2 Koningen 25:23

Gereviseerde Leidse Vertaling

Toen nu al de legeroversten met hun manschappen hoorden dat de koning van Babel Gedalja had aangesteld, kwamen zij tot hem, te Mispa, namelijk Ismael, de zoon van Nethanja, Johanan, de zoon van Kareah, Seraja, de zoon van Tanhumeth, uit Netofa, en Jaazanja, de zoon van den Maachathiet, met hun manschappen.

Parallel Translations

Gereviseerde Lutherse Vertaling
Toen nu al het krijgsvolk, de hoofdlieden en de mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalja had aangesteld, kwamen zij tot Gedalja te Mizpa, namelijk Ismal, de zoon van Nethanja, en Johanan, de zoon van Karah, en Seraja, de zoon van Tanhmeth, de Netofathiet, en Jazanja, de zoon van een Machathiet, met hunne manschappen.

Staten Vertaling
Toen nu al de oversten der heiren, zij en hun mannen, hoorden, dat de koning van Babel Gedalia tot overste gesteld had, kwamen zij tot Gedalia naar Mizpa; namelijk, Ismael, de zoon van Nethanja, en Johanan, de zoon van Kareah, en Seraja, de zoon van Tanhumeth, de Netofathiet, en Jaazanja, de zoon van den Maachathiet, zij en hun mannen.

Bible Verse Review
  from Treasury of Scripure Knowledge

And when: Jeremiah 40:7-9, Jeremiah 40:11, Jeremiah 40:12

Mizpah: There were several places of the name of Mizpah, or Mizpeh, and we do not certainly know which of them this was; but it is probable that it was that situated east of Jordan, in the mountains of Gilead - Genesis 31:49, and most contiguous to Babylon; and therefore the most proper for the residence of Gedaliah.

Reciprocal: Joshua 12:5 - unto the Judges 20:1 - in Mizpeh 1 Samuel 7:5 - Mizpeh 1 Chronicles 6:9 - Johanan Jeremiah 36:14 - Nethaniah Jeremiah 40:8 - even Jeremiah 42:1 - Jezaniah Ezekiel 11:1 - Jaazaniah Zechariah 7:5 - seventh

Gill's Notes on the Bible

:-

Barnes' Notes on the Bible

The captains of the armies - i. e., the officers of the troops who had fled from Jerusalem with Zedekiah 2 Kings 25:4, and had then dispersed and gone into hiding 2 Kings 25:5.

For Mizpah, see Joshua 18:26 note.

The Netophathite - Netophah, the city of Ephai (compare Jeremiah 40:8), appears to have been in the neighborhood of Bethlehem Nehemiah 7:26; Ezra 2:21-22. The name is perhaps continued in the modern Antubeh, about 2 12 miles S. S. E. of Jerusalem.

A Maachathite - Maachah lay in the stony country east of the upper Jordan, bordering upon Bashan Deuteronomy 3:14.

Clarke's Notes on the Bible

Verse 2 Kings 25:23. To Mizpah — This is said to have been situated on the east side of the river Jordan, and most contiguous to Babylon, and therefore the most proper for the residence of Gedaliah, because nearest to the place from which he was to receive his instructions. But there were several places of this name, and we do not exactly know where this was situated.