Lectionary Calendar
Sunday, May 19th, 2024
Pentacost
Attention!
Take your personal ministry to the Next Level by helping StudyLight build churches and supporting pastors in Uganda.
Click here to join the effort!

Bible Commentaries
Psalmen 57

Dächsel BijbelverklaringDächsel Bijbelverklaring

Search for…
Enter query below:

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 57

PSALM 57.

GEBED TEGEN DE WREEDHEDEN DER VIJANDEN.

Inleiding

Bijbelverkaring van Dchsel, PSALMEN 57

PSALM 57.

GEBED TEGEN DE WREEDHEDEN DER VIJANDEN.

Vers 1

1. Een gouden kleinood (Psalms 16:1) van David, voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), Al-taschet, op de wijze van het lied: Verdelg niet (Deuteronomy 9:29 ) als hij, uit het gebied van de Filistijnse stad Gath verjaagd, voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk Adullam (1 Samuel 22:1).

Hoe na deze Psalm, wat de geschiedkundige aanleiding betreft met den vorigen verwant is, is reeds bij 1 Samuel 22:2 aangewezen, maar ook wat den inhoud betreft, is er veel verwantschap. Wij vinden hetzelfde begin als daar, maar met verhoogde kracht; de tegenpartij is ook hier met zijne helpers als een wild dier gekarakteriseerd, dat roofzuchtig zijn buit zoekt te verslinden. Verder zij nog opgemerkt, dat het tweede deel van onzen Psalm (Psalms 57:8-Psalms 57:12), met het tweede deel van den 60sten Psalm (Psalms 60:7-Psalms 60:14) tot een bijzonder lied verenigd, als Psalms 108:1 (Psalms 108:2-Psalms 108:6; Psalms 108:7-Psalms 108:14) voorkomt.

2.

I. Psalms 57:2-Psalms 57:6. God moge hem genadig zijn met die bede, die hij tweemalen na elkaar uitspreekt, wendt zich David in zijnen hoogst moeilijke toestand tot den Heere; hij is echter ook, hoewel zijn leven aan een haar hangt, vol goeden moed, dat de Allerhoogste, onder wiens beschermende vleugelen hij gevlucht is Zijn werk aan hem zal voleindigen, en hem Zijne reddende Engelen zal zenden; -ja, hij is overtuigd, dat God, wanneer het moest zijn, hemel en aarde voor hem in beweging zou brengen, omdat de eer van Zijnen naam in hemel en op aarde daarvan afhangt, dat hij de Zijnen beschermt tegen de vreselijke macht, welke de goddelozen tegen hen overstellen.

Vers 1

1. Een gouden kleinood (Psalms 16:1) van David, voor den opperzangmeester (Psalms 4:1), Al-taschet, op de wijze van het lied: Verdelg niet (Deuteronomy 9:29 ) als hij, uit het gebied van de Filistijnse stad Gath verjaagd, voor Sauls aangezicht vlood in de spelonk Adullam (1 Samuel 22:1).

Hoe na deze Psalm, wat de geschiedkundige aanleiding betreft met den vorigen verwant is, is reeds bij 1 Samuel 22:2 aangewezen, maar ook wat den inhoud betreft, is er veel verwantschap. Wij vinden hetzelfde begin als daar, maar met verhoogde kracht; de tegenpartij is ook hier met zijne helpers als een wild dier gekarakteriseerd, dat roofzuchtig zijn buit zoekt te verslinden. Verder zij nog opgemerkt, dat het tweede deel van onzen Psalm (Psalms 57:8-Psalms 57:12), met het tweede deel van den 60sten Psalm (Psalms 60:7-Psalms 60:14) tot een bijzonder lied verenigd, als Psalms 108:1 (Psalms 108:2-Psalms 108:6; Psalms 108:7-Psalms 108:14) voorkomt.

2.

I. Psalms 57:2-Psalms 57:6. God moge hem genadig zijn met die bede, die hij tweemalen na elkaar uitspreekt, wendt zich David in zijnen hoogst moeilijke toestand tot den Heere; hij is echter ook, hoewel zijn leven aan een haar hangt, vol goeden moed, dat de Allerhoogste, onder wiens beschermende vleugelen hij gevlucht is Zijn werk aan hem zal voleindigen, en hem Zijne reddende Engelen zal zenden; -ja, hij is overtuigd, dat God, wanneer het moest zijn, hemel en aarde voor hem in beweging zou brengen, omdat de eer van Zijnen naam in hemel en op aarde daarvan afhangt, dat hij de Zijnen beschermt tegen de vreselijke macht, welke de goddelozen tegen hen overstellen.

Vers 2

2. Zijt mij genadig, o God (Psalms 56:2)zijt mij genadig in dit zo groot gevaar, en laat mij niet omkomen, want mijne ziele betrouwt op U 1) bij het verspieden, dat de mensen doen (Psalms 56:7. 1 Samuel 24:12), en ik neem mijne toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, onder welke ik mij als onder een schermdak verberg (Psalms 17:8; Psalms 36:8 de boosheid mij denkt te veroorzaken, zullen voorbij zijn gegaan (Isaiah 26:20).

1) Ook hier weer spreekt David het uit, in dit gouden kleinood, dat te midden van hooggaand lijden, zijn verwachting niet is van de bergen en heuvelen der aarde, maar op zijn God alleen. Dit is juist de kracht des geloofs, dat, hoe tergend de vijand woedt, hoe meer de bezwaren zich ontwikkelen, de toevlucht te sterker genomen wordt tot den machtigen Verbonds-God. Dit is juist het zich sterken in den Heere, zijn God, ook dan, wanneer hem alles schijnt te verlaten wat de wereld betreft.

Vers 2

2. Zijt mij genadig, o God (Psalms 56:2)zijt mij genadig in dit zo groot gevaar, en laat mij niet omkomen, want mijne ziele betrouwt op U 1) bij het verspieden, dat de mensen doen (Psalms 56:7. 1 Samuel 24:12), en ik neem mijne toevlucht onder de schaduw Uwer vleugelen, onder welke ik mij als onder een schermdak verberg (Psalms 17:8; Psalms 36:8 de boosheid mij denkt te veroorzaken, zullen voorbij zijn gegaan (Isaiah 26:20).

1) Ook hier weer spreekt David het uit, in dit gouden kleinood, dat te midden van hooggaand lijden, zijn verwachting niet is van de bergen en heuvelen der aarde, maar op zijn God alleen. Dit is juist de kracht des geloofs, dat, hoe tergend de vijand woedt, hoe meer de bezwaren zich ontwikkelen, de toevlucht te sterker genomen wordt tot den machtigen Verbonds-God. Dit is juist het zich sterken in den Heere, zijn God, ook dan, wanneer hem alles schijnt te verlaten wat de wereld betreft.

Vers 3

3. Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste 1), tegen wie aller vijanden list en geweld niets vermag, tot God, die het werk, dat Hij aan mij begonnen heeft, voleinden zal (1 Samuel 24:13, 1 Samuel 24:16).

1) Niet zonder grote oorzaak noemt David hier zijn God, den Allerhoogste. Want daarmee toch duidt hij Hem aan als Degene, die boven de hemelen troont, en alle macht bezit in hemel en aarde, Die daarom machtig is, Zijn knecht tot een veilig rondas en een voor alles beschermend schild te zijn. Om welke reden hij ook in het volgende vers zegt, dat Hij van den hemel zal zenden, en mij verlossen. Zijne verwachting is op den hemel en niet op de aarde gevestigd.

Vers 3

3. Ik zal roepen tot God, den Allerhoogste 1), tegen wie aller vijanden list en geweld niets vermag, tot God, die het werk, dat Hij aan mij begonnen heeft, voleinden zal (1 Samuel 24:13, 1 Samuel 24:16).

1) Niet zonder grote oorzaak noemt David hier zijn God, den Allerhoogste. Want daarmee toch duidt hij Hem aan als Degene, die boven de hemelen troont, en alle macht bezit in hemel en aarde, Die daarom machtig is, Zijn knecht tot een veilig rondas en een voor alles beschermend schild te zijn. Om welke reden hij ook in het volgende vers zegt, dat Hij van den hemel zal zenden, en mij verlossen. Zijne verwachting is op den hemel en niet op de aarde gevestigd.

Vers 4

4. Wat het ook zij, dat Hij tot een middel mijner verlossing zal aanwenden, Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen van het najagen van den naar mij hongerenden Saul, die allerlei laster tegen mij verzint. God zal mij redden, te schande makende degene, die mij zoekt op te slokken. Sela. Hier ene pauze, terwijl de muziek uitdrukt, hoe diep die smaad den zanger ter harte gaat. God zal echter, om mij te redden, Zijne goedertierenheid en Zijne waarheid als beschermengelen zenden, om mij ter zijde te staan (Psalms 43:3; Psalms 40:11).

Alsof David wil zeggen: De vijanden azen wel begerig op mijn verderf, en uit hun hinderlagen zoeken zij gelegenheid, om mij te verderven, maar God zal mij uitredden met hun schande. Er wordt mede gezegd, dat God schaamte en schande op de goddelozen uitstort, vijl hun hoop wordt teleurgesteld. Dus zal David vuriger de verwonderlijke en volstrekt Goddelijke bevrijding zich voorstellen. Zo ook nu zegt hij, dat hij die verwacht van Gods goedheid en trouw. En tot die hulptroepen strekte hij zijne handen uit..

Vers 4

4. Wat het ook zij, dat Hij tot een middel mijner verlossing zal aanwenden, Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen van het najagen van den naar mij hongerenden Saul, die allerlei laster tegen mij verzint. God zal mij redden, te schande makende degene, die mij zoekt op te slokken. Sela. Hier ene pauze, terwijl de muziek uitdrukt, hoe diep die smaad den zanger ter harte gaat. God zal echter, om mij te redden, Zijne goedertierenheid en Zijne waarheid als beschermengelen zenden, om mij ter zijde te staan (Psalms 43:3; Psalms 40:11).

Alsof David wil zeggen: De vijanden azen wel begerig op mijn verderf, en uit hun hinderlagen zoeken zij gelegenheid, om mij te verderven, maar God zal mij uitredden met hun schande. Er wordt mede gezegd, dat God schaamte en schande op de goddelozen uitstort, vijl hun hoop wordt teleurgesteld. Dus zal David vuriger de verwonderlijke en volstrekt Goddelijke bevrijding zich voorstellen. Zo ook nu zegt hij, dat hij die verwacht van Gods goedheid en trouw. En tot die hulptroepen strekte hij zijne handen uit..

Vers 5

5. Mijne ziel is, zo dikwijls ik mij hier in de spelonk ter ruste leg, in het midden der leeuwen zij is ieder ogenblik in gevaar, om door bloeddorstige vijanden te worden gedood; Ik lig onder stokebranden, want wisten zij, dat ik hier ben, hun boosheid zou zich niet bedenken, om mij met de mijnen door aangestoken vuren te verstikken (of: van vlammende, d.i. woedende mensen), onder mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn (Proverbs 30:14), en hun tong een scherp zwaard 1) (Psalms 55:22) 3 geweldenarijen en lasteringen tegen mij zijn bij hen.

1) Het komt hier vooral op aan dat men zelf in den geeft met David in het hol kruipt, en uit die duistere verblijfplaats den Psalm lere verstaan..

David acht zijn gevaarlijke toestand niet gering Hij weet zeer goed, in welk een toestand hij verkeert. Van welke woedende en gevaarlijke vijanden hij omringd is. Maar dit kennen van het gevaar is juist geschikt niet alleen, om zijn nood aan zijn God te klagen, maar ook van Hem bescherming te verwachten. Waarbij komt, dat hij weet en er zich bewust van is, dat zijn redding met de ere Gods in het nauwste verband staat. Want onder alle omstandigheden, hoe pijnlijk en ellendig ook, weet hij zich de Gezalfde des Heeren te zijn, en daarom, dat, indien hij als Gezalfde Gods, als theocratisch koning omkomt, Gods eer verduisterd wordt. Het is daarom, dat Hij in het volgende vers uitroept: "Uw eer zij over de ganse aarde."

Vers 5

5. Mijne ziel is, zo dikwijls ik mij hier in de spelonk ter ruste leg, in het midden der leeuwen zij is ieder ogenblik in gevaar, om door bloeddorstige vijanden te worden gedood; Ik lig onder stokebranden, want wisten zij, dat ik hier ben, hun boosheid zou zich niet bedenken, om mij met de mijnen door aangestoken vuren te verstikken (of: van vlammende, d.i. woedende mensen), onder mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn (Proverbs 30:14), en hun tong een scherp zwaard 1) (Psalms 55:22) 3 geweldenarijen en lasteringen tegen mij zijn bij hen.

1) Het komt hier vooral op aan dat men zelf in den geeft met David in het hol kruipt, en uit die duistere verblijfplaats den Psalm lere verstaan..

David acht zijn gevaarlijke toestand niet gering Hij weet zeer goed, in welk een toestand hij verkeert. Van welke woedende en gevaarlijke vijanden hij omringd is. Maar dit kennen van het gevaar is juist geschikt niet alleen, om zijn nood aan zijn God te klagen, maar ook van Hem bescherming te verwachten. Waarbij komt, dat hij weet en er zich bewust van is, dat zijn redding met de ere Gods in het nauwste verband staat. Want onder alle omstandigheden, hoe pijnlijk en ellendig ook, weet hij zich de Gezalfde des Heeren te zijn, en daarom, dat, indien hij als Gezalfde Gods, als theocratisch koning omkomt, Gods eer verduisterd wordt. Het is daarom, dat Hij in het volgende vers uitroept: "Uw eer zij over de ganse aarde."

Vers 6

6. a) verhef U boven de hemelen, O God! openbaar, dat gij in zulk een nood waarin ik niets vermag, op recht handtastelijke wijze U mijnen helper betoont, dat Gij boven alles verheven in den hemel troont. Uwe eer Zij als van God, die voor de Uwen een licht zijt en voor de tegenstanders een verterend vuur, over de ganse aarde, zodat alle mensen haar hier beneden erkennen en zich onder U buigen.

a) Psalms 108:6.

Wie Gods kracht aantast, tast den Heere aan, daarom roept David tot God, dat Hij den vijanden late zien, wat het zegt als men de hand aan Gods knechten legt. Hoog boven alle hemelen zal God Zijne verhevenheid en ver over de gehele aarde Zijne heerlijkheid ontvouwen, opdat zij leren kennen, dat het gene slechte mensen zijn, die zulk enen God dienen..

Vers 6

6. a) verhef U boven de hemelen, O God! openbaar, dat gij in zulk een nood waarin ik niets vermag, op recht handtastelijke wijze U mijnen helper betoont, dat Gij boven alles verheven in den hemel troont. Uwe eer Zij als van God, die voor de Uwen een licht zijt en voor de tegenstanders een verterend vuur, over de ganse aarde, zodat alle mensen haar hier beneden erkennen en zich onder U buigen.

a) Psalms 108:6.

Wie Gods kracht aantast, tast den Heere aan, daarom roept David tot God, dat Hij den vijanden late zien, wat het zegt als men de hand aan Gods knechten legt. Hoog boven alle hemelen zal God Zijne verhevenheid en ver over de gehele aarde Zijne heerlijkheid ontvouwen, opdat zij leren kennen, dat het gene slechte mensen zijn, die zulk enen God dienen..

Vers 7

7. II. Psalms 57:7-Psalms 57:12. Nog eens richt zich des zangers oog op den groten nood, waarin hij zich bevindt; overal zijn netten gespannen, om hem te vangen, en groeven gegraven om hem te verderven; onder die gevaren is zijne ziel diep gebogen, maar het geloof wijst hem diegenen aan, die zelf in den kuil gevallen zijn dien zij gegraven hebben, en nu klinkt reeds uit zijne borst het lof- en danklied voor de ondervondene redding; nu verkondigt hij ook onder de heidenen en vreemde volken de ere Gods.

7. Zij, die mij ter dood toe hatende en vervolgende tegenstanders, hebben een net bereid voor mijne gangen, opdat ik daarin onvoorziens zou vallen; mijne ziel was nedergebukt door de gedurige bedreiging van mijn leven; zij hebben enen kuil voor mijn aangezicht gegraven, waarin ik zonder buitengewone hulp van God had moeten vallen; zij zijn, van deze uitkomst ben ik in het geloof reeds zeker, er midden in gevallen (Psalms 7:16; Psalms 9:16 Pauze, onder welke de invallende muziek deze profetische zekerheid versterkt.

Vers 7

7. II. Psalms 57:7-Psalms 57:12. Nog eens richt zich des zangers oog op den groten nood, waarin hij zich bevindt; overal zijn netten gespannen, om hem te vangen, en groeven gegraven om hem te verderven; onder die gevaren is zijne ziel diep gebogen, maar het geloof wijst hem diegenen aan, die zelf in den kuil gevallen zijn dien zij gegraven hebben, en nu klinkt reeds uit zijne borst het lof- en danklied voor de ondervondene redding; nu verkondigt hij ook onder de heidenen en vreemde volken de ere Gods.

7. Zij, die mij ter dood toe hatende en vervolgende tegenstanders, hebben een net bereid voor mijne gangen, opdat ik daarin onvoorziens zou vallen; mijne ziel was nedergebukt door de gedurige bedreiging van mijn leven; zij hebben enen kuil voor mijn aangezicht gegraven, waarin ik zonder buitengewone hulp van God had moeten vallen; zij zijn, van deze uitkomst ben ik in het geloof reeds zeker, er midden in gevallen (Psalms 7:16; Psalms 9:16 Pauze, onder welke de invallende muziek deze profetische zekerheid versterkt.

Vers 8

8. a) Mijn hart, dat van de heerlijke uitkomst Uwer wegen met mij zo zeker is, alsof het reeds aanwezig ware, is bereid; o God! mijn hart is bereid, ik zal zingen en psalmzingen met snarenspel.

a) ps. 108:2, 7.

Vers 8

8. a) Mijn hart, dat van de heerlijke uitkomst Uwer wegen met mij zo zeker is, alsof het reeds aanwezig ware, is bereid; o God! mijn hart is bereid, ik zal zingen en psalmzingen met snarenspel.

a) ps. 108:2, 7.

Vers 9

9. Waak op, mijne eer! mijne ziel (Psalms 7:6)waak op, gij luit en harp! die gedurende al dien tijd van treuren en vrezen als het ware geslapen hebt; ik zal in den dageraad opwaken 1) (liever: ik zal den dageraad wekken; niet deze zal mij tot zingen opwekken, maar ik zal hem voorkomen, voor den dageraad zal ik reeds zingen en spelen).

1) Een machtig en overstelpend gevoel van lof en dank aan den Heere vervult bij het ontwaken Davids hart. Ik zal, zegt hij, in den dageraad opwaken; eigenlijk staat er: Ik zal de dageraad wekken, den dageraad voorkomen. Tot tweemalen toe spreekt hij: "mijn hart is bereid!" en hij wekt zijne ere op te ontwaken. Zijn ere is zijn hart, zijne ziel, zie Psalms 16:9; Psalms 30:13. Zijne ziele heeft lang genoeg nedergebogen getreurd, ook zijn luit en harp, die in ruste waren, moeten ontwaken. Want wat God aan hem gedaan heeft, moet verkondigd worden aan alle volken en natiën. Ook den volken, den Heidenen wil hij prediken, welk een God de God Israëls is. Niemand is Hem gelijk..

Vers 9

9. Waak op, mijne eer! mijne ziel (Psalms 7:6)waak op, gij luit en harp! die gedurende al dien tijd van treuren en vrezen als het ware geslapen hebt; ik zal in den dageraad opwaken 1) (liever: ik zal den dageraad wekken; niet deze zal mij tot zingen opwekken, maar ik zal hem voorkomen, voor den dageraad zal ik reeds zingen en spelen).

1) Een machtig en overstelpend gevoel van lof en dank aan den Heere vervult bij het ontwaken Davids hart. Ik zal, zegt hij, in den dageraad opwaken; eigenlijk staat er: Ik zal de dageraad wekken, den dageraad voorkomen. Tot tweemalen toe spreekt hij: "mijn hart is bereid!" en hij wekt zijne ere op te ontwaken. Zijn ere is zijn hart, zijne ziel, zie Psalms 16:9; Psalms 30:13. Zijne ziele heeft lang genoeg nedergebogen getreurd, ook zijn luit en harp, die in ruste waren, moeten ontwaken. Want wat God aan hem gedaan heeft, moet verkondigd worden aan alle volken en natiën. Ook den volken, den Heidenen wil hij prediken, welk een God de God Israëls is. Niemand is Hem gelijk..

Vers 10

10. Ik zal U loven, niet alleen onder Israël, maar ook onder de volken, o HEERE! ik zal U psalmzingen onder de natiën, die nu nog niets van U weten.

Wij horen hier het zelfbewustzijn van ene allen omvattende missie (zending), dat David van het begin tot het einde van zijne koninklijke loopbaan vergezeld heeft. (Psalms 18:50)..

Wat David hier zegt is ook door dezen Psalm zelven, die tot alle volken en tot de late nakomelingen gekomen is, geschied.

Genade en waarheid komen van den hemel af en reiken weer naar den hemel. Zij zijn evenzo onmetelijk, onuitputtelijk, onoverwinnelijk als de laatste, maar zij knopen beide werelden aan elkaar, en maken in beide de heerlijkheid Gods openbaar. Daarom heeft, gelijk de daad Gods aan Zijnen gezalfde, zo ook de lof Gods door hem een wereldhistorisch karakter en ene universele betekenis. De knecht Gods wil niet alleen laat en vroeg God loven, cither en harp spelen en den dageraad voorkomen, zodat hij niet door dezen, maar deze door hem wordt wakker geroepen; hij wil de volkeren op den gehelen aardbodem door zijn loven van God tot een gelijk prijzen opwekken en leiden. Hij heeft en erkent zijne zendingsroeping..

Vers 10

10. Ik zal U loven, niet alleen onder Israël, maar ook onder de volken, o HEERE! ik zal U psalmzingen onder de natiën, die nu nog niets van U weten.

Wij horen hier het zelfbewustzijn van ene allen omvattende missie (zending), dat David van het begin tot het einde van zijne koninklijke loopbaan vergezeld heeft. (Psalms 18:50)..

Wat David hier zegt is ook door dezen Psalm zelven, die tot alle volken en tot de late nakomelingen gekomen is, geschied.

Genade en waarheid komen van den hemel af en reiken weer naar den hemel. Zij zijn evenzo onmetelijk, onuitputtelijk, onoverwinnelijk als de laatste, maar zij knopen beide werelden aan elkaar, en maken in beide de heerlijkheid Gods openbaar. Daarom heeft, gelijk de daad Gods aan Zijnen gezalfde, zo ook de lof Gods door hem een wereldhistorisch karakter en ene universele betekenis. De knecht Gods wil niet alleen laat en vroeg God loven, cither en harp spelen en den dageraad voorkomen, zodat hij niet door dezen, maar deze door hem wordt wakker geroepen; hij wil de volkeren op den gehelen aardbodem door zijn loven van God tot een gelijk prijzen opwekken en leiden. Hij heeft en erkent zijne zendingsroeping..

Vers 11

11. Want Uwe goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uwe waarheid tot aan de bovenste wolken (Psalms 36:6).

Vers 11

11. Want Uwe goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uwe waarheid tot aan de bovenste wolken (Psalms 36:6).

Vers 12

12. Verhef U boven de hemelen, o God! zo roep ik wederom, nu ik in `t geloof de redding zie, zowel als straks, toen `t nog alles donker was, Uwe eer zij over de ganse aarde.

Dat zal de schitterende uitkomst zijn van alle wegen en werken Gods, ook uit de meest duistere leidingen. Dit bedoelt de bede: "Uw naam worde geheiligd!".

Alles moet uitlopen op de ere Gods. Indien Gods kinderen ook dit bij de beproeving recht in het oog houden, zal de heerlijke vrucht er van niet gemist worden. Alles, wat God Zijne kinderen toezendt, ook de noden, ook het lijden, heeft dit grote einddoel, dat de Naam des Heeren er door verheerlijkt worde.

Vers 12

12. Verhef U boven de hemelen, o God! zo roep ik wederom, nu ik in `t geloof de redding zie, zowel als straks, toen `t nog alles donker was, Uwe eer zij over de ganse aarde.

Dat zal de schitterende uitkomst zijn van alle wegen en werken Gods, ook uit de meest duistere leidingen. Dit bedoelt de bede: "Uw naam worde geheiligd!".

Alles moet uitlopen op de ere Gods. Indien Gods kinderen ook dit bij de beproeving recht in het oog houden, zal de heerlijke vrucht er van niet gemist worden. Alles, wat God Zijne kinderen toezendt, ook de noden, ook het lijden, heeft dit grote einddoel, dat de Naam des Heeren er door verheerlijkt worde.

Bibliografische Informatie
Dächsel, Karl August. "Commentaar op Psalms 57". "Dächsel Bijbelverklaring". https://www.studylight.org/commentaries/dut/dac/psalms-57.html. 1862-80.
 
adsfree-icon
Ads FreeProfile