Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 21

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 21

PSALM 21.

DE OVERWINNING VAN CHRISTUS OVER ZIJNE VIJANDEN.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 21

PSALM 21.

DE OVERWINNING VAN CHRISTUS OVER ZIJNE VIJANDEN.

Vers 1

1. Een Psalm van David (Psalms 3:1), voor den opperzangmeester (Psalms 4:1).

Had in den vorigen Psalm (Psalms 21:5) de gemeente, voor haren koning biddende, hem biddende toegeroepen: "Hij geve u naar uw hart en vervulle al uwen raad," zo kan zij in dezen Psalm Psalms 21:3) dankende van hem tot den Heere zeggen: "Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd." De vorige Psalm was ene bede van het volk voor zijnen koning, toen hij in den strijd tegen de Ammonieten uittrok, deze is een danklied voor de overwinning, dat de Heere den koning verleende, toen deze de Ammonietische hoofdstad Rabba genomen en de Ammonietische koningskroon op zijn hoofd gezet had. "2 Samuel 12:31 ). Dit is echter slechts een voorlopig feestvieren, dat wij voor ons hebben, waarschijnlijk nog in Ammon voor de Israëlitische krijgstroepen gehouden; de eigenlijke feestviering, die in `t land Israël gehouden is, dat bij het terugkeren van de arke des verbonds op Zion, treffen wij in Psalms 68:1, den Delitzsch enen Psalm in Deborah-stijl (Judges 5:1) noemt, opdat wij in dezen het toppunt vinden van hymnisch gevoel en hymnische voorstelling.

Vers 1

1. Een Psalm van David (Psalms 3:1), voor den opperzangmeester (Psalms 4:1).

Had in den vorigen Psalm (Psalms 21:5) de gemeente, voor haren koning biddende, hem biddende toegeroepen: "Hij geve u naar uw hart en vervulle al uwen raad," zo kan zij in dezen Psalm Psalms 21:3) dankende van hem tot den Heere zeggen: "Gij hebt hem zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij niet geweerd." De vorige Psalm was ene bede van het volk voor zijnen koning, toen hij in den strijd tegen de Ammonieten uittrok, deze is een danklied voor de overwinning, dat de Heere den koning verleende, toen deze de Ammonietische hoofdstad Rabba genomen en de Ammonietische koningskroon op zijn hoofd gezet had. "2 Samuel 12:31 ). Dit is echter slechts een voorlopig feestvieren, dat wij voor ons hebben, waarschijnlijk nog in Ammon voor de Israëlitische krijgstroepen gehouden; de eigenlijke feestviering, die in `t land Israël gehouden is, dat bij het terugkeren van de arke des verbonds op Zion, treffen wij in Psalms 68:1, den Delitzsch enen Psalm in Deborah-stijl (Judges 5:1) noemt, opdat wij in dezen het toppunt vinden van hymnisch gevoel en hymnische voorstelling.

Vers 2

2. I. Psalms 21:2-Psalms 21:8. Even als bij den vorigen Psalm zich in het tweede deel ene solo-stem liet horen, die van den koning, of tenminste van enen die in zijne plaats trad, zo hier aanstonds bij het begin. David verkondigt met lof en dank, hoe de Heere hem in de geschonkene overwinning gezegend had, en hoe heerlijk het vertrouwen, dat hij op God, zijne Helper, gesteld had, beloond was.

2. O HEERE! de koning is verblijd over Uwe sterkte, die zich in hem als het werktuig Uwer macht, geopenbaard heeft; en hoezeer is Hij verheugd over Uw heil, dat Gij hem in den gelukkig geëindigden krijg ten dele laat worden.

Gelukkig het volk, welks koning Gods macht tot zijn vertrouwen stelt, en Gods heerlijkheid tot zijne vreugde; die zich verblijdt in elke voortgang van het koninkrijk Gods en op Hem vertrouwt, dat Hij schragen zal in alles, wat ten dienste daarvan gedaan wordt..

David had God in het bijzonder kunnen danken voor de overwinningen en de andere in het oog vallende gaven, waarmee hij begiftigd was, maar hij had zich voorgesteld er getuigenis van af te leggen, niet slechts, dat hij onder de bewaring Gods regeerde, maar ook dat wat God over hem had gebracht, was om ten algemenen nutte te strekken. En bij den aanvang stellen de gelovigen het vast, dat David onder het bestuur Gods tot koning is verkozen, zodat God zelf op Zich genomen heeft, om hem te beschermen. Alzo schijnt ook deze Psalm tot dat doel gedicht te zijn, om zich te verzekeren, dat die genade standvastig en altijd durend zou zijn, zodat het noodzakelijk was, dat zij stonden in het vast vertrouwen, omtrent den koning het goede te hopen, wiens aanblik een spiegel was van Gods nabijheid en gunst. De zin van deze woorden is: O Heere, die Uw knecht, den koning, behoedde, bewerk, dat hij door U, behouden blijft en alzo zijn redding toeschrijvende aan Uw macht, moge hij zich op niet alledaagse wijze in u verheugen..

Vers 2

2. I. Psalms 21:2-Psalms 21:8. Even als bij den vorigen Psalm zich in het tweede deel ene solo-stem liet horen, die van den koning, of tenminste van enen die in zijne plaats trad, zo hier aanstonds bij het begin. David verkondigt met lof en dank, hoe de Heere hem in de geschonkene overwinning gezegend had, en hoe heerlijk het vertrouwen, dat hij op God, zijne Helper, gesteld had, beloond was.

2. O HEERE! de koning is verblijd over Uwe sterkte, die zich in hem als het werktuig Uwer macht, geopenbaard heeft; en hoezeer is Hij verheugd over Uw heil, dat Gij hem in den gelukkig geëindigden krijg ten dele laat worden.

Gelukkig het volk, welks koning Gods macht tot zijn vertrouwen stelt, en Gods heerlijkheid tot zijne vreugde; die zich verblijdt in elke voortgang van het koninkrijk Gods en op Hem vertrouwt, dat Hij schragen zal in alles, wat ten dienste daarvan gedaan wordt..

David had God in het bijzonder kunnen danken voor de overwinningen en de andere in het oog vallende gaven, waarmee hij begiftigd was, maar hij had zich voorgesteld er getuigenis van af te leggen, niet slechts, dat hij onder de bewaring Gods regeerde, maar ook dat wat God over hem had gebracht, was om ten algemenen nutte te strekken. En bij den aanvang stellen de gelovigen het vast, dat David onder het bestuur Gods tot koning is verkozen, zodat God zelf op Zich genomen heeft, om hem te beschermen. Alzo schijnt ook deze Psalm tot dat doel gedicht te zijn, om zich te verzekeren, dat die genade standvastig en altijd durend zou zijn, zodat het noodzakelijk was, dat zij stonden in het vast vertrouwen, omtrent den koning het goede te hopen, wiens aanblik een spiegel was van Gods nabijheid en gunst. De zin van deze woorden is: O Heere, die Uw knecht, den koning, behoedde, bewerk, dat hij door U, behouden blijft en alzo zijn redding toeschrijvende aan Uw macht, moge hij zich op niet alledaagse wijze in u verheugen..

Vers 3

3. Gij hebt hem, gelijk nu na de vervulling der in Psalms 20:1 uitgesprokene beden duidelijk blijkt, zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij hem niet geweerd; Gij geeft hem integendeel boven bidden en denken. Sela (1 Chronicles 25:31 ).

Die wens heeft de Heere Jezus ernstig nagejaagd, toen Hij op aarde was, beide door Zijn gebed, Zijne daden en Zijn lijden. Hij toonde, dat Zijn hart verlangde, om Zijn volk te verlossen, en nu in den hemel heeft Hij deze begeerte vervuld gezien, want Hij ziet Zijne geliefden komende, waar Hij is. De wensen van den Heere Jezus waren hartenwensen, en de Heere hoorde Hem; indien onze harten oprecht zijn met God, wil Hij ook in ons geval de begeerte vervullen dergenen, die Hem vrezen..

Vers 3

3. Gij hebt hem, gelijk nu na de vervulling der in Psalms 20:1 uitgesprokene beden duidelijk blijkt, zijns harten wens gegeven, en de uitspraak zijner lippen hebt Gij hem niet geweerd; Gij geeft hem integendeel boven bidden en denken. Sela (1 Chronicles 25:31 ).

Die wens heeft de Heere Jezus ernstig nagejaagd, toen Hij op aarde was, beide door Zijn gebed, Zijne daden en Zijn lijden. Hij toonde, dat Zijn hart verlangde, om Zijn volk te verlossen, en nu in den hemel heeft Hij deze begeerte vervuld gezien, want Hij ziet Zijne geliefden komende, waar Hij is. De wensen van den Heere Jezus waren hartenwensen, en de Heere hoorde Hem; indien onze harten oprecht zijn met God, wil Hij ook in ons geval de begeerte vervullen dergenen, die Hem vrezen..

Vers 4

4. Want, om nu nader te verklaren, welke die wens des harten was: Gij komt hem voor met zegeningen van `t goede 1); Gij hebt hem zegeningen van allerlei aard, waar en blijvend geluk toegedeeld; op zijn hoofd zet Gij ene kroon van fijn goud, ten teken, hoe Gij op de onderhouding en vermeerdering van de eer Zijns koninkrijks bedacht zijt.

1) Of, ten goede, dat zijn die zegeningen, die een waarachtig geluk tot inhoud hebben. Dit geldt wel van David, maar gelijk de gehele Psalm Messiaans is, zo zien ook deze woorden inzonderheid op den Christus Gods, die met ere en heerlijkheid is gekroond, op Wiens hoofd is gezet de kroon van het fijnste goud, n.l. die van Koning der koningen en Heere der Heren, om te allen tijde al de Zijnen waarachtig geluk, zegen en genade te schenken.

Vers 4

4. Want, om nu nader te verklaren, welke die wens des harten was: Gij komt hem voor met zegeningen van `t goede 1); Gij hebt hem zegeningen van allerlei aard, waar en blijvend geluk toegedeeld; op zijn hoofd zet Gij ene kroon van fijn goud, ten teken, hoe Gij op de onderhouding en vermeerdering van de eer Zijns koninkrijks bedacht zijt.

1) Of, ten goede, dat zijn die zegeningen, die een waarachtig geluk tot inhoud hebben. Dit geldt wel van David, maar gelijk de gehele Psalm Messiaans is, zo zien ook deze woorden inzonderheid op den Christus Gods, die met ere en heerlijkheid is gekroond, op Wiens hoofd is gezet de kroon van het fijnste goud, n.l. die van Koning der koningen en Heere der Heren, om te allen tijde al de Zijnen waarachtig geluk, zegen en genade te schenken.

Vers 5

5. Het leven heeft hij van U begeerd, om bewaring des levens heeft hij U gebeden; Gij hebt het hem gegeven, lengte van dagen eeuwiglijk en altoos 1); Gij hebt hem bewaard.

1) Na de verwoesting van de Ammonietische hoofdstad Rabba, zette David zich de Ammonietische koningskroon op het hoofd, die geroemd wordt als zwaar van het goud en met kostbare stenen versierd. David was toen reeds bejaard en ten gevolge van grote overtredingen, waaruit hij echter met boetvaardigheid en vertrouwen op Gods genade zich had opgericht, aan den rand van het graf gekomen. Hij, die niet anders dan den dood had verdiend, bleef in het leven, en de overwinning op de macht der Ammonieten en Syriërs was hem een onderpand van Gods getrouwheid in het vervullen van Zijne belofte. Dat Psalms 21:5b niet lengte van dagen, maar opvolging in het koningschap zou bedoelen, is in strijd met het woord zelf. Iemand toe te wensen, dat hij leve, vooral een koning, is zeer gewoon (1 Kings 1:31 en meerm.). De bedoeling is, dat het leven van den koning onbepaald verlengd mag worden. Wat het volk echter verwacht, betuigt het hier, dat reeds aan den koning verleend is..

Vers 5

5. Het leven heeft hij van U begeerd, om bewaring des levens heeft hij U gebeden; Gij hebt het hem gegeven, lengte van dagen eeuwiglijk en altoos 1); Gij hebt hem bewaard.

1) Na de verwoesting van de Ammonietische hoofdstad Rabba, zette David zich de Ammonietische koningskroon op het hoofd, die geroemd wordt als zwaar van het goud en met kostbare stenen versierd. David was toen reeds bejaard en ten gevolge van grote overtredingen, waaruit hij echter met boetvaardigheid en vertrouwen op Gods genade zich had opgericht, aan den rand van het graf gekomen. Hij, die niet anders dan den dood had verdiend, bleef in het leven, en de overwinning op de macht der Ammonieten en Syriërs was hem een onderpand van Gods getrouwheid in het vervullen van Zijne belofte. Dat Psalms 21:5b niet lengte van dagen, maar opvolging in het koningschap zou bedoelen, is in strijd met het woord zelf. Iemand toe te wensen, dat hij leve, vooral een koning, is zeer gewoon (1 Kings 1:31 en meerm.). De bedoeling is, dat het leven van den koning onbepaald verlengd mag worden. Wat het volk echter verwacht, betuigt het hier, dat reeds aan den koning verleend is..

Vers 6

6. Groot is zijne eer door Uw heil, ten gevolge van Uwen zegen; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd.

David is ook in dezen Psalm het beeld van zijnen groten Zoon, zodat wij deze woorden ook kunnen lezen, als doelende op Christus. "Gelukkig hij, die een arm of hand heeft, om de kroon op het hoofd te zetten van dezen groten Koning, van wiens troon liefde de grondslag is. Al waren er tienduizend millioenen hemelen geschapen boven deze hoogste hemelen, en weer zovele boven dien, zo vele, dat de engelen ze van vermoeidheid niet meer konden tellen, zo was die ene nog te lage plaats om den vorstelijken troon van den Heere Jezus te stellen.

Vers 6

6. Groot is zijne eer door Uw heil, ten gevolge van Uwen zegen; majesteit en heerlijkheid hebt Gij hem toegevoegd.

David is ook in dezen Psalm het beeld van zijnen groten Zoon, zodat wij deze woorden ook kunnen lezen, als doelende op Christus. "Gelukkig hij, die een arm of hand heeft, om de kroon op het hoofd te zetten van dezen groten Koning, van wiens troon liefde de grondslag is. Al waren er tienduizend millioenen hemelen geschapen boven deze hoogste hemelen, en weer zovele boven dien, zo vele, dat de engelen ze van vermoeidheid niet meer konden tellen, zo was die ene nog te lage plaats om den vorstelijken troon van den Heere Jezus te stellen.

Vers 7

7. Want Gij zet hem, gelijk Gij eens met Abraham gedaan hebt (Genesis 12:2 v.), tot zegeningen in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem door vreugde met Uw aangezicht, daar "hij nu als overwinnaar Uw heiligdom mag binnentreden om U daar te danken, en bij den maaltijd des heils zich te verlustigen in de vreugde van Uwen statelijken dienst."

Vers 7

7. Want Gij zet hem, gelijk Gij eens met Abraham gedaan hebt (Genesis 12:2 v.), tot zegeningen in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem door vreugde met Uw aangezicht, daar "hij nu als overwinnaar Uw heiligdom mag binnentreden om U daar te danken, en bij den maaltijd des heils zich te verlustigen in de vreugde van Uwen statelijken dienst."

Vers 8

8. Dit is de zegen, dien Uwe genade geeft, allen die op U betrouwen; want de koning vertrouwt op den HEERE, gelijk hij duidelijk en ondubbelzinnig in het lied v r den slag heeft te kennen gegeven (Psalms 20:8), en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij ook nu, nadat vervuld is, wat hij reeds vooraf in vast geloof hoopte (Psalms 20:9), en in de toekomst niet wankelen, zodat hij in eeuwigheid niet zal bewogen worden. (Proverbs 10:30).

Hoewel de wereld ronddraait als een rad, zodat het geschiedt, dat degenen, die op den hoogsten top verheven waren, plotseling naar beneden vallen, zo maakt toch het rijk van Juda en op dit voorbeeld het rijk van Christus ene uitzondering..

Vers 8

8. Dit is de zegen, dien Uwe genade geeft, allen die op U betrouwen; want de koning vertrouwt op den HEERE, gelijk hij duidelijk en ondubbelzinnig in het lied v r den slag heeft te kennen gegeven (Psalms 20:8), en door de goedertierenheid des Allerhoogsten zal hij ook nu, nadat vervuld is, wat hij reeds vooraf in vast geloof hoopte (Psalms 20:9), en in de toekomst niet wankelen, zodat hij in eeuwigheid niet zal bewogen worden. (Proverbs 10:30).

Hoewel de wereld ronddraait als een rad, zodat het geschiedt, dat degenen, die op den hoogsten top verheven waren, plotseling naar beneden vallen, zo maakt toch het rijk van Juda en op dit voorbeeld het rijk van Christus ene uitzondering..

Vers 9

9. II. Psalms 21:9-Psalms 21:13. Thans valt het gehele koor der Levitische zangers als representant der Israëlitische gemeente in: "het lied wordt nu verheven en vol gevoel, men gevoelt het, dat ook des konings vijanden die van het volk zijn." (1 Chronicles 1:53 ). Het volk zegt profeteerde tot Zijnen koning, wat het voor hem hoopt, namelijk dat hij met God al zijne vijanden evenzo overwinnen en ombrengen zal, als hij het de Ammonieten gedaan heeft; daarbij heeft hij wel op het oog, wat in 2 Samuel 12:31 verhaald wordt.

9. Uwe hand, o David! zal al uwe vijanden vinden, in hare macht krijgen en straffen; uwe rechterhand zal uwe haters vinden, want de Heere is met u (1 Corinthians 6:17. Deuteronomy 11:14 Deuteronomy 11:14).

1) In zekeren zin vormt Psalms 21:9 met het vorige een tegenstelling. In Psalms 21:8 is gezegd, dat door de gunste van zijn God de koning niet zal wankelen. Dit is echter veel te zwak uitgedrukt. En daarom wordt in Psalms 21:9 gezegd, dat hij niet alleen niet zal wankelen, maar al zijne vijanden vinden en al zijne haters straffen zal. In de volgende verzen wordt dit nader uitgewerkt. Het is dus duidelijk, dat hier in den persoon van David bovenal gesproken wordt van Hem, tot Wien de Vader gezegd heeft: Zit aan mijne rechterhand, totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot een voetbank uwer voeten. Want zeker het volk profeteert hier er van, hoe David al zijne vijanden overwinnen zal, maar dit geldt in de hoogste mate van den groten Davidszoon, onzen Heere Jezus Christus.

Vers 9

9. II. Psalms 21:9-Psalms 21:13. Thans valt het gehele koor der Levitische zangers als representant der Israëlitische gemeente in: "het lied wordt nu verheven en vol gevoel, men gevoelt het, dat ook des konings vijanden die van het volk zijn." (1 Chronicles 1:53 ). Het volk zegt profeteerde tot Zijnen koning, wat het voor hem hoopt, namelijk dat hij met God al zijne vijanden evenzo overwinnen en ombrengen zal, als hij het de Ammonieten gedaan heeft; daarbij heeft hij wel op het oog, wat in 2 Samuel 12:31 verhaald wordt.

9. Uwe hand, o David! zal al uwe vijanden vinden, in hare macht krijgen en straffen; uwe rechterhand zal uwe haters vinden, want de Heere is met u (1 Corinthians 6:17. Deuteronomy 11:14 Deuteronomy 11:14).

1) In zekeren zin vormt Psalms 21:9 met het vorige een tegenstelling. In Psalms 21:8 is gezegd, dat door de gunste van zijn God de koning niet zal wankelen. Dit is echter veel te zwak uitgedrukt. En daarom wordt in Psalms 21:9 gezegd, dat hij niet alleen niet zal wankelen, maar al zijne vijanden vinden en al zijne haters straffen zal. In de volgende verzen wordt dit nader uitgewerkt. Het is dus duidelijk, dat hier in den persoon van David bovenal gesproken wordt van Hem, tot Wien de Vader gezegd heeft: Zit aan mijne rechterhand, totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot een voetbank uwer voeten. Want zeker het volk profeteert hier er van, hoe David al zijne vijanden overwinnen zal, maar dit geldt in de hoogste mate van den groten Davidszoon, onzen Heere Jezus Christus.

Vers 10

10. Gij zult hen, al die vijanden, zetten als een vurigen oven ter tijd uws toornigen aangezichts 1), zodra gij nadert zullen steden en sterkten aan de vlammen ten prooi gegeven worden; en dit is niet zozeer uw werk, maar de HEERE, die met u is en u als Zijn werktuig gebruikt, zal hen in Zijnen toorn verslinden, en het vuur zal hen verteren.2)

1) Kennelijk ziet dit op het feit, dat de val van Rabba Ammons beslist werd, toen David persoonlijk in het leger kwam, en de vijanden deels onder de dorssleden verpletterd werden, of in de tichelovens werden geworpen. (2 Samuel 12:26). -

2) In het eerste lid wordt de koning als wreker genoemd, vervolgens wordt zijn ambt overgebracht op den persoon van God, eindelijk wordt de uitvoering van de wraak aan het vuur toebedeeld, welke drie zeer goed met elkaar overeen te brengen zijn. Wij weten toch, dat aan Christus het oordeel is gegeven, om Zijne vijanden in het eeuwige vuur te werpen, maar het is de moeite waard op te merken, dat het duidelijk is uitgedrukt, dat het niet een oordeel is van een mens, maar van God zelven. Niet minder is het nuttig, dat de uiterste en schrikkelijkste vorm van straf wordt uitgedrukt, waarmee de onprikkelbaarheid wordt aangetast van hen, die overigens zonder zorg de bedreigingen Gods verachten. Maar ditzelfde dient ook niet weinig tot troost van de gelovigen. Want we weten, hoe verschrikkelijk de wreedheid der goddeloosheid is, waarom ons geloof gemakkelijk zou bezwijken, indien het zich niet vastklemde aan het oordeel Gods. De tijd van den toorn vermaant, om het kruis geduldig te dragen, zolang het Gode behaagt, ons te oefenen en laag te houden. Laten wij derhalve leren, dat, indien Hij niet terstond Zijne macht uitzendt, om de goddelozen te verdoen, Hij onze hoop op dien tijd wil vestigen, welken de hemelse Vader voor Zijn oordeel heeft vastgesteld, en onze koning, gewapend met verschrikkelijke kracht, heeft vastgesteld om wraak te nemen. Want hoelang Hij ook wacht, Hij vergeet niet het Zijne, noch het onze..

Vers 10

10. Gij zult hen, al die vijanden, zetten als een vurigen oven ter tijd uws toornigen aangezichts 1), zodra gij nadert zullen steden en sterkten aan de vlammen ten prooi gegeven worden; en dit is niet zozeer uw werk, maar de HEERE, die met u is en u als Zijn werktuig gebruikt, zal hen in Zijnen toorn verslinden, en het vuur zal hen verteren.2)

1) Kennelijk ziet dit op het feit, dat de val van Rabba Ammons beslist werd, toen David persoonlijk in het leger kwam, en de vijanden deels onder de dorssleden verpletterd werden, of in de tichelovens werden geworpen. (2 Samuel 12:26). -

2) In het eerste lid wordt de koning als wreker genoemd, vervolgens wordt zijn ambt overgebracht op den persoon van God, eindelijk wordt de uitvoering van de wraak aan het vuur toebedeeld, welke drie zeer goed met elkaar overeen te brengen zijn. Wij weten toch, dat aan Christus het oordeel is gegeven, om Zijne vijanden in het eeuwige vuur te werpen, maar het is de moeite waard op te merken, dat het duidelijk is uitgedrukt, dat het niet een oordeel is van een mens, maar van God zelven. Niet minder is het nuttig, dat de uiterste en schrikkelijkste vorm van straf wordt uitgedrukt, waarmee de onprikkelbaarheid wordt aangetast van hen, die overigens zonder zorg de bedreigingen Gods verachten. Maar ditzelfde dient ook niet weinig tot troost van de gelovigen. Want we weten, hoe verschrikkelijk de wreedheid der goddeloosheid is, waarom ons geloof gemakkelijk zou bezwijken, indien het zich niet vastklemde aan het oordeel Gods. De tijd van den toorn vermaant, om het kruis geduldig te dragen, zolang het Gode behaagt, ons te oefenen en laag te houden. Laten wij derhalve leren, dat, indien Hij niet terstond Zijne macht uitzendt, om de goddelozen te verdoen, Hij onze hoop op dien tijd wil vestigen, welken de hemelse Vader voor Zijn oordeel heeft vastgesteld, en onze koning, gewapend met verschrikkelijke kracht, heeft vastgesteld om wraak te nemen. Want hoelang Hij ook wacht, Hij vergeet niet het Zijne, noch het onze..

Vers 11

11. Gij zult hun vrucht, hun nakomelingschap, van de aarde verdoen, en hun zaad, uit het midden van de kinderen der mensen, gelijk de Heere met Zijne haters doet (Psalms 9:6 v.).

Vers 11

11. Gij zult hun vrucht, hun nakomelingschap, van de aarde verdoen, en hun zaad, uit het midden van de kinderen der mensen, gelijk de Heere met Zijne haters doet (Psalms 9:6 v.).

Vers 12

12. Zulk een lot is niets dan ene welverdiende verijdeling van hun boos voornemen; want zij hebben kwaad tegen U aangelegd, daar zij de hoge waardigheid van Uw Koningschap aanrandden (2 Samuel 10:1); zij hebben ene schandelijke daad bedacht doch zullen niets vermogen; zij zullen, wat zij in hunnen ouden nationalen haat tegen Israël bedacht hadden, niet volvoeren.

Vers 12

12. Zulk een lot is niets dan ene welverdiende verijdeling van hun boos voornemen; want zij hebben kwaad tegen U aangelegd, daar zij de hoge waardigheid van Uw Koningschap aanrandden (2 Samuel 10:1); zij hebben ene schandelijke daad bedacht doch zullen niets vermogen; zij zullen, wat zij in hunnen ouden nationalen haat tegen Israël bedacht hadden, niet volvoeren.

Vers 13

13. Even als hun plannen, zo zullen die van alle andere tegenstanders tot schande worden; want Gij zult hen zetten tot een wit 1), met Uwe pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen; merkte op hun aangezicht zodat zij U den rug als vluchtelingen toekeerden.

1) In het Hebreeën Ki theschithemo schkem. Letterlijk: Want Gij zult hen tot een rug maken. Dat is, Gij zult hen veranderen in vluchtelingen. Want toch, wie in den strijd zijn rug laat zien, toont daarmee, dat hij een vluchteling is. Een volkomen overwinning wordt hiermede aangekondigd, en David hier uitgeroepen, als de volkomen overwinnaar van al zijne vijanden, die zijn volk verlost en het tot eer en roem brengt. Heerlijke profetie tevens van den groten Koning van Zijn geestelijk Israël, die heersen zal van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.

14.

III. Psalms 21:14. Nadat de Psalm in het begin tot God gericht was, en in zijn midden tot den aardsen koning, keert hij aan het einde tot de Heere terug, met een kort maar des te ingrijpender gebed, dat de Heere Zijne macht en sterkte tot heerlijkheid van Zijn volk steeds meer openbaar late worden.

Vers 13

13. Even als hun plannen, zo zullen die van alle andere tegenstanders tot schande worden; want Gij zult hen zetten tot een wit 1), met Uwe pezen zult Gij het op hun aangezicht toeleggen; merkte op hun aangezicht zodat zij U den rug als vluchtelingen toekeerden.

1) In het Hebreeën Ki theschithemo schkem. Letterlijk: Want Gij zult hen tot een rug maken. Dat is, Gij zult hen veranderen in vluchtelingen. Want toch, wie in den strijd zijn rug laat zien, toont daarmee, dat hij een vluchteling is. Een volkomen overwinning wordt hiermede aangekondigd, en David hier uitgeroepen, als de volkomen overwinnaar van al zijne vijanden, die zijn volk verlost en het tot eer en roem brengt. Heerlijke profetie tevens van den groten Koning van Zijn geestelijk Israël, die heersen zal van de zee tot aan de zee en van de rivier tot aan de einden der aarde.

14.

III. Psalms 21:14. Nadat de Psalm in het begin tot God gericht was, en in zijn midden tot den aardsen koning, keert hij aan het einde tot de Heere terug, met een kort maar des te ingrijpender gebed, dat de Heere Zijne macht en sterkte tot heerlijkheid van Zijn volk steeds meer openbaar late worden.

Vers 14

14. Verhoog U, HEERE! in Uwe sterkte, in Uwe oppermacht om tot werkelijkheid te brengen, wat wij als onze verwachting omtrent onzen Koning uitgesproken hebben; zo zullen wij zingen, en Uwe macht, waarvoor alles bukken moet, met psalmen van blijde dankbaarheid loven.

De Joodse Theoloog Raschi merkt aan: "Onze oude leraars verklaarden dezen Psalm van Koning Messias; maar om de scheurmakers (de Christenen) tegen te staan, verstaat men dien beter van David zelven." Inderdaad verheffen zich de verwachtingen en beloften van den Psalm boven het leven van David en daardoor wordt hij Messiaans, want in Jezus Christus zijn alle beloften, die aan David's huis gegeven zijn, Ja en Amen..

Voor een tijd mogen de gelovigen treuren, maar de heerlijke openbaring van hun goddelijken Helper doet hun vreugde ontwaken. Blijdschap zal allerwegen vloeien in de kanalen van lof. Alle Gods eigenschappen zijn gepaste voorwerpen, om door de muziek onzer harten en onzer stemmen geprezen te worden, en wanneer wij ene openbaring zien van Zijne macht, moeten wij die verheffen. Hij bewerkte onze redding alleen, en Hij alleen zal den roem ontvangen..

Vers 14

14. Verhoog U, HEERE! in Uwe sterkte, in Uwe oppermacht om tot werkelijkheid te brengen, wat wij als onze verwachting omtrent onzen Koning uitgesproken hebben; zo zullen wij zingen, en Uwe macht, waarvoor alles bukken moet, met psalmen van blijde dankbaarheid loven.

De Joodse Theoloog Raschi merkt aan: "Onze oude leraars verklaarden dezen Psalm van Koning Messias; maar om de scheurmakers (de Christenen) tegen te staan, verstaat men dien beter van David zelven." Inderdaad verheffen zich de verwachtingen en beloften van den Psalm boven het leven van David en daardoor wordt hij Messiaans, want in Jezus Christus zijn alle beloften, die aan David's huis gegeven zijn, Ja en Amen..

Voor een tijd mogen de gelovigen treuren, maar de heerlijke openbaring van hun goddelijken Helper doet hun vreugde ontwaken. Blijdschap zal allerwegen vloeien in de kanalen van lof. Alle Gods eigenschappen zijn gepaste voorwerpen, om door de muziek onzer harten en onzer stemmen geprezen te worden, en wanneer wij ene openbaring zien van Zijne macht, moeten wij die verheffen. Hij bewerkte onze redding alleen, en Hij alleen zal den roem ontvangen..

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 21". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-21.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile