering op te luisteren, heeft vooral David, de liefelijke in Psalmen van Israël (2 Samuel 23:1) en zelf een bekwaam zanger en toonkunstenaar, de tempelmuziek naar de kunst ingericht. In de kunstmatig beoefende heilige muziek vond hij reeds een aanvang gemaakt in de profetenscholen (1 Samuel 7:2), die hun heilige gezangen begeleidden met luiten, en trommelen, en pijpen en harpen (1 Samuel 10:5); en wat een diepe indruk de muziek op de gemoederen uitoefende, had hij uit eigen ervaring in Saul gezien, wiens boze geest hij met zijn harpspel gewoonlijk verjoeg (1 Samuel 16:23). Dit werkzame middel ter mededeling van de Geest (2 Kings 3:15) wilde hij daarom ten nutte van het gehele volk doen zijn, en hij stelde niet slechts in wat in ons Hoofdstuk opgegeven wordt, en dat een uitbreiding en nadere bevestiging is van hetgeen hij reeds bij de overtocht van de Bondskist naar Zion had aangevangen (1 Chronicles 15:16), maar hij trad zelf ook op als uitvinder en vervaardiger van muziek-instrumenten, zoals in bovenstaande plaats is aangeduid (vgl. 2 Chronicles 29:26 Nehemiah 12:36 Amos 6:5) en in de apocriefe 151ste Psalm nader uiteengezet wordt (Ik weidde, zegt David in deze Psalm van zichzelf, de schapen van mijn vader; mijn handen maakten herdersfluiten, en mijn vingers voegden harpen tezamen). Vooral heeft hij de Nebel (luit) tot een tiensnarige lier volmaakt (Psalms 33:2; Psalms 144:9), waarbij hem duidelijk de betekenis van het tiental (Genesis 31:7) voor ogen heeft gezweefd, zoals dan ook het "tiensnarige instrument" en een "nieuw lied" bij hem dezelfde begrippen zijn (Psalms 40:4; Psalms 92:4)..

Vers 5

5. En vierduizend portiers (1 Chronicles 9:17), en vier duizend lofzangers van de Heere 1), die Hem loven moesten met instrumenten, die ik gemaakt heb zei David, terwijl hij de bestemming dezer vier klassen, waarin hij de 38.000 Levieten (1 Chronicles 23:3) verdeelde, aan de oversten in Israël verklaarde, om lof te zingen 2), de lofzangen met instrumentaal muziek te begeleiden.

1) Drie klassen van de Levieten (de priesterknechten, zangers of muzikanten en de deurwachters) moesten dus bij het heiligdom zelf werkzaam zijn, maar de vierde klasse (ambtlieden en rechters hadden uitwendige dienst; de ambten waren erfelijk in dezelfde families, ten minste bij de klassen, die in het heiligdom dienden. Wat nu de verschillende klassen, die wij hier in de volgorde opnoemden waar in zij later besproken, niet waarin zij in 1 Chronicles 23:4 beschouwd worden, in bijzonderheden betreft, zo is, tot juist verstand van het volgende, op te merken: De eerste klasse, die men ook gewoon is kortaf met de naam van "Levieten" aan te duiden (Nehemiah 12:47; Nehemiah 13:5) leverde de priester de nodige helpers bij de werkzaamheden, die in 1 Chronicles 23:28, zijn opgenoemd; zij bezorgde dus de reiniging van de tempel, het aanbrengen van de offervoorraad, de bereiding van het bakwerk, namelijk van de toonbroden, en werd, in overeenstemming met de 24 priesterklassen (1 Chronicles 24:1) in 24 orden verdeeld, waarvan negen op Gerson, negen op Kahath en zes op Merari kwamen (1 Chronicles 23:6 vv.). Uit deze klasse werden waarschijnlijk ook de in 1 Chronicles 26:20, opgegeven bewaarders van de Schriften van het heiligdom benoemd; zij zelf had weer voor de geringste arbeid bij het heiligdom de Nethinim tot dienaars (1Ch 9:2). De tweede klasse, die van de zangers en muzikanten, werd verdeeld in 24 koren (1 Chronicles 25:1) ieder met een overste en 11 meesters uit dezelfde familie aan het hoofd. Onder de koorleiders waren vier zonen van Asaf, uit het geslacht van Gerson, zes zonen van Jeduthun of Ethan uit Merari, veertien zonen van Heman, de Korahiet, uit Kahath, de dienst onder de 24 koren wisselde waarschijnlijk even zo af als onder de 24 priesterklassen. De dienst van de derde Levieten-klasse of de deurwachters werd als een militaire beschouwd, zodat men de ligging van het leger van de Heere in de woestijn ook bij de tempel aanschouwde. In 1 Chronicles 26:1 vv. worden drie portiers-families opgegeven; een Korachitische voor de Oost- en Noordzijde, Obed-Edom voor de Zuid- en Hosea voor de Westzijde; de eerste dus uit Kahath de beide laatsten uit Merari (2 Kings 25:18 Jeremiah 52:24). Deze drie families nu moesten bij de tempel dagelijks 24 opperportiers stellen waaronder de 4.000 Levieten dezer klasse zo verdeeld zullen geweest zijn, dat ieder over plus minus 167 man te bevelen had; dus wanneer deze laatsten met elke zeven weekdagen afwisselden, stonden door elkaar elke dag 24 man onder bevel van iedere opperportier. De vierde klasse was die van de ambtlieden en rechters, over wier bestemming in 1 Chronicles 26:29, slechts kort en in hoofdzaak dit aangemerkt wordt, dat zij zowel voor zaken van de Heere als van de koning werden gebruikt. Zij behoorde tot het geslacht van Kehath, en wel tot de zijtakken Jizhar en Hebron.. 1) Stond de toonkunst bij de heidense volkeren in de dienst van hun afgoderij (Daniël3:5), bij Gods volk stond zij in de dienst van de Heere, de ware, levende God. Met het doel, om de Gods verering op te luisteren, heeft vooral David, de liefelijke in Psalmen van Israël (2 Samuel 23:1) en zelf een bekwaam zanger en toonkunstenaar, de tempelmuziek naar de kunst ingericht. In de kunstmatig beoefende heilige muziek vond hij reeds een aanvang gemaakt in de profetenscholen (1 Samuel 7:2), die hun heilige gezangen begeleidden met luiten, en trommelen, en pijpen en harpen (1 Samuel 10:5); en wat een diepe indruk de muziek op de gemoederen uitoefende, had hij uit eigen ervaring in Saul gezien, wiens boze geest hij met zijn harpspel gewoonlijk verjoeg (1 Samuel 16:23). Dit werkzame middel ter mededeling van de Geest (2 Kings 3:15) wilde hij daarom ten nutte van het gehele volk doen zijn, en hij stelde niet slechts in wat in ons Hoofdstuk opgegeven wordt, en dat een uitbreiding en nadere bevestiging is van hetgeen hij reeds bij de overtocht van de Bondskist naar Zion had aangevangen (1 Chronicles 15:16), maar hij trad zelf ook op als uitvinder en vervaardiger van muziek-instrumenten, zoals in bovenstaande plaats is aangeduid (vgl. 2 Chronicles 29:26 Nehemiah 12:36 Amos 6:5) en in de apocriefe 151ste Psalm nader uiteengezet wordt (Ik weidde, zegt David in deze Psalm van zichzelf, de schapen van mijn vader; mijn handen maakten herdersfluiten, en mijn vingers voegden harpen tezamen). Vooral heeft hij de Nebel (luit) tot een tiensnarige lier volmaakt (Psalms 33:2; Psalms 144:9), waarbij hem duidelijk de betekenis van het tiental (Genesis 31:7) voor ogen heeft gezweefd, zoals dan ook het "tiensnarige instrument" en een "nieuw lied" bij hem dezelfde begrippen zijn (Psalms 40:4; Psalms 92:4)..

Vers 6

6. En David verdeelde hen in verdelingen, naar de kinderen van Levi, namelijk naar de drie grote geslachten, waarin zij verdeeld waren, Gerson, Kehath en Merari (1 Chronicles 6:1 en 16), en wel de allereerste zo, dat hij 9 stamhuizen van de Gersonieten, 9 stamhuizen van de Kehathieten, en 6 stamhuizen van de Merarieten aan de klasse van de priesterknechten toevoegde, die 24.000 man omvatte (1 Chronicles 23:4).

Vers 6

6. En David verdeelde hen in verdelingen, naar de kinderen van Levi, namelijk naar de drie grote geslachten, waarin zij verdeeld waren, Gerson, Kehath en Merari (1 Chronicles 6:1 en 16), en wel de allereerste zo, dat hij 9 stamhuizen van de Gersonieten, 9 stamhuizen van de Kehathieten, en 6 stamhuizen van de Merarieten aan de klasse van de priesterknechten toevoegde, die 24.000 man omvatte (1 Chronicles 23:4).

Vers 7

7. Uit de Gersonieten waren de twee hoofdgeslachten, Ladan1) en Simeï.

1) Ladan is niet een andere naam voor Libni, maar een nakomeling van deze. Er staat dan ook niet, de kinderen van Gerson, maar de Gersonieten, juist, omdat hier niet Libni, maar een nakomeling van deze genoemd is. Simeï is hier de zoon van Gerson. De naam van Libni had plaats gemaakt voor diens nakomeling Ladan, terwijl de naam van Simeï bewaard was gebleven.

Vers 7

7. Uit de Gersonieten waren de twee hoofdgeslachten, Ladan1) en Simeï.

1) Ladan is niet een andere naam voor Libni, maar een nakomeling van deze. Er staat dan ook niet, de kinderen van Gerson, maar de Gersonieten, juist, omdat hier niet Libni, maar een nakomeling van deze genoemd is. Simeï is hier de zoon van Gerson. De naam van Libni had plaats gemaakt voor diens nakomeling Ladan, terwijl de naam van Simeï bewaard was gebleven.

Vers 8

8. De kinderen van Ladan, d.i. de hoofden van de vaderlijke huizen, die tot deze hoofdstam behoorden, waren deze: Jehiël, het hoofd, en verder Zetham en Joël, drie.

Vers 8

8. De kinderen van Ladan, d.i. de hoofden van de vaderlijke huizen, die tot deze hoofdstam behoorden, waren deze: Jehiël, het hoofd, en verder Zetham en Joël, drie.

Vers 9

9. De kinderen van Simeï, niet van de in 1 Chronicles 23:7 opgenoemde, maar van een andere, insgelijks tot het geslacht van Ladan behorende Simeï, waren Selomith; en Haziël, en Haran; drie: deze, de in 1 Chronicles 23:8 genoemde drie en de zo-even vermelde drie,waren de zes hoofden van de vaderen, van de stamhuizen, van LaDaniel 10:1. De kinderen van Simeï nu, hier is de Simeï van 1 Chronicles 23:7 bedoeld waren Jahath, Zina, en Jes, en Beria: deze waren de kinderen van Simeï; vier.

Vers 9

9. De kinderen van Simeï, niet van de in 1 Chronicles 23:7 opgenoemde, maar van een andere, insgelijks tot het geslacht van Ladan behorende Simeï, waren Selomith; en Haziël, en Haran; drie: deze, de in 1 Chronicles 23:8 genoemde drie en de zo-even vermelde drie,waren de zes hoofden van de vaderen, van de stamhuizen, van LaDaniel 10:1. De kinderen van Simeï nu, hier is de Simeï van 1 Chronicles 23:7 bedoeld waren Jahath, Zina, en Jes, en Beria: deze waren de kinderen van Simeï; vier.

Vers 11

11. En Jahath was het hoofd van de stamhuizen van dit vaderlijke huis, en Zizza de tweede; maar Jes en Beria hadden niet vele kinderen, daarom waren zij in het vaderlijke huis maar van n telling, zodat in het geheel 9 vaderlijke huizen uit Gerson in de klasse van de priesterknechten kwamen.

Vers 11

11. En Jahath was het hoofd van de stamhuizen van dit vaderlijke huis, en Zizza de tweede; maar Jes en Beria hadden niet vele kinderen, daarom waren zij in het vaderlijke huis maar van n telling, zodat in het geheel 9 vaderlijke huizen uit Gerson in de klasse van de priesterknechten kwamen.

Vers 12

12. De kinderen van Kehath, naar hun hoofdstam (1 Chronicles 6:2,1 Chronicles 6:18), waren Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël; vier.

Vers 12

12. De kinderen van Kehath, naar hun hoofdstam (1 Chronicles 6:2,1 Chronicles 6:18), waren Amram, Jizhar, Hebron en Uzziël; vier.

Vers 13

13. De kinderen van Amram waren (Exodus 6:20): Aron en Mozes. Aron nu werd afgezonderd (vgl. Exodus 28:1), dat hij heiligde de allerheiligste dingen in de uitoefening van de openbare Godsdienst, hij en zijn zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht van de Heere, om Hem, bij het altaar, te dienen en om in Zijn naam tot in eeuwigheid te zegenen (Numbers 6:22, Deuteronomy 10:8).

Van zijn geslacht en de daartoe behorende vaderlijke huizen zal in 1 Chronicles 24:1-1 Chronicles 24:19 gesproken worden..

Vers 13

13. De kinderen van Amram waren (Exodus 6:20): Aron en Mozes. Aron nu werd afgezonderd (vgl. Exodus 28:1), dat hij heiligde de allerheiligste dingen in de uitoefening van de openbare Godsdienst, hij en zijn zonen, tot in eeuwigheid, om te roken voor het aangezicht van de Heere, om Hem, bij het altaar, te dienen en om in Zijn naam tot in eeuwigheid te zegenen (Numbers 6:22, Deuteronomy 10:8).

Van zijn geslacht en de daartoe behorende vaderlijke huizen zal in 1 Chronicles 24:1-1 Chronicles 24:19 gesproken worden..

Vers 14

14. Aangaande nu Mozes, de man van God, zijn kinderen werden genoemd onder de stam van Levi, zij vormden het geslacht van de niet priesterlijke Amramieten, die tot de Levieten behoorden.

Vers 14

14. Aangaande nu Mozes, de man van God, zijn kinderen werden genoemd onder de stam van Levi, zij vormden het geslacht van de niet priesterlijke Amramieten, die tot de Levieten behoorden.

Vers 15

15. De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliëzer (Exodus 2:22; Exodus 18:3).

Vers 15

15. De kinderen van Mozes waren Gersom en Eliëzer (Exodus 2:22; Exodus 18:3).

Vers 16

16. Van de kinderen van Gersom 1) was Sebuël het hoofd (1 Chronicles 27:14).

1) De andere zoon van Gersom, Jonathan, heeft de inlassing van zijn naam in de geslachtregisters verbeurd door zijn afgodisch bedrijf (Jud 18:30).

Gersom had, omdat er staat van de kinderen, nog andere nakomelingen, maar deze worden niet genoemd, omdat zij met Sebuël n vaderhuis vormden.

Vers 16

16. Van de kinderen van Gersom 1) was Sebuël het hoofd (1 Chronicles 27:14).

1) De andere zoon van Gersom, Jonathan, heeft de inlassing van zijn naam in de geslachtregisters verbeurd door zijn afgodisch bedrijf (Jud 18:30).

Gersom had, omdat er staat van de kinderen, nog andere nakomelingen, maar deze worden niet genoemd, omdat zij met Sebuël n vaderhuis vormden.

Vers 17

17. De kinderen van Eliëzer nu waren deze: Rehabja, het hoofd; en Eliëzer had, behalve deze, geRn andere kinderen; maar de kinderen van Rehabja, Die naast de Sebuëlieten het andere vaderlijke huis van de Levitische Amramieten vormden, vermeerderden ten hoogste.

Vers 17

17. De kinderen van Eliëzer nu waren deze: Rehabja, het hoofd; en Eliëzer had, behalve deze, geRn andere kinderen; maar de kinderen van Rehabja, Die naast de Sebuëlieten het andere vaderlijke huis van de Levitische Amramieten vormden, vermeerderden ten hoogste.

Vers 18

18. Van de kinderen van Jizhar, de broeder van Amram, die het hiertoe behorende vaderlijke huis van het tweede geslacht van de Kehathieten (1 Chronicles 23:12) uitmaakten, was Selomith het hoofd.

Vers 18

18. Van de kinderen van Jizhar, de broeder van Amram, die het hiertoe behorende vaderlijke huis van het tweede geslacht van de Kehathieten (1 Chronicles 23:12) uitmaakten, was Selomith het hoofd.

Vers 19

19. Aangaande de kinderen van Hebron, Kehath's derde zoon (1 Chronicles 23:12), Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziël de derde, en Jekameam de vierde. 20. Aangaande de kinderen van Uzziël, Kehath's vierde zoon (1 Chronicles 23:12), Micha was het hoofd, en Jissia de tweede, tezamen dus 9 vaderlijke huizen uit Kehath: 2 bij Amram, 1 bij Jezhar, 4 bij Hebron en 2 bij Uzziël (vgl. 1 Chronicles 24:20-1 Chronicles 24:25).

Vers 19

19. Aangaande de kinderen van Hebron, Kehath's derde zoon (1 Chronicles 23:12), Jeria was het hoofd, Amarja de tweede, Jahaziël de derde, en Jekameam de vierde. 20. Aangaande de kinderen van Uzziël, Kehath's vierde zoon (1 Chronicles 23:12), Micha was het hoofd, en Jissia de tweede, tezamen dus 9 vaderlijke huizen uit Kehath: 2 bij Amram, 1 bij Jezhar, 4 bij Hebron en 2 bij Uzziël (vgl. 1 Chronicles 24:20-1 Chronicles 24:25).

Vers 21

21. De kinderen van Merari, het derde onder de drie Levietengeslachten, waren Maheli en Musi; de kinderen van Maheli waren Eleazar en Kis.

Vers 21

21. De kinderen van Merari, het derde onder de drie Levietengeslachten, waren Maheli en Musi; de kinderen van Maheli waren Eleazar en Kis.

Vers 22

22. En Eleazar stierf, en hij had geen zonen, maar dochters; en de kinderen van Kis, haar broeders, namen ze naar de wet (Numbers 36:6) tot vrouwen, en zetten daardoor het geslacht van Eleazar voort.

Vers 22

22. En Eleazar stierf, en hij had geen zonen, maar dochters; en de kinderen van Kis, haar broeders, namen ze naar de wet (Numbers 36:6) tot vrouwen, en zetten daardoor het geslacht van Eleazar voort.

Vers 23

23. De kinderen van Musi waren: Maheli, te onderscheiden van Merari's zoon in 1 Chronicles 23:21, en Eder, en Jeremoth, drie.

Zie omtrent de zes vaderlijke huizen uit Merari de opmerking bij 1 Chronicles 24:31.

Vers 23

23. De kinderen van Musi waren: Maheli, te onderscheiden van Merari's zoon in 1 Chronicles 23:21, en Eder, en Jeremoth, drie.

Zie omtrent de zes vaderlijke huizen uit Merari de opmerking bij 1 Chronicles 24:31.

Vers 24

24. Dit zijn de kinderen van Levi, naar het huis van hun vaders, de hoofden van de vaders, van de vaderlijke huizen, naar hun gerekenden in het getal van de namen naar hun hoofden, doende het werk van de dienst van het huis van de Heere (1 Chronicles 23:4a), van twintig jaren oud en daarboven, (1Ch 23:3).

Vers 24

24. Dit zijn de kinderen van Levi, naar het huis van hun vaders, de hoofden van de vaders, van de vaderlijke huizen, naar hun gerekenden in het getal van de namen naar hun hoofden, doende het werk van de dienst van het huis van de Heere (1 Chronicles 23:4a), van twintig jaren oud en daarboven, (1Ch 23:3).

Vers 25

25. Want David had gezegd 1), om de nieuwe verordening, waarbij reeds de twintigjarige Levieten ook in dienst werden gesteld, voor de Oversten te rechtvaardigen: De Heere, de God van Israël, heeft Zijn volk rust gegeven, zodat het niet meer met de tabernakel van de ene plaats naar de andere behoeft te trekken, zoals vroeger, en Hij zal te Jeruzalem, waar Hem op de dorsvloer van Ornan een vast, stenen huis zal gebouwd worden, wonen tot in eeuwigheid, dus heeft thans, de zware dienst, die de Levieten oorspronkelijk moesten verrichten (Numbers 3:13), voor altijd een einde genomen, en daarom kunnen ook jongere mannen in de dienst van het heiligdom voorzien.

1) Hier en in 1 Chronicles 23:28 wordt de reden aangegeven, waarom de Levieten niet geteld werden van hun dertigste jaar, maar van hun twintigste. De tabernakeldienst zou vervangen worden door de Tempeldienst, zodat ook jongeren daaraan konden deelnemen. Moest vroeger in de woestijn de tabernakel gedragen worden en werd daarvoor een krachtiger leeftijd vereist, dit hoefde nu niet meer, zodat de koning alle recht had, om de leeftijd te wijzigen. Het jaar dertig bleef echter de officiële leeftijd.

Vers 25

25. Want David had gezegd 1), om de nieuwe verordening, waarbij reeds de twintigjarige Levieten ook in dienst werden gesteld, voor de Oversten te rechtvaardigen: De Heere, de God van Israël, heeft Zijn volk rust gegeven, zodat het niet meer met de tabernakel van de ene plaats naar de andere behoeft te trekken, zoals vroeger, en Hij zal te Jeruzalem, waar Hem op de dorsvloer van Ornan een vast, stenen huis zal gebouwd worden, wonen tot in eeuwigheid, dus heeft thans, de zware dienst, die de Levieten oorspronkelijk moesten verrichten (Numbers 3:13), voor altijd een einde genomen, en daarom kunnen ook jongere mannen in de dienst van het heiligdom voorzien.

1) Hier en in 1 Chronicles 23:28 wordt de reden aangegeven, waarom de Levieten niet geteld werden van hun dertigste jaar, maar van hun twintigste. De tabernakeldienst zou vervangen worden door de Tempeldienst, zodat ook jongeren daaraan konden deelnemen. Moest vroeger in de woestijn de tabernakel gedragen worden en werd daarvoor een krachtiger leeftijd vereist, dit hoefde nu niet meer, zodat de koning alle recht had, om de leeftijd te wijzigen. Het jaar dertig bleef echter de officiële leeftijd.

Vers 26

26. En ook aangaande de Levieten, dat zij voortaan de tabernakel, noch enig van het daarbij horende gereedschap tot die dienstbehorende, niet meer, zoals vroeger, zouden dragen.

Vers 26

26. En ook aangaande de Levieten, dat zij voortaan de tabernakel, noch enig van het daarbij horende gereedschap tot die dienstbehorende, niet meer, zoals vroeger, zouden dragen.

Vers 27

27. Want naar de laatste woorden van David, de bepalingen, die David in de laatste tijd van zijn regering nam werden later de kinderen van Levi geteld, niet meer van dertig jaren oud en daarboven, (Numbers 4:3) maar reeds van twintig jaren oud en daarboven gekozen. 28. Hun werk was veel gemakkelijker dan vroeger, omdat hun standplaats 1) was aan de hand van de zonen van Aron, als priesterknechten, in de dienst van het huis van de Heere, over de voorhoven, en over de kamers, en de zij-gebouwen van de tempel, en over de reiniging van alle heilige dingen, om al de heilige vaten in orde te houden, en al het overige uitwendige werk van de dienst van het huis van God;

1) Hun standplaats, of liever hun post, dat wil zeggen ter hulpe van. Zij waren geroepen, om de opvolgers van Aron te helpen tot de dienst van het heiligdom.

Vers 27

27. Want naar de laatste woorden van David, de bepalingen, die David in de laatste tijd van zijn regering nam werden later de kinderen van Levi geteld, niet meer van dertig jaren oud en daarboven, (Numbers 4:3) maar reeds van twintig jaren oud en daarboven gekozen. 28. Hun werk was veel gemakkelijker dan vroeger, omdat hun standplaats 1) was aan de hand van de zonen van Aron, als priesterknechten, in de dienst van het huis van de Heere, over de voorhoven, en over de kamers, en de zij-gebouwen van de tempel, en over de reiniging van alle heilige dingen, om al de heilige vaten in orde te houden, en al het overige uitwendige werk van de dienst van het huis van God;

1) Hun standplaats, of liever hun post, dat wil zeggen ter hulpe van. Zij waren geroepen, om de opvolgers van Aron te helpen tot de dienst van het heiligdom.

Vers 29

29. Te weten tot het brood van de toerichting 1), en tot de meelbloem ten spijsoffer, en tot ongezuurde vladen, en tot de pannen, en tot het gerooste, en tot alle mate en afmeting, die de Levieten moesten bewaren, want bij de offers werd meel, olie en wijn in bepaalde maat en gewicht gebruikt;

1) Dit zijn de toonbroden, die door de Levieten bereid werden, maar door de Priesters op de tafel in het Heilige werden gelegd.

Vers 29

29. Te weten tot het brood van de toerichting 1), en tot de meelbloem ten spijsoffer, en tot ongezuurde vladen, en tot de pannen, en tot het gerooste, en tot alle mate en afmeting, die de Levieten moesten bewaren, want bij de offers werd meel, olie en wijn in bepaalde maat en gewicht gebruikt;

1) Dit zijn de toonbroden, die door de Levieten bereid werden, maar door de Priesters op de tafel in het Heilige werden gelegd.

Vers 30

30. En om alle morgens te staan, om de Heere te loven en te prijzen; en ook `s avonds 1);

1) Dit ziet op de zangers, die in 1 Chronicles 25:1 nader worden genoemd.

Vers 30

30. En om alle morgens te staan, om de Heere te loven en te prijzen; en ook `s avonds 1);

1) Dit ziet op de zangers, die in 1 Chronicles 25:1 nader worden genoemd.

Vers 32

32. En dat zij, zoals hun in Numbers 18:3, bevolen was, de wacht van de tent van de samenkomst, die eerlang door de tempel vervangen zou worden, zouden waarnemen en de wacht van het heiligdom 1)en de wacht van de zonen van Aron 2), hun broeders 3), aan wie zij toegewezen waren, in de dienst van het huis van de Heere.

1) De wacht van het heiligdom, wil niet zeggen, de wacht van het Allerheiligste, dit was in het eerste begrepen, namenlijk in de wacht van de tent van de samenkomst, maar dit ziet op het betrachten van alles, wat tot de heilige zaken van de eredienst betrekking had.

2) Dit ziet op hetgeen de Levieten moesten doen naar alles, wat de Priesters hun opdroegen te verrichten. zie verder Numbers 18:3,

3) Zij moesten waarnemen de wacht van de zonen van Aron, als van hen afhangende, om dezelfde bevelen uit te voeren, hoewel zij allen broeders waren, en dus genoemd zijn; uit welke naam de Priesters konden en moesten leren, dat zij, ofschoon tot hoger eer geroepen, echter met de gewone Levieten uit een en dezelfde rots gehouwen waren, en daarom zich geen heerschappij over hen aanmatigen, maar hen alleszins als broeders behandelen moesten (Matthew 23:8)..

Vers 32

32. En dat zij, zoals hun in Numbers 18:3, bevolen was, de wacht van de tent van de samenkomst, die eerlang door de tempel vervangen zou worden, zouden waarnemen en de wacht van het heiligdom 1)en de wacht van de zonen van Aron 2), hun broeders 3), aan wie zij toegewezen waren, in de dienst van het huis van de Heere.

1) De wacht van het heiligdom, wil niet zeggen, de wacht van het Allerheiligste, dit was in het eerste begrepen, namenlijk in de wacht van de tent van de samenkomst, maar dit ziet op het betrachten van alles, wat tot de heilige zaken van de eredienst betrekking had.

2) Dit ziet op hetgeen de Levieten moesten doen naar alles, wat de Priesters hun opdroegen te verrichten. zie verder Numbers 18:3,

3) Zij moesten waarnemen de wacht van de zonen van Aron, als van hen afhangende, om dezelfde bevelen uit te voeren, hoewel zij allen broeders waren, en dus genoemd zijn; uit welke naam de Priesters konden en moesten leren, dat zij, ofschoon tot hoger eer geroepen, echter met de gewone Levieten uit een en dezelfde rots gehouwen waren, en daarom zich geen heerschappij over hen aanmatigen, maar hen alleszins als broeders behandelen moesten (Matthew 23:8)..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 1 Chronicles 23". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/1-chronicles-23.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile