Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
StudyLight.org has pledged to help build churches in Uganda. Help us with that pledge and support pastors in the heart of Africa.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 55

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Zoek naar…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 55

PSALM 55.

GEBED TEGEN VALSE BROEDERS.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 55

PSALM 55.

GEBED TEGEN VALSE BROEDERS.

Vers 1

1. Ene onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginth (Psalms 4:1. 1 Chronicles 25:31 ). Even als de vorige psalm uit dezelfden tijd is als Psalms 17:1, 31, zo deze als Psalms 41:1; het is de tijd, toen de opstand van Absalom voorbereid werd, en wel het einde van dien tijd, toen Absaloms partij zich reeds zo zeker achtte, dat zij er geen geheim meer van maakte. (2 Samuel 15:6 ).

2.

I. Psalms 55:2-Psalms 55:9. Het lied begint met diepen weemoed: "David is hier," zegt de Berleb. Bibel: "zeer ter nedergeslagen; " hij denkt aan geen springen over muren, gelijk vroeger (Psalms 18:30); integendeel, hij wenst zich verre van den haard, waar het vuur van oproer tegen hem gestookt wordt, op een eenzaam plaatsje in de woestijn.

Vers 1

1. Ene onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginth (Psalms 4:1. 1 Chronicles 25:31 ). Even als de vorige psalm uit dezelfden tijd is als Psalms 17:1, 31, zo deze als Psalms 41:1; het is de tijd, toen de opstand van Absalom voorbereid werd, en wel het einde van dien tijd, toen Absaloms partij zich reeds zo zeker achtte, dat zij er geen geheim meer van maakte. (2 Samuel 15:6 ).

2.

I. Psalms 55:2-Psalms 55:9. Het lied begint met diepen weemoed: "David is hier," zegt de Berleb. Bibel: "zeer ter nedergeslagen; " hij denkt aan geen springen over muren, gelijk vroeger (Psalms 18:30); integendeel, hij wenst zich verre van den haard, waar het vuur van oproer tegen hem gestookt wordt, op een eenzaam plaatsje in de woestijn.

Vers 2

2. O God! neem mijn gebed ter oren, dat ik in mijnen groten nood tot U opzend, en verberg U niet voor mijne smeking, gelijk Gij schijnt te doen (Klaagt. 3:56).

PSALM 55.

GEBED TEGEN VALSE BROEDERS.

1. Ene onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginth (Psalms 4:1. 1 Chronicles 25:31 ).

Even als de vorige psalm uit dezelfden tijd is als Psalms 17:1, 31, zo deze als Psalms 41:1; het is de tijd, toen de opstand van Absalom voorbereid werd, en wel het einde van dien tijd, toen Absaloms partij zich reeds zo zeker achtte, dat zij er geen geheim meer van maakte. (2 Samuel 15:6 ).

2.

I. Psalms 55:2-Psalms 55:9. Het lied begint met diepen weemoed: "David is hier," zegt de Berleb. Bibel: "zeer ter nedergeslagen; " hij denkt aan geen springen over muren, gelijk vroeger (Psalms 18:30); integendeel, hij wenst zich verre van den haard, waar het vuur van oproer tegen hem gestookt wordt, op een eenzaam plaatsje in de woestijn.

2. O God! neem mijn gebed ter oren, dat ik in mijnen groten nood tot U opzend, en verberg U niet voor mijne smeking, gelijk Gij schijnt te doen (Klaagt. 3:56).

Vers 2

2. O God! neem mijn gebed ter oren, dat ik in mijnen groten nood tot U opzend, en verberg U niet voor mijne smeking, gelijk Gij schijnt te doen (Klaagt. 3:56).

PSALM 55.

GEBED TEGEN VALSE BROEDERS.

1. Ene onderwijzing van David, voor den opperzangmeester, op de Neginth (Psalms 4:1. 1 Chronicles 25:31 ).

Even als de vorige psalm uit dezelfden tijd is als Psalms 17:1, 31, zo deze als Psalms 41:1; het is de tijd, toen de opstand van Absalom voorbereid werd, en wel het einde van dien tijd, toen Absaloms partij zich reeds zo zeker achtte, dat zij er geen geheim meer van maakte. (2 Samuel 15:6 ).

2.

I. Psalms 55:2-Psalms 55:9. Het lied begint met diepen weemoed: "David is hier," zegt de Berleb. Bibel: "zeer ter nedergeslagen; " hij denkt aan geen springen over muren, gelijk vroeger (Psalms 18:30); integendeel, hij wenst zich verre van den haard, waar het vuur van oproer tegen hem gestookt wordt, op een eenzaam plaatsje in de woestijn.

2. O God! neem mijn gebed ter oren, dat ik in mijnen groten nood tot U opzend, en verberg U niet voor mijne smeking, gelijk Gij schijnt te doen (Klaagt. 3:56).

Vers 3

3. Merk op mij, en verhoor mij, geef mij een teken, dat Gij op mij acht slaat; ik bedrijf misbaar in mijne klacht, en maak getier1);

1) In het Hebreeën Arid beschichi weëhimah. Beter: Ik word heen en weer geslingerd in mijn overlegging en moet zuchten. Het eerste woord komt ook voor in Genesis 27:40 en betekent daar, heen en weer zwerven. In het stamverwante Arabisch heeft het daarom ook de betekenis van, heen en weer lopen. En dit op het inwendige leven overgebracht, verbonden met het tweede woord, betekent het dus, weifelen, her- en derwaarts geslingerd worden. David wil hiermede zeggen, dat hij door de ellendige omstandigheden, waarin hij verkeert, niet weet, wat hij zeggen moet en onophoudelijk moet zuchten, vanwege het gehoon des vijands en van wege de vijandige bejegeningen, die hij ondervinden moet.

Vers 3

3. Merk op mij, en verhoor mij, geef mij een teken, dat Gij op mij acht slaat; ik bedrijf misbaar in mijne klacht, en maak getier1);

1) In het Hebreeën Arid beschichi weëhimah. Beter: Ik word heen en weer geslingerd in mijn overlegging en moet zuchten. Het eerste woord komt ook voor in Genesis 27:40 en betekent daar, heen en weer zwerven. In het stamverwante Arabisch heeft het daarom ook de betekenis van, heen en weer lopen. En dit op het inwendige leven overgebracht, verbonden met het tweede woord, betekent het dus, weifelen, her- en derwaarts geslingerd worden. David wil hiermede zeggen, dat hij door de ellendige omstandigheden, waarin hij verkeert, niet weet, wat hij zeggen moet en onophoudelijk moet zuchten, vanwege het gehoon des vijands en van wege de vijandige bejegeningen, die hij ondervinden moet.

Vers 4

4. Om den roep, het luid getier, het beschuldigen en bedriegen des vijands, van wege de beangstiging des goddelozen; want zij die mijnen ondergang bedoelen, schuiven ongerechtigheid op mij, dichten mij allerlei gruwelen toe, om mij te doen vallen (Psalms 41:9),en in toorn haten zij mij, leggen zij mij lagen die, hun altijd slechts liefde en goedheid betoond heeft (Psalms 35:2).

Vers 4

4. Om den roep, het luid getier, het beschuldigen en bedriegen des vijands, van wege de beangstiging des goddelozen; want zij die mijnen ondergang bedoelen, schuiven ongerechtigheid op mij, dichten mij allerlei gruwelen toe, om mij te doen vallen (Psalms 41:9),en in toorn haten zij mij, leggen zij mij lagen die, hun altijd slechts liefde en goedheid betoond heeft (Psalms 35:2).

Vers 5

5. Mijn hart smart in het binnenste van mij (Psalms 38:11), en verschrikkingen des doods zijn bij de ontzettende gevaren, die mij dreigen, op mij gevallen.

Vers 5

5. Mijn hart smart in het binnenste van mij (Psalms 38:11), en verschrikkingen des doods zijn bij de ontzettende gevaren, die mij dreigen, op mij gevallen.

Vers 6

6. Vrees in het gemoed en beving in `t lichaam komt mij aan, en gruwen, ontzetting overdekt mij, want ik zie wat ontzettends mij wacht.

Vers 6

6. Vrees in het gemoed en beving in `t lichaam komt mij aan, en gruwen, ontzetting overdekt mij, want ik zie wat ontzettends mij wacht.

Vers 7

7. Zodat ik zeg, soms in deze omstandigheden wens: Och dat mij iemand vleugelen, als ener duive 1) gave, die voordat het onweder losbarst zich in de holen der rotsen verbergt! ik zou henen vliegen uit deze boze omgeving, die mij zo hard drukt, waar ik blijven mocht 2), waar ik maar een plaatsje mocht kunnen vinden.

1) Rabbi Kimchi merkt op, dat de duif, als zij moede wordt, een vleugel intrekt en met de andere vliegt, en alzo des te zekerder ontkomt.

2) het deze woorden duidt hij niet slechts aan, dat hem geen toevluchtsoord openstaat, maar bejammert hij ook zijn ellendigen toestand, omdat hij niets beters kan begeren, dan de ballingschap. Niet wat bij voorbeeld aan de mensen wordt toegestaan, maar evenals de duif verre in de woestijn naar den een of anderen schuilhoek vliegt, dat is zijn deel, kortom het begrip, dat hij niet anders dan door een wonder kan uitgered worden. Vervolgens, dat er onder de mensen geen plaats der ballingschap zou zijn, maar dat hij deswege in een toestand was gebracht, slechter dan die, van welken vogel dan ook..

Niet onverklaarbaar is dit. Dit zuchten, deze taal des kleingeloofs, die wij hier van David's lippen vernemen. Want toch diep, zeer diep moet het den vader schokken, dat zijn zoon gedachten van opstand heeft, plannen van verraad smeedt, dat een man als Achitfel zijn zijde verlaat. Bovendien, zijne zonde komt hem in de gedachte en het woord tot hem gesproken, dat het zwaard van zijn huis niet zou wijken.

Zijn hart dreigt te bezwijken onder zo veel jammer. Maar Gode zij dank, zijn God verlaat hem niet en verlevendigt weer zijn geloof. Zijne vrienden mogen hem verlaten, zijn zoon moge tegen hem samenspannen, maar zijn God begeeft hem niet.

Vers 7

7. Zodat ik zeg, soms in deze omstandigheden wens: Och dat mij iemand vleugelen, als ener duive 1) gave, die voordat het onweder losbarst zich in de holen der rotsen verbergt! ik zou henen vliegen uit deze boze omgeving, die mij zo hard drukt, waar ik blijven mocht 2), waar ik maar een plaatsje mocht kunnen vinden.

1) Rabbi Kimchi merkt op, dat de duif, als zij moede wordt, een vleugel intrekt en met de andere vliegt, en alzo des te zekerder ontkomt.

2) het deze woorden duidt hij niet slechts aan, dat hem geen toevluchtsoord openstaat, maar bejammert hij ook zijn ellendigen toestand, omdat hij niets beters kan begeren, dan de ballingschap. Niet wat bij voorbeeld aan de mensen wordt toegestaan, maar evenals de duif verre in de woestijn naar den een of anderen schuilhoek vliegt, dat is zijn deel, kortom het begrip, dat hij niet anders dan door een wonder kan uitgered worden. Vervolgens, dat er onder de mensen geen plaats der ballingschap zou zijn, maar dat hij deswege in een toestand was gebracht, slechter dan die, van welken vogel dan ook..

Niet onverklaarbaar is dit. Dit zuchten, deze taal des kleingeloofs, die wij hier van David's lippen vernemen. Want toch diep, zeer diep moet het den vader schokken, dat zijn zoon gedachten van opstand heeft, plannen van verraad smeedt, dat een man als Achitfel zijn zijde verlaat. Bovendien, zijne zonde komt hem in de gedachte en het woord tot hem gesproken, dat het zwaard van zijn huis niet zou wijken.

Zijn hart dreigt te bezwijken onder zo veel jammer. Maar Gode zij dank, zijn God verlaat hem niet en verlevendigt weer zijn geloof. Zijne vrienden mogen hem verlaten, zijn zoon moge tegen hem samenspannen, maar zijn God begeeft hem niet.

Vers 8

8. Ziet, ik zou verre weg zwerven, ik zou vernachten in de woestijn (Jeremiah 9:2). Sela 1). 1) Na het veelbetekenende "in de woestijn" -wat moeten dat voor "vrienden" en "broeders", zijn, van welke men verlangt naar de woestijn! -staat het Sela (Psalms 3:2) zeer gepast..

Vers 8

8. Ziet, ik zou verre weg zwerven, ik zou vernachten in de woestijn (Jeremiah 9:2). Sela 1). 1) Na het veelbetekenende "in de woestijn" -wat moeten dat voor "vrienden" en "broeders", zijn, van welke men verlangt naar de woestijn! -staat het Sela (Psalms 3:2) zeer gepast..

Vers 9

9. Ik zou mij naar zulk een toevluchtsoord haasten ene vrijplaats verwerven, dat ik ontkwame van of voor den drijvenden wind, van of voor den storm 1), tegen het mij bedreigend leed.

1) Hoe veel moeilijker is het te dragen, wanneer mensenhand, dan wanneer Gods hand ons slaat; men kan soms bijna het menselijke aangezicht moede worden..

10.

II. Psalms 55:10-Psalms 55:17. Van den toon van diepen weemoed gaat het lied over in dien van heiligen toorn. Zoals het nu te Jeruzalem gesteld is, zijn alle partij-hartstochten ontbrand, de stad is in haren gehelen omvang ene plaats van het laatste en booste drijven de hoogste snoodheid is openbaar geworden in het schandelijk verraad, dat een aan zijnen koninklijken vriend begaan heeft. David bedenkt zich niet over zulke wederpartijders Gods toorn in te roepen, terwijl hij daarentegen voor zich zelven bidt.

Vers 9

9. Ik zou mij naar zulk een toevluchtsoord haasten ene vrijplaats verwerven, dat ik ontkwame van of voor den drijvenden wind, van of voor den storm 1), tegen het mij bedreigend leed.

1) Hoe veel moeilijker is het te dragen, wanneer mensenhand, dan wanneer Gods hand ons slaat; men kan soms bijna het menselijke aangezicht moede worden..

10.

II. Psalms 55:10-Psalms 55:17. Van den toon van diepen weemoed gaat het lied over in dien van heiligen toorn. Zoals het nu te Jeruzalem gesteld is, zijn alle partij-hartstochten ontbrand, de stad is in haren gehelen omvang ene plaats van het laatste en booste drijven de hoogste snoodheid is openbaar geworden in het schandelijk verraad, dat een aan zijnen koninklijken vriend begaan heeft. David bedenkt zich niet over zulke wederpartijders Gods toorn in te roepen, terwijl hij daarentegen voor zich zelven bidt.

Vers 10

10. Verslind hen, die zich met elkaar mij ten verderve verbonden hebben, Heere! deel hun tong, hunnen raad, laat er twisting onder hen komen, als bij de vermetele onderneming van Babel (Genesis 11:1); want ik zie enkel wrevel en twist in de stad, alles is in rep en roer, alles haakt naar den strijd, die straks losbarsten moet.

Vers 10

10. Verslind hen, die zich met elkaar mij ten verderve verbonden hebben, Heere! deel hun tong, hunnen raad, laat er twisting onder hen komen, als bij de vermetele onderneming van Babel (Genesis 11:1); want ik zie enkel wrevel en twist in de stad, alles is in rep en roer, alles haakt naar den strijd, die straks losbarsten moet.

Vers 11

11. Dag en nacht omringen zij, de boosheid en het geweld, de list en het verraad, haar op hare muren, zij hebben als een vijandig leger op Jeruzalems muren postgevat, en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar, in de stad, in welke Absaloms partij haar eerzuchtig en laag werk verricht.

Vers 11

11. Dag en nacht omringen zij, de boosheid en het geweld, de list en het verraad, haar op hare muren, zij hebben als een vijandig leger op Jeruzalems muren postgevat, en ongerechtigheid en overlast is binnen in haar, in de stad, in welke Absaloms partij haar eerzuchtig en laag werk verricht.

Vers 12

12. Enkel verderving is binnen in haar, en list en bedrog wijkt niet van hare straat, zij zijn het die haren zetel op de markt hebben opgeslagen en voorzitten bij elke beraadslaging.

Vers 12

12. Enkel verderving is binnen in haar, en list en bedrog wijkt niet van hare straat, zij zijn het die haren zetel op de markt hebben opgeslagen en voorzitten bij elke beraadslaging.

Vers 13

13. Want het is bij hetgeen tegen mij gesproken en besloten wordt, geen vijand, die mij hoont, niet iemand, die door geboorte of van der jeugd aan mijn tegenstander was, anders zou ik het hebben gedragen, want ik moest het van zulk enen verwachten; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, zich op die wijze in overmoed tegen mij verheft, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben, ik had dan tegenover hem op mijne hoede kunnen zijn.

Vers 13

13. Want het is bij hetgeen tegen mij gesproken en besloten wordt, geen vijand, die mij hoont, niet iemand, die door geboorte of van der jeugd aan mijn tegenstander was, anders zou ik het hebben gedragen, want ik moest het van zulk enen verwachten; het is mijn hater niet, die zich tegen mij groot maakt, zich op die wijze in overmoed tegen mij verheft, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben, ik had dan tegenover hem op mijne hoede kunnen zijn.

Vers 14

14. Maar gij, die aan het hoofd van mijne tegenstanders staat en de eigenlijke ziel dier oproerige beweging zijt, gij zijt het, o Achitfel (2 Samuel 15:31 ), mens, als van mijne waardigheid, dien ik als mijn gelijke behandelde, mijn leidsman, mijn metgezel, met wie ik vertrouwelijk omging, en mijn bekende 1), mijn vriend.

1) Het is niet onduidelijk tot wie David spreekt met zijn, o mens. Het is de sluwe, listige Achitfel, de man in hoge ere, in waardigheid den koning het naaste, David's leidsman, geheimraad in alle gewichtige staatszaken, meer dan dit, zijn bekende, zijn vertrouwde vriend, met wie hij raadpleegde; zij wandelden als zonen van hetzelfde huis in gezelschap ten huize Gods.

En die man zo hoog door David verheven, die hem zo na bestond, die man heeft zich met Absalom tegen hem verbonden, om hem van den troon te werpen, ja te doden..

Vers 14

14. Maar gij, die aan het hoofd van mijne tegenstanders staat en de eigenlijke ziel dier oproerige beweging zijt, gij zijt het, o Achitfel (2 Samuel 15:31 ), mens, als van mijne waardigheid, dien ik als mijn gelijke behandelde, mijn leidsman, mijn metgezel, met wie ik vertrouwelijk omging, en mijn bekende 1), mijn vriend.

1) Het is niet onduidelijk tot wie David spreekt met zijn, o mens. Het is de sluwe, listige Achitfel, de man in hoge ere, in waardigheid den koning het naaste, David's leidsman, geheimraad in alle gewichtige staatszaken, meer dan dit, zijn bekende, zijn vertrouwde vriend, met wie hij raadpleegde; zij wandelden als zonen van hetzelfde huis in gezelschap ten huize Gods.

En die man zo hoog door David verheven, die hem zo na bestond, die man heeft zich met Absalom tegen hem verbonden, om hem van den troon te werpen, ja te doden..

Vers 15

15. Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegdenover de belangen van den staat; en niet alleen deelden wij met elkaar den staatkundigen arbeid, maar ook in den dienst des Heren was er overeenstemming,wij wandelden in gezelschap, als hand aan hand, ten huize Gods onder de daar verzamelde menigte (Psalms 42:5).

Welk ene hart-doorborende betekenis verkrijgt dit woord eerst in den mond van den anderen David, die, hoewel Gods Zoon en Koning zonder gelijke, toch tot Zijne jongeren en onder hen tot enen Iskariot, als mensenzoon in de meest vertrouwde betrekking trad..

Vers 15

15. Wij, die te zamen in zoetigheid heimelijk raadpleegdenover de belangen van den staat; en niet alleen deelden wij met elkaar den staatkundigen arbeid, maar ook in den dienst des Heren was er overeenstemming,wij wandelden in gezelschap, als hand aan hand, ten huize Gods onder de daar verzamelde menigte (Psalms 42:5).

Welk ene hart-doorborende betekenis verkrijgt dit woord eerst in den mond van den anderen David, die, hoewel Gods Zoon en Koning zonder gelijke, toch tot Zijne jongeren en onder hen tot enen Iskariot, als mensenzoon in de meest vertrouwde betrekking trad..

Vers 16

16. Dat hun, die door zulk enen verrader geleide tegenstanders, de dood zo snel en onverwacht, als een schuldeiser de schuldenaar aangrijpt, overvalle, dat zij, gelijk degenen die bij Korach waren (Numbers 16:31-Numbers 16:33), levend ter helle nederdalen: want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen, zodat zij die harde straf hebben verdiend.

Deze bede is beantwoord, toen Achitfels raad tot dwaasheid gemaakt werd, als Husaï zijn raad daartegenover stelde. God vernietigt dikwijls de vijanden der kerk door hen te verdelen, en wanneer ene zaak tegen zich zelve verdeeld is, zo kan zij niet lang staan. Als de ware Christen van zijne openbare vrienden, van hen, met wie hij in zoetheid raadpleegde en overeenstemde in de wegen Gods, verraad ondervindt, moet dit zeer pijnlijk zijn, maar als hij op Jezus ziet, zal hij kracht hebben om het te dragen. Christus werd verraden door een metgezel, een discipel, die op Achitfel in zijne misdaad en in zijn ondergang geleek. Beide zijn spoedig getroffen door de goddelijke wraak op zulk ene vreselijke wijze als Dathan en Abiram, toen de grond zich opende. Deze bede is ene profetie van den gehelen en eeuwigen ondergang van alles, wat zich stelt tegenover den Messias..

David treedt hier op, niet als mens, maar als koning, als Gezalfde Gods. Achitfel begon hier dezelfde zonde als Korach en zijne eedgenoten in de woestijn. Gelijk deze tegen Mozes optrad, zo staat Achitfel tegen David, den gezalfde Gods, en daarom tegen God zelven op.

Vers 16

16. Dat hun, die door zulk enen verrader geleide tegenstanders, de dood zo snel en onverwacht, als een schuldeiser de schuldenaar aangrijpt, overvalle, dat zij, gelijk degenen die bij Korach waren (Numbers 16:31-Numbers 16:33), levend ter helle nederdalen: want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen, zodat zij die harde straf hebben verdiend.

Deze bede is beantwoord, toen Achitfels raad tot dwaasheid gemaakt werd, als Husaï zijn raad daartegenover stelde. God vernietigt dikwijls de vijanden der kerk door hen te verdelen, en wanneer ene zaak tegen zich zelve verdeeld is, zo kan zij niet lang staan. Als de ware Christen van zijne openbare vrienden, van hen, met wie hij in zoetheid raadpleegde en overeenstemde in de wegen Gods, verraad ondervindt, moet dit zeer pijnlijk zijn, maar als hij op Jezus ziet, zal hij kracht hebben om het te dragen. Christus werd verraden door een metgezel, een discipel, die op Achitfel in zijne misdaad en in zijn ondergang geleek. Beide zijn spoedig getroffen door de goddelijke wraak op zulk ene vreselijke wijze als Dathan en Abiram, toen de grond zich opende. Deze bede is ene profetie van den gehelen en eeuwigen ondergang van alles, wat zich stelt tegenover den Messias..

David treedt hier op, niet als mens, maar als koning, als Gezalfde Gods. Achitfel begon hier dezelfde zonde als Korach en zijne eedgenoten in de woestijn. Gelijk deze tegen Mozes optrad, zo staat Achitfel tegen David, den gezalfde Gods, en daarom tegen God zelven op.

Vers 17

17. Mij aangaande integendeel, ik zal tot God roepen om redding en bewaring, en de HEERE zal mij verlossen 1).

1) Hier toont David, dat hij uit zwakheid krachten heeft gekregen, dat de geloofslamp weer helder begint te branden, dat het geloof weer opdoemt uit den boezem van benauwdheid en twijfelzucht. Uit de volgende verzen blijkt dan ook genoegzaam, hoe David zich weer aan zijn God toevertrouwt, maar ook als hij in Psalms 55:19 zegt: Hij heeft mijne ziele in vrede verlost, uit het verleden weer moed grijpt voor de toekomst. Hij gedenkt, hoe God hem altijd een God der hulpe is geweest, en daarom al bezwijkt ook zijn vlees, God, zijn God is en blijft het rustpunt van zijn hart. 18.

III. Psalms 55:18-Psalms 55:24. Ging het lied uit den toon van heiligen toorn reeds aan het slot aan de vorige afdeling in dien van het vertrouwend bidden over, zo gaat dit in de nu volgende afdeling voort. David is besloten aan te houden in het gebed, en hij is van de verhoring zeker, zowel om de grootheid van den nood, die hem nu drukt, als wegens de verstokte boosheid van zijne tegenpartijen, welke spoedig genoeg het gericht van God over zich halen zal. Daarom vermaant hij vervolgens zich zelven zijne zaak den Heere over te geven, en betuigt hij, dat hij op God Zijne hoop stelt.

Vers 17

17. Mij aangaande integendeel, ik zal tot God roepen om redding en bewaring, en de HEERE zal mij verlossen 1).

1) Hier toont David, dat hij uit zwakheid krachten heeft gekregen, dat de geloofslamp weer helder begint te branden, dat het geloof weer opdoemt uit den boezem van benauwdheid en twijfelzucht. Uit de volgende verzen blijkt dan ook genoegzaam, hoe David zich weer aan zijn God toevertrouwt, maar ook als hij in Psalms 55:19 zegt: Hij heeft mijne ziele in vrede verlost, uit het verleden weer moed grijpt voor de toekomst. Hij gedenkt, hoe God hem altijd een God der hulpe is geweest, en daarom al bezwijkt ook zijn vlees, God, zijn God is en blijft het rustpunt van zijn hart. 18.

III. Psalms 55:18-Psalms 55:24. Ging het lied uit den toon van heiligen toorn reeds aan het slot aan de vorige afdeling in dien van het vertrouwend bidden over, zo gaat dit in de nu volgende afdeling voort. David is besloten aan te houden in het gebed, en hij is van de verhoring zeker, zowel om de grootheid van den nood, die hem nu drukt, als wegens de verstokte boosheid van zijne tegenpartijen, welke spoedig genoeg het gericht van God over zich halen zal. Daarom vermaant hij vervolgens zich zelven zijne zaak den Heere over te geven, en betuigt hij, dat hij op God Zijne hoop stelt.

Vers 18

18. Des avonds, en des morgens, en des middags, den gehelen dag door (Luke 18:1. 1 Thessalonicenzen. 5:17), zal ik klagen en getier maken, zal ik met ernstig gebed tot God roepen, en Hij zal zonder twijfel mijne stem horen, want Hij wijst niemand af, die ootmoedig zich tot Hem begeeft.

Vers 18

18. Des avonds, en des morgens, en des middags, den gehelen dag door (Luke 18:1. 1 Thessalonicenzen. 5:17), zal ik klagen en getier maken, zal ik met ernstig gebed tot God roepen, en Hij zal zonder twijfel mijne stem horen, want Hij wijst niemand af, die ootmoedig zich tot Hem begeeft.

Vers 19

19. Hij heeft te voren reeds zo dikwijls mijne ziel in vrede verlost, mijn leven in veiligheid gesteld, van den strijd tegen mij; want dit is niet de eerste maal, dat ik in gevaar ben, met menigte zijn zij tegen mij geweest; zij waren dikwijls vele in getal, met wie ik te doen had en uit wier hand mij de Heere heeft gered.

19. Hij heeft te voren reeds zo dikwijls mijne ziel in vrede verlost, mijn leven in veiligheid gesteld, van den strijd tegen mij; want dit is niet de eerste maal, dat ik in gevaar ben, met menigte zijn zij tegen mij geweest; zij waren dikwijls vele in getal, met wie ik te doen had en uit wier hand mij de Heere heeft gered.

Vers 19

19. Hij heeft te voren reeds zo dikwijls mijne ziel in vrede verlost, mijn leven in veiligheid gesteld, van den strijd tegen mij; want dit is niet de eerste maal, dat ik in gevaar ben, met menigte zijn zij tegen mij geweest; zij waren dikwijls vele in getal, met wie ik te doen had en uit wier hand mij de Heere heeft gered.

19. Hij heeft te voren reeds zo dikwijls mijne ziel in vrede verlost, mijn leven in veiligheid gesteld, van den strijd tegen mij; want dit is niet de eerste maal, dat ik in gevaar ben, met menigte zijn zij tegen mij geweest; zij waren dikwijls vele in getal, met wie ik te doen had en uit wier hand mij de Heere heeft gered.

Vers 20

20. God zal naar mijne stem horen, en zal hen, die vijanden, plagen, hen verootmoedigen, gelijk zij verdienen, als die vanouds op den troon Zijner heerlijkheid zit 1) (Psalms 74:12. Habakkuk 1:12), Sela 2). Zeker zij zullen gestraft worden, dewijl bij hen gans gene verandering is, daar zij onbekeerd zijn, en zij God niet vrezen.

1) De Heilige Geest wijst hiermede op de voorbeelden, die leren, hoe God, de Almachtige ten allen tijde van den beginne af de gelovigen gered en de vervolgers gestraft heeft, en trekt daaruit het besluit, dat, daar diezelfde rechtvaardige God nog leeft, Hij ook zeker alzo zal heersen en regeren als van den beginne. Daarom is het een grote troost, wanneer men in kruis en vervolging er aan denkt, dat God nog leeft, en Hij ten allen tijde bewezen heeft, een genadig God te zijn voor degenen, die Hem vrezen, gelijk in Psalms 119:52 staat: "Ik heb gedacht, o Heere! aan Uwe oordelen van ouds aan en heb mij getroost.".

Het Sela wijst op den diepen inhoud der weinige woorden, den rijken overvloed van troost, dien zij aanbieden en nodigt het gemoed uit, daarbij stil te staan..

Vers 20

20. God zal naar mijne stem horen, en zal hen, die vijanden, plagen, hen verootmoedigen, gelijk zij verdienen, als die vanouds op den troon Zijner heerlijkheid zit 1) (Psalms 74:12. Habakkuk 1:12), Sela 2). Zeker zij zullen gestraft worden, dewijl bij hen gans gene verandering is, daar zij onbekeerd zijn, en zij God niet vrezen.

1) De Heilige Geest wijst hiermede op de voorbeelden, die leren, hoe God, de Almachtige ten allen tijde van den beginne af de gelovigen gered en de vervolgers gestraft heeft, en trekt daaruit het besluit, dat, daar diezelfde rechtvaardige God nog leeft, Hij ook zeker alzo zal heersen en regeren als van den beginne. Daarom is het een grote troost, wanneer men in kruis en vervolging er aan denkt, dat God nog leeft, en Hij ten allen tijde bewezen heeft, een genadig God te zijn voor degenen, die Hem vrezen, gelijk in Psalms 119:52 staat: "Ik heb gedacht, o Heere! aan Uwe oordelen van ouds aan en heb mij getroost.".

Het Sela wijst op den diepen inhoud der weinige woorden, den rijken overvloed van troost, dien zij aanbieden en nodigt het gemoed uit, daarbij stil te staan..

Vers 21

21. Hij, die verrader, en dit is het teken van zijne in boosheid verharde gezindheid, die gene hoop op bekering meer toelaat, slaat zijne handen aan degenen, die vrede met hem hadden, zijne vreegenoten; hij ontheiligt zijn verbond 1). 1) David wil hier zeggen, dat Achitfel het verbond, dat onder aanroeping van Gods Naam was gesloten, moedwillig en valselijk verbreekt.

Vers 21

21. Hij, die verrader, en dit is het teken van zijne in boosheid verharde gezindheid, die gene hoop op bekering meer toelaat, slaat zijne handen aan degenen, die vrede met hem hadden, zijne vreegenoten; hij ontheiligt zijn verbond 1). 1) David wil hier zeggen, dat Achitfel het verbond, dat onder aanroeping van Gods Naam was gesloten, moedwillig en valselijk verbreekt.

Vers 22

22. Zijn mond is gladder dan boter, geeft zoete vleiende woorden, door welke men licht bedrogen wordt, maar zijn hart is krijg; zijne woorden zijn zachter dan olie, naar den klank, maar zij zijn blote zwaarden, wat betreft hare bedoeling.

Ene dergelijke figuurlijke spreekwijze is in het Latijnse: "og nectar promit, mens aconita vomit (de mond stort godendrank, het hart spuwt een giftdrank uit).

Hier wordt een vijand aangeduid van het laagste en gevaarlijkste soort, wie God niet alleen straffen kan, maar ook werkelijk zal straffen.

Vers 22

22. Zijn mond is gladder dan boter, geeft zoete vleiende woorden, door welke men licht bedrogen wordt, maar zijn hart is krijg; zijne woorden zijn zachter dan olie, naar den klank, maar zij zijn blote zwaarden, wat betreft hare bedoeling.

Ene dergelijke figuurlijke spreekwijze is in het Latijnse: "og nectar promit, mens aconita vomit (de mond stort godendrank, het hart spuwt een giftdrank uit).

Hier wordt een vijand aangeduid van het laagste en gevaarlijkste soort, wie God niet alleen straffen kan, maar ook werkelijk zal straffen.

Vers 23

23. Werp, o mijn hart! (Psalms 27:14 ) uwe zorg, al wat gij wenst en wat u ontrust, op den HEERE (1 Peter 5:7), en Hij zal U onderhouden, u in de hoogte houden, u ondersteunen, dat gij niet krachteloos bezwijkt; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele 1), al komt het ook voor een tijd tot ene nederlaag.

1) Wij zien, dat de rechtvaardigen tijdelijk wankelen en terwijl zij tijdelijk her- en derwaarts gezweept worden als door wilde stormen bijna te gronde gaan. Dewijl daarom niets zo ellendig is, dan zo onder voortdurende stormen te moeten verkeren, vroeg David, dat er eindelijk een einde aan zal komen dewijl God niet zal dulden, dat hij immer aan moeilijkheden onderworpen zal zijn, of door gevaren en zorgen gedrukt, maar Hij hem een helderen toestand eindelijk zal geven..

Vers 23

23. Werp, o mijn hart! (Psalms 27:14 ) uwe zorg, al wat gij wenst en wat u ontrust, op den HEERE (1 Peter 5:7), en Hij zal U onderhouden, u in de hoogte houden, u ondersteunen, dat gij niet krachteloos bezwijkt; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele 1), al komt het ook voor een tijd tot ene nederlaag.

1) Wij zien, dat de rechtvaardigen tijdelijk wankelen en terwijl zij tijdelijk her- en derwaarts gezweept worden als door wilde stormen bijna te gronde gaan. Dewijl daarom niets zo ellendig is, dan zo onder voortdurende stormen te moeten verkeren, vroeg David, dat er eindelijk een einde aan zal komen dewijl God niet zal dulden, dat hij immer aan moeilijkheden onderworpen zal zijn, of door gevaren en zorgen gedrukt, maar Hij hem een helderen toestand eindelijk zal geven..

Vers 24

24. Maar, wat daarentegen mijne vijanden aangaat, die mijnen val zoeken, Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs, in het graf; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen 1) van den tijd, dien zij onder andere omstandigheden zouden hebben kunnen bereiken (Psalms 102:25 vgl. 2 Samuel 17:23; 2 Samuel 18:9, daarentegen, mij vertroostende met een geheel ander levenseinde (1 Kings 2:10 v.),zal op U vertrouwen, dat Gij alles zult wel maken (Psalms 37:5).

1) Deze plaats ziet niet op het besluit Gods, maar op de krachten des lichaams, volgens welke de mensen natuurlijker wijze veel langer zouden kunnen leven, of het ziet ook op de inbeelding, die zij hadden van lang te zullen leven. Maar dat God om hun goddeloosheid, volgens Zijn besluit, dat einde en middelen samenvoegt, hen in hun frisse kracht zou wegnemen. In dien zin is ook te verstaan Prediker 7:17: "Waarom zoudt gij sterven buiten uwen tijd".

Men kan iemand niet veroordelen om den wens (Psalms 55:7): "Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive gave!" toch moet het, "ik zal op U vertrouwen" het hart stil maken, wanneer men nergens heen ontvlieden kan..

God schonk den Zijnen in Christus de vleugelen der duive, des Geestes, die Trooster is. Naar de letter zijn de Spreuken van dezen Psalm zeer oud, maar zij worden nieuw voor u, wanneer de Heilige Geest u in nood en druk ene hemelse vertroosting door deze gave van God schenkt.

Vers 24

24. Maar, wat daarentegen mijne vijanden aangaat, die mijnen val zoeken, Gij, o God! zult die doen nederdalen in den put des verderfs, in het graf; de mannen des bloeds en bedrogs zullen hun dagen niet ter helft brengen 1) van den tijd, dien zij onder andere omstandigheden zouden hebben kunnen bereiken (Psalms 102:25 vgl. 2 Samuel 17:23; 2 Samuel 18:9, daarentegen, mij vertroostende met een geheel ander levenseinde (1 Kings 2:10 v.),zal op U vertrouwen, dat Gij alles zult wel maken (Psalms 37:5).

1) Deze plaats ziet niet op het besluit Gods, maar op de krachten des lichaams, volgens welke de mensen natuurlijker wijze veel langer zouden kunnen leven, of het ziet ook op de inbeelding, die zij hadden van lang te zullen leven. Maar dat God om hun goddeloosheid, volgens Zijn besluit, dat einde en middelen samenvoegt, hen in hun frisse kracht zou wegnemen. In dien zin is ook te verstaan Prediker 7:17: "Waarom zoudt gij sterven buiten uwen tijd".

Men kan iemand niet veroordelen om den wens (Psalms 55:7): "Och, dat mij iemand vleugelen, als ener duive gave!" toch moet het, "ik zal op U vertrouwen" het hart stil maken, wanneer men nergens heen ontvlieden kan..

God schonk den Zijnen in Christus de vleugelen der duive, des Geestes, die Trooster is. Naar de letter zijn de Spreuken van dezen Psalm zeer oud, maar zij worden nieuw voor u, wanneer de Heilige Geest u in nood en druk ene hemelse vertroosting door deze gave van God schenkt.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 55". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-55.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile