Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
2 Kronieken 17

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 17

2 Chronicles 17:1

JOSAFAT IS BIJ ZIJN GODSVRUCHT GELUKKIG

I. 2 Chronicles 17:1-2 Chronicles 17:19. Na Asa's dood bestijgt zijn zoon Josafat de troon van zijn vaderen, zorgt voor de veiligheid van het rijk naar buiten, door vermeerdering van de vestingen en versterking van de krijgsmacht, maar zoekt voor alles de ware godsdienst onder zijn volk te bevorderen, door, nog grondiger dan Asa dit v r hem deed, allen onwettige eredienst in het land te bestrijden en een eigen commissie te benoemen, die ter verspreiding van de kennis van de Mozaïsche wet, de steden van Juda moet doortrekken. Bij deze godvruchtige werkzaamheden komt de Heere hem te hulp, door hem tot een krachtige mogendheid te maken, die achting afperste, de naburige volken tot ontzag noopte, en hem dien ten gevolge een langdurige vredestijd deed genieten (Vergelijk 1 Kings 22:41-1 Kings 22:47).

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, 2 KRONIEKEN 17

2 Chronicles 17:1

JOSAFAT IS BIJ ZIJN GODSVRUCHT GELUKKIG

I. 2 Chronicles 17:1-2 Chronicles 17:19. Na Asa's dood bestijgt zijn zoon Josafat de troon van zijn vaderen, zorgt voor de veiligheid van het rijk naar buiten, door vermeerdering van de vestingen en versterking van de krijgsmacht, maar zoekt voor alles de ware godsdienst onder zijn volk te bevorderen, door, nog grondiger dan Asa dit v r hem deed, allen onwettige eredienst in het land te bestrijden en een eigen commissie te benoemen, die ter verspreiding van de kennis van de Mozaïsche wet, de steden van Juda moet doortrekken. Bij deze godvruchtige werkzaamheden komt de Heere hem te hulp, door hem tot een krachtige mogendheid te maken, die achting afperste, de naburige volken tot ontzag noopte, en hem dien ten gevolge een langdurige vredestijd deed genieten (Vergelijk 1 Kings 22:41-1 Kings 22:47).

Vers 1

1. En zijn zoon, de zoon van de in het jaar 914 voor Christus, gestorven Asa (2 Chronicles 16:13), en van diens vrouw Asuba (1 Kings 22:42), Josafat, d.i. de Heere is richter, werd in het 35ste jaar van zijn ouderdom koning in zijn plaats, en hij sterkte zich tegen het rijk van Israël, waarin sedert 918 voor Christus Achab regeerde, omdat hij vrezen moest, dat deze zou beproeven, om de door Abia aan het noordelijke rijk eenmaal ontnomen (2 Chronicles 13:19) en door Asa behouden steden (2 Chronicles 15:8) te heroveren en opnieuw aan het rijk van Juda het vrije verkeer met het noorden af te snijden, zoals Baësa had willen doen (2 Chronicles 16:1).

Vers 1

1. En zijn zoon, de zoon van de in het jaar 914 voor Christus, gestorven Asa (2 Chronicles 16:13), en van diens vrouw Asuba (1 Kings 22:42), Josafat, d.i. de Heere is richter, werd in het 35ste jaar van zijn ouderdom koning in zijn plaats, en hij sterkte zich tegen het rijk van Israël, waarin sedert 918 voor Christus Achab regeerde, omdat hij vrezen moest, dat deze zou beproeven, om de door Abia aan het noordelijke rijk eenmaal ontnomen (2 Chronicles 13:19) en door Asa behouden steden (2 Chronicles 15:8) te heroveren en opnieuw aan het rijk van Juda het vrije verkeer met het noorden af te snijden, zoals Baësa had willen doen (2 Chronicles 16:1).

Vers 2

2. En hij leide, om tegen dergelijke pogingen bijtijds gewapend te zijn, krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en hij leide bezettingen (1 Chronicles 11:16) in het land van Juda, en in de steden van Efraïm, die zijn vader Asa ingenomen had (2 Chronicles 15:8; 2 Chronicles 13:19 2 Chronicles 13:19): Bethel, Jesana en Efron met de daarvan afhankelijke kleinere plaatsen.

Vers 2

2. En hij leide, om tegen dergelijke pogingen bijtijds gewapend te zijn, krijgsvolk in alle vaste steden van Juda, en hij leide bezettingen (1 Chronicles 11:16) in het land van Juda, en in de steden van Efraïm, die zijn vader Asa ingenomen had (2 Chronicles 15:8; 2 Chronicles 13:19 2 Chronicles 13:19): Bethel, Jesana en Efron met de daarvan afhankelijke kleinere plaatsen.

Vers 3

3. En de Heere was met Josafat, zodat zijn plan werd volvoerd, en de koning van het noordelijk rijk zijn heerschappij niet kon uitbreiden; want hij wandelde in de vorige wegen 1) zijn vader David, die door diens opvolgers meest waren verlaten, en zocht de Bals 2), de afgoden van de Kananitische volksstammen, niet, om er zijn hart aan te hangen en wilde ook nergens afgodische handelingen in het land dulden (1 Kings 22:47), waartoe vooral de laatste regeringstijd van zijn vaders Asa (2 Chronicles 16:1) hem zo makkelijk hadden kunnen verleiden.

1) In de vorige wegen, of, in de vroegere wegen. Dit ziet op de eerste regeringsjaren van koning David v r zijn zonde met Bathseba en Uria, dus v rdat David in grote zonden was gevallen en waarom de Heere hem tegen kwam met Zijn oordelen. De Heere was met Josafat en deed Zijn vriendelijk aangezicht over hem lichten.

1) Onder de Bals hebben wij alle afgoden en allen afgodendienst te verstaan. 4. Maar hij zocht de God van zijn vader David, aan wiens voorbeeld als dat van een echt vorst hij zich hield, en wandelde in Zijn geboden, in die van David's God, en niet naar het doen van het toenmaals tot afgodendienst vervallen (1 Kings 16:29)Israël 1).

1) Hier is Israël, het rijk van de Tien stammen, in tegenstelling tot het rijk van Juda. De Schrijver wil zeggen, niet alleen, dat hij zich niet voor valse goden neerboog en dus niet zondigde tegen het 1ste gebod, maar ook wilde hij niets weten van de kalverdienst en daarom niet van de zonde tegen het 2de gebod. Bovendien, dat, al was Josafat verzwagerd aan het huis van Achab, al knoopte hij met dit huis vriendschapsbetrekkingen aan, hij toch van hun zonde vrij bleef.

Vers 3

3. En de Heere was met Josafat, zodat zijn plan werd volvoerd, en de koning van het noordelijk rijk zijn heerschappij niet kon uitbreiden; want hij wandelde in de vorige wegen 1) zijn vader David, die door diens opvolgers meest waren verlaten, en zocht de Bals 2), de afgoden van de Kananitische volksstammen, niet, om er zijn hart aan te hangen en wilde ook nergens afgodische handelingen in het land dulden (1 Kings 22:47), waartoe vooral de laatste regeringstijd van zijn vaders Asa (2 Chronicles 16:1) hem zo makkelijk hadden kunnen verleiden.

1) In de vorige wegen, of, in de vroegere wegen. Dit ziet op de eerste regeringsjaren van koning David v r zijn zonde met Bathseba en Uria, dus v rdat David in grote zonden was gevallen en waarom de Heere hem tegen kwam met Zijn oordelen. De Heere was met Josafat en deed Zijn vriendelijk aangezicht over hem lichten.

1) Onder de Bals hebben wij alle afgoden en allen afgodendienst te verstaan. 4. Maar hij zocht de God van zijn vader David, aan wiens voorbeeld als dat van een echt vorst hij zich hield, en wandelde in Zijn geboden, in die van David's God, en niet naar het doen van het toenmaals tot afgodendienst vervallen (1 Kings 16:29)Israël 1).

1) Hier is Israël, het rijk van de Tien stammen, in tegenstelling tot het rijk van Juda. De Schrijver wil zeggen, niet alleen, dat hij zich niet voor valse goden neerboog en dus niet zondigde tegen het 1ste gebod, maar ook wilde hij niets weten van de kalverdienst en daarom niet van de zonde tegen het 2de gebod. Bovendien, dat, al was Josafat verzwagerd aan het huis van Achab, al knoopte hij met dit huis vriendschapsbetrekkingen aan, hij toch van hun zonde vrij bleef.

Vers 5

5. En de Heere bevestigde het koninkrijk in zijn hand, zodat Zijn volk hem met trouw en liefde aanhing, en gans Juda gaven Josafat vrijwillige geschenken, behalve nog de gewone in de koninklijke schatkist vloeiende opbrengsten, en hij had rijkdom en eer in menigte 1) Matthew 6:33. 1 Timothy 4:8).

1) In dit vers komt uit niet alleen, dat de koning wandelde in de wegen van zijn vader David, maar ook, dat de Heere nu Zijn beloften van rijkdom en ere aan hem, als de getrouwe nazaat van David, vervulde. Hij deelde in de gunst van God en in de liefde van het volk.

Vers 5

5. En de Heere bevestigde het koninkrijk in zijn hand, zodat Zijn volk hem met trouw en liefde aanhing, en gans Juda gaven Josafat vrijwillige geschenken, behalve nog de gewone in de koninklijke schatkist vloeiende opbrengsten, en hij had rijkdom en eer in menigte 1) Matthew 6:33. 1 Timothy 4:8).

1) In dit vers komt uit niet alleen, dat de koning wandelde in de wegen van zijn vader David, maar ook, dat de Heere nu Zijn beloften van rijkdom en ere aan hem, als de getrouwe nazaat van David, vervulde. Hij deelde in de gunst van God en in de liefde van het volk.

Vers 6

6. En zijn hart verhief zich 1) in de wegen van de Heere, hem viel bij de wandel in de wegen van de Heere ook de vreugde van het hart en de standvastigheid van de wil ten deel, om een geheel zuiveren en met de wet overeenkomende godsdienst in het land weer te herstellen; en hij nam verder (1 Samuel 10:3), nog beslissender en grondiger dan zijn vader Asa dit gedaan had, die later zijn ijver weer liet varen (2 Chronicles 14:2; 2 Chronicles 17:1), de hoogten en de bossen uit Juda weg (1 Kings 3:2), maar kon bij het volk met zijn hervorming niet geheel zijn doel bereiken (2 Chronicles 20:33).

1) In de regel wordt het hart verheffen gebruikt voor hoogmoedig worden, maar hier moet het worden opgevat in de zin van, vast en sterk en krachtig worden in de dienst van de Heere, zodat hij niet alleen vrij bleef van de afgoden- en beeldendienst, maar ook uitroeide, wat met die dienst in verband stond, n.l. de hoogten en de bossen.

Vers 6

6. En zijn hart verhief zich 1) in de wegen van de Heere, hem viel bij de wandel in de wegen van de Heere ook de vreugde van het hart en de standvastigheid van de wil ten deel, om een geheel zuiveren en met de wet overeenkomende godsdienst in het land weer te herstellen; en hij nam verder (1 Samuel 10:3), nog beslissender en grondiger dan zijn vader Asa dit gedaan had, die later zijn ijver weer liet varen (2 Chronicles 14:2; 2 Chronicles 17:1), de hoogten en de bossen uit Juda weg (1 Kings 3:2), maar kon bij het volk met zijn hervorming niet geheel zijn doel bereiken (2 Chronicles 20:33).

1) In de regel wordt het hart verheffen gebruikt voor hoogmoedig worden, maar hier moet het worden opgevat in de zin van, vast en sterk en krachtig worden in de dienst van de Heere, zodat hij niet alleen vrij bleef van de afgoden- en beeldendienst, maar ook uitroeide, wat met die dienst in verband stond, n.l. de hoogten en de bossen.

Vers 7

7. In het derde jaar nu van zijn regering, d.i. omstreeks het jaar 911 voor Christus, zeker dezelfde tijd, dat in het rijk van Israël de 3 jarige droogte begon, die de profeet Elia had aangekondigd (1 Kings 17:1), zond hij 1), door dit strafgericht in het naburige land des te meer gedreven om de kennis van de Goddelijke wet, die bij zijn volk ook maar al te zeer ontbrak, uit te breiden, tot zijn vorsten, vijf aanzienlijke mannen uit de lekenstand, namelijk tot Ben-chaïl, en tot Obadja, en tot Zacharja, en tot Nethaneël, en tot Michaja, opdat men Gods woord en rechten zou leren in de steden van Juda.

1) De zending van deze mannen was een bezoeken van de kerken, die tot een lofwaardig voorbeeld door geheel zijn rijk ontstond. De Levieten en Priesters werden gedeputeerd, opdat zij zouden onderwijzen de vorsten, opdat zij, door hun gezag en aanzien, het volk op hun plicht zouden wijzen en het met de ernstige wil van de koning bekend zouden maken. Het is duidelijk, dat niet alleen de godsdienstige, maar ook de burgerlijke wetten, door de Heere ingesteld en verordend, weer onder het volk werden onderwezen.

Vers 7

7. In het derde jaar nu van zijn regering, d.i. omstreeks het jaar 911 voor Christus, zeker dezelfde tijd, dat in het rijk van Israël de 3 jarige droogte begon, die de profeet Elia had aangekondigd (1 Kings 17:1), zond hij 1), door dit strafgericht in het naburige land des te meer gedreven om de kennis van de Goddelijke wet, die bij zijn volk ook maar al te zeer ontbrak, uit te breiden, tot zijn vorsten, vijf aanzienlijke mannen uit de lekenstand, namelijk tot Ben-chaïl, en tot Obadja, en tot Zacharja, en tot Nethaneël, en tot Michaja, opdat men Gods woord en rechten zou leren in de steden van Juda.

1) De zending van deze mannen was een bezoeken van de kerken, die tot een lofwaardig voorbeeld door geheel zijn rijk ontstond. De Levieten en Priesters werden gedeputeerd, opdat zij zouden onderwijzen de vorsten, opdat zij, door hun gezag en aanzien, het volk op hun plicht zouden wijzen en het met de ernstige wil van de koning bekend zouden maken. Het is duidelijk, dat niet alleen de godsdienstige, maar ook de burgerlijke wetten, door de Heere ingesteld en verordend, weer onder het volk werden onderwezen.

Vers 8

8. En met hen de negen Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asaël en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia, de Levieten, en met hen de beide priesters Elisama en Joram.

Vers 8

8. En met hen de negen Levieten, Semaja en Nethanja, en Zebadja, en Asaël en Semiramoth, en Jonathan, en Adonia, en Tobia, en Tob-Adonia, de Levieten, en met hen de beide priesters Elisama en Joram.

Vers 9

9. En zij, deze zestien als commissie door Josafat uitgezonden mannen, leerden in Juda, en het wetboek van de Heere, zoals het in de 5 Boeken van Mozes is neergelegd, was bij hen, en zij gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder het volk.

1) Dit is het eerste voorbeeld van een wettig georganiseerd godsdienstig volksonderricht, dat in de Heilige Schrift voorkomt. Tot dusver was het ook meer door de in de Wet nauwkeurig bepaalde instellingen en gebruiken van het leven, door de onmiddellijke aanschouwing van Gods grote daden en de wandel van Zijn knechten, dan door het woord van een eigenlijke prediking of samenhangende voordracht, in de juiste verhouding tot God en in een kring van godsdienstige voorstellingen gebracht, die het van alle heidenen wezenlijk onderscheidden. Deze eenvoudige middelen waren thans niet meer voldoende, nu de vreemde godsdienst zijn invloed al meer en meer deed gelden en de beschaving van het verstand al meer en meer noodzakelijk bleek te zijn. Daarom was Josafats onderneming om door een commissie de steden van Juda te doen rondreizen en door onderwijs de kennis van de wet in het land te verbreiden, een in de juiste tijd ondernomen handeling. Zonder twijfel moesten de vijf lekenbroeders daarbij de uitwendige zaken bezorgende, de meeste mensen bijeenroepen om hun de wil het het doel van de koning bekend te maken, terwijl de Levieten en priesters de Wet voorlazen en uitlegden. Later na zijn terugkeer uit de mislukte veldtocht tegen de Syriërs en na zijn redding uit ogenschijnlijk levensgevaar probeerde Josafat deze instelling te bevestigen door zijn koninkrijk in persoon door te trekken (2 Chronicles 19:4); en dat in de volgende tijd zulks door de vrome koningen onder Juda's vorsten telkens herhaald werd, ja zich daaruit zogenaamde stiften of godsdienstige verzamelplaatsen, het voorbeeld van de na de Ballingschap duurzaam gestichte synagogen ontwikkelden, daarvan kan in de woorden van de kort na de verwoesting van Jeruzalem en de Tempel (2 Kings 25:21) vervaardigde 74ste Psalm: "zij hebben al Gods vergaderplaatsen in het land verbrand," (2 Chronicles 17:8) een aanwijzing liggen. Hierdoor zo schijnt het ons toe lukte het eindelijk de koning Hizkia, de dienst van de hoogten, waaraan het volk zozeer verkleefd was (1 Kings 15:14), te verwijderen (2 Kings 18:4), omdat zij op andere wijze bevrediging vonden voor de behoefte, die aan die hoogtendienst ten grondslag lag..

Vers 9

9. En zij, deze zestien als commissie door Josafat uitgezonden mannen, leerden in Juda, en het wetboek van de Heere, zoals het in de 5 Boeken van Mozes is neergelegd, was bij hen, en zij gingen rondom in alle steden van Juda, en leerden onder het volk.

1) Dit is het eerste voorbeeld van een wettig georganiseerd godsdienstig volksonderricht, dat in de Heilige Schrift voorkomt. Tot dusver was het ook meer door de in de Wet nauwkeurig bepaalde instellingen en gebruiken van het leven, door de onmiddellijke aanschouwing van Gods grote daden en de wandel van Zijn knechten, dan door het woord van een eigenlijke prediking of samenhangende voordracht, in de juiste verhouding tot God en in een kring van godsdienstige voorstellingen gebracht, die het van alle heidenen wezenlijk onderscheidden. Deze eenvoudige middelen waren thans niet meer voldoende, nu de vreemde godsdienst zijn invloed al meer en meer deed gelden en de beschaving van het verstand al meer en meer noodzakelijk bleek te zijn. Daarom was Josafats onderneming om door een commissie de steden van Juda te doen rondreizen en door onderwijs de kennis van de wet in het land te verbreiden, een in de juiste tijd ondernomen handeling. Zonder twijfel moesten de vijf lekenbroeders daarbij de uitwendige zaken bezorgende, de meeste mensen bijeenroepen om hun de wil het het doel van de koning bekend te maken, terwijl de Levieten en priesters de Wet voorlazen en uitlegden. Later na zijn terugkeer uit de mislukte veldtocht tegen de Syriërs en na zijn redding uit ogenschijnlijk levensgevaar probeerde Josafat deze instelling te bevestigen door zijn koninkrijk in persoon door te trekken (2 Chronicles 19:4); en dat in de volgende tijd zulks door de vrome koningen onder Juda's vorsten telkens herhaald werd, ja zich daaruit zogenaamde stiften of godsdienstige verzamelplaatsen, het voorbeeld van de na de Ballingschap duurzaam gestichte synagogen ontwikkelden, daarvan kan in de woorden van de kort na de verwoesting van Jeruzalem en de Tempel (2 Kings 25:21) vervaardigde 74ste Psalm: "zij hebben al Gods vergaderplaatsen in het land verbrand," (2 Chronicles 17:8) een aanwijzing liggen. Hierdoor zo schijnt het ons toe lukte het eindelijk de koning Hizkia, de dienst van de hoogten, waaraan het volk zozeer verkleefd was (1 Kings 15:14), te verwijderen (2 Kings 18:4), omdat zij op andere wijze bevrediging vonden voor de behoefte, die aan die hoogtendienst ten grondslag lag..

Vers 10

10. God wilde Josafats ondernemingen tot bevestiging van zijn rijk (2 Chronicles 17:1) en tot bevordering van godsdienstige kennis in zijn land (2 Chronicles 17:7), zegenen en hem voor laatstgenoemde arbeid een vreedzame regering verlenen. En het geschiedde daarom, dat door Zijn bijzondere inwerking een verschrikking van de Heere kwam over alle koninkrijken van de landen, die rondom Juda waren, zowel over het rijk van Israël in het noorden, als over de Ammonieten, Moabieten en Edomieten in het oosten en zuidoosten, dat zij niet streden tegen Josafat. 11. En enige van de Filistijnen, in het westen van het rijk, die de koningen Nadab en Ela aan het rijk van Israël de stad Gibbethon in de stam Dan ontnomen hadden, zonder dat deze haar hun weer ontnemen konden (1 Kings 15:27; 1 Kings 16:16, brachten zij, ten minste enige steden van hun gebied, inzonderheid voorzeker Gath met de daaraan onderhorige plaatsen, Josafat geschenken met het opgelegde geld 1), ook brachten hem de Arabieren, Arabische nomaden-stammen, wellicht door Asa na de overwinning van Zerah schatplichtig gemaakt, in het zuiden en zuidoosten, als jaarlijkse schatting van hun zijde, klein vee, zevenduizend en zevenhonderd rammen, en zevenduizend en zevenhonderd bokken2), de eerste van de schaaps- en de andere van de geitenkudden.

1) In het Hebreeën Ksef massa. Beter: zilver, een last, in de zin van, zo veel zilver als zij konden dragen, als een teken van vriendschap. Het was geen cijns, die opgebracht moest worden, zoals de Vulgata het heeft opgevat, die de woorden vertaalt door: vectigal argento. In die betekenis komt dit woord in de Heilige Schrift niet voor.

2) God zelf had zo'n invloed op de geesten van de naburige vorsten, en regeerde hen dus door Zijn wil en wenk, dat zij allen eerbied en vrees voor Josafat betoonden..

Vers 10

10. God wilde Josafats ondernemingen tot bevestiging van zijn rijk (2 Chronicles 17:1) en tot bevordering van godsdienstige kennis in zijn land (2 Chronicles 17:7), zegenen en hem voor laatstgenoemde arbeid een vreedzame regering verlenen. En het geschiedde daarom, dat door Zijn bijzondere inwerking een verschrikking van de Heere kwam over alle koninkrijken van de landen, die rondom Juda waren, zowel over het rijk van Israël in het noorden, als over de Ammonieten, Moabieten en Edomieten in het oosten en zuidoosten, dat zij niet streden tegen Josafat. 11. En enige van de Filistijnen, in het westen van het rijk, die de koningen Nadab en Ela aan het rijk van Israël de stad Gibbethon in de stam Dan ontnomen hadden, zonder dat deze haar hun weer ontnemen konden (1 Kings 15:27; 1 Kings 16:16, brachten zij, ten minste enige steden van hun gebied, inzonderheid voorzeker Gath met de daaraan onderhorige plaatsen, Josafat geschenken met het opgelegde geld 1), ook brachten hem de Arabieren, Arabische nomaden-stammen, wellicht door Asa na de overwinning van Zerah schatplichtig gemaakt, in het zuiden en zuidoosten, als jaarlijkse schatting van hun zijde, klein vee, zevenduizend en zevenhonderd rammen, en zevenduizend en zevenhonderd bokken2), de eerste van de schaaps- en de andere van de geitenkudden.

1) In het Hebreeën Ksef massa. Beter: zilver, een last, in de zin van, zo veel zilver als zij konden dragen, als een teken van vriendschap. Het was geen cijns, die opgebracht moest worden, zoals de Vulgata het heeft opgevat, die de woorden vertaalt door: vectigal argento. In die betekenis komt dit woord in de Heilige Schrift niet voor.

2) God zelf had zo'n invloed op de geesten van de naburige vorsten, en regeerde hen dus door Zijn wil en wenk, dat zij allen eerbied en vrees voor Josafat betoonden..

Vers 13

13. En hij had veel werk in de steden van Juda, die hij versterkt en met troepen bezet had (2 Chronicles 17:1; vgl. 2 Chronicles 11:11), en krijgslieden, kloeke helden in Jeruzalem tot zijn lijfwacht.

Vers 13

13. En hij had veel werk in de steden van Juda, die hij versterkt en met troepen bezet had (2 Chronicles 17:1; vgl. 2 Chronicles 11:11), en krijgslieden, kloeke helden in Jeruzalem tot zijn lijfwacht.

Vers 14

14. Dit nu is hun telling, het getal van deze te Jeruzalem gehouden krijgslieden, die naar de huizen van hun vaderen ingedeeld waren. Wij beginnen met de namen van degenen, die in Juda waren oversten van duizenden, bekleedden de opperbevelhebbersplaats hij iedere duizend man uit de stam Juda: Adna de overste van alle drie, en met hem waren driehonderd duizend kloeke helden.

Vers 14

14. Dit nu is hun telling, het getal van deze te Jeruzalem gehouden krijgslieden, die naar de huizen van hun vaderen ingedeeld waren. Wij beginnen met de namen van degenen, die in Juda waren oversten van duizenden, bekleedden de opperbevelhebbersplaats hij iedere duizend man uit de stam Juda: Adna de overste van alle drie, en met hem waren driehonderd duizend kloeke helden.

Vers 15

15. Naast hem nu was de overste Johanan, die de tweede rang innam; en met hem waren, onder zijn bevel stonden tweehonderd en tachtig duizend man.

Vers 15

15. Naast hem nu was de overste Johanan, die de tweede rang innam; en met hem waren, onder zijn bevel stonden tweehonderd en tachtig duizend man.

Vers 16

16. En naast hem, de derde rang innemend, was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig de Heere overgegeven had 1); en met hem waren tweehonderd duizend kloeke helden.

1) Wat deze eervolle aanduiding: "die zich vrijwillig de Heere overgegeven had" betekenen moet, laat zich niet meer met juistheid zeggen. Misschien was hij, even als Ithaï, de Gethiet (2 Samuel 15:19) van geboorte een buitenlander, die echter in het geloof aan de Heere de God van Israël, zich ten dienste van Josafat gesteld had..

Vers 16

16. En naast hem, de derde rang innemend, was Amasia, de zoon van Zichri, die zich vrijwillig de Heere overgegeven had 1); en met hem waren tweehonderd duizend kloeke helden.

1) Wat deze eervolle aanduiding: "die zich vrijwillig de Heere overgegeven had" betekenen moet, laat zich niet meer met juistheid zeggen. Misschien was hij, even als Ithaï, de Gethiet (2 Samuel 15:19) van geboorte een buitenlander, die echter in het geloof aan de Heere de God van Israël, zich ten dienste van Josafat gesteld had..

Vers 17

17. En over de krijgslieden uit de stam Benjamin was Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren, zoals dan ook van oudsher de Benjaminieten zowel als goede boogschutters uitmuntten (1 Chronicles 8:40; 1 Chronicles 12:2), als geoefend waren in het gebruik van de slinger (Jud 19:22). 18. En naast hem, als de tweede opperbevelhebber van deze afdeling, was Jozabad, en met hem waren honderdentachtig duizend, ten strijde toegerust, zwaargewapenden.

Vers 17

17. En over de krijgslieden uit de stam Benjamin was Eljada, een kloek held; en met hem tweehonderd duizend, die met boog en schild gewapend waren, zoals dan ook van oudsher de Benjaminieten zowel als goede boogschutters uitmuntten (1 Chronicles 8:40; 1 Chronicles 12:2), als geoefend waren in het gebruik van de slinger (Jud 19:22). 18. En naast hem, als de tweede opperbevelhebber van deze afdeling, was Jozabad, en met hem waren honderdentachtig duizend, ten strijde toegerust, zwaargewapenden.

Vers 19

19. Deze, te zamen 1:160.000 man vormend, 780.000 uit de stam Juda en 380.000 man uit de stam Benjamin, waren in de dienst van de koning als zijn lijfwacht; behalve nog mee te rekenen degenen, die de koning als bezetting in de vele vaste steden, in de vestingen door gans Juda gezet had.

Vers 19

19. Deze, te zamen 1:160.000 man vormend, 780.000 uit de stam Juda en 380.000 man uit de stam Benjamin, waren in de dienst van de koning als zijn lijfwacht; behalve nog mee te rekenen degenen, die de koning als bezetting in de vele vaste steden, in de vestingen door gans Juda gezet had.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op 2 Chronicles 17". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/2-chronicles-17.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile